Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de spreektijden bij het debat over normen en waarden, dat volgende week woensdag wordt gehouden, te bepalen op 10 minuten per fractie.

Ik stel verder voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 16 december van 10.15 uur tot 16.15 uur door de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met versnelde invoering toets nieuwe opleiding (28681).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Wat er al een tijdje aan zat te komen, lijkt werkelijkheid te worden: de plannen voor een nieuw ziektekostenstelsel komen in de problemen door de Europese regels. Berichten van de landsadvocaat en een rapport van de Raad voor de volksgezondheid duiden erop dat de huidige plannen niet kunnen worden doorgezet omdat dit problemen oplevert met de keuzes die gemaakt worden. Ik vind het belangrijk dat die weg wel wordt gevolgd. Nu de beslissingen naar aanleiding van deze constateringen misschien een andere kant op sturen, verzoek ik de Kamer de minister van Volksgezondheid op dit te punt te mogen interpelleren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Inhoudelijk vindt mevrouw Kant mij direct aan haar zijde. Ik heb in het hoofdlijnendebat zelf naar voren gebracht dat zich dit probleem kon voordoen. Het kabinet heeft toen ontkend dat het een probleem kon opleveren.

Dat het verzoek op dit moment wordt gedaan, vind ik onbegrijpelijk. Ik ben altijd voor een interpellatieverzoek als dat spoedeisend is. We hebben echter te maken met een demissionair kabinet. Er is wel een rapport, maar het kabinetsstandpunt daarover is er nog niet. Ik heb er bezwaar tegen dat de Kamer met een demissionaire waarnemend minister debatteert over een rapport waarin een standpunt wordt ingenomen. Het interpellatieverzoek spreekt mij daarom niet aan.

Mevrouw Arib (PvdA):

Inhoudelijk ben ik het met collega Kant eens. Het is gebruikelijk dat, als een advies wordt uitgebracht, het kabinet een reactie daarop geeft. Ik stel daarom graag voor dat de Kamer aan het kabinet om een reactie op dit rapport vraagt. Op basis daarvan kan eventueel een debat met dit demissionaire kabinet worden aangegaan.

De heer Wilders (VVD):

Ik wil het verzoek van mevrouw Kant niet steunen. Het gaat weliswaar om een belangrijk advies van een adviesorgaan, maar het kabinetsstandpunt is al voor begin volgend jaar aangekondigd. Daar moeten wij met het kabinet over praten. Op dit moment hebben wij er geen behoefte aan om op grond van één advies een interpellatie te houden.

De heer Buijs (CDA):

Ik sluit mij daar volledig bij aan en wens op te merken dat ik niet hoop dat wij na ieder rapport een interpellatie gaan houden. Dat zou het wapen interpellatie uithollen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil het verzoek steunen. Dat getuigt ook van fatsoen. Bovendien meen ik dat het een belangrijk onderwerp is. Ik wil mevrouw Kant wel vragen of het niet zinvol is aan het kabinet te vragen per omgaande een reactie te geven. Dat lijkt mij wel zinnig.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, u kent mijn procedurele lijn. Die zal dadelijk wel blijken. Als u indirect zegt dat degenen die in dit proceduredebat een andere opstelling innemen dan u, onvoldoende fatsoen hebben, vind ik dat een beetje gek.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat zijn mijn woorden.

De voorzitter:

Ja, het zijn uw woorden. En dit zijn mijn woorden.

De heer Smulders (LPF):

Wij willen geen interpellatie. Daar zijn genoeg redenen voor aangedragen.

Mevrouw Giskes (D66):

De D66-fractie hecht ook aan een reactie van het kabinet op dit rapport. Wij betwijfelen of er vervolgens een interpellatie nodig is, maar dat zien wij wel als die reactie er is.

Mevrouw Kant (SP):

Er werd gezegd dat wij over elk rapport wel een debat kunnen aanvragen. Het hangt natuurlijk van de ernst van het onderwerp af of dat wenselijk is. Ik vind het in dit geval wenselijk. Ik wil erbij aantekenen dat het mij niet alleen om het rapport van de RVZ gaat, maar ook om het advies van de landsadvocaat. Hij geeft aan dat er grote problemen te verwachten zijn.

Het argument dat het kabinet demissionair is, kan ik voor een deel meevoelen, mijnheer Rouvoet. Er worden hier echter over allerlei dingen beslissingen genomen. Wij zijn het er niet mee eens dat de processen zo doorgaan, maar als deze doorgaan wil ik er wel over kunnen debatteren zodat de Kamer niet buitenspel staat en nog invloed kan uitoefenen.

Het proces zoals het in het Strategisch akkoord is vastgelegd, gaat wel voort, terwijl er allerlei redenen zijn – die zijn nu aangegeven door de landsadvocaat en in het rapport – waardoor dat niet kan. Het proces gaat ons voor heel vervelende vraagstukken stellen. Ik wil daar graag met de Kamer en de minister over debatteren. Het is een wezenlijk vraagstuk dat op dit moment speelt. Een praktisch probleem is dat wij natuurlijk niet zoveel tijd meer hebben. Dit soort processen zou in januari door kunnen gaan. Het gaat wat ver om de Kamer hiervoor van reces terug te roepen. Daarom stel ik voor, dat debat nu te houden.

Ik vind het prima om een reactie van het kabinet te vragen, als dat tenminste snel kan. Wij hebben immers niet zoveel tijd meer om deze zaken hier te bespreken. Ik vind het goed om een spoeddebat te houden zodra de reactie van het kabinet er is. Ik hecht er echter wel aan – ik kondig dat maar van tevoren aan – om dat debat te voeren. De reactie van het kabinet zal zeker geen reden zijn om dat debat niet te voeren. Ik wil het debat hoe dan ook voeren, als interpellatie of naar aanleiding van de reactie op korte termijn.

De voorzitter:

Gehoord de woordvoerders en mevrouw Kant, is mijn voorstel een reactie te vragen van het kabinet, op korte termijn. Mevrouw Kant kondigt aan wat haar volgende procedurele stap zal zijn. Dat is uiteraard haar goed recht, maar dat voorstel wordt op dat moment bij de regeling van werkzaamheden aan de Kamer voorgelegd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik verzoek u het VAO naar aanleiding van het vanmorgen gevoerde AO ter voorbereiding op de Europese Raad in Kopenhagen op de plenaire agenda te plaatsen. Het debat daarover, althans de stemming over de motie die ik daarbij wil indienen, zal wel moeten plaatsvinden voor aanvang van de Europese Raad.

De voorzitter:

Wanneer vangt de Raad aan?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Morgen in de loop van de dag.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en om ergens in de agenda – die zeer veel ruimte biedt zoals iedereen heeft gezien – een moment te zoeken. Ik stel voor, morgen na de lunchpauze te stemmen. Dat betekent dat het debat morgen voor de lunchpauze plaats moet vinden.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Kunt u zich ervan vergewissen of de Raad dan niet inmiddels is aangevangen? Want als dat het geval is, moeten wij een andere oplossing zoeken.

De voorzitter:

Dat zal ik doen. Wilt u het debat houden met de minister van Verkeer en Waterstaat?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Nee, met de minister-president. Hij vertegenwoordigt ons immers in de Raad. De minister van Verkeer en Waterstaat kan erbij zijn.

De voorzitter:

Daar heb ik problemen mee. Het was een algemeen overleg van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het was een algemeen overleg van de algemene commissie voor Europese Zaken.

De voorzitter:

Met de minister-president?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ja, en met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Verkeer en Waterstaat. De Kamer gaat nu een verzoek doen – hoop ik – aan de minister-president om een bepaalde inbreng te hebben in Kopenhagen. De minister van Verkeer en Waterstaat is daar helemaal niet bij.

De voorzitter:

U hebt gelijk. Ik dacht dat het om het verslag van een algemeen overleg met de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat ging. Dit was een algemeen overleg met de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en naar ik aanneem de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

Ik stel voor dat wij het aan het kabinet overlaten wie bij de behandeling van dat VAO het kabinet zal vertegenwoordigen.

Voorts stel ik voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de drie bewindslieden, zodat zij ook de procedurele beslissingen en de formulering van uw verzoek kunnen zien.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Giskes.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over de prijsstijgingen als gevolg van de introductie van de euro op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Dat kan volgende week.

Mevrouw Giskes (D66):

Prima.

De voorzitter:

Zo schuiven wij de agendaproblemen een beetje voor ons uit.

Het woord is aan mevrouw De Pater.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Wij hebben de afgelopen week uitgebreid met de minister van Justitie gediscussieerd over omgangs- en scheidingsbemiddeling. Ik verzoek u, het verslag van dat overleg voor het kerstreces op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ook aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verslag zal op de agenda worden geplaatst.

Naar boven