Vragen van het lid Vos aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de instructies aan IND-ambtenaren bij het beleid inzake schrijnende gevallen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. In de Telegraaf van gisteren, maandag 5 april, wordt een aantal ambtenaren van de IND geciteerd. Zij zeggen dat de beoordeling van de uitgeprocedeerde asielzoekers die toch nog in ons land mogen blijven, puur nattevingerwerk is. Zij zeggen, de instructie te hebben om niet naar de dossiers te kijken en om zoveel mogelijk aanvragen af te wijzen ongeacht de schrijnendheid.

Voorzitter. Wij hebben zeer intensief met de minister gedebatteerd juist over de beoordeling van schrijnende gevallen. Ook in de samenleving leidt dit tot op de dag van vandaag tot enorm veel onrust. GroenLinks is mede daarom een landelijk meldpunt schrijnende gevallen gestart. Ik stel de minister hierover de volgende vragen.

Klopt het dat er een instructie is gegeven om niet naar het dossier te kijken en zoveel mogelijk aanvragen af te wijzen, ongeacht de schrijnendheid?

De minister heeft eerder zelf gezegd, met haar hart naar de dossiers te zullen kijken. Hoe verhoudt dat zich tot deze uitlating? Kan de minister toelichten hoe haar uitlating dat zij zelf bij de uiteindelijke beoordeling van het individuele geval een zo scherp mogelijk beeld wil krijgen van individuele dossiers, zich verhoudt tot de uitspraak dat niet wordt gekeken naar individuele dossiers? Kortom, kijkt de minister wel naar alle individuele dossiers? Heeft zij alle 9800 dossiers bekeken?

Is het juist dat er geen definitie van "schrijnend" wordt gehanteerd en dat niemand precies weet wat het begrip inhoudt? Ik wijs de minister op haar eerdere melding aan deze Kamer, namelijk dat zij kijkt naar een samenstel van factoren zoals een lange verblijfsduur in Nederland, medische elementen, gezinsom-standigheden en overige klemmende redenen van humanitaire aard? Worden die factoren wel of niet bekeken?

Klopt het dat de IND enkele honderden herzieningsverzoeken krijgt en dat niemand bij de IND weet wat er volgens de regels mee moet gebeuren? Ligt het niet meer voor de hand dat voor deze zaken een rechtelijke toetsing in het leven wordt geroepen?

Minister Verdonk:

Voorzitter. In de krant wordt gesuggereerd dat de IND een gesloten organisatie is waarin geen ruimte zou zijn voor het signaleren van misstanden. De IND bestaat uit 3000 medewerkers en is belast met de uitvoering van de Vreemdelingenwet; een bijzonder belangrijke taak. In de uitvoering kunnen medewerkers natuurlijk signaleren dat er naar hun oordeel iets niet goed gaat dan wel dat de uitvoering niet conform het vastgestelde beleid is. De IND is een open en transparante organisatie waarin medewerkers ruimte hebben om in eerste instantie bij de direct leidinggevende dergelijke signalen af te geven. Ik hecht eraan om nog even te zeggen dat medewerkers van een organisatie zoals de IND in de positie zijn dat zij intern kunnen laten weten wat hun gevoelens over bepaalde beslissingen zijn. De hoofddirectie van de IND draagt dat ook actief uit. Er is een klokkenluidersregeling en er zijn IND-vertrouwenspersonen. Last but not least is er een ondernemingsraad binnen de IND, die ingeschakeld kan worden om eventuele onvrede bij de medewerkers onder de aandacht van de hoofddirectie te brengen. Mijns inziens is er dus geen reden om onvrede via de pers te uiten.

De medewerkers geven aan dat er geen inhoudelijke criteria zijn voor de beoordeling van schrijnendheid. Ik heb de Kamer reeds eerder gezegd dat het bij schrijnendheid gaat om de individuele beoordeling van de zaak, waarbij op grond van de omstandigheden in een specifiek geval wordt afgeweken van een geldende regel. Daarvoor zijn geen criteria te geven, omdat het steeds om een uniek samenspel van elementen gaat.

Voor de duidelijkheid ga ik in op de manier waarop is omgegaan met het begrip schrijnendheid bij de 14.1-brieven. Op 14 januari heeft mijn voorganger gezegd dat mensen hem ervan in kennis kunnen stellen, als er schrijnende situaties bestaan. Het aantal brieven dat ik heb ontvangen, is 9800 stuks. Hoe was de procedure? Bezien is of er in deze brieven aanknopingspunten waren voor schrijnendheid. Deze aanknopingspunten konden worden gevonden in de daarvoor ontwikkelde aandachtspuntenlijst. Het bestaan van deze lijst is bekend bij de Kamer. Wij hebben daarover zelfs een debat gevoerd.

Zaten er duidelijke aanknopingspunten in de brief, dan diende het dossier er uiteraard bij genomen te worden. Aan de hand van de brief en het dossier werd de zaak aan mij voorgelegd. Zo heb ik duizenden brieven voorgelegd gekregen. In mijn brieven aan de Kamer en in de diverse debatten die wij hebben gevoerd over schrijnendheid, heb ik laten weten dat een aanzienlijk aantal brieven betrekking had op individuele gevallen waarbij de procedure nog open was. Met de Kamer heb ik afgesproken dat dergelijke 14.1-brieven in de nog openstaande procedure worden betrokken.

In het artikel in De Telegraaf wordt gesproken over enkele honderden herzieningsverzoeken van mogelijk schrijnende gevallen die doelloos op de plank zouden liggen. De vraag is om welk soort brieven het gaat. Mocht het zogenoemde 14.1-brieven betreffen, dan zou bij de vreemdeling bekend moeten zijn dat de brief wordt betrokken bij de lopende procedure. Dat betreft ongeveer 750 brieven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het gaat mij niet om de interne situatie bij de IND, maar om deze signalen, die niet voor het eerst naar buiten komen. Mijn fractie heeft contact met diverse artsen, zoals een arts in het Prins Clauscentrum in Sittard, die met asielzoekers werkt. Hij zegt dat IND'ers tegen hem ook hebben gezegd: u denkt toch niet dat wij die karrenvracht aan brieven allemaal gaan beoordelen? Het beeld dat er niet heel precies naar elk individueel verzoek wordt gekeken, hebben wij bij meer plekken gehoord. Hierop hoor ik graag een nadere reactie van de minister.

De minister zegt over de beoordeling van de dossiers dat zij kijkt of er aanknopingspunten zijn, aan de hand van de aandachtspuntenlijst die hier is besproken. Dat betekent dat niet alle dossiers worden bekeken, maar alleen wanneer er in een brief een aanknopingspunt wordt gevonden. Dat is wat anders dan wat de minister in de Kamer heeft gezegd, namelijk dat alle individuele dossiers achter de brieven worden bekeken. Mijn vraag is in hoeveel van de 9800 gevallen het individuele dossier is bekeken. Dat is cruciaal om te beoordelen hoe deze regeling is uitgevoerd.

Verder wil ik de minister vragen om een onderzoek te laten uitvoeren naar de wijze waarop de IND deze 9800 brieven heeft beoordeeld, omdat daarover zoveel onduidelijkheid is. Dat zou kunnen door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken. Ik vraag de minister om de Kamer daarover te rapporteren en om bij dezen een heel heldere instructie aan de IND vast te stellen, dat elk herzieningsverzoek individueel wordt bekeken om vast te stellen of er sprake is van een schrijnend geval.

Ten slotte vraag ik de minister om in te gaan op mijn suggestie voor rechterlijke toetsing bij de herzieningsverzoeken.

Minister Verdonk:

De suggestie dat er karrenvrachten brieven niet beoordeeld zijn, is niet waar. Wel hebben sommige advocaten lijsten gestuurd met namen van mensen. Die lijsten hebben wij teruggestuurd naar de advocaten met het verzoek, hun huiswerk te doen en ons te schrijven waarom in individuele gevallen sprake zou zijn van een schrijnende situatie. In die gevallen is de lijst met aandachtspunten niet gebruikt. De andere brieven zijn wel degelijk bekeken.

Het allergrootste deel van de brieven heb ik eerst op mijn bureau gehad. Zij zijn doorgestuurd naar de IND. Een fiks aantal daarvan, dat wil zeggen als er aanknopingspunten waren, is teruggekomen op mijn bureau. Samen met de IND heb ik die bekeken. Dat zijn er duizenden geweest. Ik kan nu geen concreet aantal noemen. Het zou een ontzettende rompslomp betekenen om dat uit te zoeken. Ik voel daar dan ook niets voor.

Hetzelfde geldt voor een onderzoek naar het functioneren van de IND. Ik ben het met u eens dat juist in een organisatie die zulk gevoelig en belangrijk werk doet professionaliteit erg belangrijk is. De directie van de IND is daar heel erg alert op en ik kijk over hun schouder mee. Met deze zaken moet men heel zorgvuldig omgaan. Ik zie dat ook gebeuren bij de IND. De IND kent duidelijke instructies hoe hiermee om te gaan. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding daarnaar onderzoek te doen.

U vraagt mij naar de herzieningsverzoeken. Uit het krantenartikel maak ik op dat het om een stapel dossiers gaat die nog in procedure zijn en die ik op grond van mijn inherente afwijkingsbevoegdheid heb bekeken. Deze dossiers heeft men herzieningsverzoeken genoemd. Bij de IND is namelijk niets bekend van honderden herzieningsverzoeken, behoudens die ik net heb genoemd.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De medewerkers van de IND die aan het woord zijn, melden een buitengewoon ernstig probleem. De vraag die de minister niet beantwoord en die ik nogmaals aan de orde wil stellen is, of alle dossiers door de IND bekeken zijn. Is ieder dossier van een advies voorzien? Kunt u hier verklaren dat van alle adviezen die aan u zijn voorgelegd de IND de dossiers heeft bekeken en aan de hand van dat dossier een advies heeft opgesteld? Het criterium was immers dat er geen criterium is en men niet weet wat "schrijnend" is. Zijn al die dossier nu wel of niet bekeken?

Minister Verdonk:

Brieven die geen aandachtspunten bevatten, zijn niet bekeken. Dat geldt voor lijsten met namen die advocaten ons hebben gestuurd. Dat is regelmatig gebeurd. Alle adviezen die ik voorgelegd heb gekregen van de IND, zijn opgesteld aan de hand van een achterliggend dossier. Dat dossier heb ik ook gelezen. Op grond daarvan heb ik de beslissing genomen dat de situatie wel of niet schrijnend was.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De minister reageert tamelijk mild op het feit dat medewerkers van de IND met dit probleem naar de pers zijn gegaan. Volgens de minister was daar geen reden voor. Er waren interne waarborgen. Zou de minister eigenlijk niet boos moeten zijn, omdat een beeld wordt geschetst van de IND waarvan zij nu weer afstand moet nemen? Wat doet zij om te voorkomen dat dit soort uitlekken kan plaatsvinden?

Nu het beeld is ontstaan dat bijvoorbeeld een loopje wordt genomen met wat is afgesproken over het niet scheiden van gezinnen en dat het een doel op zichzelf is, zoveel mogelijk aanvragen af te wijzen, wil ik van de minister horen of zij daarvan krachtig en onomwonden afstand neemt en dat het geen goede weergave is van het beleid en de uitvoering daarvan.

Minister Verdonk:

Natuurlijk ben ik teleurgesteld en boos. Verder vind ik het natuurlijk ook jammer dat een medewerker van de IND op deze manier de pers zoekt, omdat het een slecht beeld schetst dat zijn weerslag heeft op de andere medewerkers van de IND. Ik herhaal in dit verband nog maar eens dat hier heel professionele mensen werken, die dit niet verdienen, maar er wel last van hebben. Dat gaat dwars door de hele organisatie heen.

In het artikel worden inderdaad zeven punten genoemd. Ik denk dat ik in mijn betoog al voldoende afstand heb genomen van deze punten. Verder blijven de toezeggingen die ik aan de Kamer heb gedaan, keihard staan.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

In het artikel in De Telegraaf gaat de medewerker van de IND in op de belofte van de minister aan de Kamer dat er geen gezinnen uit elkaar zullen worden gehaald. Hij stelt dat dit niet waar is en dat er voorbeelden zijn dat het wel gebeurt. De minister heeft deze uitspraak gedaan in reactie op mijn vragen. Een IND-woordvoerder heeft verder gezegd dat het allang bekend zou zijn als er gezinnen uit elkaar zouden zijn gehaald. Ik heb de minister met een aantal voorbeelden geconfronteerd van gezinnen die uit elkaar zijn gehaald. Die gevallen zijn dus al bekend. De minister heeft hierop gereageerd door te stellen dat het haar beleid is dat gezinnen niet uit elkaar worden gehaald. Ik vraag mij nu echter wel af of deze heldere beleidsregels, die volgens de minister bestaan, wel in de hele organisatie bekend zijn en ook daadwerkelijk door de IND worden uitgevoerd.

Minister Verdonk:

Het algemene uitgangspunt luidt dat uitgeprocedeerde vreemdelingen die met hun gezin zijn ingereisd, niet gescheiden worden van hun gezin en ook niet gescheiden uit een opvangvoorziening zullen worden gezet. Ik heb bij een aantal categorieën heel duidelijk aangegeven wat het algemene uitgangspunt is, maar ik heb tegelijkertijd ook aangegeven dat het desondanks mogelijk is dat gezinnen worden gescheiden. De Kamer heeft namelijk de motie van de heer Van Fessem aangenomen, waarin het beleid wordt ondersteund dat er uitzonderingen denkbaar zijn op het algemene uitgangspunt. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan mensen die de openbare orde hebben overtreden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Het is voor de D66-fractie een aangelegen punt dat in de toekomst de mogelijkheid blijft bestaan om te beoordelen op de mate van schrijnendheid. De minister heeft overigens op dit punt toezeggingen gedaan. Met het oog hierop vraag ik haar aan te geven hoe er wordt omgegaan met deze toezeggingen, hoe die worden vertaald in een instructie en hoe hiermee wordt omgegaan op de werkvloer van de IND. Kan zij ten slotte aangegeven op welke manier wordt gecontroleerd dat de werkinstructies ook daadwerkelijk op de werkvloer worden uitgevoerd op een manier die overeenkomt met de afspraken die met de Kamer zijn gemaakt?

Minister Verdonk:

Ik herinner mij deze motie goed. Deze motie betrof het ontstaan van schrijnendheid tijdens het terugkeerproces. Mevrouw Lambrechts weet dat dit proces nog moet worden gestart. Op dit moment organiseert de projectorganisatie allerlei voortrajecten. In de krant verschijnen dan ook de eerste berichten over vertrekcentra. De uitgangspunten die in de Kamer zijn besproken en mijn toezeggingen worden op dit moment omgezet in werkinstructies. Binnenkort zal er dan ook een werkinstructie verschijnen, waarin wordt verwezen naar de motie-Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

De toezeggingen van de minister zijn dus nog steeds niet omgezet in een werkinstructie voor de IND?

Minister Verdonk:

Nee. Ik spreek nu over de motie over de schrijnendheid die ontstaat tijdens het terugkeerproces van die 26.000. Met dit terugkeerproces zijn wij nog niet begonnen. Er kan altijd schrijnendheid ontstaan en dan is het altijd mogelijk om de minister een brief te schrijven.

Naar boven