Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de LPF-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het lid Hoogendijk tot lid in plaats van het lid Eerdmans en het lid Eerdmans tot plv. lid in plaats van het lid Hoogendijk.

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Algra tot lid in plaats van het lid Verburg en het lid Verburg tot plv. lid in plaats van het lid Algra;

  • - de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Rambocus tot lid in plaats van het lid Sterk.

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Vorige week is het belastingverdrag tussen Nederland en België in de Kamer behandeld. Hierbij zijn twee amendementen ingediend: een door de heer Hofstra c.s. en een door de heer De Nerée tot Babberich. Deze amendementen dienen ertoe, mensen die om fiscale redenen naar België zijn geëmigreerd – wij noemen dat de Brasschaatvluchtelingen – tegemoet te komen. Die amendementen kosten geld. De staatssecretaris heeft vorige week steeds gezegd dat er geen dekking is voor die amendementen en dat hij ze daarom afwijst. Nu zijn de amendementen iets veranderd en hebben wij een brief van de staatssecretaris gekregen. Het verwondert mij dat hij hierin ineens stelt dat het maar om een gering bedrag van 2,1 mln gulden gaat en dat een dekking niet meer nodig is. Daarover willen wij opheldering. Daarom vraag ik mede namens mevrouw Giskes van D66, de heer Vendrik van GroenLinks en de heer De Ruiter van de SP om een korte heropening van de beraadslaging.

De voorzitter:

Ik stel voor, deze heropening te doen plaatsvinden op een nader te bepalen tijdstip deze week. De stemmingen over het belastingverdrag zullen als gevolg daarvan dan ook niet vandaag, maar op een later tijdstip plaatsvinden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Gisteren werd bekend dat het telecombedrijf Ericsson zijn vestigingen in Enschede en Emmen wil sluiten. Ik had dit onderwerp graag bij de mondelinge vragen aan de orde willen stellen, maar ik begreep dat u het een te lokaal issue vond. Nou spraken wij in het verleden nog weleens over Randstad en dergelijke. Ik zou haast willen zeggen: voorzitter, wat is dat ongelooflijk Randstad, maar goed.

Ik doe mijn verzoek alsnog bij de regeling. Ik hoop op een brief van de minister van Economische Zaken. Er komen 400 mensen op straat te staan en dat vraagt om reactie van deze minister. Ik wil weten of hij bereid is om contact op te nemen met de directie van het bedrijf om zijn teleurstelling over deze beslissing te uiten. De provincie Overijssel is inmiddels op zoek naar vervangende werkgelegenheid. Dat is geen sinecure voor deze groep hoogopgeleiden. Zij komen in de regio waarschijnlijk niet zo gemakkelijk aan de slag. Ik verneem ook graag op welke wijze de regering hetgeen de provincie inmiddels in gang heeft gezet, kan ondersteunen. Ten slotte is de verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken ook aan de orde als het om subsidies gaat die de Universiteit Twente en Ericsson gezamenlijk kregen voor onderzoek en projecten op het terrein van onder andere de breedbandtechnologie. Men zal begrijpen dat mijn fractie van mening is dat deze subsidies niet ter discussie mogen staan. Om die reden ontvang ik graag voor aanvang van de regeling van aanstaande donderdag een brief van de minister van Economische Zaken, waarin hij ingaat op de door mij geschetste situatie.

De voorzitter:

U heeft een opmerking aan mijn adres gemaakt. Zoals u weet, wonen voorzitters per definitie in een neutraal gebied, dus ten aanzien van uw opmerking over de Randstad kan ik mij niet aangesproken voelen, al begrijp ik wel wat u bedoelt. De afweging inzake het toestemming verlenen voor het stellen van mondelinge vragen wordt gemaakt op basis van een aantal overwegingen en criteria, niet in de laatste plaats het grote aantal vragen dat voorligt. Het lijkt mij echter goed om daarover even door te praten in het Presidium, zoals u heeft verzocht.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. Ik ondersteun de gestelde vragen en voeg er twee vragen aan toe. Wat zijn de gevolgen voor het topinstituut voor telematica in Twente? Het lijkt ons dat dit de nodige problemen oplevert. Hoeveel bedrijven zijn er nog meer van plan om te verhuizen naar het buitenland, omdat zij in buitenlandse handen zijn, terwijl de situatie in Nederland op het ogenblik niet zo goed is? Heeft de minister meer informatie over het totale bedrijfsleven in Nederland, zodat wij de komende weken niet iedere keer vragen hoeven te stellen?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Ik weet dat wij morgen in de beslotenheid van het Presidium deze discussie zullen voeren, maar ik hoop dat u mij toestaat om hierover één opmerking te maken. Er zijn in dit vragenuur in het verleden tal van onderwerpen aan de orde geweest. Het verbaast mij ten zeerste dat de vragen op deze manier niet aan de orde komen, terwijl er 400 mensen op straat komen te staan. Ik vind dat de Kamer er recht op heeft, te weten dat mijn fractie daar echt boos over is.

De voorzitter:

Ik ga er nu niet over door. U hebt het recht om boos te zijn. Wij praten er morgen verder over. Weest u ervan overtuigd dat voor alle voorzitters in deze Kamer, van welke vergadering dan ook, politieke of inhoudelijke overwegingen nooit een rol spelen. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Zojuist heb ik mondelinge vragen gesteld aan de minister van politiezaken, de minister van Binnenlandse Zaken, over de quotumregeling van strafzaken. Ik vond het antwoord niet afdoende. Daarom vraag ik om de Kamer voor morgenmiddag 13.00 uur een brief te laten ontvangen. In deze brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie moet de Tweede Kamer uitgebreid worden geïnformeerd over de volgende aspecten. Welke politiekorpsen krijgen te maken met een quotumregeling? Wie heeft daartoe besloten en wanneer? Wanneer wist de minister van politiezaken dit? Was de planvorming over de quota al rond voor de algemene politieke beschouwingen? Als dat zo is, waarom is de Kamer dan niet eerder bij brief geïnformeerd? Wat zijn de gevolgen voor de burgers in Nederland die aangifte willen doen van een misdrijf dat onder die quotumregeling valt? Ik vraag dit mede namens de collega's Van Heemst, Halsema, De Wit en Teeven.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik wil graag dat hierbij een aanvullende vraag wordt beantwoord die twee jaar terugkijkt, namelijk of dit soort quotumafspraken nieuw zijn of dat ze de afgelopen twee jaar ook aan de orde zijn geweest.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben zeer geïnteresseerd in de antwoorden, dus ik ondersteun graag dit verzoek. De heer Dittrich meldde met veel nadruk dat de brief morgen voor één uur binnen moet zijn. Mijn vraag aan hem is of hij er een bijzondere bedoeling mee heeft, bijvoorbeeld om er deze week nog iets mee te doen. Zo niet, dan hecht ik aan iets meer ruimte, opdat de antwoorden misschien bevredigender kunnen zijn. Heeft hij een specifieke bedoeling met het stellen van een deadline?

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter. Ik vind het fijn dat de heer Dittrich de vraag nu ook stelt aan de minister van Justitie, want hij gaat er als eerste over. Ik heb die vragen allemaal vorige week vrijdag al gesteld. Ik verzoek om die vragen mee te nemen, zodat beide bewindslieden die vragen kunnen beantwoorden.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik heb een aanvullende vraag, namelijk of de minister erop in kan gaan of de quotumregeling is uitgegaan van de minister of van de vergadering van PG's.

De heer Dittrich (D66):

De heer Rouvoet stelde terecht een vraag. Ik was in mijn enthousiasme vergeten dat ik die brief voor morgenmiddag 13.00 uur wil hebben om een spoeddebat over de inhoud van de brief te kunnen aanvragen, dat morgen of donderdag kan plaatsvinden, wat mij betreft.

De voorzitter:

De schriftelijke vragen van de heer Cornielje zijn vrijdag niet doorgelaten, omdat de heer Dittrich zijn mondelinge vragen iets eerder had gesteld, namelijk heel vroeg in de ochtend. De heer Cornielje wijst er terecht op dat zijn vragen ook aan de minister van Justitie zijn gesteld. Ik stel voor, deze vragen toe te voegen aan het stenogram, zodat zij meegenomen kunnen worden bij de behandeling.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb geen bezwaar tegen de vraag van de heer Rietkerk om de afgelopen twee jaar mee te nemen.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik ondersteun het verzoek van de heer Rouvoet in die zin dat wij, gelet op de hoeveelheid vragen van de heer Dittrich, van de heer Cornielje en van mijzelf, wel een volledig antwoord moeten krijgen op die vragen. Anders ontstaat er een probleem in de verdere procedure.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. De ministers zullen bij hun reactie de vragen van de heer Cornielje betrekken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De gebaren van de minister van Justitie, die tijdens de regeling van werkzaamheden niet het woord krijgt, brengen mij ertoe om op te merken dat goede nota is genomen van het verzoek en van het tijdstip van het verzoek, maar dat redelijkerwijze gekeken moet worden of dit mogelijk is.

Het woord is aan de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. In een ANP-bericht van gisteren staat dat de genderkliniek in Utrecht niet, zoals eerder gemeld, haar deuren per 1 oktober weer wenste te openen, maar dat zij reeds lang, al gedurende het gehele jaar, voorlichting geeft over geslachtskeuze om niet-medische redenen. Dit betekent dat je kunt kiezen voor een jongen of een meisje op bestelling. De staatssecretaris van VWS geeft in haar brief van 24 september jongstleden aan de Kamer aan dat zij wil voorkomen dat deze kliniek haar deuren opent. De CDA-fractie vraagt u, de staatssecretaris van VWS te verzoeken om de Kamer deze week per brief te informeren hoe het kan dat burgers mogelijk al vanaf 1 januari voor voorlichting over geslachtskeuze om niet-medische redenen bij deze kliniek terecht kunnen. Kan de staatssecretaris voorts aangeven wat zij sinds haar brief van vorige week heeft ondernomen dan wel gaat ondernemen om dit te voorkomen?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn fractie ondersteunt graag dit verzoek. Ik voeg daaraan het volgende toe. Via de media heb ik vernomen dat het om een misverstand zou gaan. Volgens de kliniek gaat het louter om advisering. Ik wil ook graag van de staatssecretaris vernemen in hoeverre de huidige adviestaken van de kliniek mogelijk zijn binnen het bestaande wettelijke kader.

De heer Van der Vlies (SGP):

Een ander punt waarin de heer Ormel geïnteresseerd zou kunnen zijn, evenals de Kamer in het algemeen, betreft de vraag hoe de contacten van de kliniek in het buitenland neerslaan. Een deel van de handelingen zou zich in of via het buitenland voltrekken. De Nederlandse inspectie komt daar misschien niet bij, maar ik vind dat de regering dit aspect wel moet meenemen in de rapportage.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik ben het zowel met de heer Rouvoet als met de heer Van der Vlies geheel eens en ik wil deze aanvullingen graag laten toevoegen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De nieuwe minister van Financiën is een spraakzame minister. Dat doet ons deugd. Hij heeft in Washington uitlatingen van de president van de Europese Centrale Bank, de heer Duisenberg, becommentarieerd over het voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot het Groei- en Stabiliteitspact. Wij gaan daar in de vaste commissie voor Financiën verder op door. De minister van Financiën zwijgt echter over de economische gevolgen van de oorlog tegen Irak. Er blijken in ECB-verband berekeningen te circuleren over de mogelijke gevolgen van een dergelijke aanval op Irak. Ook gisteravond bleek dat de heer Wellink zich, wellicht op basis van die berekeningen die wij niet gezien hebben, grote zorgen maakt over die economische gevolgen.

Voorzitter. Ik wil langs deze weg een brief van de minister van Financiën vragen, waarin hij zo mogelijk de berekeningen die in ECB-verband of door De Nederlandsche Bank over die economische gevolgen zijn gemaakt, openbaart ten behoeve van het debat over de financiële beschouwingen dat volgende week plaatsvindt. Ik ben ook benieuwd naar een reactie op de opmerkingen van met name de heer Wellink, dat hij zich zeer grote zorgen maakt over de economische gevolgen van een oorlog tegen Irak.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Financiën.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jense.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. In deze Kamer is herhaaldelijk gesproken over dualisering bij gemeenten en op dit moment spreken wij over dualisering in provincies. Daar zijn ook vele miljoenen mee gemoeid. Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de dualisering wanneer een aspirant-minister-president van zijn werkzaamheden wordt teruggeroepen om namens of voor een politieke partij de belangen veilig te stellen in dit huis? Het lijkt mij dat zodoende enkele zaken door elkaar worden gehaald en ik vraag mij af of dit de bedoeling is. Ik zou graag het standpunt van de regering hierover willen weten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Mij valt de afgelopen weken en zeker vandaag het volgende op tijdens het vragenuurtje. Nadat de vragensteller vragen gesteld heeft en collega's aanvullende vragen kunnen stellen, geeft een minister een antwoord waarna de vragensteller niet kan interrumperen. Dat is de spelregel. Te vaak maakt de minister bij het geven van het antwoord ietwat gebruik van de regel dat de vragensteller niet meer kan reageren. Er wordt dan een antwoord gegeven, maar niet een antwoord op de gestelde vraag. Wij zijn dan bezig om het vragenuurtje geweld aan te doen. Ik heb het idee dat deze zorg breder leeft. Daarom verzoek ik u, dit signaal door te geven aan het kabinet. Men moet niet alleen antwoorden geven, maar ook antwoord geven op de gestelde vragen. Dat zal de kwaliteit van het vragenuurtje doen toenemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik voeg daaraan toe dat wij bij de raming van de Kamer hebben afgesproken dat wij, als het enigszins lukt, voor het kerstreces zullen spreken over de werkwijze van de Kamer. Daartoe is een aantal voorbereidende werkzaamheden gestart in het kader van het presidium, de commissie voor de Werkwijze der Kamer en wellicht wat andere commissies. Dat zal leiden tot een discussie over onze eigen werkwijze in de Kamer. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de organisatie en de inrichting van het vragenuur daarvan ook een onderdeel zijn. Ik ben daar een voorstander van.

Naar boven