Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

De voorzitter:

Zoals u ziet, is het experiment met het mobiele spreekgestoelte beëindigd. Ik heb aan alle leden een aantal vragen voorgelegd over dit experiment. Ik roep de leden die daarop nog niet hebben gereageerd op om dat alsnog te doen. Ik zal u uiteraard daarna de uitslag meedelen.

Vragen van het lid Karimi aan de minister van Defensie over de uitzending van Nederlandse (speciale) troepen en de toestemming van het Nederlandse parlement.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De minister probeert interview na interview om de geesten rijp te maken voor deelname van de Nederlandse krijgsmacht aan meer offensieve acties. De fractie van GroenLinks ziet niets in een Nederlandse aanvalsmacht. Zij pleit ervoor dat het leger geheel en consequent wordt uitgerust voor vredesoperaties. De ijver waarmee de minister pleit voor deelname aan oorlogshandelingen door Nederlandse militairen roept een aantal vragen op bij mijn fractie.

Waarom pleit de minister nu voor de betrokkenheid van Nederland bij oorlogshandelingen en risicovollere missies? Waarop baseert de minister de verwachting die hij heeft uitgesproken in een interview met de Volkskrant, namelijk dat het Korps Commandotroepen nog deze kabinetsperiode wordt ingezet voor gevechtstaken? Aan welke situaties denkt hij? Speciale operaties zijn naar hun aard een uitzondering. Hoe kan de minister deze plannen? Aan wat voor soort operaties denkt hij?

Mijn volgende vragen hebben betrekking op een uitspraak die de minister heeft gedaan in een interview met Radio 1, namelijk dat hij verwacht dat de Luchtmobiele Brigade ingezet kan worden in Irak. Waarop is die verwachting gebaseerd? Verwacht de minister dat Nederland betrokken zal raken bij het conflict in Irak en actiever zal gaan meedoen in de strijd? Voor de inzet van special forces zijn specifieke afspraken gemaakt met het Nederlandse parlement. Wat bedoelt de minister met zijn uitspraak dat het uitgangspunt is dat de Kamer in het openbaar en vroegtijdig wordt geïnformeerd, maar dat het op een andere wijze moet gebeuren als dit niet mogelijk is?

Minister Kamp:

Voorzitter. De eerste vraag van mevrouw Karimi was waarom ik nu dit soort onderwerpen aan de orde stel en waarom ik nu de mogelijkheid bespreek dat Nederland meedoet aan, zoals zij dat omschrijft, risicovolle operaties. Ik ga daarop in omdat mij vragen worden gesteld. Als mij vragen worden gesteld, is mijn uitgangspositie dat ik die beantwoord. Die vragen worden mij nu gesteld omdat wij onlangs de begroting van Defensie hebben behandeld. Daarbij is ook gesproken over ingrijpende ombuigingen, er is een visie voor de lange termijn neergezet, er is extra geld uitgetrokken voor special forces en er is ruimte gemaakt om de komende jaren meer te investeren in de krijgsmacht om op alle niveaus in het geweldsspectrum mee te kunnen doen als de regering en het parlement dat zouden willen. Die zaken zijn op dit moment dus aan de orde. Als er over dit soort onderwerpen vragen worden gesteld, denk ik dat het verstandig is om te proberen die vragen te beantwoorden.

Mevrouw Karimi vroeg of ik aan iets concreets dacht waarbij Nederland in de komende jaren betrokken zou kunnen worden. Ik denk op dit moment niet aan andere dingen dan aan crisisbeheersingsoperaties. Wij doen mee aan allerlei crisisbeheersingsoperaties in verschillende delen van de wereld. Dat zijn VN- en NAVO-missies, alsook missies waarbij het gaat om een coalition of the willing. Afhankelijk van wat er gedaan moet worden en afhankelijk van wat Nederland wil dat er gedaan wordt, kunnen wij meedoen. Behalve wat op dit moment bekend is, waarover gesproken is en waar ik met de Kamer over gecommuniceerd heb, zijn er op het ogenblik geen nieuwe dingen die ik aan de Kamer zou moeten voorleggen.

Mevrouw Karimi vraagt waarom ik verwacht dat het Korps Commandotroepen nog in deze kabinetsperiode ingezet moet worden. Welnu, het Korps Commandotroepen wordt uitgebreid. De Kamer heeft daarvoor op verzoek van de regering extra geld ter beschikking gesteld. Wij doen dit, omdat wij denken dat het Korps Commandotroepen belangrijke dingen kan doen ten behoeve van vrede en veiligheid in de wereld. Wij zien op dit moment dat er in allerlei delen van de wereld door met Nederland vergelijkbare landen commandotroepen worden ingezet. Ik houd er dan ook rekening mee dat, daar wij goede commandotroepen hebben waarvan wij het aantal gaan uitbreiden en daar wij meer aandacht hebben voor de uitrusting van deze troepen, wij die troepen in de komende jaren kunnen gaan inzetten. Dat was mijn overweging daarbij.

Mevrouw Karimi heeft geïnformeerd naar de mogelijke inzet van de Luchtmobiele Brigade in Irak. Dit zit als volgt in elkaar. De regering en de Kamer hebben ingestemd met het uitzenden van een Nederlandse troepenmacht naar Irak. Ongeveer 1100 voornamelijk mariniers zijn daar op dit moment actief. De eerste groep mariniers is daar nu en de tweede groep mariniers gaat zeer binnenkort daar naartoe. Het is mogelijk dat de regering het besluit neemt dat men voor een tweede periode van zes maanden naar Irak gaat. Het is mogelijk dat de Kamer daarmee instemt. Als dat besluit genomen wordt en als de instemming van de Kamer daarvoor komt, is het niet mogelijk om na twee groepen mariniers nog een derde groep mariniers te sturen. Dan komen er dus andere groepen. Dat kunnen eenheden zijn van de gemechaniseerde brigade en het kunnen eenheden zijn van de Luchtmobiele Brigade. Die Luchtmobiele Brigade was aan de orde, omdat die na een lange inwerkperiode, juist de afgelopen week in een grote oefening heeft bewezen daar helemaal klaar voor te zijn. Die zou dus ingezet kunnen worden. Ik heb ook gezegd dat dit mogelijk is. Het kan de Luchtmobiele Brigade zijn, maar dat kan ook een ander deel van de landmacht gaan doen.

Mevrouw Karimi heeft mij vragen gesteld over de inzet van special forces. Over die inzet bestaat er tussen mevrouw Karimi en mij geen misverstand, denk ik. Of Nederland nu special forces inzet dan wel andere onderdelen van onze krijgsmacht, wij moeten altijd, als het gaat om een inzet in het buitenland, als regering daar een besluit over nemen en de Kamer ter zake informeren. Dat doen wij vooraf en in de regel in het openbaar. Het kan zijn dat wij dit achteraf doen. Die mogelijkheid is geopend in artikel 100, lid 2, van de Grondwet. Dat kan in geval van dwingende redenen. Die dwingende redenen zijn erin gelegen dat, als wij vooraf in de openbaarheid informeren, dit een bedreiging kan zijn van het welslagen van de actie, daardoor een gevaar ontstaat voor ons personeel of er sprake is van schade aan de belangen van de staat. In die gevallen kunnen wij afwijken van artikel 100, lid 1, van de Grondwet. Dan moeten wij artikel 100, lid 2, van toepassing verklaren, dat gaat over dwingende redenen voor het verstrekken van informatie achteraf.

Dat mogen wij doen in die omstandigheden die wij hebben beschreven in een brief aan de Kamer, gedateerd 23 augustus 2000. Dit betekent dat het niet via de minister van Defensie gaat, maar via een kerngroep van het kabinet, bestaande uit de minister-president, twee vice-ministers-presidenten, de minister van Buitenlandse Zaken en ik. Als wij dat besluit genomen hebben, moeten wij de Kamer in ieder geval informeren. Wat het tijdstip betreft, is dat zo snel mogelijk. De manier waarop is zoveel mogelijk in de openbaarheid. Dat is de lijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden.

In verband met de mogelijke inzet van commandotroepen in deze kabinetsperiode zegt de minister dat hij de commandotroepen wil uitbreiden en dat daarvoor ook geld is vrijgemaakt. Als hij de situatie van Nederland vergelijkt met andere landen, ziet hij mogelijkheden of vergelijkbare situaties. Aan welke soort acties denkt de minister bij vergelijkbare situaties waarin andere landen wel meedoen? Laat hij dat vertellen, dan weet de Kamer waaraan de minister denkt. Waarom heeft de minister dit in het bijna 30 uur durende debat over de begroting niet aan de orde gesteld? Het is toch een buitengewoon cruciaal punt als deze minister klaarblijkelijk zicht heeft op risicovolle acties waaraan Nederlandse militairen eventueel een bijdrage kunnen leveren.

Wat de besluitvorming betreft begrijp ik het volgende. De minister zegt dat wat hij in de krant heeft uitgesproken, geen jota verschilt met de brief die hij op 23 augustus 2000 naar de Kamer heeft gestuurd.

Minister Kamp:

Voorzitter. Het antwoord op de tweede vraag is "ja".

Wat de eerste vraag betreft is het nooit bij mij opgekomen, dat u zou denken dat het Korps Commandotroepen in deze kabinetsperiode niet kan worden ingezet. Wij hebben die commandotroepen omdat wij ze belangrijk vinden. Wij breiden ze uit omdat wij ze belangrijk vinden. Het is nooit bij mij opgekomen dat iemand zou kunnen denken dat wij iets aanhouden en uitbreiden en niet willen inzetten.

Verder geef ik ook graag antwoord, als iemand iets vraagt over het Korps Commandotroepen. U kunt bijvoorbeeld vragen onder welke omstandigheden ik het Korps Commandotroepen wil inzetten. Ik zou de commandotroepen bijvoorbeeld willen inzetten voor bijzondere inlichtingenverzameling. Wij moeten voor een militaire actie of voor de veiligheid van onze mensen in het buitenland bepaalde inlichtingen hebben. Als wij die alleen maar kunnen krijgen via commandotroepen, kunnen wij ze daarvoor inzetten. Een andere mogelijke inzet is voor bijzondere aanhoudingen. Als ergens een oorlogsmisdadiger moet worden aangehouden en het komt zo uit dat Nederland het moet doen, is het denkbaar dat de commandotroepen dat doen. Het is ook mogelijk dat Nederland bij een operatie ergens in de wereld is betrokken en dat aanvallen op geselecteerde doelen moeten plaatsvinden die alleen goed kunnen worden uitgevoerd door de commandotroepen. Dan kunnen ze daarvoor worden ingezet. Het is ook mogelijk dat wij onze bondgenoten een bijzondere vorm van militaire ondersteuning moeten geven. Het is ook mogelijk dat Nederlanders in het buitenland worden bedreigd en uit die bedreigende situatie moeten worden ontzet. Dat alles kunnen de commandotroepen doen. Het is ook mogelijk dat wij de commandotroepen inzetten voor internationale terreurbestrijding. Voor dergelijke doelen hebben wij commandotroepen en daarvoor is geld op de begroting gereserveerd. Daarvoor worden zij uitgebreid. Het idee dat wij de commandotroepen niet zouden inzetten, is nooit bij mij opgekomen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De minister kan toch niet menen dat ik de brieven niet kan lezen? De omstandigheden die hij nu heeft genoemd, zijn algemene omstandigheden waarin de special forces kunnen worden ingezet. Ik heb gevraagd aan welk conflict de minister concreet denkt als hij spreekt over vergelijkbare situaties, waaraan andere landen hebben meegedaan en waaraan Nederland ook zou kunnen meedoen.

Minister Kamp:

Ik denk niet dat Nederland op dit moment ergens moet meedoen. Ik heb geen concreet voorbeeld in gedachten. Wij zijn ook niet aan het zoeken naar mogelijkheden. Als het nodig is ten behoeve van vrede en veiligheid in de wereld dat Nederland zijn troepen inzet, ook als het commandotroepen zijn, zijn wij in principe daartoe bereid.

Mevrouw Karimi vraagt om een concreet voorbeeld. In de operatie Enduring Freedom in Afghanistan zijn special forces uit diverse landen, ook West-Europese landen, actief. Het is denkbaar dat Nederland daaraan ook had meegedaan.

De heer Eurlings (CDA):

De minister kan de Kamer meegeven dat de uitzondering die de Grondwet biedt, er een is die je bij voorkeur niet gebruikt en dat hem er veel aan gelegen is dat als er snelle acties moeten zijn in het kader van de snelle reactiemacht, via het parlement de goedkeuring komt. Bent u bereid naar een versnelde procedure te gaan voor dit soort specifieke situaties waarin de Kamer in principe toch de toets van zorgvuldigheid laat doen, maar dan op een snellere manier dan het toetsingskader dat voor de grote meute van normalere operaties zal blijven gelden?

Minister Kamp:

Ik ben van mening dat de snelle reactiemacht van de NAVO en de vergelijkbare snelle reactiemacht in oprichting van de Europese Unie andere punten zijn dan wat wij nu bespreken. Mevrouw Karimi heeft er indringend aandacht voor gevraagd bij de begrotingsbehandeling. Ik wil er graag op ingaan, maar dit lijkt mij niet de beste gelegenheid. Binnenkort hebben wij er een algemeen overleg over waarin wij alle ins en outs kunnen bespreken. Het gaat er nu om dat wij in alle situaties artikel 100 van de Grondwet moeten toepassen. Als je troepen naar het buitenland stuurt, neem je daarover een besluit en informeer je de Kamer vooraf, zodat zij zich daarover een oordeel kan vormen. Alleen in het geval van dwingende redenen mag je dat achteraf doen. Die dwingende redenen zijn omschreven in de brief aan de Kamer. Dat is de ruimte die ik heb. Ik heb er geen enkele behoefte aan om daarbuiten te gaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister zei dat het mogelijk was geweest om commandotroepen in Afghanistan in te zetten. Hebben de Amerikanen eerder een verzoek daartoe gedaan aan Nederland? Acht de minister het mogelijk dat het verzoek nu komt en dat er binnenkort of over enige tijd Nederlandse commando's worden ingezet in Afghanistan in de operatie Enduring Freedom?

Minister Kamp:

Op dit moment heb ik geen concreet voornemen om dat te doen. Ik zal uw eerste vraag zo goed mogelijk beantwoorden, want er is altijd een onderscheid tussen dingen die worden gesondeerd en dingen die formeel worden gevraagd. Volgens mij is ons er nooit formeel om gevraagd, maar wij zijn in ieder geval gesondeerd. Mocht het anders zijn, dan zal ik u dat schriftelijk laten weten.

Naar boven