Vragen van het lid Tonkens aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de explosieve stijging van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Nederland gold jarenlang als gidsland op het gebied van seksualiteit vanwege de openheid, de goede voorlichting en de prima beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen, met als gevolg weinig abortussen, tienerzwangerschappen, aids en andere seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's). Daar dreigt nu verandering in te komen. Het aantal tienerzwangerschappen en abortussen neemt sterk toe, zo bleek al eerder. Dit weekend bleek dat het aantal mensen dat met het aidsvirus is besmet, dramatisch stijgt. Dat komt vooral, zo lijkt het, doordat men minder bang is voor aids: aan aids ga je niet meer dood.

Ook andere seksueel overdraagbare aandoeningen nemen sterk toe. Zo heeft een derde van de hiv-geïnfecteerden ook een andere geslachtsziekte. Het aantal homoseksuele en biseksuele mannen met syfilis is het afgelopen jaar zelfs verdriedubbeld en ook andere soa's, zoals chlamydia en gonorroe, nemen sterk toe. In het licht van deze zorgwekkende ontwikkelingen wil ik de minister een paar vragen stellen.

Moet de voorlichting over aids en andere seksueel overdraagbare aandoeningen niet over een heel andere boeg? Moet het niet veel duidelijker gemaakt worden dat aids een heel nare, ernstige ziekte is, waar je de rest van je leven akelige en – dit is voor de minister niet oninteressant – heel dure medicijnen voor moet slikken? Moet het afschrikkende beleid ten aanzien van aids niet duidelijker? Graag verkrijg ik hierop de reactie van de minister. Het schijnt ook dat veilig vrijen niet meer zo sexy is. Zijn er geen nieuwe rolmodellen voor veilig vrijen nodig?

Er wordt al vijf jaar gewacht op een nieuwe, zogenoemde financieringsstructuur voor de soa-zorg. Er ligt een advies van het College voor zorgverzekeringen. Wanneer mogen wij de plannen van de minister tegemoet zien? In de grote steden zijn er wachtlijsten voor soa-poliklinieken. Amsterdam, bijvoorbeeld, moest vorig jaar 4000 mensen naar huis sturen die voor een test kwamen. Is de minister bereid de capaciteit daarvoor uit te breiden? Bovendien is gerichte voorlichting nodig aan groepen die nu moeilijk bereikt worden, zoals Surinamers en Antillianen. Diverse organisaties hebben daarvoor plannen klaar liggen maar het geld ontbreekt. Wat mogen wij ook op dit punt van de minister verwachten?

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Mevrouw Tonkens heeft gelijk als zij zegt dat de toename in het vóórkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen zorgwekkend is. Over de hele linie is er 11% bij gekomen in Nederland – op zich is dat cijfer wel verontrustend maar niet explosief – met daarbinnen een duidelijke uitschieter voor de besmetting met het hiv-virus. Dat laatste is verleden jaar toegenomen met 111%, zij het vanuit een kleine basis: 61 gevallen in 2001 en 129 gevallen in 2002.

Ik denk dat de analyse van mevrouw Tonkens juist is, als zij aangeeft dat de belangrijkste oorzaak hiervan is een verminderde angst voor besmetting met het aidsvirus door het feit dat wij nu veel betere medicijnen ter bestrijding van aidssymptomen hebben dan in de afgelopen jaren: de aidscocktails, de aidsremmers. In toenemende mate wordt aids niet meer zozeer gezien als een dodelijke bedreiging maar als een chronische ziekte, die weliswaar zeer onaangenaam is maar waar nog wel mee te leven valt.

Hoe gaan wij hiermee om? De vraag over de voorlichting vind ik erg belangrijk. Het lijkt erop dat wij de grenzen van de algemene voorlichting hebben bereikt. Bij de groep waarbij de problematiek het grootst is, de homoseksuele mannen, weet men echt wel wat veilig vrijen is en hoe dat moet. Daar weet men dat het niet goed is om risico's te nemen. Wij kunnen nu nog wel heel veel spotjes laten zien, maar die halen niets meer uit.

Mevrouw Tonkens zei zelf eigenlijk al dat wij veel meer gerichte campagnes moeten voeren en moeten proberen de risicogroepen te bereiken: allochtone mannen en vrouwen en wellicht jongere homoseksuelen. Ik meen dat wij aan die categorie aandacht moeten besteden.

Wat de curatieve zorg betreft zie ik ook wel dat er knelpunten zijn. Ik ben van plan om de infrastructuur daarvan te versterken. Verder ben ik van plan om beide issues, zowel die van de preventie en de voorlichting als die van de curatieve zorg waarvoor de infrastructuur versterkt moet worden, in één beleidsplan aan de orde te stellen en dat op prinsjesdag te presenteren.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Dit is een dermate mooi antwoord dat ik er niet veel aan toe te voegen heb. Op één aspect wil ik nog reageren. De minister zei dat de grenzen van de algemene voorlichting zijn bereikt. Ik wijs erop dat homoseksuele mannen wel op de hoogte zijn van de risico's en juist onder homoseksuele en biseksuele mannen de besmetting met aids is verdriedubbeld. Op de hoogte zijn is dus niet genoeg. Moet niet aan een andere benadering worden gedacht als kennis niet meer genoeg is? Blijkbaar is men niet voldoende doordrongen van de ernst van de risico's. Wat gaat de minister daaraan doen?

Minister Hoogervorst:

Dat weet ik nog niet. Ik ben geen campagnespecialist. Wel weet ik dat de campagne tegen roken niet veel heeft opgeleverd. Op de pakjes sigaretten staat wat iedereen al weet, namelijk dat roken dodelijk is. Dat schijnt echter niet veel effect te hebben. Ik worstel dus met de kwestie. Ik heb er ook nog niet veel over nagedacht. Dat zullen mijn mensen ongetwijfeld wel gaan doen. We zullen het onderwerp dus nader bestuderen en de mogelijkheden in een beleidsplan vervatten.

De groei van de besmetting doet zich vooral voor bij allochtone mannen en vrouwen. Ik meen daarom dat vooral die groep meer aandacht moet krijgen en dat die aandacht ook anders gericht moet zijn. Verder moeten jongere homoseksuelen meer aandacht krijgen. Wellicht kunnen wij, zoals mevrouw Tonkens suggereert, iets veranderen aan de vorm van de campagnes. Met algemene voorlichting bereiken wij niet veel meer. Ik denk aan de olijke filmpjes die wij nu op de tv zien en waarin condooms in ringverpakkingen worden aangereikt. Ik meen dat van die filmpjes de effectiviteit tot nul is gedaald.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

U belooft op prinsjesdag een plan van aanpak te presenteren. Wordt daarbij het financiële plaatje geleverd?

Minister Hoogervorst:

Zonder financiële dekking zal ik de Kamer niets voorstellen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Er zal meer geld nodig zijn en ik neem daarom aan dat u daarvoor gaat zorgen.

Minister Hoogervorst:

Misschien moet er hier en daar wat geld bij en moet er hier en daar ook wat geld af. In ieder geval heb ik de minister van Financiën, een goede kennis van me, beloofd dat al mijn voorstellen van een financiële dekking zullen worden voorzien.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Voorlichting is ontzettend belangrijk. Die mening deel ik. Echter, met voorlichting alleen ben je er nog niet. Ik herinner aan het rapport van TNO waarin de conclusies die hier worden verwoord al zijn getrokken: de soa's nemen toe. Hierover heb ik schriftelijke vragen gesteld. In het rapport wordt geconcludeerd dat het ontbreken van een voorziening waar jongeren anonieme hulpvragen over seksualiteit kunnen worden gesteld, een van de oorzaken van de toename is. Denk in dit verband aan de Rutgerstichting die wij voorheen hiervoor kenden. Ik wil graag van de minister weten of hij naast voorlichting met voorstellen komt om anonieme hulpverlening op te zetten en om dat te doen op een manier die past bij de behoeften van de jongeren.

De minister kondigt een plan van aanpak aan. Dat plan zou eigenlijk in februari van dit jaar naar de Kamer worden gestuurd. Ik wil graag weten waarom dat niet is gelukt.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik zal aan mij voorganger vragen waarom in februari niet een plan is gelanceerd. Ik beloof nu dat wij dat op prinsjesdag wel zullen doen.

Ik meen dat in de sfeer van de curatieve zorg de mogelijkheid van anonieme consulten het allerbelangrijkst is. Anonieme consulten bieden wij nu al grootschalig aan. In 2002 waren er 3500 anonieme consulten mogelijk. Ik zal vooral inzetten op het versterken van die infrastructuur.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Mevrouw Tonkens sprak in haar eerste zin over het toenemende aantal tienerzwangerschappen. In het verleden waren wij op dit punt het toonbeeld van progressiviteit en van een open samenleving. Dat zet je aan het denken. Als je zwanger kunt worden, kun je ook een soa oplopen, zo heb ik mij laten vertellen. Bestaat niet het risico dat de voorlichting en informatie te zeer wordt beperkt tot specifieke risicogroepen, zoals jonge homoseksuele en allochtone groepen? Moet niet ook uitdrukkelijk worden gedacht aan de jeugd? Ik denk niet dat de televisie het algemeen belang op dit punt heeft overgenomen.

Minister Hoogervorst:

Het is interessant dat de heer Bakker dit aansnijdt. De problematiek van de tienerzwangerschappen begeeft zich vaak in precies dezelfde sfeer als de nieuwe groei van de soa-problematiek. Wij moeten zoeken naar manieren om die verschillende aanpakken met elkaar te verbinden.

De heer Bakker (D66):

Misschien moet u ook de minister van OCW bij dat beleidsplan betrekken met het oog op seksuele voorlichting en dergelijke in het onderwijs.

Minister Hoogervorst:

Ik zal nagaan wat er mogelijk is en of de suggestie van de heer Bakker hierbij kan worden betrokken. Ik wil wel voortgang maken, dus niet in een interdepartementaal getouwtrek terechtkomen.

Naar boven