Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van wet van de leden Dittrich, Halsema en Van Nieuwenhoven houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs) (28652).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de initiatiefnemers van harte welkom, evenals de staatssecretaris van Cultuur. In het bijzonder heet ik welkom de adviseur van de initiatiefnemers, de heer Frans van de Roer, die ook in vak K zit.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Als eerste spreker van vandaag wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn waardering uit te spreken voor het initiatief dat de leden die in vak K zitten, hebben genomen om dit wetsvoorstel in te dienen. Ik denk dat het altijd een goede zaak is als de Kamer zoveel mogelijk medewetgever is. Daarom vind ik het goed dat wij hier staan. Zoals wij echter al in een eerdere bijdrage hebben aangegeven, is het voor de LPF geen eenvoudige beslissing om dit wetsvoorstel als het in stemming komt al dan niet te steunen. Ik zeg maar meteen dat mijn fractie er nog niet helemaal uit is. Ik denk dat in de loop van mijn betoog ook duidelijk wordt waarom dat zo is. De heer Dittrich was, toen hij ons ooit een conceptwetsvoorstel toezond, zo vriendelijk om daar een column van Pim Fortuyn uit ergens halverwege de jaren negentig mee te sturen, waarin deze zich onomwonden uitsprak voor de vaste boekenprijs. Hij deed dat vooral vanuit het perspectief van de auteur, waar hij er zelf ook een van was. Er zijn mensen die zeggen dat ze een lijntje met Pim hebben. Ik ben niet bijgelovig en ik heb dat lijntje niet. Hij is er niet meer en ik heb dus niet met hem van gedachten kunnen wisselen over alle voors en tegens van dit onderwerp. Mijn fractiegenoten en ik hebben nu de taak om een gewogen oordeel te geven.

Het is voor ons een afweging tussen een economische en cultuurpolitieke invalshoek. Vanuit economisch perspectief zouden wij het voorstel afwijzen, omdat een vaste boekenprijs een vorm van prijsbinding inhoudt, die de leden van de LPF-fractie eigenlijk principieel afkeuren. De cultuurpolitieke argumenten die ter verdediging van de vaste boekenprijs worden aangevoerd, namelijk het in stand houden van een breed literair aanbod en een fijnmazig vertakt netwerk van verkooppunten, onderschrijven wij wel, maar wij hebben er wel een aantal kanttekeningen bij. Wij zijn namelijk van een aantal zaken nog steeds niet overtuigd als het gaat om de cultuurpolitieke argumenten. Het argument dat vaak wordt gebruikt, is dat de boekenbranche de winstmarge die wordt behaald op de verkoop van populaire, snel en goedverkopende titels kan gebruiken om te investeren in het uitgeven en te koop aanbieden van minder populaire titels, die om culturele redenen erg de moeite waard zijn om toch aangeboden te worden. Er is echter geen verplichting voor de branche. De ene uitgever zal zeggen dat hij dat gaat doen en dat hij ook die moeilijke schrijver uit gaat geven, maar de andere uitgever zal zeggen dat hij daar geen boodschap aan heeft. Er is dus geen enkele verplichting. Dat is ook moeilijk wettelijk te regelen. Dat beseffen wij en daar hebben wij ook met de indieners over van gedachten gewisseld. Wij vinden dat echter wel een manco. Wij vinden dat de vertegenwoordigers uit de boekenbranche met wie wij de afgelopen maanden gesproken hebben, niet met cijfers inzichtelijk hebben gemaakt of en in welke mate een dergelijke subsidiëring van cultuurdragers eigenlijk plaatsvindt. Er is naar onze mening te weinig creatief onderzocht of die cultuurpolitieke doelstellingen door de regering niet op andere manieren bewerkstelligd zouden kunnen worden in plaats van via een vaste boekenprijs, bijvoorbeeld door beginnende auteurs te subsidiëren om hun eerste boek uit te kunnen geven.

Of het afschaffen van de vaste boekenprijs onherroepelijk tot het ineenstorten van het Nederlandse boekenlandschap zal leiden, is eigenlijk voor iedereen koffiedik kijken. Wij denken het wel, maar wij weten het niet zeker. Volgens de LPF-fractie is de gevreesde verschraling al begonnen door allerlei autonome ontwikkelingen in de markt, zoals verdere ketenvorming van boekhandels en de bedrijfsmatige focus op winstmarges van goedlopende titels. Er zijn ook voorbeelden uit het buitenland waar de vaste boekenprijs is losgelaten, die de nodige twijfel oproepen. Daar is het niet al te best gegaan met het goede boek. In sommige landen is de vaste boekenprijs heringevoerd na een aantal dramatische jaren. Maar goed, voor Nederland hoeft natuurlijk niet hetzelfde te gelden als voor het buitenland. Er zijn ook signalen dat de verschraling van het aanbod of het netwerk eveneens optreedt in landen waar wel een wettelijke vaste boekenprijs is. Er zijn dus allerlei ontwikkelingen in de markt die, of er nu wel of geen vaste boekenprijs is, toch plaatsvinden.

De vraag is natuurlijk: hoe erg wordt de situatie als wij de vaste boekenprijs loslaten? Het is mogelijk dat een deel van de goedlopende titels meer in de supermarkten en bij de kruideniers te koop zijn, dat er meer boeken via het internet verkocht zullen worden, dat de boekenclubs een sterkere rol zullen krijgen, dat er misschien wat minder goede boekhandels met een breed assortiment zijn en dat meer auteurs zelf boeken gaan uitgeven via internetsites als "mijneigenboek.nl". Als wij dat in ogenschouw nemen, hoe erg denken wij dan dat de situatie zal worden? Nederland is, ondanks alles, nog steeds een rijk en welvarend land, met een lange traditie in de boekgeschiedenis. Hebben wij niet te weinig vertrouwen in het lezerspubliek als wij denken dat zij zonder die vaste boekenprijs het goede boek als cultuurdrager massaal zullen laten vallen. Graag krijg ik een reactie van de indieners op deze kritische kanttekeningen.

Voorzitter. Dat waren de overwegingen van de LPF-fractie bij het bestuderen van dit wetsvoorstel. Wij zijn dus niet helemaal overtuigd van de rampzalige gevolgen van het loslaten van de vaste boekenprijs. Diep in ons hart zijn wij ervoor om die vaste boekenprijs los te laten en dan te kijken wat er gebeurt om dan over vijf jaar te evalueren hoe het boekenlandschap eruitziet. Maar ja, dan experimenteer je wel met heel belangrijke cultuurdragers en dat vinden wij toch een riskante zaak. Wij kunnen ook akkoord gaan met het wettelijk vastleggen van een vaste boekenprijs, maar dan moet er wel over een paar jaar worden geëvalueerd of het echt iets heeft opgeleverd. Wij hebben een amendement ingediend bij dit wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat de minister van OCW de Tweede Kamer drie jaar na inwerkingtreding van deze wet een verslag stuurt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Daarin zou dan ten minste moeten worden ingegaan op het effect van het wettelijk vastleggen van de vaste boekenprijs op de gesignaleerde en gevreesde verschraling van het litteraire aanbod en op het fijnmazige netwerk van verkooppunten. Graag krijg ik een reactie van de indieners op dit amendement.

Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen. Wij hebben van de minister van Economische Zaken een brief gekregen d.d. 28 mei waarin staat dat hij op advies van de NMa en op verzoek van de indieners het wetsvoorstel zal voorleggen aan de Europese Commissie. Is daarop al gereageerd? Die reactie is heel relevant voor dit wetsvoorstel.

Een ander punt dat bij mijn fractie blijvende ontevredenheid oproept betreft het in te stellen college voor de vaste boekenprijs. Wij zijn niet voor het optuigen van weer een nieuw ZBO voor deze regeling. Ten eerste druist dit in tegen onze doelstelling om te komen tot een afslanking van de overheidsbureaucratie en -regelgeving. Wij vinden het eigenlijk principieel onjuist dat voor het handhaven van een regeling die door de boekenbranche zelf zo gewenst wordt – door consumenten misschien niet – de overheid, en dus de belastingbetaler, mag opdraaien voor de kosten. De bezoldiging van de bestuursleden, de financiële verslaglegging, de bekendmaking van de vaste prijzen en vooral de werking van de "boekenpolitie" vervullen ons met zorg. De antwoorden van de indieners op onze eerdere vragen daarover hebben deze zorg niet kunnen wegnemen. Tegen die achtergrond hebben wij het amendement van mevrouw Van Vroonhoven-Kok medeondertekend, dat ertoe strekt om het optuigen van dat college uit het wetsvoorstel te halen. Wat ons betreft wordt het huidige toezicht gehandhaafd en wordt dat ook geëvalueerd in het kader van het eerder door mij genoemde amendement.

Dat college voor de vaste boekenprijs hoeft er van ons niet te komen. Om die reden hebben wij met mevrouw Van Vroonhoven dat amendement ingediend. Wij horen graag van de indieners wat dat amendement voor het wetsvoorstel voor gevolgen heeft en of zij daar eventueel mee akkoord kunnen gaan.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter. Ik waardeer het initiatief van de indieners van dit wetsvoorstel. Het debat dat wij vandaag voeren, omvat zowel culturele als economische aspecten. Zoals Dominique de Villepin, de Franse minister van buitenlandse zaken, onlangs zei bij zijn bezoek aan Nederland gedurende de boekenweek: cultuur is de vlam die bescherming verdient. Wij voeden onze kinderen op in onze cultuur en met onze taal. Taal biedt ons de mogelijkheid, andere culturen te leren kennen om de dialoog aan te gaan.

Culturele diversiteit is van eminent belang. Mondialisering geeft de cultuur nieuwe hoop, doordat wij geconfronteerd worden met culturele uitingen die vroeger voor ons verborgen bleven, maar herbergt tegelijkertijd het gevaar van uniformisering van het denken. Eén taal is voor de hele wereld niet genoeg. Waar volkeren en culturen in verdrukking geraken, ontstaan woede en haat. Wij zien iedere dag de verschrikkingen waartoe dat kan leiden.

Cultuur is dus geen product als alle andere. Het boek is een van de belangrijkste cultuurdragers en verdient daarom bescherming. De prijs is daarom zeker niet onbelangrijk. Voor de fractie van de PvdA zijn de volgende punten van belang in de discussie over de vaste boekenprijs: bescherming van Nederlands en Fries taalgebied. Uiteraard denken wij daarbij ook aan de Antillen. Ik noem verder het bevorderen van een divers en pluriform titelaanbod, brede beschikbaarheid van boeken, zowel wat het aantal aanbieders betreft geografisch gezien als het gevarieerde assortiment en last but not least toegankelijkheid voor een breed publiek.

Deze doelstellingen worden grotendeels gewaarborgd in de Wet op de vaste boekenprijs. Wij vermoeden dat zonder deze vaste boekenprijs het aantal boekhandels zal afnemen. Wij hebben daarvan voorbeelden. De concentratie aan de inkoopzijde neemt toe. De boekhandel zal zich louter richten op goedlopende titels en zal weinig of geen oog meer hebben voor de minder commerciële titels. Deze prijzenslag zal gemakkelijk kunnen leiden tot grote druk bij de uitgevers. Met name zelfstandige en kleinere uitgevers kunnen geen tegenstand bieden en hun titels zouden wel eens niet meer verkocht kunnen worden. Het gevolg is dan weer dat uitgevers kunnen kiezen: of je brengt geen risicovolle titels meer uit, of je sluit je uitgeverij. Zo raakt het boekenaanbod in een neerwaartse spiraal en zal de verschraling van het aanbod verder toenemen.

De schrijver Geert Mak zei het volgende over het loslaten van de vaste boekenprijs: "Wij auteurs die toch al genoeg verkopen, krijgen dan immers nog een aantal extra outlets, zoals dat heet. Onze collega's die net zijn begonnen of die ongeacht hun kwaliteit niet zulke publiekstrekkers zijn, krijgen echter navenant minder verkoopmogelijkheden. Dat is niet eerlijk en het is ook niet goed. Er ontstaat dan namelijk een systeem waarin hypes en pieken extra worden aangezet en waar tegelijk het minder goed verkopende boek nog verder wordt weggemoffeld. In zo'n systeem wordt het heel moeilijk, nieuwe auteurs te kweken en, let wel, de kwaliteit van oude auteurs te blijven koesteren."

De eerste geluiden over het initiatiefwetsvoorstel voor de vaste boekenprijs ging gepaard met kritiek uit vele hoeken. Het zou moeilijk zijn om alle partijen tevreden te houden: de uitgeverijen, de boekhandelaren, diverse organisaties en vanzelfsprekend de consument. Door een bewonderenswaardige samenwerking tussen partijen is onder leiding van de heer Aad Nuis een compromis uit de bus gerold waarin alle partijen zich kunnen vinden. Ik complimenteer bij dezen de heer Nuis voor zijn inzet, maar nog meer met het resultaat hiervan, namelijk dit initiatiefwetsvoorstel.

Wij bevinden ons in goed gezelschap, want de meeste landen in Europa hebben een vaste boekenprijs of overwegen die in te voeren. Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Spanje en Portugal hebben de vaste boekenprijs wettelijk geregeld. Er zijn ook landen waar de vaste boekenprijs is afgeschaft met alle gevolgen van dien. Ik noem Zweden, Finland, Engeland, Ierland en België. De markt functioneert nu goed met een vaste boekenprijs. Je kunt dit gemakkelijk zien als je een boekhandel binnenloopt en het veelal brede assortiment aan boeken ziet. Hoe zou het eruitzien als wij de vaste boekenprijs loslieten? Een eenduidig antwoord kan niet gegeven worden. Rest ons, ook al is Nederland klein, een blik over de grens. In België had het loslaten van de vaste boekenprijs tot gevolg dat honderden boekhandels de concurrentie met vooral de supermarkten niet aankonden en hun deuren moesten sluiten. Kiosken meegeteld zijn er nu nog ongeveer 260 boekhandels in Vlaanderen. Dat komt neer op één boekhandel per 23.000 inwoners. In Nederland is er op dit moment één boekhandel op 10.000 inwoners.

Na de afschaffing van de vaste boekenprijs in 1970 in Zweden breidde de overheid daar de subsidieverlening uit. Subsidie wordt verleend voor het uitgeven van boeken. Er verschijnen dan weliswaar meer titels, maar de meeste vinden geen lezerspubliek. Veel gesubsidieerde boeken bereiken de boekverkoper dus niet, omdat de uitgever minder geprikkeld wordt de boeken daadwerkelijk op de markt te brengen. Daarnaast lijken subsidies mij in deze tijd niet gepast: nog meer regels en dat is geen goed idee.

In Engeland zijn de supermarkten inmiddels goed voor de verkoop van 50 tot 80% van de individuele bestsellers. Zij eisen van de uitgevers enorme inkoopkortingen. Door deze concurrentiestrijd geven steeds meer boekhandels het in Engeland op. Ook voor uitgevers begint het een probleem te worden, omdat zij belangrijke afzetkanalen gaan missen voor de overige titels uit hun fonds en de backlist. Daarnaast gaat de prijzenslag ten koste van de Britse auteurs, omdat hun royaltyinkomen gekoppeld is aan verkoopprijzen en inkoopmarges.

Is het dan helemaal rozengeur en maneschijn? Ik dacht het niet? Er is nog wel een enkele kanttekening te plaatsen. Bij de schoolboeken gaat de redenering over de vaste boekenprijs niet op. Het betreft daar immers een keuze voor schoolboeken die niet direct door de gebruikers gemaakt wordt, maar door de school, in dit geval docenten, en als het goed is samen met de medezeggenschapsraad. Mijn fractiegenoot Dijksma heeft zich in 2000 al gekeerd tegen de vaste boekenprijs voor schoolboeken in het licht van de gedwongen winkelnering. In het verlengde daarvan heeft mijn fractie steeds consistent een kritische houding aangenomen tegenover de vaste schoolboekenprijs. Het is dan ook niet meer dan consistent om nu in te stemmen met het loslaten van de vaste boekenprijs voor schoolboeken, zoals verwoord in het initiatiefwetsvoorstel dat wij nu bespreken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het zal u zijn opgevallen dat de wetenschappelijke boeken erbuiten zijn gehouden. Wat is de opvatting van de PvdA-fractie daarover?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

De wetenschappelijke boeken zijn er inderdaad buiten gehouden. In veel gevallen wordt gedacht aan dat ene boek van die ene hoogleraar dat in de colleges wordt gebruikt, maar de definitie van een wetenschappelijk boek is natuurlijk veel breder.

De heer Slob (ChristenUnie):

Er zijn ook wetenschappelijke boeken die in een behoorlijke oplage worden uitgegeven en die studenten verplicht moeten aanschaffen. Dan wijken ze niet zo heel veel af van boeken die in het middelbaar onderwijs of het mbo worden voorgeschreven aan studenten.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Daar hebt u gelijk in, maar de definitie van wetenschappelijke boeken is veel breder. Dan hebben wij het niet alleen over de boeken waar u het over hebt. Dan hebben wij het bijvoorbeeld ook over poëziebundels. Er zijn veel andere boeken die onder de noemer "wetenschappelijk" vallen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Kunnen wij die definitie dan niet wat inkaderen en ons beperken tot de categorie boeken waar ik het net over had? Is de PvdA-fractie dan bereid om daarover na te denken?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Erover nadenken kan altijd.

Voorzitter. De PvdA-fractie steunt het initiatiefwetsvoorstel, want het dient een prachtig doel. Ik sluit mij aan bij de woorden van de vorige spreker hierover. Ik wil graag weten hoe de indieners staan tegenover de gedachte om de gevolgen van deze wet te laten monitoren. Iets dergelijks nemen wij wel vaker in de wet op. Zeker nu wij ingrijpen in de manier waarop de boekenprijzen tot stand komen, is het goed om de vinger aan de pols te houden. Dan kunnen wij nagaan of er geen onbedoelde effecten optreden. Kan zo'n bepaling worden opgenomen in de wetstekst? Ik begrijp dat mevrouw Kraneveldt al een amendement heeft ingediend. Ik zie de tekst daarvan graag tegemoet. Wellicht kunnen wij ons daarbij aansluiten, want ik had een amendement van gelijke strekking willen indienen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Onderzoek heeft uitgewezen dat de vaste boekenprijs voor schoolboeken geen aanwijsbare invloed heeft gehad op de prijsstijging. Dat ligt aan andere zaken, zoals de vernieuwing in het onderwijs en de hogere eisen die gesteld worden aan de methodes. Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat de baten van afschaffing op termijn niet groot zijn. Alleen met aanvullend beleid kunnen die baten stijgen. Wat is uw commentaar hierop? Waarom vindt u het toch nuttig om de prijs van schoolboeken los te laten?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik heb al eerder verwezen naar het onderzoek en het compromis dat onder de heer Nuis tot stand is gekomen. Verschillende uitgeverijen en scholen hebben er baat bij; grote scholengemeenschappen hebben een sterkere positie in het veld ingenomen en hebben daardoor een goede onderhandelingspositie. Scholen zijn onderhandelaars en gaan op dit moment de markt op. Uitgeverijen hebben daarover inmiddels het nodige gezegd. Vooralsnog vertrouw ik daarop.

Mevrouw Vergeer (SP):

Dat kan kloppen: scholen die zich verenigen, kunnen een vuist maken en kwantumkorting bedingen. De scholen die deelnemen aan een dergelijk verband, hebben dan echter geen eigen keuzevrijheid meer. Zij moeten dezelfde methode gebruiken. Bovendien kunnen sommige scholen die vuist niet maken, waardoor mogelijk een tweedeling tussen scholen ontstaat.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik wijs natuurlijk op de grotere scholengemeenschappen die een groot bestuur hebben. Dat is zeker een punt van aandacht. Ik verwijs in dit verband naar een mogelijk amendement; de evaluatie waar ik om heb gevraagd, heeft daar zeker mee te maken. Ik ga ervan uit dat daarin breed wordt gekeken, niet alleen naar de grote scholengemeenschappen of naar besturen zoals OMO in Noord-Brabant maar ook naar de kleinere scholen. Ik kan mij goed voorstellen dat wordt gekeken naar de praktijk van vmbo-scholen en de onderhandelingen over methodes die slechts beperkt op de markt zijn. De Kamer heeft daarover gesprekken gevoerd met de uitgeverijen en daarbij zijn met name de kinderen in dit type onderwijs besproken. Ik ga er dus van uit, volgens de gemaakte afspraken, dat hiervoor voldoende aandacht is. U weet dat ik er zeker op terugkom als dat niet het geval is.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

U refereerde zo-even aan mijn amendement waarvan u de tekst nog niet had gezien. Ik geef graag aan dat het om het amendement op stuk nr. 17 gaat en dat ik een kopie ervan op uw tafel leg.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. De SP-fractie is het eens met het wetsvoorstel van de initiatiefnemers om de vaste boekenprijs te behouden, omdat pluriformiteit en beschikbaarheid belangrijk zijn. Dat zijn de kernbegrippen in dit debat. De SP-fractie vindt het van belang, de vaste boekenprijs voor algemene boeken te behouden. Daarmee worden inkomsten gewaarborgd en krijgen uitgevers de ruimte om een kleiner lezerspubliek van publicaties te voorzien. Ook stelt de Raad van State in zijn advies dat met de vaste boekenprijs de overlevingskans van de kleine boekhandels in kleinere plaatsen effectief wordt vergroot. Kortom, met dit voorstel wordt de beschikbaarheid van boeken in heel Nederland gewaarborgd. Het loslaten van de vaste boekenprijs kan leiden tot prijsdumping, verschraling van het aanbod en verhoging van prijzen van minder populaire boeken.

De SP-fractie vraagt de indieners of zij de zekerheid kunnen geven dat de nieuwe wetgeving aansluit op de huidige regelgeving en voor 1 januari 2005 in werking kan treden. Het is verheugend dat de indieners niet hebben gekozen voor het werken met een duurbeperking van een halfjaar, zoals werd voorgesteld door de onderzoekers van CPB en SCP. Ik ben echter minder blij met het onderscheid dat wordt gemaakt tussen wetenschappelijke en algemene boeken en schoolboeken. De prijs van schoolboeken, en vooral de stijging daarvan, moet natuurlijk worden aangepakt, maar daarvoor zijn wellicht betere maatregelen te nemen dan het loslaten van de vaste boekenprijs.

De Koninklijke vereniging van het boekenvak (KVB) reageerde als volgt op het onderzoek van SEO: de meest wezenlijke conclusie in het rapport is de constatering dat de vaste boekenprijs geen aanwijsbare invloed heeft gehad op de recente prijsstijging van de schoolboekenpakketten; daar liggen andere oorzaken aan ten grondslag, onder andere de onderwijsvernieuwing. Voorts geeft de KVB in haar reactie aan: er is ook geen reden om aan te nemen dat afschaffing van de vaste boekenprijs een prijsverlagend effect zou hebben. De wetsindieners kiezen ervoor, ook deze adviezen in acht nemend, om de vaste boekenprijs af te schaffen voor schoolboeken. Het argument dat de indieners daarvoor aandraagt, is dat het bij schoolboeken geen effectief middel is, zo blijkt uit onderzoeken, ter bevordering van de diversiteit en de beschikbaarheid in het aanbod, omdat de markt voor schoolboeken afwijkt en geen werkelijke markt is. Het gaat om verplichte leerstof en dus bepaalt de onderwijsinstelling en niet de koper de keuze.

De SP-fractie vraagt zich af of overwegingen over mogelijke gevolgen van het loslaten van de vaste boekenprijs die daarover wat negatiever zijn, wel zwaar genoeg worden gewogen door de indieners. Ik kom nu met een aantal negatieve aspecten, bijvoorbeeld eventuele versmalling van het aanbod en prijsstijging van boeken die in mindere mate worden gebruikt in het onderwijs. Dat is het gevaar dat dreigt bij het loslaten van de vaste boekenprijs. Dit gevaar dreigt volgens de indieners bij de handel in algemene boeken, maar waarom dan niet bij schoolboeken? Ik denk dan aan het speciaal onderwijs, de bve-sector, de beroepssector en het vmbo. Daar is veelal sprake van pluriformiteit en methoden met kleine oplagen.

Kunnen de wetsindieners garanderen dat scholen met een minder goed georganiseerde oudervereniging of scholen die een minder goede onderhandelaar in dienst hebben, niet de dupe worden van de kortingen die andere scholen kunnen bedingen? Het zou kunnen zijn dat de prijzen voor die eerste categorie scholen juist stijgen om de kortingen aan anderen compenseren. In ieder geval levert het meer werk op voor de scholen want zij moeten gaan onderhandelen en moeten daarvoor een nieuwe functionaris aanstellen. Hier gaat allemaal onderwijsgeld naartoe. Zien de wetsindieners dit als een vervelende bijkomstigheid en een verantwoordelijkheid van de school of zijn er wellicht andere mogelijkheden? Valt er wel echt te onderhandelen? Schoolboekenwinkels en schoolboekenuitgeverijen zijn immers niet dik gezaaid. In ieder geval is er een mededingingsorgaan nodig en dit brengt weer meer bureaucratie met zich mee.

Ik zei net al dat grotere scholen in de toekomst misschien goedkoper in kunnen kopen dan kleine scholen. Dit zal ook invloed hebben op de concurrentieverhoudingen die op dit moment bestaan tussen uitgeverijen of winkels, waarbij de kleinere winkels en de educatieve specialisten het onderspit zouden kunnen delven. Stel dat de scholen zich verenigen, dan is er minder keuzevrijheid per aparte school binnen zo'n verenigingsverband. In mijn vorige baan als docent zou ik het niet leuk gevonden hebben als ik een methode zou moeten gebruiken die mij door een groter schoolverband zou worden voorgeschreven. Hoe denken de indieners over de dienstverlening en de distributie bestaande uit de levering aan het begin van het jaar en de inname aan het einde van het jaar? Dat moet allemaal in goede banen worden geleid. Wordt dit wel gewaarborgd in een marktsituatie? Welke rol spelen voorraden en logistiek bij het loslaten van de vaste boekenprijs?

Ik heb een aantal problemen opgesomd die aan de orde zouden kunnen zijn. De vraag is natuurlijk of die opwegen tegen mogelijke voordelen. Ik zeg met nadruk "mogelijke", want er zijn nog geen onderzoeken waaruit blijkt dat er werkelijk voordelen zijn. Ten slotte hoor ik graag de mening van de indieners over het zogenaamde unieke handelskanaal. Hebben de indieners een visie hoe dat kanaal bij het loslaten van de vaste boekenprijs vorm zou moeten krijgen? Ik heb gelezen dat het ook los van elkaar gezien kan worden. Je kunt ook het unieke handelskanaal opheffen, maar toch de vaste boekenprijs handhaven.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik wil graag terugkomen op de lesmethoden. U doet voorkomen alsof er veel keuze is bij Malmberg en Wolters-Noordhoff. Dat valt nogal tegen en daar bent u ook van op de hoogte. Methodes gaan gemiddeld vier tot acht jaar mee op scholen, althans op basisscholen. Dat maakt de keuzevrijheid voor individuele docenten al een stuk kleiner. Misschien kunt u nog beter toelichten wat u daarin precies als probleem ziet, want de individuele docent kiest nooit alleen. De keuze wordt per vakgroep of in medezeggenschapsraden gemaakt. Kunt u beter toelichten wat u probleem precies is?

Mevrouw Vergeer (SP):

Het gaat inderdaad niet om de individuele docent, maar om de sectie, zoals dat op middelbare scholen heet. In een sectie wordt er besloten welke methode er wordt gebruikt. Daarbij wordt er altijd gekeken naar de kwaliteit en vervolgens ook naar de prijs. Maar ja, dan krijg je een heel moeilijke afweging. Dat is sowieso al moeilijk en nu doet zich ook nog een ingewikkeld geval voor. De school waaraan ik les geef, werkt in een groot samenwerkingsverband die een bulkaankoop zou kunnen doen. Dan moet daar door de samenwerkende scholen over gesproken en beslist worden, en vervolgens krijgen alle scholen dezelfde methode. Dat bedoel ik als ik zeg dat er mogelijk minder keuzevrijheid zal zijn.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik heb waardering voor het initiatief van onze collega's. De fractie van D66 staat echt van harte achter het cultuurpolitieke doel van dit wetsvoorstel, een breed en gevarieerd boekenaanbod in Nederland, met veel goed gesorteerde boekwinkels niet alleen in de steden, maar ook in de provincie. Zelf geniet ik ervan mijn boeken te kunnen kopen in een goed gesorteerde boekhandel met medewerkers die geïnformeerd zijn en waar je niet alleen maar bestsellers kunt kopen, maar ook dichtbundels en essays. Wat ik mijzelf gun, gun ik ook een ander.

Wat een contrast met een land als Zweden, waar je vrijwel alleen nog bestsellers kunt kopen vanachter de kassa van het benzinestation of in de supermarkt. Ik ben blij dat dit wetsvoorstel brede steun krijgt uit de samenleving, van schrijvers – zie bijvoorbeeld het artikel van Bernlef in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag – van uitgevers en boekverkopers, maar ook van lezers. Zo schreef VPRO-boekrecensente Alkje Holtrop dat zij graag toptienboeken leest, maar wel haar eigen toptien wil kunnen kiezen. Zij wil dus niet een stapel aan de kassa die elke maand verandert. Zij beschreef boekhandels als schatkamers van het bijzondere en volgens haar verdienen zij het dat er op deze wijze een bescherming komt van de vaste boekenprijs. De belangrijke reden om de vaste boekenprijs in de wet vast te leggen, vindt zij dat de vaste prijs werkt. Dat zie je nu ook. De indieners verwijzen in hun memorie van toelichting naar de afbeelding van Erasmus, waaronder de maker van dat portret – kennelijk een bescheiden man – schreef dat de geschriften van Erasmus een beter beeld van hem tonen dan de afbeelding. In plaats van zelf alle voordelen van een vaste prijs te beschrijven, verwijs ook ik naar het gevarieerde en brede aanbod in de boekhandels in de afgelopen jaren op zoveel plaatsen in Nederland.

Voorzitter. Ik heb toch ook een aantal vragen over het wetsvoorstel. De vraag blijft of een breed en gevarieerd boekaanbod niet ook op een andere manier bereikt kan worden. De vaste boekenprijs is in een aantal andere landen opgeheven. In een groot aantal andere landen is dat overigens niet het geval. De fractie van D66 is geschrokken van de gegevens over België, waar de vaste boekenprijs in 1984 werd opgeheven. In Antwerpen is daardoor het aantal boekhandels volgens de indieners bijna gehalveerd. In België is er nog maar één boekhandel op 23.000 inwoners, terwijl wij in Nederland één boekhandel op 10.000 inwoners hebben. Wat een verschil!

Ik schrok ook van het onderzoek van Margit Widlund waarin wordt beschreven hoe boekhandels in Zweden zijn veranderd in kleurloze winkels vol bestsellers met achterin nog een plankje met wat gesubsidieerde poëzie en romans. Kunnen de indieners nader ingaan op de gevolgen van het afschaffen van de vaste boekenprijs in andere landen? Is het aanbod overal verschraald? Zijn dit twee uitzonderingen of is dit de trend in alle landen waar de vaste boekenprijs op de helling is gegaan?

Een alternatief voor de vaste boekenprijs zou, zoals de LPF-fractie ook al zei, kunnen zijn dat de overheid de boekenmarkt vrijlaat en het kwetsbare boekenaanbod beschermt met een subsidiesysteem op de schrijver of de boekhandel. Dat doen wij immers ook bij theatergezelschappen, musea en beeldende kunst. Kunnen de indieners aangeven waarom zij niet voor een subsidiesysteem kiezen? Wat is er zo slecht aan een subsidiesysteem?

Mijn fractie gelooft tot op zekere hoogte in de open vrije markt. Wij pleiten er op andere plekken wel voor dat producenten moeten concurreren om de gunst van de consument. Soms moet de overheid echter grenzen stellen aan marktwerking om onwenselijke gevolgen ervan te voorkomen. Er moet echter niet te snel worden ingegrepen. De vraag is of dat hier nodig is. Neemt dit wetsvoorstel de concurrentiemogelijkheden tussen uitgevers en boekverkopers niet te zeer weg? Welke prikkels voor een goede prijs-kwaliteitverhouding blijven er over als dit wetsvoorstel wordt aangenomen?

De vaste boekenprijs is geen dwingend instrument. Uitgevers worden geacht een deel van de meeropbrengst te steken in risicovollere uitgaven. De gedachte die achter de vaste boekenprijs zit, is dat er hierdoor meer ruimte is voor de boekhandels en uitgeverijen. Over welke aanwijzingen beschikken de indieners dat die meeropbrengst daadwerkelijk op die wijze gebruikt zal blijven worden? De vraag is temeer relevant omdat ik een van de vorige sprekers hoorde zeggen dat er een algemene trend is van verschraling van het aanbod, wat er ook wordt gedaan. Het is belangrijk dat er aanwijzingen zijn dat dit instrument bijdraagt aan een breed en gevarieerd aanbod.

Dit wetsvoorstel heeft alleen kans van slagen als het voldoet aan de Europese regelgeving. De indieners laten eigenlijk nog in het midden of dat het geval is. Hebben zij inmiddels een reactie van de Europese Commissie over de haalbaarheid van het voorstel ontvangen? Hoe hebben de elf andere Europese landen met een vaste boekenprijs dit geregeld? Lopen wij het risico dat wij alsnog worden overruled door een uitspraak van de Europese Commissie als wij het straks goed geregeld menen te hebben?

In het voorstel wordt aangegeven dat de schoolboekenmarkt een andere markt is dan die voor algemene en wetenschappelijke boeken. Ik ben het daar op zich mee eens. Er is op scholen immers sprake van verplichte boekenlijsten. Ouders krijgen lijsten van boeken die zij moeten kopen. Zij hebben geen keuze. Het zou verplichte winkelnering genoemd kunnen worden. Ik vind het goed dat er uiteindelijk toch voor is gekozen om de vaste boekenprijs voor schoolboeken op te heffen. De kosten van schoolboeken rijzen namelijk de pan uit. Ik neem aan dat in de overweging een rol heeft gespeeld dat scholen en ouderorganisaties zeer hebben aangedrongen op het loslaten van de vaste prijs voor schoolboeken en daar ook heil van verwachten. Verwachten de indieners ook dat dit voorstel bijdraagt aan een verlaging van de prijs of hebben zij dit voorgesteld omdat de betrokkenen er veel van verwachten?

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Wij hebben enkele weken geleden in een algemeen overleg over schoolkosten ook even over de vaste boekenprijs voor schoolboeken gefilosofeerd. Wij hebben toen een paar dingen in de wachtkamer gezet omdat dit wetsvoorstel eraan kwam. Welke indicaties hebt u dat de prijs van schoolboeken daadwerkelijk zal dalen als de vaste boekenprijs hiervoor wordt losgelaten? Het ligt natuurlijk vooral aan de manier waarop scholen opereren in het opjagen van die kosten. Wat voor indicaties hebt u? Ik twijfel er echt aan of de kosten van schoolboeken omlaag zullen gaan.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik weet niet zeker of u de positie van de scholen recht doet als u zegt dat scholen ouders op kosten jagen door de keuzes die ze maken. Het is wel een feit – het staat ook in de memorie van toelichting – dat de grote onderwijsvernieuwingen een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van een nieuw en breder aanbod. Ik zie wel dat dit ook geleid heeft tot steeds mooiere en duurdere uitgaven en dat er eigenlijk geen ruimte is voor eenvoudiger uitgaven met misschien wel een betere inhoud. Die route wordt niet gekozen bij de eerste presentatie van de boeken. Ik verwacht dat deze maatregel over een aantal jaren wel degelijk effect zal hebben en dat het aanbod juist ook wat de vorm betreft gevarieerder zal worden.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik vind het wel interessant dat u denkt dat het aanbod qua vorm gevarieerder zal worden en dat de prijs daardoor zal gaan dalen, maar waarom zou dit dan nu niet al plaatsvinden? Er is nu natuurlijk ook al concurrentie tussen de uitgeverijen, die elk hun eigen methode willen slijten.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Er zijn een paar mechanismen. Bij de eerste aanzet tot het presenteren van methoden bij onderwijsvernieuwingen is er natuurlijk sowieso een sterke neiging om heel mooie, uitvoerige en rijk geïllustreerde methoden op de markt te brengen. Als die goed verkopen en als er geen prijsprikkel is door keuzemogelijkheden, is er geen reden om op andere methoden over te gaan. U zult zich nog wel de discussie over de zware schooltassen herinneren: "Kan het een onsje minder?" Tot nu toe is het niet gelukt om dit te bewerkstelligen. Mijn fractie is dan ook zeker bereid om na te gaan of een extra instrument, het afschaffen van de vaste boekenprijs, waarvan scholen en ouders veel verwachten, niet net een beetje druk op de ketel kan zetten om boeken op de markt te brengen die wat goedkoper en eenvoudiger, maar natuurlijk qua inhoud wel goed zijn.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik begrijp toch nog niet helemaal waarom dit dan niet nu al plaatsvindt. Waarom zou uitgeverij A een bijzonder dure uitgave presenteren als uitgeverij B een eenvoudiger, soberder uitgave kan aanbieden en daarmee zijn concurrent kan wegdrukken?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik sluit het niet uit, maar ik merk dat het tot nu toe niet gebeurd is. Er is heel weinig variatie in vorm, in de zin van inhoudelijk even goed, maar minder rijk geïllustreerd. Dus nogmaals, vooral omdat ouders van leerlingen veel druk op de school uitoefenen om goedkopere methoden te kiezen, omdat zij de boeken zo ontzettend duur vinden – de boekenkosten vormen een groot percentage van de schoolkosten voor ouders – zijn wij bereid om hun dit instrument in handen te geven, ondanks dat wij niet voor 100% zeker weten wat het effect is. Maar nogmaals, in de huidige situatie is er in elk geval geen positieve ontwikkeling op dit terrein geweest.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik wil even terugkomen op het punt van de inhoudelijkheid. Ik kom ieder jaar op de Nationale onderwijstentoonstelling en ik volg de ontwikkelingen bij de lesmethoden nog een beetje. U spreekt van inhoudelijker worden van de methoden. Hoe zouden de prijzen dan bepaald moeten worden? Lesmethoden worden in het algemeen door docenten zelf bij uitgeverijen aangeleverd.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mooier is niet altijd beter, eenvoudiger kan ik het niet zeggen. Een mooie uitvoering met veel plaatjes en een harde kaft is niet altijd inhoudelijk beter.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Het ging juist niet om de vorm, maar om de inhoud. Misschien verstaan wij verschillende dingen onder vorm en inhoud. Inhoud is voor mij de lesstof, die bestaat niet uit de tierelantijntjes en de kleuren, wat u waarschijnlijk bedoelt. Maar u spreekt van inhoudelijker worden; dat begrijp ik dan nog steeds niet.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik wil alleen maar aangeven dat het best mogelijk is dat boeken ook nog beter worden, als ze goedkoper worden.

Ik wil ook nog even ingaan op de atlassen en de woordenboeken, de meer algemene uitgaven die op de scholen gebruikt worden. Dit is een punt waarmee wij ons in de vaste commissie voor Onderwijs al jaren bezighouden. Klopt het nu dat echte schooluitgaven, zoals schoolatlassen of schoolwoordenboeken, wél onder de afschaffing van de vaste boekenprijs zouden kunnen vallen? Ik zou dit toejuichen, laat ik dat erbij zeggen.

Het is mij niet helemaal duidelijk wat het principiële verschil is tussen het schoolboek en het wetenschappelijke boek. Ook rechten- en economiestudenten moeten immers inkopen van een verplichte boekenlijst. Ook dan gaat het vaak om grote aantallen en dure boeken. Kunnen de indieners ingaan op dat onderscheid? Welke mogelijkheden hebben studenten en zouden zij in de toekomstige situatie moeten hebben om toch goedkoper in te kopen?

In het wetsvoorstel is sprake van de vorming van een zelfstandig bestuursorgaan dat moet toezien op de handhaving van de vaste boekenprijs. Een ZBO is een zwaar instrument. De Kamer heeft daarover het een en ander gezegd. Graag hoor ik van de indieners waarom het in dit geval toch nodig is en niet voor een lichtere variant of lichtere middelen is gekozen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Ik complimenteer de indieners van harte met hun voorstel. En dat is geen verplicht nummer, want wij waarderen het iedere keer opnieuw als de gereedschapskist van de Kamer volop opengaat. Dat hebben zij gedaan. Het is wel een bijzondere coalitie, maar de reden van de vorming van deze coalitie is duidelijk. Dat is de op handen zijnde beëindiging van de ontheffing inzake de vaste boekenprijs, die per 2005 geldt. Dat vraagt natuurlijk om een reactie.

De huidige regelgeving is privaatrechtelijk van karakter en zou in Europeesrechtelijke zin waarschijnlijk geen lang leven beschoren zijn. Als wij het goed hebben gezien, beogen de indieners met dit wetsvoorstel feitelijk niet veel meer dan de bestaande situatie een publiekrechtelijke basis te geven. Dat ervoor gekozen is de bestaande situatie te handhaven, maar dan wel op een andere juridische basis, is begrijpelijk. Ook de marktpartijen lijken zeer tevreden te zijn met de huidige marktstructurering. De argumenten die in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel worden genoemd, zijn eigenlijk ook de argumenten die zo'n tachtig jaar geleden zijn gebruikt om de vaste boekenprijs in te voeren. De indieners van het voorstel beogen voorwaarden te scheppen – dat waarderen wij – waaronder in Nederland ook voor de langere termijn een breed en divers aanbod van boeken in het Nederlands en het Fries, van bladmuziek en muziekliteratuur beschikbaar kan zijn via een geografisch ruim verspreid net van boekhandels. De vaste boekenprijs moet een zo breed mogelijk aanbod bewerkstelligen. Andersom wordt gesteld dat het loslaten van de prijs leidt tot kleinere marges en dus tot het schrappen in uitgaven en verkooppunten.

Gezien de discussie voorafgaande aan dit debat – want er is natuurlijk al heel wat over gesproken en geschreven – blijkt het toch wel heel erg moeilijk om de effectiviteit van de vaste boekenprijs voor cultuurpolitieke doeleinden absoluut vast te stellen. Volgens de Raad voor cultuur blijkt het systeem van de vaste boekenprijs zekerheid te bieden en grondslag te zijn voor een levendig stelsel van grotere en kleinere uitgeverijen, megaboekhandels en buurtboekwinkel, ketenboekhandels en zelfstandige boekhandels en van ontplooiing van genres en schrijversoeuvres. Echter, in het rapport "Boek en markt" van het CPB en de SCP wordt de effectiviteit van de vaste boekenprijs enigszins in twijfel getrokken. Ook uit de vergelijking met andere landen komen verschillende beelden naar voren, maar de ervaringen in België, Frankrijk en ook Engeland geven aan dat aan het loslaten van de vaste boekenprijs behoorlijke risico's zijn verbonden. Wij geven het de indieners na; zij hebben het vrij uitvoerig in hun memorie van toelichting aangegeven. In dat opzicht maak ik even een interruptie van mij op het betoog van mevrouw Lambrechts goed. Zij heeft wel de juiste cijfers genoemd. Het is gewoon een gegeven dat in België het aantal boekhandelaren per inwoneraantal in negatieve zin behoorlijk verschilt met dat in Nederland. Mijn fractie vindt het ook een heel erg groot risico om de vaste boekenprijs nu los te laten. Het is heel erg riskant om met dit soort zaken te experimenteren. Dat komen wij misschien evenals in Frankrijk na een jaar of twee jaar erachter dat het absoluut niet werkt en moeten wij terug naar de oude situatie. Dat lijkt ons geen goede oplossing. Uit mijn woorden kunt u opmaken dat wij een heel positieve grondhouding hebben tegenover dit wetsvoorstel. Wij hebben dat ook in onze inbreng voor het verslag laten merken.

Toch hebben wij ook bezwaren. Wij vinden het heel erg opgetuigd. Het is allemaal behoorlijk uitgedijd. Wij willen eigenlijk dat het wetsvoorstel op een aantal punten wordt afgeslankt. En dat "eigenlijk" is voor ons een voorwaarde om straks in te kunnen stemmen met het wetsvoorstel.

In de eerste plaats gaat het hierbij om het voorstel een ZBO in het leven te roepen. Ook mevrouw Lambrechts gaf daarvan aan dat dit wel een heel zwaar middel is. Het lijkt ons eigenlijk ook wat te veel van het goede. Het moet toch goed mogelijk zijn om het toezicht op de uitvoering via de branche zelf te laten lopen. Als wij dan toch proberen ons te beperken in regelgeving, lijkt ons het instellen van een zelfstandig orgaan te veel van het goede. Het kan ook anders.

In dat opzicht kan ik goed meegaan met het amendement van mevrouw Van Vroonhoven-Kok en mevrouw Kraneveldt dat inmiddels is ingediend. Wij zullen dit amendement steunen en de aanneming ervan is voor ons cruciaal bij het bepalen van onze steun voor het wetsvoorstel als geheel. Het gevolg van de aanneming van dit amendement zou ook zijn dat de bekendmaking van de vaste boekenprijs niet via het college hoeft te lopen. Die bekendmaking kan prima door de branche zelf worden geregeld. Ook dat zou het voorstel dat er nu ligt, alweer wat afslanken.

Een tweede punt, waar ook anderen al over hebben gesproken en waarop ik mevrouw Eijsink heb bevraagd, is de discussie rond de schoolboeken. Wij blijven het wat merkwaardig vinden dat het wetenschappelijke boek buiten de definitie van het schoolboek is gevallen. De uitvoerige argumentatie die de indieners daarvoor hebben gegeven, hebben wij doorgelezen, maar wij vinden deze niet in alle opzichten even overtuigend. Immers, ook bij het wetenschappelijke boek is het voor studenten lang niet altijd mogelijk om zelf te bepalen welk boek je gebruikt. In heel veel gevallen wordt één specifiek boek gewoon voorgeschreven. Dat studenten gebruik kunnen maken van bepaalde kortingsmogelijkheden, zoals de indieners aangeven in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag, geeft hier niet de doorslag, want ook in het voortgezet onderwijs kan wel eens gebruik worden gemaakt van kortingsregelingen.

Ik heb in dat opzicht, alles overziend, een amendement voorbereid, maar nog niet ingediend, om de definitie van wat een educatief boek is, aan te passen. Wij stellen voor om een educatief boek als volgt te definiëren en ik vraag daarop een reactie van de indieners: een educatief boek is een werk dat in vorm en inhoud gericht is op informatieoverdracht in onderwijsleersituaties in basisonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, volwasseneneducatie, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, en waarvan het gebruik binnen het les- en studierooster door de betrokken onderwijsinstellingen is voorgeschreven. Dat is weliswaar een inkadering, maar wij zouden dit graag op deze manier gedefinieerd willen zien. Het betekent enigszins een verbreding van wat wij onder schoolboeken verstaan.

Een volgend punt is dat mijn fractie het eigenlijk overbodig vindt om een verlengde termijn voor de boekenclub te hanteren. Waarom zou niet voor de boekenclub eenzelfde termijn als voor de boekhandels gehanteerd kunnen worden, zo vraag ik de indieners. De termijn voor de vaste boekenprijs wordt toch bewust gekozen en wat rechtvaardigt dan de onderscheiden positie van de boekenclub?

Dit waren enige punten die voor mijn fractie van groot belang zijn, als het gaat om ons definitieve oordeel over dit wetsvoorstel, een wetsvoorstel ten opzichte waarvan wij een heel positieve grondhouding hebben. Uiteindelijk is cruciaal voor het definitieve oordeel of dit wetsvoorstel Europa-proof is, want het kan toch niet zo zijn dat wij dit met elkaar op deze wijze gaan regelen, terwijl later blijkt dat wat wij hier allemaal met elkaar bedacht hebben, weer overruled wordt door Europa. Daar zou ik ook graag een overtuigende reactie van de indieners op willen horen.

De voorzitter:

Gezien de verplichtingen die de heer Slob en de heer Van der Vlies hebben in verband met een overleg dat straks begint, geef ik nu, in afwijking van de sprekersvolgorde, het woord aan de heer Van der Vlies van de SGP-fractie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Dank voor de medewerking dat wij nu het woord mogen voeren, opdat wij vóór het tijdstip waarop wij een verplichting elders hebben, het debat kunnen verlaten – overigens met excuus aan de woordvoerders die na ons komen.

Voorzitter. In de afgelopen decennia is de overdracht van informatie voor een belangrijk deel verschoven van het schrift naar het beeld. Naast de leescultuur is er ook in ons land een omvangrijke en indringende beeldcultuur ontstaan. Beelden kunnen bij de communicatie een belangrijke ondersteunende rol vervullen. Beelden hebben vaak ook een sturende invloed; ze vervangen voor een groot deel de eigen verbeelding van de ontvanger. Hiermee is de grote waarde van het schrift ten opzichte van het beeld aangegeven. Door boeken wordt veel meer dan door beeldmateriaal een beroep gedaan op de eigen denkkracht en verbeeldingskracht van de ontvanger. De SGP-fractie hecht daarom grote waarde aan het in stand houden en bevorderen van de leescultuur in Nederland. Door lezen wordt de menselijke geest geprikkeld en geactiveerd. Door de invloed van beelden wordt deze niet zelden sterk gestuurd en soms helaas ook in verkeerde zin.

Een belangrijke voorwaarde voor een levende en levendige leescultuur is de beschikbaarheid van een grote variëteit aan schriftelijke bronnen: boeken, bladmuziek enzovoort. Het aan de orde zijnde wetsvoorstel beoogt deze pluriformiteit en de beschikbaarheid van het aanbod van boeken en bladmuziek in stand te houden. Deze doelstelling heeft in beginsel de steun van de SGP-fractie. Namens mijn fractie wil ik de initiatiefnemers graag complimenteren met hun initiatiefwetsvoorstel dat in het verlengde ligt van hetgeen onze oud-collega en oud-staatssecretaris voor cultuur, de heer Nuis, in gang gezet heeft. Het is geen geringe klus om een wetsvoorstel van een omvang als deze tot stand te brengen. De initiatiefnemers leveren daarmee in voorwaardenscheppende zin een belangrijke bijdrage aan het culturele leven en de vorming van burgers in ons taalgebied. Vandaar het compliment.

Een grote variëteit in het literaire aanbod zegt overigens nog niets over de inhoudelijke kwaliteit van de boekenmarkt. Sommige boeken zou ik liever niet zien verschijnen, ik ben daar eerlijk over. Soms zijn zij moreel verwerpelijk en hebben zij een negatieve invloed op de lezerskring en dus op de samenleving. Die zouden dus beter niet kunnen verschijnen. Dat is nu echter niet aan de orde. Ik erken dat het een onderdeel is van een groter door mij wel gewaardeerd geheel zoals ik al heb aangegeven. Commerciële ruimte voor een pluriform aanbod is wel een randvoorwaarde maar geen garantie voor een kwalitatief goede boekenmarkt.

De huidige ontheffing van de mededingingswetgeving voor de markt van boeken en bladmuziek loopt met ingang van 2005 af. Ook in de ogen van de SGP-fractie is het risico te groot om te gaan experimenteren met een situatie zonder vaste boekenprijs. Uit de reacties blijkt dat er voor het handhaven van de vaste boekenprijs ook een breed draagvlak bestaat. In veel van de ons omringende landen is eveneens sprake van het systeem van een vaste boekenprijs. Afschaffing in enkele landen leidde niet tot positieve resultaten.

Bij het doornemen van het wetsvoorstel valt het op dat het mogelijk is om de vaste boekenprijs te ontduiken. Dat kan door handel via België en door de internationale markt van de internetboekhandels. In hoeverre vormen die mogelijkheden een reële bedreiging, ook gezien de toenemende rol van internetboekhandels? Is dat niet een punt van zorg dat onder ogen moet worden gezien?

Toch blijft onduidelijk wat de feitelijke effecten zijn van een vaste boekenprijs. Het gaat immers om inschattingen naar beste wijze van zien. De noodzaak van het voorgestelde systeem kan vanwege het gebrek aan experimenteermogelijkheden niet onomstotelijk worden aangetoond. Het is daarom een goede zaak scherp te letten op de effecten van het voorliggende wetsvoorstel en die zoveel mogelijk in beeld te brengen. In het wetsvoorstel is wel voorzien in een evaluatiebepaling voor het functioneren van het toezichthoudend college, maar niet voor het functioneren van de wet als geheel. Wel wordt in de toelichting vermeld dat het voor zich spreekt dat de evaluatie van het college zal worden gekoppeld aan een evaluatie van het wettelijke systeem, maar dat staat niet in de wet. Waarom eigenlijk niet, zo vraag ik de indieners. Daarmee vraag ik hun tevens een reactie op het amendement van de collega's Kraneveldt en Van Vroonhoven-Kok dat een algemene evaluatie van de wet voorstelt.

Uit de brief van de minister van Economische Zaken van 28 mei jl. blijkt dat het niet zeker is dat het voorliggende wetsvoorstel in de huidige vorm bij toetsing aan de Europese regelgeving kan standhouden. Daarbij gaat het om de interpretatie van het begrip "interstatelijk effect". De indieners hebben de minister daarom verzocht het wetsvoorstel voor te leggen aan de Europese Commissie. Het resultaat daarvan moeten wij nog afwachten. Het zou echter een merkwaardige figuur zijn als een dergelijke uitspraak – wat mij betreft onverhoopt – het wetsvoorstel zou parkeren op het schap van de archieven. Hoe kijken de indieners tegen dit dilemma aan?

De SGP-fractie is het eens met de nadere keuze van de indieners om de schoolboeken uit te sluiten van de werking van het voorliggende wetsvoorstel. De markt van schoolboeken onderscheidt zich duidelijk van de reguliere boekenmarkt door een relatief geringe prijselasticiteit. Hierdoor is de variëteit in het aanbod niet zozeer in het geding, wel kan de concurrentie toenemen en dat heeft mogelijk een gunstig effect op de prijsvorming. Vanuit het oogpunt van de ons al lang zorg ingevende schoolkostenontwikkeling is dat zeer gewenst. Reductie van schoolkosten kan ook worden bereikt door het bedingen van kortingen bij rechtstreekse inkoop door scholen. Verwachten de indieners dat hiervan veel gebruik zal worden gemaakt en dat er zodoende uiteindelijk sprake zal zijn van een positief effect op de schoolkosten? Dat zou zeer welkom zijn.

De indieners beperken de uitzonderingspositie van de schoolboeken tot de sectoren van het primair en voortgezet onderwijs en de bve-sector. Ook atlassen en woordenboeken vallen buiten de uitzonderingspositie. Ik begrijp dat die uitgaven een andere positie op de boekenmarkt hebben dan de schoolboeken voor het primair en voortgezet onderwijs en de bve-sector, maar ook in het hoger onderwijs zijn veel studieboeken verplicht. Waarom kan voor die boeken – dus niet voor het wetenschappelijke boek in algemene zin – de uitzonderingsbepaling ook niet van kracht zijn? Daarvoor geldt toch dezelfde redenering als voor de studieboeken in de andere onderwijssectoren? Ik vraag hierover een nadere motivatie van de indieners en een reactie van de regering, bij monde van de staatssecretaris. Als het uitzonderen van studieboeken in het hoger onderwijs niet mogelijk is, is de voorgestelde kortingsregeling uiteraard een goed alternatief.

De indieners menen dat het nodig is om voor het toezicht op de vaste boekenprijs een nieuw zelfstandig bestuursorgaan in het leven te roepen. Het in het leven roepen van een dergelijke nieuwe organisatie vraagt wel een sterke motivatie. Dat heeft de recente geschiedenis van het ZBO in het openbaar bestuur wel geleerd. Uit de nota naar aanleiding van het verslag begrijpt mijn fractie dat alternatieven evenveel regelgeving zouden vragen. De collega's Van Vroonhoven-Kok en Kraneveldt stellen als alternatief voor om tot de evaluatie te volstaan met zelfregulering. Mijn fractie zoekt nog naar de balans tussen enerzijds ruimte voor gerechtvaardigde belangen van de branche, die zich dan ook verantwoordelijk heeft te gedragen en anderzijds het cultuurpolitieke doel van het wetsvoorstel in het geval die branche dat niet doet. Graag op dit punt een indringende reactie van de indieners en van de regering.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Is de heer Van der Vlies tevreden over hoe het in het verleden altijd is gegaan met de zelfregulering binnen de branche? In dat geval hoeft hij namelijk niet bang te zijn voor het vasthouden aan de regulering en hoeft het niet wettelijk te worden opgelegd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is mooi dat u deze interruptie maakt, want ook u was in het verslag nog voor een onafhankelijk toezicht. Zo heb ik het althans begrepen. Er is bij u dus sprake van voortschrijdend inzicht. Dat mag.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Nee, het heeft niets met voortschrijdend inzicht te maken. Tijdens de schriftelijke inbreng hebben wij ook vraagtekens geplaatst bij het wettelijk organiseren van het zware toezichtorgaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Goed, dan ga ik nu in op uw interruptievraag of ik tevreden ben. Ik ben niet in alle opzichten tevreden. Dat komt ook door de tegengestelde belangen. De branche wil natuurlijk omzet en rendement. Daar is niets mis mee, maar als dat een verschraling oplevert van het totale aanbod en er een neiging is om zich te werpen op de bulk in plaats van op de kwaliteit en de diversiteit daarin, vind ik dat wij daar als wetgever een reactie hebben te geven. Dan gaat het vervolgens wel om het zorgvuldig kiezen van instrumentarium. Wij moeten niet vervallen in overregulering. Daarom heb ik ook een kritische houding bij het "optuigen" van een nieuw zelfstandig bestuursorgaan. Ik heb wel sympathie voor de benadering van mevrouw Van Vroonhoven om via een amendement een evaluatie in het wetsvoorstel te brengen, niet alleen voor dat college maar ook voor de werking van de wet als zodanig. Ik ben ervoor om tot die evaluatie de zelfregulering een kans te geven. Mocht die zelfregulering niet van de grond komen, dan is de wetgever weer aan slag.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks deelt het ideaal dat uit het wetsvoorstel naar voren komt: het waarborgen van een breed en verscheiden aanbod van boeken met een ruim netwerk aan boekhandels. De mogelijke afschaffing van de vaste boekenprijs is een onderwerp dat tot commotie leidt, commotie waarbij emoties horen. Aan de ene kant het culturele veld, waar schrijvers en publicisten gloedvolle betogen houden over de kwetsbare waarden van het Nederlandse boek. Aan de andere kant de criticasters, die het al snel hebben over de toegankelijkheid, over elitaire pretenties en over de vraag waarom babyvoeding niet ook door een vaste prijs moet worden beschermd. Die emoties zijn begrijpelijk. Taal, en daarmee het geschreven woord, raakt aan het wezen van een samenleving, aan het wezen van een land en raakt aan onze identiteit. Wie wij zijn, wordt deels bepaald door wie en wat wij gelezen hebben. Dat geldt voor mij en dat geldt voor ieder ander.

In Nederland mogen wij ons gelukkig prijzen. De Nederlandse litteratuur kent zowel grote bestsellers als het boek dat een kleine schare fans en lezers heeft. De vaste boekenprijs is in de meerderheid van de Europese landen een gegeven: Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Portugal, Spanje, Oostenrijk en Duitsland. Ook landen die, zoals Spanje, een grote literaire afzetmarkt kennen. Het aantal Spaanstaligen in de wereld is onvergelijkbaar met het kleine aantal gelukkigen dat de Nederlandse taal beheerst. Uit internationale vergelijking blijkt dan ook dat in landen waar de boekenprijs is losgelaten, boekhandels verdwijnen, het aanbod verschraalt en minder populaire boeken soms veel duurder worden. Ik heb een aantal jaren in Antwerpen gewoond. Ik kan mij nog herinneren dat De Groene Waterman, een populaire boekhandel die een grote verscheidenheid aan boeken kende, acties moest beginnen om te overleven. Ik vind het triest dat een boekhandel die een enorm belangrijke functie heeft in Antwerpen naast de Fnac – zoiets als de megaboekhandel Donner in Rotterdam – zijn lezerspubliek niet meer op dezelfde manier kan bedienen.

Voorzitter. Toch heb ik een aantal vragen naar aanleiding van dit wetsvoorstel. De vaste boekenprijs is uiteindelijk een vrijblijvend en generiek instrument. In hoeverre zullen alle uitgevers de uiteindelijke marge gebruiken om de gewenste verscheidenheid in service te bieden? De indieners baseren hun voorstel op vertrouwen in de uitgevers. Dat vertrouwen heb ik voor een deel ook wel, maar ik wil toch wat meer. Kunnen de indieners een nadere toelichting geven op dit vertrouwen en kunnen zij ingaan op de vraag in hoeverre zij dit vertrouwen ook in de toekomst gewaarborgd zien? Naar aanleiding van nadere discussies over de positie van schoolboeken is dit soort boeken uitgezonderd van de vaste boekenprijs. Eerder is al gezegd dat dit met name geldt voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het speciaal onderwijs en voor scholen in de bve-sector. Het belangrijkste argument is dat consumenten van schoolboeken, dat wil zeggen leerlingen en ouders, geen vrije keuze hebben. Dat klopt, maar het geldt ook voor studenten op de universiteit. Theoretisch hebben zij misschien wat meer keuzemogelijkheden, maar in de praktijk is het nauwelijks het geval. Ook zij moeten verplicht een aantal boeken aanschaffen.

Naar mijn mening is het dan ook geen goed argument. Als het wel geldt voor die andere sectoren van het onderwijs, waarom geldt het dan niet voor studenten aan de universiteit en het hoger onderwijs? De complexiteit van deze materie lijkt voor de indieners het argument om het wetenschappelijk onderwijs er niet bij te betrekken. Dat duidt op een gebrek aan bereidwilligheid om nog eens te bekijken in hoeverre studieboeken voor deze sector in de regeling kunnen worden opgenomen.

De fractie van GroenLinks steunt dit wetsvoorstel. Wel is naar onze mening een evaluatiemoment belangrijk. Mevrouw Van Vroonhoven en mevrouw Kraneveldt hebben daartoe een amendement ingediend.

De heer Balemans (VVD):

U verbaast zich over het feit dat wetenschappelijke boeken van de regeling zijn uitgezonderd. Als het niet haalbaar is dat ook voor deze boeken te regelen, zou u dan een voorstander zijn van kortingen, zoals in het wetsvoorstel staat?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dan moet eerst duidelijk worden dat het niet haalbaar is. Zover is het nog niet.

De heer Balemans (VVD):

Laat ik het terugkoppelen aan een opmerking die u eerder maakte over de boekhandel in Antwerpen. U zei dat die op een gegeven moment kortingen moest geven om zijn omzet te kunnen halen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat heb ik niet gezegd. Die boekhandel zag zich geconfronteerd met sluiting. Punt.

De heer Balemans (VVD):

U had het over acties.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat waren acties om de lezers te betrekken bij de sluiting.

De heer Balemans (VVD):

Dan heb ik u verkeerd begrepen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik doelde niet op financiële acties. Ik had het over protestacties, demonstraties van kopers, bezoekers en fans van deze boekhandel. Zij schreven stukken in kranten en demonstreerden voor deze boekhandel. Zij gingen naar de gemeenteraad van Antwerpen en naar de schepen die verantwoordelijk was voor onderwijs en cultuur. Dat bedoelde ik met acties. Dat waren geen financiële acties. Het woord "actie" definiëren wij duidelijk verschillend.

Een evaluatiemoment is naar mijn mening belangrijk. De bedoeling van het loslaten van de vaste boekenprijs voor schoolboeken is dat de prijs lager wordt. Mocht na drie jaar blijken dat dit niet het geval is, dan is het voor ons cruciaal dat wij bij een evaluatie alsnog kunnen ingrijpen en de regeling terug kunnen draaien. Ouders, leerlingen en scholen mogen niet de dupe worden van deze beslissing. In de vaste commissie voor Onderwijs hebben wij al eerder gesproken over de stijgende kosten van een schoolopleiding. Veel ouders worden geconfronteerd met hoge schoolkosten, zeker als zij meerdere kinderen op school hebben. De kosten worden dan onacceptabel hoog. Kortom, kunnen de indieners een toelichting geven bij de reden waarom een uitzondering is gemaakt voor studieboeken voor het wetenschappelijk onderwijs. Zal de prijs voor schoolboeken inderdaad gaan dalen? Wat is de mening van de indieners over een evaluatiemoment en de consequenties die daaruit zouden moeten volgen?

Ik begon mijn betoog met de emoties die bij dit onderwerp spelen. Die emoties kunnen zowel vreugde als verdriet omvatten. Schrijvers duiden op de kwetsbaarheid van literatuur in een land als Nederland. Anderzijds wordt het literaire veld gezien als een ivoren toren die moeilijk toegankelijk lijkt. Het is belangrijk dat de indieners oog hebben voor deze emotie. Zij dienen oog te hebben voor de toegankelijkheid van literatuur en het Nederlandse boek. Ik moet zeggen dat de indieners relatief weinig aandacht hebben besteed aan het verder toegankelijk maken van de Nederlandse literatuur. Ik mis de positie van de lezer, de consument. Ik vind consument overigens een vreemd woord als wij het hebben over boeken. Hoe kan die verscheidenheid, die ons allen zo dierbaar is, ook daadwerkelijk bij de lezer terechtkomen? Welke mogelijkheden zien de indieners daarvoor? Hoe kunnen lezers, van welke aard of achtergrond dan ook, meer profijt hebben van het pluriforme boekenaanbod in Nederland? Graag een reactie.

De heer Balemans (VVD):

Voorzitter. Op de eerste plaats complimenteer ik de leden Dittrich, Halsema en Van Nieuwenhoven met hun initiatiefwetsvoorstel voor de vaste boekenprijs. Hun noeste arbeid heeft in ieder geval geleid tot een gedegen wetsvoorstel en daarvoor verdienen zij alle waardering. Ik dank de indieners ook voor de adequate wijze waarop zij de vele vragen van de VVD-fractie in de nota naar aanleiding van het verslag hebben beantwoord. Dat heeft voor een belangrijk deel geleid tot meer duidelijkheid, ook aan mijn kant.

Het doel van dit wetsvoorstel is om een publiekrechtelijke regeling te treffen voor een vaste boekenprijs voor boeken en muziekuitgaven in de vorm van een zelfstandige wet. Het gaat om het bevorderen van een ruim verspreid en breed aanbod van boeken en muziekuitgaven. De vraag voor de VVD-fractie is nog steeds of dat via een zelfstandige wet gerealiseerd moet worden. Het kan, maar moet het ook? Over één ding verschillen wij in deze Kamer niet van mening. Het is van groot belang dat er in Nederland een ruim verspreid en breed aanbod van boeken en muziekuitgaven is. Daarmee is niet alleen het belang gediend van de Nederlandse cultuur als zodanig, maar ook het kennis kunnen nemen ervan, ter lering ende vermaak. Die erfenis neem je mee, die moet je willen voortzetten en dat willen wij ook graag. De vraag is alleen of dat moet via deze wet.

Voordat ik kom bij de inhoud van het wetsvoorstel, maak ik een aantal opmerkingen over de juridische grondslag. Ik ben blij dat de indieners een duidelijk antwoord hebben gegeven op de vragen die wij gesteld hebben. Wij hebben gevraagd hoe het zit met de verticale prijsbinding op basis van de oude wet, de Wet economische mededinging, en hoe het nu geregeld is met de ontheffing, die dus uit de wet verdwenen is, in de nieuwe Mededingingswet. Die ontheffingsgrond is daar natuurlijk niet voor niets uit weggehaald. Het was immers de bedoeling dat het verbod op verticale prijsbinding zo lang mogelijk en zo ruim mogelijk werd gehandhaafd. Zijn de indieners het met mij eens dat wij met dit wetsvoorstel die ontheffingsgrond in feite weer terugbrengen in ons wetssysteem? Was het niet beter geweest om te kijken of het via de Mededingingswet geregeld kon worden? Juridisch kan het allemaal, maar ik vraag mij af of de indieners geen makkelijker weg hadden kunnen vinden.

De NMa is gevraagd om te kijken naar mogelijke strijd van het wetsvoorstel met de Europese regelgeving. Daar heeft de NMa ons een brief over gestuurd. Gebleken is dat men twijfelt over de vraag of dat uit te sluiten valt. Wij hebben de brief gezien van de minister van Economische Zaken. Ik hoop dat wij nog voor het zomerreces uitsluitsel krijgen van de Europese Commissie. Wij zouden natuurlijk in een rare situatie terechtkomen als toch blijkt dat er strijdigheid is en de Commissie een negatieve uitspraak doet. Dan vraag ik mij af waar wij vandaag over gepraat hebben. Het zou jammer zijn als de indieners dit wetstraject moeten beëindigen met de woorden waarmee Brederode zijn werken beëindigde, namelijk: "'t kan verkeren". Voor ons is de uitspraak van de Europese Commissie in ieder geval cruciaal.

Dan kom ik bij de inhoud van het wetsvoorstel. Anders dan tot op heden worden schoolboeken in het wetsvoorstel uitgezonderd. De reden voor de indieners is dat het gebruik van schoolboeken door de betrokken onderwijsinstellingen wordt voorgeschreven. Voor de schoolboeken gaat die vrije markt wel gelden, voor zowel de aanbodzijde als de vraagzijde. De VVD-fractie juicht dit toe en zij kan op dit punt het wetsvoorstel ook omarmen. Dat is duidelijk een verbetering. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat er sprake is van een inconsistentie als het gaat om de boeken voor het hbo en de universiteiten. Je hebt bijvoorbeeld in het algemeen weinig keuze tussen rechtenboeken. De boekenlijst wordt weliswaar niet aan het begin van het jaar gepresenteerd, maar wel per semester. Dat is dus in feite hetzelfde en vaak gaat het om boeken van je eigen hoogleraren. Dat beïnvloedt de prijs ook niet bepaald positief en wat dit betreft zou er best wat meer concurrentie mogen komen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Wij zijn het erover eens dat de prijs van de schoolboeken naar beneden moet. Waarop baseert u uw mening dat dat zal gebeuren als de prijzen worden losgelaten?

De heer Balemans (VVD):

Zover was ik nog niet met mijn betoog. Als ik straks kom te spreken over de vraag of met een vaste boekenprijs moet worden gewerkt, krijgt u vast en zeker antwoord.

Mevrouw Vergeer (SP):

Het ging mij om de schoolboeken.

De heer Balemans (VVD):

Dan heb ik u verkeerd begrepen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Waarop baseert u de gedachte dat de schoolboekenprijs zal dalen als er geen vaste prijs is?

De heer Balemans (VVD):

Omdat er ruimte ontstaat voor onderhandelingen tussen aanbieders en vragers. Nu ligt de prijs gewoon vast.

Mevrouw Vergeer (SP):

Onderzoek heeft uitgewezen dat dat geen invloed heeft op de prijs van de schoolboeken, behalve als er flankerende maatregelen worden genomen. Een daarvan is dat de school zelf de kosten zou moeten dragen, de prijs zou moeten voelen in de eigen portemonnee. Voorgesteld wordt om daarvoor ruimte te reserveren in de lumpsum. Bent u daar voor?

De heer Balemans (VVD):

Het gaat nu niet om de lumpsum maar om het principe. Als u zegt dat het geen invloed heeft op de schoolboekenprijs, zou je je kunnen afvragen waarom überhaupt een vaste schoolboekenprijs nodig is.

Mevrouw Vergeer (SP):

Het gaat nu om de vraag of het loslaten van de prijzen zal leiden tot een daling. Ik baseer mij op het SEO-onderzoek waaruit blijkt dat afschaffen op korte termijn niet veel oplevert, maar dat aanvullend beleid de baten zou kunnen laten stijgen. Bij dat laatste zou kunnen worden gedacht aan het verschaffen van budget aan de scholen om boeken in te kopen. Dan voelen de scholen het in hun eigen portemonnee. Ik hoef niet te vragen of u daarvoor bent, maar het betekent wel dat de scholen beter bekostigd worden door de rijksoverheid. Dat lijkt mij een ideale situatie. Een tweede voorstel in het kader van het flankerend beleid is het geven van meer zeggenschap aan de ouders als het gaat om de inkoop van boeken. Zou dat helpen? Is dat niet een enorme belasting voor de ouders?

De heer Balemans (VVD):

De VVD meent dat de verantwoordelijkheden zo dicht mogelijk bij de mensen moeten worden gelegd. Ik vind dan ook dat ouders zoveel mogelijk invloed moeten hebben op het onderwijsprogramma en dus ook op de schoolboekenkeuze. Daar heb ik geen enkel probleem mee. De overheid stelt de kaders vast van hetgeen er gedaan moet worden om de nodige kennis en kunde te ontwikkelen, maar de scholen hebben de vrijheid om dat te organiseren. Vandaar ook de lumpsumoperatie en het toedelen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan ouders. Dat debat hebben wij echter al gevoerd. Wij zijn ten principale van mening dat er ten aanzien van de schoolboekenprijs marktwerking moet gelden. Als uit onderzoek blijkt dat dat niet schaadt, zie ik geen enkele reden om het niet te doen. Ik kom daar echter nog op terug.

Mevrouw Vergeer (SP):

Het is niet waar dat de discussie over de lumpsum hierbuiten zou staan. Wij spreken vandaag namelijk ook over de totale schoolkosten en eventueel noodzakelijk flankerend beleid. Als u vindt dat de ouders moeten bepalen welke schoolboeken gebruikt gaan worden, moet u ook een antwoord geven op de vraag wat er moet worden gedaan met het probleem dat er ook ouders zijn met onvoldoende kennis of onvoldoende capaciteiten om zich hierop te oriënteren. Moet die verantwoordelijkheid met andere woorden wel bij de ouders neergelegd worden?

De heer Balemans (VVD):

Ik heb veel vertrouwen in het vermogen van ouders om daarover zelf te oordelen. Dat vertrouwen is ook de basis voor de lumpsumoperatie. U begint nu eigenlijk een discussie over de positie van ouders binnen de lumpsumoperatie en de medezeggenschap van ouders. Ik vind dat ouders daarover zelf kunnen oordelen en dat wij ze dan ook de ruimte moeten geven om dat te doen.

Boeken worden niet beschouwd als schoolboeken als ze een algemeen doel dienen. Het woordenboek, boeken op de literatuurlijst, de atlas en de bijbel blijven daardoor onder de vaste boekenprijs vallen, ondanks het feit dat het door de onderwijsinstelling voorgeschreven boeken zijn. Waarom wordt in dit geval niet het criterium gehanteerd dat een boek verplicht voorgeschreven moet zijn door de onderwijsinstelling? Als je dat criterium hanteert, ben je duidelijk, want ieder boek dat wordt voorgeschreven door de onderwijsinstelling, valt onder de uitzonderingsregel en moet worden gezien als een schoolboek.

Ik heb al aangegeven aan welke definitie van een schoolboek ik de voorkeur geef. Het wetsvoorstel begeeft zich op dit punt toch een beetje op een hellend vlak, omdat er geen heldere definitie is van "een schoolboek". Als je die onduidelijkheid laat bestaan, zullen er in de toekomst steeds weer discussies ontstaan over de vraag of een pas op de markt verschenen boek nu wel of niet een schoolboek is. Dergelijke discussies moeten zij zien te voorkomen, ook als dit wetsvoorstel zou worden aangenomen.

Een belangrijk argument voor de indieners om te komen tot een vaste boekenprijs is dat alleen daardoor een ruim verspreid en divers aanbod gegarandeerd wordt. Daarbij wordt verwezen naar ervaringen in andere landen. Mevrouw Azough heeft al iets gezegd over haar ervaringen in Antwerpen. Ik heb zelf zeven jaar in Brussel gewoond en wel in de periode dat die wijzigingen werden doorgevoerd. Ik struikelde in die tijd in Brussel over de boekhandels. Dat is een goede zaak, want het is prettig om in die zaken rond te lopen. Ze ruiken lekker en bovendien beschikken ze over een breed en gevarieerd aanbod, ook in moeilijke tijden.

Mijn fractie zet vraagtekens bij de veronderstelling dat alleen een vaste boekenprijs een ruim en gespreid aanbod garandeert. Uitgevers gebruiken de ruime winstmarges van een Harry Mulisch om de verliesgevende uitgave van een beginnende, veelbelovende dichter te financieren. Ik begrijp dat ze dat doen. Ze bezien gewoon wat ze willen doen en hoe ze dat kunnen financieren.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik neem aan dat u uw mening over het Belgische boekenveld niet alleen baseert op Brussel. U bent toch zeker ook in Mechelen of Kortrijk gaan kijken?

De heer Balemans (VVD):

Ik ben opgegroeid nabij de grens met België. Ik heb later ook veel in dit land gereisd. U noemde het voorbeeld van Antwerpen en daarom nam ik aan dat wij allebei goed om ons heen hadden gekeken. Ik ken de situatie in Brussel wat beter en u die in Antwerpen. Als wij dat combineren met de inzichten van de indieners, krijgen wij een heel goed beeld van hoe het in België is geregeld. Mijn perceptie is gewoon iets anders dan de uwe.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U zegt dat het een perceptie is. Het zijn dus geen feiten?

De heer Balemans (VVD):

Uw opmerking is natuurlijk ook een perceptie! De indieners trekken op basis van hun beoordeling van de feiten ook hun eigen conclusie.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Andere woordvoerders hebben reeds gewezen op de relatieve daling van het aantal boekhandels in België in vergelijking met Nederland. Die vergelijking valt echt negatief uit voor België.

De heer Balemans (VVD):

Ik kom daar nog op terug, want het is volgens mij echt nog de vraag of een vermindering van het aantal boekhandels automatisch leidt tot een verschraling van het aanbod. Daarover wordt verschillend geoordeeld. De indieners maken hierover een opmerking en verwachten dat een kleiner aantal boekhandels of uitgevers betekent dat het aanbod verschraalt. Bij de uitgevers leeft in elk geval de angst dat het aanbod verschraalt. Ik ben evenwel van mening dat dit niet gebeurt in een gezonde marktwerking. Als de prijs van een boek daalt door de onderlinge concurrentie, wordt weliswaar de winstmarge per boek kleiner maar worden naar alle waarschijnlijkheid meer boeken verkocht. Het is goed mogelijk dat de uitgever evenveel geld ontvangt, met andere omzet- en winstcijfers. De moeilijk verkoopbare producten – de jonge veelbelovende dichters – kunnen daarmee toch de kans krijgen om te publiceren. Het resultaat kan dan zijn dat er nog steeds een voldoende breed aanbod gegenereerd wordt. Een van Nederlands grootste dichters Bredero moest het in de Gouden Eeuw ook zonder vaste boekenprijs doen. De man was vaandrig en ontving uit dien hoofde een bescheiden inkomen, maar ook zonder die vaste boekenprijs was in de Gouden Eeuw het aanbod divers en wijd verspreid. Waarom zou dat nu niet kunnen?

In het wetsvoorstel en de memorie van toelichting raakt het element van de ontwikkeling van onze samenleving wat ondergesneeuwd. Iedereen zit tegenwoordig op internet; mijn kinderen van vijf en drie jaar ook. Toen ik zo oud was, bestond het internet nog niet eens. Ik heb de afgelopen dagen eens gekeken op internet en er ging een complete literaire wereld voor mij open. Ik ben tientallen websites tegengekomen, ook Belgische, waar beginnende auteurs en dichters alle ruimte krijgen om hun pennenvruchten en gedachten te publiceren, vaak zelfs gratis. In hoeverre hebben de indieners dit punt in ogenschouw genomen in het licht van hun zorg over een mogelijke verschraling van het aanbod? De informatie op internet verschijnt niet in boekvorm en persoonlijk koop ik liever een boek dan dat ik op internet kijk, maar dat is een persoonlijke voorkeur. Dat wil niet zeggen dat het aanbod verschraalt. Het lijkt erop dat de indieners onder verwijzing naar het cultureel belang vooral gekeken hebben naar de positie van de uitgevers die met een vaste boekenprijs veel minder vrij ondernemersgedrag hoeven te tonen dan op een echt vrije markt.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Begrijp ik goed dat u voor het eerst op internet ging om te zien hoeveel uitgeverijen er waren? Zo interpreteerde ik uw woorden. Er is inderdaad veel beschikbaar, maar u geeft zelf al aan dat u persoonlijk weinig daarnaar kijkt. U koopt veel op die sites? Ik vraag u dit even voor mijn beeldvorming.

De heer Balemans (VVD):

Het gaat er niet om of ik veel op die sites koop. Het gaat om het aanbod. De discussie betreft het al dan niet verschralen van het aanbod. In het wetsvoorstel en de memorie van toelichting mis ik het element van het internet, waarop een gigantisch aanbod van onder meer literatuur staat. Het zoeken op internet naar sites om teksten op te publiceren, levert een behoorlijk resultaat op. Er bestaan meer van dergelijke sites dan ik vermoed had.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wat moet een driejarig kind op internet? Ik vraag mij af welke websites uw driejarige dochter – of zoon – bezoekt.

De heer Balemans (VVD):

Pippi Langkous heeft een heel leuke website. Mijn dochter is fan van Pippi Langkous.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ben heel benieuwd. Ik zal die zeker eens opzoeken. Ik vind de vergelijking tussen literatuur en teksten op internet wat vreemd. Ik heb nog niemand ontmoet die via internet een boek heeft gelezen. Dat is gewoonweg heel moeilijk. De meeste mensen geven de voorkeur aan een vast voorwerp in hun handen, een tekst die zij in de zon kunnen lezen en waarbij zij een pilsje of een kopje koffie kunnen drinken. Zij geven niet de voorkeur aan een internetpagina waarbij zij voortdurend moeten scrollen naar de volgende pagina.

De heer Balemans (VVD):

Ik probeer slechts aan te geven dat op veel internetsites literatuur gepubliceerd wordt, ook van mensen die hun pennenvruchten niet in boekvorm uitgeven. Het ging mij even om de discussie over de verschraling van het aanbod. Ik ga niet over de voorkeur van mensen voor literatuur in een boek of op internet. De discussie ging over de vraag hoe je het feit beoordeelt dat de vaste boekenprijs beter zou zijn om verschraling van het aanbod te voorkomen. Ik vraag mij af of er met de nieuwe technieken sprake zal zijn van verschraling van het aanbod. Ik heb de indieners aangegeven dat ik het element internet mis in hun verhaal. Ik constateer dat het loslaten van de vaste boekenprijs niet hoeft te leiden tot een verschraling van het aanbod.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U ziet internet als een gelijkwaardig instrument om bijvoorbeeld literatuur aan te bieden?

De heer Balemans (VVD):

Ja, want je kunt teksten op zo'n webpagina zetten en daar kunnen anderen dus kennis van nemen, net zoals je naar de boekhandel kunt gaan. Het is niet relevant of je het een prettig of minder prettig medium vindt. Het gaat erom of je toegang hebt tot die informatie en of er in zijn totaliteit voldoende aanbod is.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U hebt het dus niet over samenvattingen van boeken voor examens?

De heer Balemans (VVD):

Nee, ik heb het over de volledige teksten van gedichten en boeken.

Door indieners wordt vooral gewezen op het cultureel belang. Er wordt voorts gekeken naar de positie van uitgevers die met een vaste boekenprijs minder ondernemersgedrag hoeven te vertonen dan op een vrije markt. Er zijn ook uitgevers die tegen mij hebben gezegd dat een vaste boekenprijs voor hen natuurlijk een stuk prettiger is dan volledige concurrentie. Zij doen daar ook niet moeilijk over en wij zijn het er ook vrij snel over eens. De uitgevers zijn verder bang dat een aantal boekhandels en uitgeverijen het bij het loslaten van de vaste boekenprijs niet kunnen volhouden in het vak. Dat kan ik mij voorstellen en dat zal misschien ook gaan gebeuren. De VVD staat echter bekend als een partij die kiest voor een goed ondernemersklimaat. Dat betekent geen belemmerende regels, maar ook geen betutteling. Ook voor boekhandels en uitgeverijen moeten wat de VVD-fractie betreft de regels gelden van vrije concurrentie en dus ook van risico's voor de bedrijfsvoering. De overheid is er niet om ondernemers met verkapte subsidies en verticale prijsbindingen op de been te houden.

De positie van de consument komt er wat karig af in het wetsvoorstel en dat vind ik jammer. Wat is de reden hiervan? Kunnen de indieners aangeven hoe zij de positie van de consument of de boekenlezer zien en beoordelen?

Mevrouw Vergeer (SP):

De vrije markt is voor de heer Balemans natuurlijk een belangrijk punt. Ik wil daarom een stukje citeren uit de samenvatting van het SEO-rapport: een actief overheidsbeleid in de markt voor schoolboeken is gelegitimeerd en ligt in het verlengde van het overheidsbeleid bij onderwijs; de gedachte is dat geheel privaat onderwijs tot ongewenste effecten leidt. Vindt de heer Balemans ook niet dat het tot ongewenste effecten kan leiden? Wij spreken hier niet over pakjes melk of boterhammen. Schoolboeken zijn toch een ander soort goed, namelijk een cultuurgoed waarbij toegankelijkheid gegarandeerd moet worden.

De heer Balemans (VVD):

Het wetsvoorstel zondert het schoolboek – even los van de definitie – uit van de vaste boekenprijs. Ik ben het daarmee eens. Mijn fractie zou het goed vinden als je dat verder uitbreidt tot alle andere boeken. Voor ons hoeft de vaste boekenprijs als zodanig niet in het licht van het ondernemersklimaat dat wij graag zouden willen hebben in dit land.

Mevrouw Vergeer (SP):

U gaat niet in op mijn vraag. Ik probeer aan te geven waarom voor schoolboeken een zuivere marktsituatie eigenlijk niet goed is. De overheid laat onderwijs niet aan de markt over en daarom zou het ook voor schoolboeken niet goed zijn.

De heer Balemans (VVD):

Volgens mij heeft u mij dat al eerder gevraagd. U vindt dat er voor het schoolboek, in welke vorm dan ook, wel een vaste boekenprijs moet gelden. Ik vind dat niet en ik steun daarin het wetsvoorstel. Ik ben bang dat wij daarover gewoon van mening blijven verschillen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

De VVD-fractie geeft bij monde van de heer Balemans aan dat zij de vrije markt belangrijker vindt dan het cultuurpolitieke argument, waar de heer Balemans als boekenliefhebber waarschijnlijk wel begrip voor heeft. Mijn fractie heeft aangegeven dat zij oprecht twijfelt. Wij moeten een keuze maken en wij weten het nog niet. De VVD-fractie heeft haar keuze al gemaakt. Als nou in Nederland blijkt dat het aanbod bij het loslaten van de vaste boekenprijs ontzettend verschraalt en dat het een aantal jaren later niet meer goed gesteld is met de boekenmarkt, net zoals wij dat ook hebben gezien in Frankrijk en andere landen, vindt u dat dan geen punt, omdat het nu eenmaal de consequentie is van vrij ondernemerschap? Of ziet u dat dan wel als een punt en overweegt u om mogelijk in te grijpen?

De heer Balemans (VVD):

Voorzitter. Even voor alle duidelijkheid: mevrouw Kraneveldt suggereert nu dat ik kies tussen vrij ondernemerschap en cultuurbehoud. Dat doe ik niet. Ik heb vragen gesteld over hetgeen het wetsvoorstel wil regelen. Ik heb mijn vraagtekens of dat inderdaad leidt tot een verschraling van het aanbod. Mijn conclusie op dit moment is dat ik daar niet bang voor ben. En omdat ik daar niet bang voor ben, vind ik dat je hier de lijn gewoon door kunt trekken. Als ik dat bezie binnen de totale zienswijze van de VVD-fractie op het vrije ondernemersklimaat, dan moet je dat ook doorvoeren. De indieners zullen waarschijnlijk ingaan op de vraag hoe ik het risico op verschraling van het aanbod beoordeel en hoe zij dat beoordelen. Daar krijgen wij straks nog wel een debat over. Ik zet cultuur niet tegenover ondernemersklimaat. Ik heb juist in het begin heel nadrukkelijk gezegd dat ook wij aan ons culturele erfgoed hechten. Ook wij hechten eraan dat literatuur en alle pennenvruchten die mensen kunnen voortbrengen wijd en divers worden verspreid.

Het tweede deel van uw vraag...

De voorzitter:

Ik stel toch voor dat wij korte vragen stellen en korte antwoorden geven. Het loopt een beetje uit de hand.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

U zegt dat u er geen keuze tussen maakt, maar u moet al die argumenten straks afwegen en dan hoor ik u toch zeggen dat de VVD-fractie geen vaste boekenprijs kiest, maar een vrije ondernemersmarkt. In het buitenland is aangetoond dat het fout kan gaan. Mocht dat hier nu ook gebeuren, is er dan voor u een grens dat u toch iets wilt gaan doen, of ziet u daarin maar gewoon de consequentie van het vrije ondernemerschap, dus: het zij zo?

De heer Balemans (VVD):

Niet het zij zo, mevrouw Kraneveldt. Ik pleit – deze discussie hebben wij vaker in onderwijsdebatten – voor het durven loslaten. Ik durf dit los te laten. Mocht na een aantal jaren blijken dat het niet zou uitwerken, dan kun je alsnog komen met een regeling.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Het is fantastisch om te horen dat economisch loslaten tegenover cultuur loslaten staat, maar ik beperk mij tot mijn vraag. De heer Balemans heeft in het begin gezegd dat hij hecht aan de culturele aspecten van dit voorstel. Dat deed hij maar heel kort. Als hij nu zegt daar zeer veel waarde aan te hechten, dan begrijp ik de verhouding tussen de culturele en de economische aspecten, de economische waarden of kortom de vrije markt niet meer zo goed. Misschien is het goed als hij beter aangeeft waaraan hij meer of minder waarde hecht.

De heer Balemans (VVD):

Uitgangspunt van de hele Kamer is dat wij een breed en gevarieerd aanbod willen. Dat staat ook voor mij vast. De indieners zeggen er niet voldoende vertrouwen in te hebben dat dit gebeurt als je de vaste boekenprijs loslaat. Daarom willen zij een vaste boekenprijs. Mijn stellingname is dat die kansen er zijn en dat het aanbod ook zonder vaste boekenprijs breed en ruim genoeg is. Als die veronderstelling juist is of als dat mijn uitgangspunt is, kan ik ook zeggen dat ik de vaste boekenprijs niet nodig heb en dat ik kan aansluiten bij de algemene uitgangspunten van de VVD-fractie op het gebied van vrij ondernemingsklimaat. Ik heb de vaste boekenprijs niet nodig. Ik zie aan uw reactie dat u de stappen begrijpt die ik zet.

Voorzitter. Ik heb voldoende duidelijk gemaakt hoe ik erover denk en wat mijn vragen zijn. Graag hoor ik daarop de reactie van de indieners.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Nederland kent een unieke fijnmazige infrastructuur met een netwerk van boekhandels verspreid over het hele land. Nederland kent een uitgebreid bibliothekenstelsel, een grote diversiteit aan uitgeverijen die een breed en kwalitatief goed aanbod brengen en er is veel aandacht voor de verbreding van de doelgroep voor alle mogelijke vormen van literatuur. Deze lovende woorden over het bijzondere klimaat voor de letteren hier zijn van de Raad voor cultuur. De raad zegt ook dat handhaving van de vaste boekenprijs en de wettelijke verankering daarvan een noodzaak is als wij dat landschap willen behouden. Ook de CDA-fractie onderschrijft de mening dat de markt met een vaste boekenprijs het cultuurpolitieke doel ten goede komt. Het huidige systeem van de vaste boekenprijs is niet langer realiseerbaar in het licht van de vigerende mededingingswetgeving. Dan zijn er twee mogelijkheden: de vaste boekenprijs wordt losgelaten of er wordt voor gezorgd dat deze wettelijk wordt verankerd. Bij het laten varen van de vaste boekenprijs rijst het gevaar van een prijzenslag met maar één grote verliezer, namelijk het onrendabele boek. De indieners krijgen dan ook onze ondersteuning voor hun inzet. Onze vragen zijn in de schriftelijke ronde reeds uitvoerig behandeld. Er blijven wat ons betreft nog enkele nijpende punten over.

Een van die punten is het evaluatiemoment. Er is geen absolute zekerheid dat de wettelijke verankering van de vaste boekenprijs bijdraagt aan een gedifferentieerd aanbod, hoe overtuigd men ook is van het belang daarvan. Voor hetzelfde geld leidt de vaste boekenprijs tot kunstmatig hoge prijzen waardoor de vraag afneemt en de markt in zijn geheel niet meer rendabel is of het aanbod verschraalt. Wie garandeert ons dat de marge wordt gebruikt voor het in stand houden van de pluriformiteit van het boekenaanbod? Mijn fractie heeft daarom behoefte aan een evaluatiemoment. De indieners zien daartoe in de nota naar aanleiding van het verslag geen reden. Zij stellen dat de branche dat zelf wel in de gaten houdt. Ik neem aan dat zij het met mij eens zijn dat de branche ook een eigen belang heeft. De branche kan niet worden gevraagd om na te gaan of de vaste boekenprijs wel werkt. Ook kan niet van hen worden verwacht om een oordeel te hebben over de wijze waarop de marges zijn besteed. Mijn fractie houdt dus vast aan een onafhankelijk uitgevoerde evaluatie over drie jaar om te onderzoeken of het wetsvoorstel het beoogde effect heeft. Daar hebben wij samen met de LPF-fractie een amendement over ingediend.

Een ander belangrijk punt is de Europese haalbaarheid. Vorige week kwam het advies van de NMa. Dat advies werpt een belangrijk nieuw licht op de zaak. De NMa twijfelt over de vraag of het wetsvoorstel houdbaar zal blijken in de Europese context. Wij kunnen niet akkoord gaan met een wetsvoorstel dat later blijkt in te druisen of niet blijkt te stroken met de EU-doelstellingen. Wij willen daarom een duidelijk fiat van de Europese Commissie voordat wij over dit wetsvoorstel gaan stemmen. Het is te betreuren dat dit advies op dit moment nog niet binnen is. Wanneer is dit advies aangevraagd? Het advies van de NMa is van 22 april, maar het is pas op 28 mei doorgezonden door het ministerie van Economische Zaken. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom het advies zo lang op het bureau van de minister van EZ is blijven liggen? Hij weet toch ook dat er haast is geboden bij de afhandeling van dit wetsvoorstel omdat 1 januari 2005 met rasse schreden nadert?

Gelukkig hebben de indieners er in hun herziene versie voor gekozen om schoolboeken van de vaste prijs uit te zonderen. De markt voor schoolboeken heeft namelijk een eigen dynamiek. De afnemers op deze markt hebben geen eigen keuze wanneer leerstof verplicht wordt voorgeschreven. Wij zijn nog niet helemaal gerustgesteld over de afbakening van het begrip schoolboek. De definitie zoals die nu is geformuleerd, houdt veel in het ongerijmde. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met woordenboeken en atlassen? Die vallen nu niet onder de definitie en dus onder de vaste boekenprijs. Dit onderscheid is niet logisch, want scholieren krijgen ook vaak woordenboeken en atlassen verplicht voorgeschreven. Ook voor dit soort boeken geldt dus dat de afnemers geen vrije keuze hebben. Is het niet beter om atlassen en woordenboeken als schoolboeken aan te merken zodat zij buiten de vaste boekenprijs worden gesteld? Ook het onderscheid tussen funderend en hoger onderwijs kan ongelukkig uitpakken. Wat wordt er bijvoorbeeld gedaan met boeken die zowel voor het mbo als voor het hbo worden voorgeschreven? Wat vinden de indieners van het amendement van de heer Slob.

De Commissie handelsverkeer wordt vervangen door een college voor de vaste boekenprijs. Het is belangrijk dat er toezicht wordt gehouden. Wij begrijpen echter niet dat daarvoor een ZBO moet worden opgetuigd. Het ligt ook niet in de lijn van het kabinetsbeleid. Wij willen juist kappen in het oerwoud van al die wettelijke toezichtsorganen. Mijn fractie voelt veel meer voor de suggestie van de Raad voor cultuur en van de Raad van State om het toezicht onder te brengen bij de Koninklijke vereniging van het boekenvak.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Wij hebben allemaal opmerkingen gemaakt over dit ZBO. Mijn fractie heeft echter wel een sterke behoefte om ervoor te zorgen dat er onafhankelijk toezicht op de uitvoering van de wet plaatsvindt. Hoe moet het regelen hiervan via zelfregulering in plaats van via een ZBO volgens u van de grond komen?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

De branche werkt nu met een vorm van zelfregulering die al jarenlang heel goed blijkt te werken. Je zou je kunnen voorstellen dat de branche zelf wil bekijken of de vaste boekenprijs goed gehandhaafd wordt. Blijkt dit niet zo te zijn, dan heeft men drie jaar de tijd om een structuur voor zelfregeling op te bouwen. En mocht die niet goed uitpakken, dan is altijd nog de gang naar de rechter mogelijk. Maar er is altijd zelfregulering geweest en het moet toch mogelijk zijn om dat systeem in de komende drie jaar te handhaven. Als de branche aangeeft dat ze niet weet welke regels er gesteld moeten worden, dan kan ze altijd nog haar toevlucht nemen tot de artikelen die de indieners als een soort leidraad in het wetsvoorstel hebben opgenomen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Maar er is tot nu toe geen wettelijke regeling voor een vaste boekenprijs geweest. Het is toch heel raar om de regels voor de naleving van een wettelijke bepaling aan zelfregulering over te laten?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik zie daar absoluut geen problemen in. De vaste boekenprijs zal nu wettelijk verankerd worden. Dit betekent dat uitgevers verplicht worden een vaste prijs voor hun boeken vast te stellen. Of dit ook werkelijk naar behoren gebeurt, hoeft niet door een onafhankelijk ZBO te worden gecontroleerd, de controle daarop kan ook best door de branche zelf georganiseerd worden. Dan kan zij het ook precies op de manier doen waarop zij het graag wil doen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Is een systeem van boetes ook mogelijk bij zelfregulering? Ik zie dat er niet van komen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Buiten de boekenbranche zijn er zeker wel vormen van zelfregulering te vinden waarbij men elkaar boeten oplegt. Als je dit vastlegt en er een goede handleiding voor geeft, zijn er volgens mij absoluut geen problemen. Wij zullen de reactie van de indieners hierop afwachten.

Ten slotte vraag ik nog aandacht voor de razendsnelle ontwikkelingen bij internet, die het wetsvoorstel zouden kunnen ondermijnen. Ze zouden het onuitvoerbaar of misschien zelfs overbodig kunnen maken. De indieners erkennen in de nota naar aanleiding van het verslag ook dat internet een bedreiging vormt. Het gaat hierbij om internetboekhandels die in het buitenland gevestigd zijn en die zich op de Nederlandse markt richten. Zo'n boekhandel kan zonder tussenkomst van een in Nederland gevestigde verkoper boeken rechtstreeks aan Nederlandse eindafnemers toesturen. Ik vind het niet verstandig om te volstaan met de constatering dat er een risico dreigt en er verder niet over na te denken. Ik vind het voor de indieners belangrijk om ook een visie te geven op de manier om op deze ontwikkelingen te kunnen anticiperen. Zijn zij het met mij eens dat deze ontwikkelingen inderdaad een bedreiging van het wetsvoorstel en de verankering van de vaste boekenprijs in onze wetgeving vormen?

Mevrouw Eijsink (PvdA):

U verwijst naar buitenlandse boekhandels, maar wij praten nu over het Nederlandse boek, over boeken in de Nederlandse taal. Er wordt in het algemeen vrij gemakkelijk gezegd dat alles toegankelijk is, maar weet u of hier onderzoek naar gedaan is? Baseert u zich op het resultaat van onderzoek of op verkoopcijfers? Wij weten allemaal dat deze ontwikkelingen zich voordoen, maar ze worden ook enorm overschat. Weet u er meer van, kunt u onderbouwen wat u bedoelt?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

U raakt nu precies het punt waarom het gaat. Naar mijn idee onderschat u de vlucht die deze ontwikkelingen kunnen nemen. Ik weet niet wat er zal gaan gebeuren, maar ik vind het belangrijk om erover na te denken.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik geloof niet dat ik die ontwikkelingen onderschat, maar ik wil ze ook niet overschatten. Vijf jaar geleden zeiden wij ook dat alles heel snel zou gaan, maar er zijn voldoende voorbeelden te noemen van ontwikkelingen waarbij dat niet zo was. Ik blijf er dan ook bij dat wij blijkbaar geen van beiden een precies inzicht in de ontwikkelingen hebben.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Daarom vraag ik ook aan de indieners of zij wel over die ontwikkelingen hebben nagedacht. Zij kunnen wat mij betreft in ieder geval niet volstaan met de mededeling dat zij het ermee eens zijn dat ze een bedreiging vormen.

Ter afsluiting van mijn bijdrage wil ik indieners nog van harte complimenteren met dit wetsvoorstel. Er is heel veel werk in gaan zitten en de aanloop heeft ook jarenlang geduurd. Ik wens hun heel veel succes bij de verdere behandeling van hun initiatiefvoorstel.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.12 uur tot 13.45 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven