Vragen van het lid Bakker aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de integriteit bij de publieke omroepen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Het is de laatste maanden een beetje schering en inslag dat er veel kritiek is op het gaan en staan, op het doen en laten van de publieke omroep, of het nu gaat om sportrechten, om salarissen van dj's of om de invulling van de bezuinigingen. Ik weet niet of dat altijd terecht is, maar een ding hebben al die berichten wel gemeen: een gebrek aan inzicht, een gebrek aan transparantie en een gebrek aan verantwoording over de besteding van publieke middelen, van belastinggeld. Het was dan ook niet voor niks dat de Algemene Rekenkamer vorig jaar al tot het oordeel kwam dat er over de rechtmatigheid van de uitgaven door de publieke omroep vaak geen goed oordeel te vellen was, niet door de Kamer, niet door de staatssecretaris en ook niet door het Commissariaat voor de media.

In dat geheel vormde het artikel in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag aanleiding tot nieuwe verwondering. Op grote schaal blijkt vermenging van zakelijke en privébelangen op te treden, blijken opdrachten te worden uitbesteed aan familieleden, blijken er geen regels voor te bestaan en als er al afspraken zijn, wordt er even gemakkelijk van afgeweken. Er is geen uitgewerkt integriteitsbeleid en er zijn zelfs hele programma's die als familiebedrijf door het leven gaan. Wonderen bestaan kennelijk echt!

In de Mediawet is geregeld dat 25% van de programma's die de omroep laat maken, moet worden uitgezet bij externe producenten. Maar dan gaat het natuurlijk wel om onafhankelijke producenten en niet om allerlei vormen van inteeltproducties. Op grond hiervan heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Wat vindt u van dat geheel? Bent u bereid te komen tot een uniforme gedragsregel op dat punt, zowel wat de integriteit als de aanbestedingen betreft? Wat wilt u doen om de transparantie over de besteding van middelen en de verantwoording daarvan te vergroten? Daarvoor lijkt mij een wetswijziging nodig. Bent u bereid de voorbereiding daarvan ter hand te nemen, zodat wij bijvoorbeeld volgend voorjaar de bredere discussie naar aanleiding van het rapport Halverwege de tien jaar concessie kunnen voeren en de wet kunnen wijzigen?

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Ik begrijp de zorgen van de heer Bakker over de wijze waarop de publieke omroep op dit moment in het nieuws komt. Wat vind ik van de transparantie van de publieke middelen, de rechtmatigheid van de uitgaven, de integriteit die nu geschonden lijkt en de 25%-programmering voor externe producenten? Ik heb daar met de heer Bakker zorgen over. Ik heb geconstateerd dat alleen de NPS en de NOS een dergelijke regeling hebben, en ik ben zeker voornemens om in overleg met de Raad van Bestuur op korte termijn te komen tot een integriteitscode. Daarmee kan ik op korte termijn maatregelen treffen om nieuwe ontwikkelingen op dit punt met verbindingen tussen verschillende "familieleden" te voorkomen. Ik ben dus bereid, een integriteitcode in het leven te roepen. Wat mij betreft, hoort daar dus ook de aanbestedingsprocedure bij.

Een ander punt is de transparantie van de financiële middelen. Dat ligt ingewikkelder, want dat kan niet even door middel van zelfregulering en een code worden opgelost. Ik begrijp dat de heer Bakker dat ook zo ziet en van mij verwacht dat ik daarvoor wetgeving ontwikkel. Ik ben zeker bereid om daarnaar te gaan kijken. Mij valt het ook op dat er alleen op macrogegevens sturing kan plaatsvinden op de publieke omroep. Wij hebben wel afgesproken dat, waar het de publieke omroep betreft, de vrijheid van programmering moet worden gerespecteerd. Wij zullen bij de voorbereiding dus moeten zoeken naar een juiste balans tussen de vrijheid van ontwikkeling van programma's van de verschillende omroepen en de transparantie over de verantwoording van publieke middelen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik ben blij met het antwoord van de staatssecretaris op mijn vraag over de integriteitcode. Het zou aanbeveling verdienen om te kijken of aan zo'n code ook een wettelijke basis kan worden gegeven, zoals dat nu ook bij de code-Tabaksblatt gaat. Die code heeft een basis in de wet, waardoor zij een zwaardere status krijgt. Ik vind het goed dat de staatssecretaris daarbij ook de aanbestedingen wil betrekken.

Het tweede punt is de inzichtelijkheid en de transparantie van de besteding van publieke middelen. Ik vind dat het adagium hoort te zijn: wie publiek geld, dus belasting of premiegeld besteedt, waar dan ook, hoort per definitie niets te verbergen te hebben. Dat is namelijk het geld van de belastingbetaler, en daarover moet voldoende toezicht en verantwoording mogelijk zijn. Ik begrijp best dat je tijdens de onderhandelingen over de voetbalrechten niet meteen alles op straat wilt gooien, maar je moet daarover wel verantwoording willen afleggen. Ik vraag de staatssecretaris om te bezien, hoe die transparantie kan worden vergroot. Vijf jaar geleden zijn daarover afspraken gemaakt bij de behandeling van de Concessiewet, met als inhoud dat die transparantie langzaam zou groeien. Bij alles wat er is gegroeid, kan ik geen inzichtelijkheid en geen transparantie ontdekken. Ik vraag de staatssecretaris daarom of zij in de komende maanden – ik begrijp namelijk dat wij dat debat begin volgend jaar opnieuw krijgen – wil kijken op welke manier daarin een wettelijke verbetering is aan te brengen.

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. De eerste vraag was of ik bereid ben, een eventuele integriteitcode een wettelijke basis te geven. Kijkend naar de eerste reacties die ik heb gekregen naar aanleiding van het artikel in de NRC heb ik begrepen dat de raad van bestuur gaarne bereid is, samen met mij de integriteitcode te ontwikkelen. Om daaraan meer zwaarte te geven, zou je daar inderdaad voor kunnen kiezen. Ik stel voor dat ik daarop in mijn brief later in november terug zal komen. Ik zal daarbij tevens bezien, op welke wijze daaraan een wettelijke basis kan worden gegeven. Ik sta er op zich niet onwelwillend tegenover. Het zal meer een verzekering zijn om tot een integriteitcode te komen, dan het leggen van druk op de betrokken partijen. De bereidheid om te komen tot een dergelijke code is namelijk in grote mate aanwezig. Het zou puur gaan om een afronding van een totaalproces.

Ik zal zeker bekijken, hoe we kunnen komen tot meer transparantie van publieke middelen. Over twee weken zal ik de Kamer de mediabrief voor 2004 toezenden. Daarin wordt verslag gedaan van het jaar 2002. Tevens wordt er vooruitgekeken naar 2004. Er wordt ook kritisch gekeken naar de mate van transparantie, op basis van de huidige informatie. Deze notitie is het toetsingsmoment om te bezien of ik informatie te kort kom om de transparantie met betrekking tot de publieke middelen goed te kunnen beoordelen. Op basis van de verantwoording over 2004 kunnen wij volgend jaar debatteren over de wijze waarop de transparantie het beste vorm kan worden gegeven. Ik weet nog niet precies of er op wetsniveau maatregelen moeten worden genomen, of dat dit op een andere manier kan. Dat zal ik nader onderzoeken.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

De Kamer heeft zelf al enkele debatten gewijd aan integriteit. Het is mijn fractie niet gelukt de andere fracties er allemaal van te overtuigen dat er openbare registers moeten komen, met het oog op die integriteit. Ik heb het er dus altijd moeilijk mee voor Hilversum wettelijk iets vast te leggen als wij daar zelf in de Kamer niet toe in staat zijn. De NRC verdient overigens een compliment. Ik ben van het artikel geschrokken. Ik vind dat de staatssecretaris twee dingen moet doen. Ze moet de omroepen in Hilversum oproepen, omdat wij daartoe niet in staat zijn, om voor zichzelf een openbaar register op te stellen over wat er aan de hand is. Ik begrijp overigens niet dat het Commissariaat voor de media niet op de hoogte was van datgene waar de NRC kennelijk vrij gemakkelijk achter is gekomen. De staatssecretaris zou mij helpen als zij het Commissariaat voor de media vraagt hoe dat heeft kunnen gebeuren.

Staatssecretaris Van der Laan:

Ik zal in het kader van de ontwikkeling van de integriteitcode het element van een openbaar register als suggestie meenemen. We kunnen dan ook bezien wat de mogelijkheden, de grenzen en de effecten ervan zijn. Op basis van het artikel van de NRC heb ik geconstateerd dat de melding niet heeft plaatsgevonden. Meer informatie heb ik niet. Ik heb inmiddels van het Commissariaat begrepen dat de desbetreffende omroepen op het matje zijn geroepen. Daar ben ik blij mee. Ik zal in het overleg met het Commissariaat bekijken hoe dit in het vervolg kan worden voorkomen. De discussie over de integriteitcode kan een belangrijke bijdrage leveren aan het scherp krijgen hoe het Commissariaat zijn toezichthoudende rol beter kan vervullen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Over de integriteit van de publieke omroep stond afgelopen zaterdag ook nog een artikel in De Telegraaf. Het ging niet over de besteding van gelden. Journaalredacteuren en journaalhoofdredacteuren rollen in het artikel met elkaar over straat als het gaat om de invloed van de partijen op de politieke gekleurdheid van het journaal. Maakt de staatssecretaris zich ook zorgen over dat soort integriteit? Kan zij daar in het kader van de integriteitcode aandacht aan besteden?

Staatssecretaris Van der Laan:

Wat betreft de integriteitcode richt ik mij in het bijzonder op de mate waarin belangenverstrengeling plaatsvindt. Dat is het hoofdthema van de integriteitcode. De reikwijdte van deze code heeft wat mij betreft geen betrekking op de vraag in hoeverre de partijen invloed hebben op journaals en dergelijke. De Raad voor het openbaar bestuur is enige tijd geleden met een advies gekomen over de rol van de media en de politiek. Daarover komt nog een reactie. Ik kan mij voorstellen dat wij dan ook ingaan op het gestelde door mevrouw Kraneveldt.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Dat verbaast mij, want het gaat hier om de publieke omroep. Het publiek heeft recht op een neutrale en integere berichtgeving, zeker van het NOS-journaal. De staatssecretaris wil dat nu niet meenemen, maar er komt nog een brief over. Ik vind dat eigenlijk een heel magere reactie.

Staatssecretaris Van der Laan:

Het uitgangspunt van de publieke omroep is dat er sprake is van objectieve informatievoorziening door het NOS-journaal. Ik heb op dit moment geen bewijzen dat het anders ligt.

De heer Atsma (CDA):

Het gaat om de onafhankelijkheid van de journalistiek en de publieke omroep als totaal. Ik ben geschrokken van het NRC-artikel, maar ook van het artikel in De Telegraaf. Ik breng het laatste artikel dus graag onder de aandacht van de staatssecretaris, ook in relatie tot de integriteitnotitie die zij momenteel schrijft.

De staatssecretaris komt over 14 dagen met de medianotitie. Dat houdt in dat er slechts twee Kamerdagen zitten tussen de begrotingsbehandeling mediazaken en het verschijnen van de notitie. Ik dring er met klem bij de staatssecretaris op aan die notitie eerder het licht te laten zien.

Navraag heeft mij geleerd dat het Commissariaat voor de media van mening is dat het over voldoende instrumenten beschikt om zijn wettelijke taak te kunnen uitvoeren. Als er niet is gerapporteerd, mag dit het commissariaat aangerekend worden. Is het niet mogelijk dat er wel is gerapporteerd, maar dat er op het ministerie niet goed is opgelet?

De Algemene Rekenkamer heeft een- en andermaal het gebrek aan transparantie gemeld. Hebben Kamer en kabinet de afgelopen jaren op dit punt zitten slapen?

Staatssecretaris Van der Laan:

Voorzitter. Uiterlijk 1 november moesten de adviezen van de Raad voor cultuur en het Commissariaat voor de media binnen zijn. Die termijn gold ook voor het indienen van voorstellen door de omroepverenigingen. Daarna resteert er veertien dagen om de mediabrief in de ministerraad te brengen. Ik begrijp dat de Kamer op zeer korte termijn een oordeel over deze brief moet geven, maar ik ben aan die termijnen gebonden. Het is nodig dat een zo belangrijke brief in de ministerraad besproken wordt.

Mij zijn geen signalen bekend dat sprake is van belangenbehartiging. Ik neem tenminste aan dat de heer Atsma doelde op het artikel in NRC Handelsblad.

In antwoord op de vragen van de heer Bakker heb ik gezegd dat ik zeer serieus zal bezien welke stappen ik ten aanzien van de transparantie kan zetten zonder de grenzen van de vrijheid van programmering van de omroepen te overschrijden.

De heer De Grave (VVD):

Voorzitter. Begrijp ik het goed dat de mediabrief over 2,5 week in de ministerraad besproken wordt?

Staatssecretaris Van der Laan:

Nee, over anderhalve week.

De heer De Grave (VVD):

Daarna krijgt de Kamer die brief direct?

Staatssecretaris Van der Laan:

Waarschijnlijk na het weekend, maar wel vrij snel.

De heer De Grave (VVD):

Dat levert enige complicaties op in verband met de begrotingsbehandeling, maar daar kunnen wij in de procedurevergadering verder over spreken. Ik weet nu de feiten, dank u wel.

Naar boven