Vragen van het lid Dittrich aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de quota aan te behandelen zaken die sommige politiekorpsen opgelegd hebben gekregen.

De heer Dittrich (D66):

Afgelopen vrijdag kopte de Volkskrant: "Politie moet strafzaken beperken". Wat blijkt uit dat bericht? Het openbaar ministerie en de rechtbanken zijn dichtgeslibd en de politie kan de strafzaken niet meer kwijt. Het gevolg daarvan is dat eenvoudige zaken – bijvoorbeeld iemand een klap geven, dronken rijden of winkeldiefstallen – nauwelijks meer aandacht krijgen. Een aantal hoofdcommissarissen van politie zegt zich gedwongen te voelen tegen zijn zin pas op de plaats te maken. In Kennemerland moet de politie de komende drie maanden 10% minder aan strafzaken aanbrengen. In Rotterdam heeft de politie een contract moeten accepteren waarbij nog slechts een bepaald quotum aan strafzaken mag worden aangeleverd.

Mijnheer de voorzitter. Wat houdt dit voor de burger in Nederland in? Je zult maar in Haarlem of Rotterdam wonen en aangifte van mishandeling willen doen! Wordt dan door de politie gezegd: sorry, we hebben ons quotum bereikt, we kunnen u niet meer helpen, u kunt gaan? Is dit de manier waarop de veiligheid in de samenleving bevorderd wordt? Hoe gaat de minister om met de onvrede die er bij de politiekorpsen heerst over deze quota? De politie moet het werken niet onmogelijk worden gemaakt. Uit het artikel blijkt dat de hoofdcommissarissen bang zijn om deze kwesties met de hoofdofficieren van justitie te bespreken omdat zij vrezen voor een verstoorde verhouding. Hoe gaat de minister daarmee om? Hoeveel politiekorpsen hebben eigenlijk quota opgelegd gekregen of zullen deze opgelegd krijgen? Is de minister betrokken geweest bij het vaststellen van de criteria aan de hand waarvan wordt bepaald welke zaken in de prullenbak zullen belanden? Waarom wordt besloten dat fietsendiefstal, ondanks alle nieuwe technische voorzieningen die er zijn zoals herkenningssystemen, niet in behandeling wordt genomen? Gaat hiervan geen cynisch signaal naar de samenleving uit, terwijl wij, ook in de Kamer, een discussie over normen en waarden willen voeren?

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik ben graag in de Kamer, maar het was wellicht verstandig geweest als deze vragen of wel aan de minister van Justitie of wel aan ons beiden waren gesteld. Het gezag legt immers quota op aan de politie. De politie is daarvoor dus niet verantwoordelijk. Ik adviseer de heer Dittrich dan ook om de vragen die zich op de quota richten, te stellen aan de minister van Justitie.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Mag ik daar meteen op reageren? Dit is een misvatting.

De voorzitter:

Nee, ik wil de procedure volgen. De minister beantwoordt in de eerste drie minuten de vragen en daarna kunt u reageren.

Minister Remkes:

Ik zeg erbij dat het door de politie verrichte werk natuurlijk wel een doel moet dienen. Als de werkzaamheden van de politie vastlopen in de rest van de keten, dan slaat dat op de politie zelf terug. De minister van Justitie en ik achten deze situatie overigens met de heer Dittrich zeer onbevredigend. Daarom betrekken wij bij de opstelling van het veiligheidsprogramma – waar wij samen hard aan werken – de effecten en de financiële consequenties in de totale keten. Wij doen dit juist om genoemde effecten te voorkomen. De minister van Justitie bereidt een brief aan de Kamer voor over deze problematiek.

De heer Dittrich (D66):

Ik vind het een onthutsend antwoord van de minister van Binnenlandse zaken. Mijn vragen gaan specifiek over de politie. Ik vroeg hem wat hij gaat doen met de politiekorpsen die onvrede uiten over het feit dat hen quota zijn opgelegd en om welke politiekorpsen het gaat. Deze vragen worden helemaal niet beantwoord. De minister van Binnenlandse Zaken zegt dat de politie er niet verantwoordelijk voor is en hij schuift het door naar justitie. Ik heb echter niet voor niets mijn vragen aan de minister gesteld die verantwoordelijk is voor de politie. Als burgers naar het politiebureau gaan en aangifte willen doen van een strafbaar feit, zoals een enkelvoudige mishandeling, mogen zij niet worden weggestuurd omdat de taks bereikt is. De politie moet dat doen. Ik vind dan ook dat de minister van Binnenlandse Zaken daarover aan deze Kamer en aan de Nederlandse bevolking uitleg moet geven. Hij mag dat niet afdoen met de opmerking dat de minister van Justitie nog wel een brief aan de Kamer zal sturen. Ik kan hier echt nijdig over worden. Ik wil gewoon een inhoudelijk antwoord krijgen op mijn vragen, die de politie regarderen. Wanneer gaat de minister van Binnenlandse Zaken met de hoofdcommissarissen om de tafel zitten om deze kwestie te bespreken? Welke politiekorpsen hebben het dictaat opgelegd gekregen om maar een bepaald aantal zaken te behandelen en om voor de rest tegen burgers in Nederland te zeggen: u komt niet meer aan de bak? Wanneer is dit gebeurd? Ik wil hierop klip en klaar antwoord hebben.

Ten slotte wil ik een vraag stellen aan de heer Wijnschenk, fractievoorzitter van de LPF, maar omdat ik zie dat hij nu niet aanwezig is, stel ik de vraag aan een ander lid van de LPF dat over politiezaken gaat, te weten mevrouw Zeroual. Het gaat om de volgende kwestie. Bij de algemene politieke beschouwingen heeft de fractievoorzitter van de LPF heel duidelijk aan de regering gevraagd of het mogelijk is, voortaan ook heel kleine diefstallen van onder € 150 in behandeling te nemen. De LPF-fractie vond het geen goede gang van zaken dat de politie dat soort zaken niet in behandeling neemt. Gelet op de reactie van de minister van Binnenlandse Zaken wil ik graag van mevrouw Zeroual van de LPF-fractie horen of zij met D66 van mening is dat dit een slechte zaak is die de veiligheid van de burgers in Nederland niet bevordert, en dat hierover echt duidelijkheid moet komen.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik ga geen vragen beantwoorden over onderwerpen waar ik niet over ga. Dat is de strekking van mijn antwoord in eerste termijn geweest.

De heer Dittrich (D66):

U gaat toch over de politie?

Minister Remkes:

Ja, ik ga over de politie, zeker.

De heer Dittrich (D66):

Nou dan.

Minister Remkes:

Ik ga niet over het openbaar ministerie.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb ook niets over het openbaar ministerie gevraagd. Ik vraag u welke politiekorpsen een quotum opgelegd hebben gekregen.

Minister Remkes:

Je kunt die zaken in redelijkheid niet van elkaar loskoppelen, en dat is wat de heer Dittrich nu doet. Hij zal even moeten wachten op de ketenbenadering, waarover wij het eens zijn, denk ik. Er is een programma in voorbereiding dat op 11 oktober aan de Kamer wordt toegestuurd.

De heer Dittrich (D66):

Maar zo kan de minister iemand toch niet wegsturen? Tegen de burger die naar het politiebureau gaat om aangifte te doen, zegt de minister van Binnenlandse Zaken dat hij weliswaar over de politie gaat, maar hier geen antwoord op kan geven. Dat is toch geen manier van doen? Hij staat hier toch ook namens de regering te praten? Of is het zo verkokerd in het nieuwe kabinet dat hij er geen antwoord op kan geven?

Minister Remkes:

Volgens mij zijn de bevoegdheden onder dit kabinet niet anders dan onder het vorige kabinet. Ik heb over de bevoegdheden gezegd wat daarover te zeggen valt. Ik ben niet voornemens om op korte termijn met de hoofdcommissarissen om de tafel te gaan zitten. Ik ben wel voornemens om, samen met de collega's, met alle betrokken partijen een gesprek te voeren over de totale keten.

De heer Dittrich (D66):

Betrekt u daar ook de burgers bij, die aangifte willen doen van misdrijven waarvan nu in de krant staat dat zij niet eens meer in behandeling worden genomen?

Minister Remkes:

De heer Dittrich hoeft mij er niet van te overtuigen dat deze situatie in de ogen van veel burgers, zeker van burgers die ermee geconfronteerd worden, buitengewoon onbevredigend is.

Mevrouw Zeroual (LPF):

Natuurlijk staan wij nog achter het standpunt van de heer Wijnschenk dat ook aangiftes onder € 150 behandeld moeten worden, maar wij willen de minister graag de kans geven om iets te laten zien. Ik denk dat het nog te vroeg is om hierop een tegenreactie te geven. Wij moeten eerst even afwachten wat de minister daarmee wil doen.

De heer De Wit (SP):

De heer Dittrich heeft zich ongetwijfeld verdiept in de oorzaken van het dichtslibben van de keten. Mijn vraag is of hij kritiek heeft op het beleid van het vorige kabinet, waarin de nadruk is gelegd op strafvervolging van bijvoorbeeld bolletjesslikkers, gezien de problemen in Kennemerland waar hij op doelt. Neemt hij afstand van dat beleid dat in feite de oorzaak is van het dichtslibben van de justitiële keten?

De heer Dittrich (D66):

Ik ben blij dat de heer De Wit mij die vraag stelt. Wij hebben onlangs het interview kunnen lezen met de Amsterdamse president van de rechtbank, de heer Gisolf, die er vanuit zijn verantwoordelijkheid op heeft gewezen dat er inderdaad een dichtslibbing ontstaat, als alle zaken met harddrugs en softdrugs in het strafrecht worden gebracht, en dat dit ten koste gaat van andere zaken. Ik zeg niet dat ik het helemaal met de heer Gisolf eens ben, maar ik vind dat er wel gekeken moet worden naar de oorzaken van het dichtslibben van de keten. Als ik op vrijdagochtend in de krant lees dat mensen die in Kennemerland of in Rotterdam wonen en aangifte willen doen van een misdrijf, niet meer geholpen zullen worden, vind ik het een verplichting van deze regering, die ik graag op een goede en zorgvuldige manier wil controleren, om een oplossing daarvoor aan te dragen.

De heer De Wit (SP):

De vraag was of u daar afstand van neemt.

De voorzitter:

U hebt een vraag gesteld ...

De heer De Wit (SP):

Maar ik heb geen antwoord gekregen.

Voorzitter. De vraag was of de heer Dittrich afstand neemt ...

De voorzitter:

Het spijt mij erg, maar u heeft al een vraag gesteld.

De heer De Wit (SP):

Maar ik heb geen antwoord gekregen.

De voorzitter:

Naar de letter van het woord heeft u antwoord gekregen. De heer Dittrich gaat over zijn antwoord.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter. Wij hadden gedacht dat dit kabinet met de politie prestatieafspraken zou maken, maar het lijkt meer op wanprestatieafspraken. Kan de minister toelichten waar zijn uitlating op gebaseerd is dat hij dit buitengewoon onbevredigend vindt? Ik neem aan dat hij door de minister van Justitie is geïnformeerd over het rantsoeneren van politiediensten aan burgers. Is dat daadwerkelijk gebeurd? Wanneer heeft deze minister daarvan gehoord? Wat heeft hij ondernomen om daarop invloed uit te oefenen? Ik vind het namelijk nogal makkelijk om te zeggen: ik vind het zeer onbevredigend als minister voor veiligheid. Dat is hij immers. Ik heb nog nooit een minister van Binnenlandse Zaken zich er zo met een jantje-van-leiden van af zien maken.

Minister Remkes:

De heer Van Heemst refereert terecht aan de inspanningsverplichting die het kabinet is aangegaan conform de afspraken in het Strategisch akkoord, namelijk dat wij prestatieafspraken zullen gaan maken met de individuele korpsbeheerders. Ik kan de heer Van Heemst verzekeren dat dit proces inmiddels in gang is gezet. Mijn uitlating dat er in de ogen van veel burgers sprake is van een onbevredigende situatie, is erop gebaseerd dat ik mij even probeer te verplaatsen in de positie van die burgers.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, u mag geen vraag meer stellen. Het is vaak onbevredigend, maar de procedure is zoals die is.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter. De minister beantwoordt mijn vraag niet.

De voorzitter:

U krijgt hetzelfde antwoord als de heer De Wit zojuist heeft gekregen. U heeft een antwoord gekregen op uw vraag. De minister gaat over zijn antwoord.

Minister Remkes:

Voorzitter. Volgens mij heb ik de vraag wel beantwoord.

De heer Cornielje (VVD):

Afgelopen vrijdag heb ik schriftelijke vragen gesteld aan de minister van Justitie. Ik hoop dat deze alsnog worden doorgezonden, dan hoef ik ze hier niet allemaal voor te lezen en kunnen ze worden beantwoord.

Ik heb een vraag voor de heer Dittrich. Met de VVD-fractie maakt de fractie van D66 zich zorgen over het niet meer vervolgen van plegers van fietsendiefstallen en andere vormen van criminaliteit. Mogen wij op de steun van de D66-fractie rekenen voor het hard aanpakken van alle vormen van criminaliteit, dus inclusief de smokkel van harddrugs, en voor het uitbreiden van de capaciteit in de gehele justitiële keten?

De heer Dittrich (D66):

Ik dank de heer Cornielje voor deze vraag. Misschien kan hij zich nog herinneren dat de fractie van D66 bij de algemene politieke beschouwingen een tegenbegroting heeft ingediend, waarin meer geld is uitgetrokken voor de veiligheid en de veiligheidsketen in Nederland dan het kabinet heeft gedaan. Wij hebben ook voor de motie gestemd om vanuit de Kamer daar additioneel meer geld bij te voegen. Volgens de tegenbegroting van D66 is er op jaarbasis meer dan 60 mln euro vrijgemaakt om de gehele keten te versterken. Daarmee wordt ook de aanpak van dit soort delicten versterkt, in plaats van dat zij in de prullenbak verdwijnen. Dit laatste lijkt nu het beleid te zijn, totdat wij wellicht een brief hebben gekregen van de regering. Uiteraard moeten harddrugs worden bestreden. D66 zal dit standpunt niet verlaten.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter. Mijn vraag luidt kort en goed: was de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vooraf door de minister van Justitie op de hoogte gesteld van die quotaregeling? Zo ja, wanneer is dat gebeurd en wat is daarop zijn reactie geweest?

Minister Remkes:

Voorzitter. De minister van Binnenlandse Zaken was ervan op de hoogte dat er grote verstoppingen zijn in de keten en dat er dus keuzes gemaakt moeten worden.

De heer Van Oven (PvdA):

U was dus ook op de hoogte van die quotaregeling die is uitgevaardigd?

Minister Remkes:

En dat er dús keuzes gemaakt moeten worden, ook door het openbaar ministerie.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter. De reactie van de minister ...

De voorzitter:

Mijnheer Van Oven, u heeft antwoord gekregen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De vraag waar het uiteindelijk op neerkomt, is of de minister van tevoren op de hoogte is gesteld van de instelling van quota bij de verschillende korpsen en of dat zijn instemming genoot.

Minister Remkes:

Voorzitter. Daar heeft de minister van BZK niet expliciet "ja" tegen gezegd.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Betekent het dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daar dus niet van op de hoogte was?

Minister Remkes:

Volgens mij heb ik die vraag al beantwoord.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Dit wordt volgens mij een kettingactie. Is de minister expliciet door de minister van Justitie geïnformeerd over de quotaregeling en heeft hij daar de gelegenheid gehad om een reactie te geven?

Minister Remkes:

Volgens mij heb ik die vraag net beantwoord. Nee.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik luister met totale verbijstering. Lag er nou een voornemen van Justitie waarover u bent geïnformeerd of niet?

Minister Remkes:

Ik heb zojuist al gezegd van niet.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Hebben de korpsbeheerders van de minister van Binnenlandse Zaken of van de hoofdofficieren te horen gekregen dat er een quotaregeling was?

Minister Remkes:

Daar heb ik impliciet ook al op geantwoord. Vanuit het OM.

Naar boven