Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, het VAO over ICT bij de politie van de agenda van heden af te voeren in verband met de aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de Eerste Kamer en het VAO op een nader te bepalen moment te behandelen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Blok.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport vraag ik om een spoeddebat met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over haar brief van 5 april betreffende een voorhangprocedure in het kader van de Wet tarieven gezondheidszorg ter beheersing van de groei van de AWBZ-uitgaven.

De voorzitter:

De vragen van mevrouw Kant die zojuist aan de orde zijn geweest, hebben geen invloed op uw verzoek? Ik heb die vragen toegelaten, omdat zij meteen na een televisie-uitzending zijn gesteld. Daarna is de brief gekomen. De regel is dat ik vragen toelaat en die niet laat terughalen wanneer een bewindspersoon in het stellen van vragen aanleiding ziet om een brief te sturen. Mijn vraag aan u is of het debat nog urgent is, ook na de vragen van mevrouw Kant.

De heer Blok (VVD):

Het debat is zeker urgent. Het gaat om een voorhangprocedure waarbij de Kamer tien dagen heeft om haar mening kenbaar te maken. Ik handhaaf dus mijn verzoek om een spoeddebat.

De voorzitter:

Ik stel voor, het debat toe te staan en om dat debat, onder enig voorbehoud, morgenmiddag te houden met spreektijden van vier minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bos.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Morgen staat het debat gepland over de gebeurtenissen in Madrid en in bredere zin de gevolgen van de terroristische aanslagen voor een aantal onderwerpen waarover wij hier willen discussiëren. Ik heb begrepen dat noch de minister-president noch de minister van Buitenlandse Zaken daarbij morgen aanwezig kan zijn. Dat lijken mij bij uitstek twee bewindspersonen met wie dit debat gevoerd zou moeten worden. Om die reden vraag ik u om het debat te verplaatsen naar volgende week.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Ik ben geneigd dit verzoek van de heer Bos te steunen. Zeker de aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken bij dit debat, waarvoor al drie ministers zijn uitgenodigd, is van groot belang. En als de leider van de oppositie de minister-president ook vraagt, moeten wij dat maar doen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Als een zo groot deel van de Kamer op uitstel aandringt, moet je van goeden huize komen om dit te willen tegenhouden. Het verzoek verbaast mij echter wel enigszins. Verleden week is gesproken over de noodzaak van dit debat. Het was in eerste instantie de bedoeling het te koppelen aan het debat over de Europese top. Vanwege de afwezigheid van de minister van Justitie, die in de Verenigde Staten was om over het terrorisme te spreken, is besloten een knip te maken. Verleden week was er het debat met de minister-president naar aanleiding van de top en deze week zouden wij spreken met de minister van Justitie en de minister van BZK. Op mijn verzoek is daaraan de minister van Defensie en op andermans verzoek is daaraan de minister van Buitenlandse Zaken toegevoegd. Vorige week is niet gesproken over de aanwezigheid van de minister-president.

De tweede reden waarom dit mij enigszins verbaast, is gelegen in het feit dat wij allemaal na de aanslagen in Madrid zeiden dat het noodzakelijk was om ook de huidige wetgeving en de huidige mogelijkheden en onmogelijkheden hier snel te bespreken, zodat we zo nodig snel en adequaat standpunten konden innemen en maatregelen konden treffen, opdat wij de juiste stappen konden maken en gevolgtrekkingen konden leggen naar aanleiding van de aanslagen in Madrid. Als we het nu weer een week uitstellen, komen uitspraken dat wij hier niet snel genoeg maatregelen treffen in een vreemd daglicht te staan. Juist vanuit deze Kamer is gezegd dat er nu snel maatregelen moeten worden genomen. Als diezelfde Kamer dan zelf om drie weken uitstel vraagt, begrijp ik het niet meer helemaal.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het gaat mijn fractie er in dat debat ook om dat wordt gekeken naar de oorzaken van terrorisme. Daar hebben we toch echt de minister van Buitenlandse Zaken bij nodig. Hij gaat immers voor de regering de wereld rond. In die zin kan ik mij wel wat voorstellen bij het verzoek van de heer Bos: met alle spelers één groot debat over terrorismebestrijding. Ik steun zijn verzoek derhalve.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik voel mij ongemakkelijk bij het feit dat we opnieuw over uitstel van het debat spreken. Maar ik deel wel de aanleiding van de heer Bos om dat nu te doen. We zijn namelijk een beetje aan het spelen over de vraag wie er wel en niet bij moet zijn. We hebben allerlei fases gekend, te beginnen met de fase waarin alleen de minister-president met één minister werd uitgenodigd. Vorige week heeft de Kamer zelf in ieder geval de minister van Buitenlandse Zaken toegevoegd, wiens aanwezigheid ik voor dit debat cruciaal vind. Hoewel ik mij er ongemakkelijk over voel dat dit punt opnieuw door heel verschillende omstandigheden ter discussie moet komen, zou ik het onbevredigend vinden om dit debat te voeren zonder de aanwezigheid van in ieder geval de minister van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Anders dan het CDA willen wij ook graag met de premier in debat. Daarin steun aan de PvdA. Uitstel is inderdaad op dit moment niet zo heel erg goed. Wij vinden ook dat het debat grote urgentie heeft, maar in dat geval had minister Bot die urgentie moeten toekennen aan dit debat en deze week hier moeten zijn. Is hij er niet, dan zijn wij als Kamer gedwongen om het debat een week uit te stellen. Daarom steunen wij de heer Bos.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP-fractie vindt het ongelukkig als wij dit debat zouden moeten uitstellen, gelet op aard en urgentie van het onderwerp. Maar ook wij hechten eraan dat in ieder geval de minister van Buitenlandse Zaken bij dit debat aanwezig is. Wij hopen dat het mogelijk is op heel korte termijn een datum te vinden waarop hij aanwezig kan zijn.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik handhaaf uiteraard mijn verzoek. Maar mede gehoord het feit dat een aantal sprekers vindt dat het debat over meer moet gaan dan alleen maar maatregeltje zus of maatregeltje zo – het moet gaan over het bredere perspectief, inclusief oorzaken en context – verzoek ik aanvullend of u hiervoor iets ruimhartiger spreektijden dan de eerder voorgestelde vijf minuten per fractie wilt toekennen.

De voorzitter:

De feitelijke gang van zaken zoals de heer Verhagen die heeft geschetst, is de juiste. Niemand heeft vorige week expliciet gevraagd naar de minister-president. Wel hebben twee fracties gevraagd naar de minister van Buitenlandse Zaken. Een van die twee fracties – excuses aan de heer Rouvoet, aan wie dit niet is meegedeeld – namelijk die van GroenLinks in de persoon van mevrouw Karimi, is meegedeeld dat de minister van Buitenlandse Zaken afwezig was. Die fractie, zijnde de fractie die het heeft gevraagd, kon daarmee akkoord gaan.

De verwijten van mevrouw Halsema aan het adres van de minister van Buitenlandse Zaken wil ik graag voor mijn verantwoordelijkheid nemen. Uiteindelijk heb ik hem toegestaan om naar China te reizen. Dat is dus meer een verwijt in mijn richting, wat ik voor mijn verantwoordelijkheid wil nemen. Ik wil niet ten onrechte een verwijt aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Ik stel voor om het debat niet morgen te houden. Verder stel ik voor, het debat zo mogelijk volgende week woensdag of donderdag te houden met de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Defensie. Het zal overigens buitengewoon moeilijk zijn om dat voor elkaar te krijgen volgende week woensdag of donderdag, omdat het ministers zijn met internationale verplichtingen. Ik doe in ieder geval mijn best en u hoort nader.

Verder stel ik voor, de spreektijden te bepalen op zes minuten per fractie.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Dit heeft natuurlijk gevolgen voor de agenda van deze week. Ik zal aan het einde van de regeling hierop terugkomen.

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Vorige week bij de regeling van werkzaamheden heb ik een spoeddebat aangevraagd over de conflicten tussen de top van het openbaar ministerie en de politie over het veiligheidsbeleid en meer in het bijzonder het tegenhouden ervan. Er is toen uit gekomen dat er een brief zou worden gestuurd door de regering over deze kwestie. Die brief hebben wij inmiddels ontvangen en is gedateerd 30 maart. Zeker omdat daarin staat dat er inhoudelijk nog een verdere briefwisseling met de Kamer komt en er derhalve ook een inhoudelijke bespreking over het veiligheidsbeleid plaats zal vinden, trek ik mede namens mevrouw Vos van de fractie van GroenLinks, ons verzoek in om morgen een debat te voeren met de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over deze kwestie.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer Dittrich om het debat niet te houden. Dat wil zeggen dat het debat dat onder voorbehoud voor morgenmiddag op de agenda stond, van die agenda wordt geschrapt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week heb ik hier het verzoek gedaan om de minister van Justitie te mogen interpelleren over de kwestie Holland Casino, meer in het bijzonder over de vraag of daar wel of niet witgewassen wordt. Op verzoek van enkele collega's heeft de minister van Justitie een brief hierover geschreven. De Kamer heeft die brief vanochtend ontvangen. Ik heb die gelezen en naar aanleiding van die brief handhaaf ik mijn verzoek, al kan ik mij voorstellen dat het debat morgenavond, dat onder voorbehoud door u ingepland is op de plenaire agenda, het karakter krijgt van een spoeddebat.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek tot bevestiging van het verzoek van de heer Vendrik te voldoen. In plaats van een interpellatie wordt het een debat.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Uit de brief die wij hebben ontvangen, maak ik op dat het gaat om een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. Dus wij kunnen ons wel voorstellen hoe het debat af gaat lopen. Daarnaast snap ik het spoedeisende karakter van het debat niet zo goed, als ik het bijvoorbeeld vergelijk met het feit dat het algemeen overleg over de bolletjesslikkers drie weken wordt verschoven terwijl dat nu juist een urgente kwestie is. Ik verzoek hierbij namens de CDA-fractie dan ook om morgen een spoeddebat te houden over de problematiek van de drugssmokkel in plaats van het debat over de politie en het OM dat is komen te vervallen.

De heer Wolfsen (PvdA):

In de brief staat juist dat er nog géén sprake is van een strafrechtelijk onderzoek, en dat maakt de urgentie van een debat des te groter.

De heer De Wit (SP):

Het verzoek van de heer Vendrik is niet om een debat te houden over bolletjesslikkers – daarover hebben wij overigens al heel vaak gesproken – maar om de interpellatie om te zetten in een spoeddebat, een verzoek dat ik van harte ondersteun.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik steun het verzoek van de heer Van Haersma Buma niet om een spoeddebat te houden over de bolletjesslikkers. Ik ben wel bereid om in te stemmen met een debat over het witwassen. Wellicht kan dat dan op een eerder tijdstip plaatsvinden aangezien er wat onderwerpen zijn afgevallen.

De voorzitter:

Wat er ook wordt besloten, wij gaan uiteraard schuiven in het schema van deze week. Er kunnen dus debatten komen in de plaats van debatten die wij van de agenda afvoeren. Dat zal de conclusie van de gehele regeling worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Van bolletjes slikken heb ik geen verstand, dus houd ik het maar bij witwassen. De hilariteit die nu bij enige collega's ontstaat, kan ik niet thuisbrengen.

De voorzitter:

Gaat u door.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Wolfsen heeft gelijk. Het betreft een vooronderzoek van de Amsterdamse politie. Het openbaar ministerie moet zelf bepalen wat het daarmee doet, of het strafrechtelijke vervolging instelt of niet. Daar wil ik geen debat met de minister van Justitie over. Ik wil wel een debat over de beleidsmatige conclusies die de minister trekt uit het onderzoek dat ook hem inmiddels bereikt heeft. Deze zaak speelt al een halfjaar en het is dan de eerste keer dat de Kamer er plenair over spreekt. Een debat is op z'n plaats, al was het maar omdat de conclusies van het onderzoek van de Amsterdamse politie haaks lijken te staan op hetgeen de minister zes keer heeft geantwoord op schriftelijke vragen van de Kamer. Het lijkt mij dan ook vanzelfsprekend om dan nu maar eens "plenair te gaan".

De voorzitter:

Ik herhaal mijn voorstel om aan het verzoek van de heer Vendrik te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter.

De voorzitter:

Dit is conform het Reglement van orde. Voor het aanvragen van een debat is de steun van 30 leden nodig.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dan komt er nu een verzoek van de CDA-fractie voor een spoeddebat, dat wordt gesteund door minimaal 30 leden!

De voorzitter:

Alles op z'n tijd.

Ik kom nu toe aan het verzoek van de heer Van Haersma Buma dat hij tussendoor heeft gedaan. Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen en het debat aan de agenda van deze week toe te voegen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wolfsen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Volgens de agenda stemmen wij vandaag over het wetsvoorstel inzake DNA. De minister heeft gisteren schriftelijk gereageerd op een amendement van mijn hand. Een aantal fracties heeft er behoefte aan om daar kort met de minister over van gedachten te wisselen. Wellicht kan dit morgen en kunnen wij volgende week hierover stemmen.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan het verzoek van de heer Wolfsen te voldoen. Dit houdt in dat de stemmingen onder punt 5 van de agenda worden uitgesteld tot volgende week en dat er waarschijnlijk morgen een korte heropening zal plaatsvinden.

Ik heb nog verzuimd om voorstellen te doen voor de spreektijden voor de debatten die zijn aangevraagd door de heer Vendrik en de heer Van Haersma Buma. Ik stel voor, bij beide debatten spreektijden van drie minuten per fractie te hanteren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Nawijn.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ik wil graag de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport interpelleren. Hij heeft afgelopen vrijdag mijn tweede serie vragen beantwoord over kleine ziekenhuizen en in het bijzonder over het ziekenhuis in Emmeloord, maar ook nu heb ik geen afdoende antwoord gekregen. Er is volstrekte verwarring over dit ziekenhuis. Niemand weet meer waar hij aan toe is. Ik wil de minister hier zo spoedig mogelijk over interpelleren. Als dit niet snel gebeurt, is het gevaar groot dat er niets meer over is van het ziekenhuis.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en deze interpellatie, zo mogelijk, toe te voegen aan de agenda van morgen, uiteraard onder voorbehoud van de beschikbaarheid van de minister van VWS. De Kamer krijgt hier zo snel mogelijk bericht over.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft vorige week donderdag over de Hanzelijn vergaderd. Ik vraag om het verslag van dit AO op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen, graag donderdag of anders volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Dit debat zal waarschijnlijk volgende week gehouden worden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoek ik u, het verslag van het overleg van 11 maart over het persoonsgebonden budget, de IRO en de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarover aan de Kamer, gezamenlijk te agenderen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en om het punt op de agenda voor volgende week te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Dagelijks kunnen wij op de televisie zien dat de situatie in Irak vreselijk uit de hand loopt. De veiligheidssituatie verandert eigenlijk met de dag. Wij zien gruwelijke beelden en horen daarbij verontruste commentaren. Wij zien bijvoorbeeld dat het verzet tegen de buitenlandse troepen zich aan het verbreden is. Dat kan consequenties hebben voor de overdracht aan de nieuwe Irakese regering op 30 juni a.s. Het kan ook gevolgen hebben voor de veiligheid van de Nederlandse troepen in het zuiden van Irak. Ik vraag dan ook met spoed om een brief van de regering met een analyse van al deze aspecten met betrekking tot Irak. Deze brief wil ik dan met spoed met de regering bespreken. Ik hoor de voorzitter zeggen dat de minister van Buitenlandse Zaken in China is, maar misschien kunnen wij dit debat volgende week houden, als de minister terug is.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Ik heb gisteren over dit onderwerp dezelfde vragen gesteld als de heer Dittrich nu. Ik sluit mij daar dan ook bij aan. Misschien kunnen de vragen tegelijkertijd worden beantwoord. Het onderwerp is belangrijk genoeg, ook voor mijn fractie, om daarover volgende week kort met de regering van gedachten te wisselen.

De heer Eurlings (CDA):

Ook de CDA-fractie sluit zich aan bij het verzoek om een brief. Ik stel hierbij wel met grote nadruk dat de Kamer, die de uitzending van onze militairen heeft goedgekeurd, ervan uitgaat dat de regering iedere dag, zoals toegezegd, de veiligheidsanalyse actualiseert en afstemt op de laatste ontwikkelingen. Ook als wij niet onmiddellijk over de brief komen te spreken, valt er dus niet onmiddellijk een gat. Ik sluit mij met deze toevoeging aan bij het verzoek van de heer Dittrich.

De heer Koenders (PvdA):

Deze gang van zaken verbaast mij enigszins. Ik vind het bijzonder belangrijk dat de heer Dittrich hierover een brief mag vragen. Ik heb hier eerder tweemaal verzocht om een brief, maar dat mag niet meer op basis van het Reglement van orde. Ik vind dan ook dat er enigszins met twee maten wordt gemeten. Afgezien daarvan, maakt uiteraard ook mijn fractie zich grote zorgen over de situatie in Irak. Ik steun het verzoek om een brief. Ik wil graag dat daarbij de volstrekte onduidelijkheid over de inspanningen van de Nederlandse regering op het terrein van de vergroting van het mandaat van de Verenigde Naties wordt betrokken. Dat geldt ook voor de wijze waarop deze discussie wordt gevoerd. Voor een gewone parlementariër is dat volstrekt onduidelijk. Om de legitimiteit van deze missie te vergroten, verdient zij alle prioriteit.

De heer Herben (LPF):

Je kunt nooit te veel informatie hebben, zeker niet als het om Irak gaat. Ik steun dan ook van harte het verzoek van de heer Dittrich. Gezien de verhoogde dreiging verwijs ik naar de discussie van enkele maanden geleden over de verbetering van de verkenningscapaciteit van de Nederlandse eenheden met behulp van een Orionvliegtuig dan wel Apachehelikopters om infiltraties tegen te gaan. Ik verzoek om deze discussie te betrekken bij de analyse waar de heer Dittrich om heeft gevraagd.

De heer Dittrich (D66):

Ik ben ook heel benieuwd naar de antwoorden op de schriftelijke vragen die de heer Wilders kennelijk gisteren heeft gesteld. Ik wist dat niet. Ik ben het heel erg eens met het aanvullend verzoek van de heer Koenders om de relatie te leggen met het mandaat van de Verenigde Naties. Als die zaken meegenomen kunnen worden in de brief, kan hij een goede basis vormen voor een debat volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken en om, evenals vorige week is gebeurd ten aanzien van een aantal andere onderwerpen, onder voorbehoud te constateren dat hierover volgende week een debat zal plaatsvinden en om daarover een definitieve beslissing te nemen bij de regeling van werkzaamheden volgende week, nadat de brief is ontvangen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Zoals afgesproken, wordt de vergadering geschorst om de Kamerleden in de gelegenheid te stellen om mevrouw Van Egerschot geluk te wensen met haar Kamerlidmaatschap.

De vergadering wordt van 15.40 uur tot 15.57 uur geschorst.

Naar boven