Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 december 2002 over de modernisering van de AWBZ.

De voorzitter:

De spreektijd is maximaal twee minuten, inclusief moties.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik dien vier moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige RIO's te grootschalig, te bureaucratisch en te veel op afstand van de zorg functioneren;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de indicatiestelling kleinschalig, minder bureaucratisch en dichter bij de patiënt plaats te laten vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(26631).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eigen bijdragen in de AWBZ-zorg oneigenlijk en ondoelmatig zijn, maatschappelijk ongewenste gevolgen kunnen hebben en bovendien leiden tot bureaucratie;

constaterende dat in de gemoderniseerde AWBZ eigen bijdragen zullen worden gevraagd voor verschillende functies hetgeen concreet een uitbreiding van eigen bijdragen betekent;

verzoekt de regering, niet over te gaan tot deze ongewenste uitbreiding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(26631).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eigen bijdragen in de AWBZ-zorg oneigenlijk en ondoelmatig zijn, maatschappelijk ongewenste gevolgen kunnen hebben en bovendien leiden tot bureaucratie;

verzoekt de regering, de eigen bijdragen voor thuiszorg en wijkverpleging af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(26631).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks herhaaldelijke toezegging het probleem van achterstand in eigen bijdragen door het CAK blijft;

overwegende dat vele ouderen en andere thuiszorgontvangers de dupe worden van de slechte organisatie doordat zij regelmatig worden geconfronteerd met sterk opgelopen rekeningen aan eigen bijdragen;

verzoekt de regering, een termijn vast te stellen waarna kwijtschelding van de eigen bijdragen plaatsvindt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(26631).

Mevrouw Kant (SP):

Gelet op de andere moties die ik heb ingediend, geldt dit voorstel van mijn fractie totdat wij van die eigen bijdrage af zijn.

De voorzitter:

Het woord wordt alleen gevoerd door degenen die een motie willen indienen, en interrupties zijn alleen toegestaan voorzover zij betrekking hebben op de motie zelf. Discussies worden niet overgedaan; het kerstregime is van toepassing.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Gelet op het kerstregime beperk ik mij tot het indienen van twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gemoderniseerde AWBZ een uitbreiding van het aantal eigen bijdragen betekent;

overwegende dat bij de vaststelling van de eigen bijdragen te weinig rekening wordt gehouden met het cumulerende effect van eigen bijdragen in verschillende regelingen zoals AWBZ, Ziekenfondswet en WVG;

verzoekt de regering, voor aanvang van de modernisering van de AWBZ met een voorstel voor een maximumgrens aan de eigen bijdragen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(26631).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de indicatiestelling eerst wordt gekeken naar de theoretische en niet feitelijk beschikbare mantelzorg en daarna naar de nog benodigde zorg;

overwegende dat de benodigde zorg en niet de theoretische beschikbaarheid van mantelzorg uitgangspunt moet zijn van de indicatie;

overwegende dat de mantelzorg opTonkens basis van vrijwilligheid en beschikbaarheid moet worden gegeven;

verzoekt de regering, de feitelijk en niet de theoretisch beschikbare mantelzorg als uitgangpunt van de indicatiestelling in de modernisering van de AWBZ mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(26631).

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft ons een brief gestuurd over de eigen bijdrage voor de thuiszorg. Zij schrijft daarin hoe de uitvoeringskosten en de opbrengsten zich tot elkaar verhouden. Zij verwijst hierbij naar het Centraal administratiekantoor bijzondere zorgkosten. Ik ben geïnteresseerd in de feitelijke berekeningen. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het persoonsgebonden budget (PGB) een belangrijke bijdrage kan leveren aan goede, adequate en op de behoefte van de cliënt toegespitste zorg;

overwegende dat de staatssecretaris van VWS in het algemeen overleg met de Kamer heeft toegezegd dat PGB-houders er niet op achteruit mogen gaan als gevolg van de modernisering;

overwegende dat de voorziene waardebepaling van het PGB voor het jaar 2003 ertoe kan leiden dat PGB-houders er wel op achteruit zouden kunnen gaan;

roept de regering op, de waardebepaling voor het jaar 2003 vast te stellen op op zijn minst 75% van de bandbreedte per klasse en om voor de jaren 2004 en verder een zodanig systeem van tarief- en waardebepaling te ontwikkelen dat de PGB-houders gegarandeerd de zorg kunnen inkopen die zij nodig hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kalsbeek en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(26631).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de indicatiestelling voor AWBZ-gefinancierde zorg cliënten in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden;

overwegende dat zich bij de indicatiestelling grote verschillen per regio kunnen voordoen en dat dat een ongewenste ontwikkeling is;

verzoekt de regering, deze ongewenste regionale verschillen bij de indicatiestelling te voorkomen, zo nodig te bewerkstelligen dat het landelijk indicatieprotocol hiertoe wordt aangepast en periodiek na te gaan of zich nog ongewenste regionale verschillen voordoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kalsbeek en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(26631).

Mevrouw Kant wil nog een motie indienen. Zij heeft daarvoor nog 17 seconden spreektijd.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Mijn laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorgvrager alleen achteraf het recht op zorg kan behalen via de rechtsgang en dat de rechtspositie van de zorgvrager niet is verankerd in het Besluit zorgaanspraken;

verzoekt de regering, een artikel in het Besluit zorgaanspraken op te nemen, waarin wordt vermeld dat, in het kader van de indicatiestelling, uitdrukkelijk rekening dient te worden gehouden met de wens van de zorgvrager met betrekking tot de zorg en/of hulpmiddel, de zorg binnen een bepaalde termijn geleverd moet worden en dat betrokkene de mogelijkheid heeft van bezwaar en zo nodig beroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(26631).

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ik zal op de ingediende moties ingaan. Ik moet mij straks wel even beraden op mijn reactie op de laatste motie die mevrouw Kant heeft ingediend.

Ik ontraad het aannemen van de motie die mevrouw Kant heeft ingediend over de RIO's. In de brief aan de Kamer is uitgelegd dat wij bezig zijn met een forse vereenvoudiging van de indicatiestelling. Het aannemen van de motie van mevrouw Kant zou ertoe leiden dat de keuzevrijheid en de rechtsbescherming van de cliënt weer teniet wordt gedaan. Dat is in tegenspraak met de uitgangspunten van het systeem dat wij trachten vorm te geven. In het algemeen overleg hebben wij dit reeds gewisseld.

Mevrouw Kant (SP):

Ik krijg graag een toelichting op de argumenten om deze motie te ontraden, want ik zie niet in waarom zij zou leiden tot minder keuzevrijheid.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voor de rechtsbescherming van de cliënt is het goed dat wij een landelijk dekkend indicatiesysteem hanteren. Wij willen nu niet indiceren op weer een ander niveau zoals mevrouw Kant bedoelt. De rechtsbescherming die wij nu proberen vorm te geven in het systeem waarvoor wij hebben gekozen, kan worden aangetast als wij een andere koers inslaan. Ik ben daarvan geen voorstander. Ik sta dus geheel achter de vorm van sturing en indicatiestelling die wij hebben gekozen.

Mevrouw Kant (SP):

Het gaat mij om de argumentatie. Het feit dat ik in deze motie voorstel om het anders te doen, wil niet zeggen dat ik de indicatie afschaf. Het argument van keuzevrijheid geldt eigenlijk niet. De staatssecretaris zegt dat zij wil verdergaan op de weg die nu is ingeslagen. Het is waar dat wij daarover van mening verschillen, maar de keuzevrijheid blijft hetzelfde.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Over de gevolgen van de keuzes die wij beiden maken, kunnen wij ook nog van opvatting verschillen. Ik schat die anders in. Ik ontraad aanvaarding van deze motie.

Ik ontraad aanvaarding van de moties met betrekking tot de eigen bijdrage en ik zal toelichten waarom. In het algemeen overleg is veel aandacht besteed aan de eigen bijdrage. Daarbij speelden twee aspecten een rol. Ik denk dat ik nog iets meer kan verduidelijken dan ik al schriftelijk heb gedaan. In de eerste plaats is aandacht gevraagd voor het vervallen van de aftrek van 340 euro in het kader van de intramurale eigen bijdrage. Bij de behandeling van de begroting van dit ministerie werd met het oog hierop door de leden Bos en Kant een motie ingediend. De Kamer heeft besloten om deze motie aan te houden. In mijn brief van gisteren heb ik nog eens uiteengezet wat de achtergrond is van de beslissing om deze aftrek te laten vervallen. Zoals u hebt gezien, is de reden van technische aard. Anders dan mevrouw Kalsbeek veronderstelde, wordt de aftrek dan ook niet voor bepaalde groepen gehandhaafd. Wat er feitelijk gebeurt, is dat voor verzekerden die op 31 december 2002 in een AWBZ-instelling verblijven geen nieuwe vaststelling van de bijdrage plaatsvindt. De bijdrage wordt alleen jaarlijks geïndexeerd. Daarom houden deze verzekerden dit voordeel nog vier jaar. In een functiegericht systeem is het niet mogelijk om een bijzondere aftrek te handhaven die is gekoppeld aan specifieke instellingen. Ik volg met mijn oordeel de opvatting die ook mijn ambtsvoorganger aan de Kamer had meegedeeld. De enige oplossing zou dus zijn het verbreden naar alle verzekerden en dit zou 74 mln euro kosten. Ik moet keuzes maken en daarbij weeg ik mee dat op het terrein van de eigen bijdrage de afgelopen periode een aantal verbeteringen heeft plaatsgevonden. Verbetering van de financiële positie van de betreffende verzekerden heeft in de huidige situatie niet mijn prioriteit. Ik kies vooral voor meer zorg. Aanvaarding van de motie zou ten koste gaan van de middelen van de zorg. Dit is in de huidige tijd van schaarste in de zorg niet te verdedigen. Ik moet kiezen waaraan ik de middelen besteed en ik kies voor de zorg die daarmee kan worden gegeven.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Dit komt er dus wel op neer dat er over vier jaar sprake zal zijn van een inkomensachteruitgang.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Wij zullen nakijken hoe wij kunnen voorkomen dat de mensen met de laagste inkomens zwaar in hun inkomen worden getroffen. Ik vind het billijk dat wordt nagegaan of mensen door de lasten van de zorg niet onnodig zwaar worden getroffen of erop achteruitgaan. Ik vind het verder van belang om te constateren dat de regeling die ik tref vooral is gericht op de zorg en niet op het inkomen van de mensen. Die keuze heb ik gemaakt.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

De staatssecretaris houdt een slag om de arm en zegt dat er misschien nog wel een mitigering denkbaar is, maar vooralsnog houdt zij vast aan haar uitgangspunt. Dit betekent dat er over vier jaar sprake zal zijn van een inkomensachteruitgang.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.

Ik realiseer mij dat de uitvoering van de extramurale bijdrage, dat wil zeggen de huidige bijdrage voor de thuiszorg, nog niet op orde is. Hieraan wordt wel hard gewerkt. De uitvoeringsproblemen zijn vooral een gevolg van de keuze voor een bijdrage naar draagkracht. Dit is een eerlijk uitgangspunt, maar dit leidt er wel toe dat de uitvoering ingewikkeld is. Ik wil niet aan het beginsel tornen. Door de inkomensafhankelijkheid van de eigen bijdrage zal het ook niet of nauwelijks voorkomen dat verzekerden afzien van zorg. Het gevolg van de inkomensafhankelijkheid is dus wel dat de uitvoering ingewikkeld is en de opbrengst aan eigen bijdragen is daardoor lager, maar zeker niet te verwaarlozen. Die opbrengst is 98 mln euro tegenover 13 mln euro kosten. Ik handhaaf de regeling. Ik zal mijn aandacht vooral richten op het zoveel mogelijk oplossen van de uitvoeringsproblemen waaraan met veel inzet wordt gewerkt. De moties over de eigen bijdrage die aan deze problematiek zijn gerelateerd wil ik dus ontraden.

Mevrouw Terpstra (VVD):

De staatssecretaris is helder over de eigen bijdrage. Zij ontraadt aanvaarding van al die moties. Ontraadt zij ook aanvaarding van de motie over het kwijtschelden van oplopende rekeningen na een bepaalde periode? Wij hebben daarover eerder gesproken. Mijn fractie heeft toen gesuggereerd dat het eigenlijk behoorlijk bestuur is dat je mensen niet na bijvoorbeeld twee jaar nog een rekening stuurt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dit wordt uitgezocht. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat dit echt niet kan. Soms komt het voor dat mensen in die periode zijn overleden en dan is het helemaal emotioneel en pijnlijk. Wij zoeken dit nu uit en ik sluit niet uit dat wij proberen paal en perk te stellen aan wat er mogelijk is. Wij moeten echter wel goed inzicht hebben in de feiten om te kunnen vaststellen welke effectieve maatregelen wij kunnen treffen om dit soort excessen tegen te gaan. Ik ontraad de motie op dit moment, omdat wij nog bezig zijn met de inventarisatie van de gang van zaken. Wij zouden immers ook kunnen besluiten om nog andere dingen te doen dan in de motie worden voorgesteld.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Wij krijgen wekelijks brieven over deze problematiek en wij praten al drie jaar hierover. Al drie jaar wordt er gezegd: dit wordt uitgezocht. Ik vind echt dat het getuigt van behoorlijk bestuur als je na twee jaar zegt dat dit een uitvoeringsprobleem is waarvan de cliënten niet de dupe mogen worden.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik ben het ermee eens dat de cliënt niet de dupe mag worden. Mevrouw Terpstra zegt dat er al drie jaar onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak van deze problematiek. Het spijt mij dat ik desondanks niet kan profiteren van dit onderzoek. Ik wil een zorgvuldig besluit nemen. Ik ben het ermee eens dat dit echt niet kan, maar om alleen op basis daarvan met deze motie in te stemmen, gaat mij te ver. Ik wil de zaken fundamenteel goed regelen en die regeling gaat misschien nog verder dan in deze motie staat.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Kan de staatssecretaris aangeven wanneer zij verwacht dat dit onderzoek klaar zal zijn?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik denk dat dit binnen een paar weken geregeld kan zijn. Ik heb ook al in het overleg gezegd dat dit binnen twee of drie weken boven tafel moet kunnen zijn. Zo ingewikkeld lijkt het mij inderdaad niet. Ik snap ook niet waarom het onderzoek drie jaar heeft moeten duren. Het is een kwestie van zorgvuldig procedures afspreken. Als men zich daaraan niet houdt, moeten er direct maatregelen kunnen worden getroffen. Ik zeg u toe dat wij de Kamer op zeer korte termijn informeren over wat er te doen staat.

Mevrouw Kant (SP):

Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris dit probleem wil oplossen, maar zij kan dit natuurlijk niet morgen al doen. Haar onderzoek en oplossing staan ook los van het principe dat in deze motie is neergelegd, namelijk dat je paal en perk moet stellen aan de termijn waarna mensen nog een rekening moeten betalen. Als de problemen zijn opgelost, zal die situatie zich niet meer voordoen, maar vooralsnog is die oplossing er nog niet. Ik ben het met mevrouw Terpstra eens dat je het echt niet kunt maken. Ik snap wel dat de staatssecretaris eerst alle mogelijkheden wil onderzoeken voordat zij een beslissing neemt, maar volgens mij staat dit los van deze motie.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik denk dat wij over het principe niet zozeer van mening verschillen. Daarom vraag ik u of u bereid bent om de motie aan te houden tot het moment dat wij met elkaar vaststellen tot welke conclusies wij kunnen komen. Ik heb even wat tijdig nodig om de zaak uit te pluizen. Ik heb er moeite mee om nu te zeggen dat ik deze motie steun, en vervolgens is daarmee de kous af. Ik zou nog tot heel andere conclusies kunnen komen.

Mevrouw Kant (SP):

De principiële vraag van deze motie staat los van de oplossing waarmee de staatssecretaris nog komt. Ik ben dan ook niet van plan de motie aan te houden, ook al omdat wij volgende week met reces gaan en ik deze beslissing niet maanden wil uitstellen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat spijt mij. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Kant vindt dat er op dit moment een Kameruitspraak nodig is. Zoals zij misschien kan begrijpen, sta ik daar iets anders in.

De motie van mevrouw Tonkens over de theoretisch en feitelijk beschikbare mantelzorg vind ik moeilijk om te interpreteren. Volgens mij is de motie een ondersteuning van het beleid zoals dat op dit moment zou moeten plaatsvinden. Ik kan de motie niet zien als een afkeuring van de procedure zoals die op dit moment wordt gevoerd. Ik ben het met mevrouw Tonkens eens dat reëel moet worden gekeken wat er aan mantelzorg kan worden geboden. Ik worstel ermee wat ik over de motie zal zeggen. Als mevrouw Tonkens het huidige beleid wil onderstrepen, kan ik daar natuurlijk niet tegen zijn. Als zij echter bedoelt dat er een ommezwaai moet worden gemaakt, ziet zij het verkeerd. Het zou op dit moment al praktijk moeten zijn.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

De kern van de motie is dat de volgorde wordt omgedraaid. Er moet eerst worden bekeken wat iemand nodig heeft en vervolgens kan worden bezien of mantelzorg daaraan iets kan bijdragen. Nu wordt de mantelzorg eigenlijk al van tevoren meegerekend in wat iemand nodig heeft. Het gaat om een omkering van prioriteiten. Als de staatssecretaris zegt dat dit eigenlijk al zou moeten gebeuren, begrijp ik daaruit dat zij de motie ondersteunt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Natuurlijk wordt eerst gekeken wat de zorgbehoefte van mensen is en in hoeverre het mogelijk is dat naasten, mantelzorgers, voor een bepaald gedeelte in die behoefte voorzien. Het zou niet zo moeten zijn dat mensen zo minimaal mogelijk worden geïndiceerd omdat de mantelzorgers daarin al zijn meegenomen. Mevrouw Tonkens geeft aan dat het in de praktijk precies andersom gaat; het is zinvol om daar nog eens goed naar te kijken. Het zou echter moeten zijn zoals zij het stelt. De motie is dus een ondersteuning van mijn beleid; het is zaak daarop toe te zien.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Deze opmerking van de staatssecretaris begrijp ik als ondersteuning van mijn motie.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het is ondersteuning van beleid. Ik zeg dus: ik heb er geen bezwaar tegen. Zo moet ik dat dan zeggen, want ik kan niet zeggen dat ik de motie ondersteun; dat doen de leden van de Kamer.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik heb het gevoel dat er iets anders aan de hand is. De verschillende RIO's geven verschillende beoordelingen van de situatie thuis en de mate waarin mantelzorg kan worden gegeven; dat lijkt mij veel meer het probleem. Ontbreekt er niet een duidelijk normstelling?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik denk dat wij het nu over de motie van mevrouw Tonkens moeten hebben. Dit punt hebben wij in het algemeen overleg ook gewisseld. Als mevrouw Kalsbeek wil dat het dictum van de motie wordt aangepast, moet zij daarover met mevrouw Tonkens overleggen. Ik ben het overigens met mevrouw Kalsbeek eens dat de indicatiestelling moet worden geprotocolleerd; deze zou helder moeten zijn en gelijk in het gehele land. In Maastricht en Groningen moet het ongeveer hetzelfde zijn. Ik vraag mij af wat mevrouw Kalsbeek precies van mij zou willen horen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik vind dat de motie niet zo helpt. Het gaat erom dat er onduidelijkheid is over in hoeverre je als RIO rekening moet houden met mantelzorg. In dat kader zou ik de staatssecretaris willen vragen of zij de Kamer kan berichten wat het beleid is in dezen: waar wordt mantelzorg verondersteld wel of niet aanwezig te zijn?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Mevrouw Kalsbeek heeft daarover geen motie ingediend, maar ik begrijp dat haar verzoek een uitvloeisel is van dit debat. Het lijkt mij geen probleem om de Kamer daarover te informeren.

Mevrouw Vietsch (CDA):

In het algemeen overleg heeft de CDA-fractie gevraagd om updating van de drie bestaande uitgangspunten uit het rapport van het Verwey-Jonker-instituut over mantelzorg, omdat dit nog dateert uit de thuiszorgperiode. Doordat deze uitgangspunten zo zijn verouderd, is zijn ze niet meer toegespitst op de huidige situatie. Destijds hebben wij de staatssecretaris gevraagd om een moderniseringsslag van dat rapport, zodat de onduidelijkheden in de toekomst worden weggenomen. Wellicht kan de staatssecretaris deze overweging meenemen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal bekijken wat ik daarmee kan doen. Ik begrijp dat het een buitengewoon belangrijk onderwerp is, maar het is een beetje lastig om het algemeen overleg hier over te doen.

Het aannemen van de motie van mevrouw Kalsbeek over het PGB moet ik ontraden. Over de tarieven van het PGB nieuwe stijl moet nog besluitvorming plaatsvinden. Ik hecht er overigens aan, vast te houden aan de klassensystematiek. In de modernisering van de AWBZ is nadrukkelijk gekozen voor een systeem van klassen, waardoor ruimte kan worden geboden. Ik realiseer mij dat de invoering van de klassensystematiek in plaats van de budgetcategorieënsystematiek en de urensystematiek kan leiden tot verschuiving in de hoogte van een budget nieuwe stijl, zowel omhoog als omlaag. De klassenkwestie beschouw ik daarom als een overgangsprobleem. Ik zal voorzien in een overgangsregeling voor een bepaalde periode voor de budgethouders die er bij de overgang naar een nieuwe PGB-regeling financieel op achteruit zouden kunnen gaan. In het kader van de monitoring wil ik heel graag de ontwikkeling van de klassen volgen; in het algemeen overleg heb ik dit overigens al toegelicht.

Er is een aparte motie over monitoring en de verschillen. Deze beschouw ik als een ondersteuning van het beleid. Het is een goede zaak als dat gebeurt. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Mevrouw Kant heeft een motie ingediend over het Besluit zorgaanspraken. Ik moet eerlijk zeggen dat ik op dit punt enige ondersteuning nodig heb; er wordt nu wat gewuifd van achteren. Ik weet niet of ik hierover al iets heb gekregen, maar ik kan het hier nu niet vinden. Hierop wil ik erg zorgvuldig antwoorden. Ik kijk even met een wat prangende blik naar de ambtelijk ondersteuning, in de hoop dat, als ik blijf doorpraten... Helaas is er niemand die mij wil interpelleren.

De voorzitter:

Ik voel daar niet veel voor, want er is nu ook een ander VAO gepland. Als dit het laatste onderwerp is, stel ik voor om niet te wachten tot uw ambtenaren u hebben geschreven. Ik wil u vragen om de Kamer op heel korte termijn, dat wil zeggen vandaag, schriftelijk te melden wat u van deze motie van mevrouw Kant vindt, zodat wij dat kunnen betrekken bij de stemmingen. Mevrouw Kant knikt instemmend. Ik stel dan ook voor om het op deze manier af te handelen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Achter u staat de bode met het antwoord. Ik kan mij voorstellen dat u mij toestaat om in een halve minuut te vertellen wat daar staat. Als mevrouw Kant daarmee niet tevreden is, kan ik eventueel schriftelijk uitgebreider antwoorden.

Nu ik het lees, denk ik dat mijn antwoord wat meer moet worden aangekleed; ik zal gewoon schriftelijk reageren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij krijgen van de staatssecretaris nog nader schriftelijk bericht over de motie van mevrouw Kant.

Ik stel voor, volgende week over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven