Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2003 (28600 XV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Spaarfonds AOW voor het jaar 2003 (28600 E).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Nadat wij de begrotingsstukken hadden gekregen, is er het een en ander veranderd, met name door het najaarsoverleg. Het najaarsoverleg heeft na een stroef begin en verwijten over en weer toch op belangrijke punten winst opgeleverd, onder andere ten aanzien van ID-banen, spaarloon en koopkrachteffecten. Dat is echter meer ondanks dan dankzij het kabinet tot stand gekomen. Lodewijk de Waal, voorzitter van de FNV, was zeer kritisch over de handelwijze van het kabinet. Hoe kijkt de minister naar de eigen rol in het najaarsoverleg? Voor 2003 zijn op een aantal terreinen de scherpste kantjes van het beleid afgesneden, maar voor de toekomst blijven ze staan. Zo weten wij met de ID-banen nog niet wat er in 2004 gaat gebeuren. Hoe beoordeelt het kabinet het najaarsoverleg? Staat het nu opeens, anders dan in oktober, wel achter ondersteuning van de minima, de ID-banen en het behoud van het spaarloon? Vooralsnog moet mijn fractie de conclusie trekken dat de inzet die dit kabinet bij het najaarsoverleg heeft getoond, vooral die van een kabinet van werkgevers leek. Daarbij moet ik constateren dat minister De Geus, toen hij aantrad, wel eens heeft gezegd dat Ab Harrewijn zijn grote inspirator was. Tot nu toe hebben wij daar onvoldoende van gezien. Hopelijk komt dat bij deze begroting toch nog een beetje goed.

De werkloosheid loopt ernstig op met 100.000 werklozen in 2003. Vanochtend stond er een artikel in De Telegraaf, waarin sprake was van een doemscenario, omdat het CWI in de vorige maand 541.000 werklozen telde. Het afschaffen van beleidsmaatregelen als SPAK en VLW is in dit verband destructief. Het kabinet blijft maar vasthouden aan een beleid gericht op de aanbodkant en doet helemaal niets aan het stimuleren van de vraag. Ik vind dat niet kunnen. Subsidies als SPAK en VLW bevorderen werkgelegenheid aan de onderkant en gaan illegale arbeid tegen. Nu het besluit genomen is om die subsidies voor 2003 te schrappen, wil ik hier deze week de toezegging van de regering dat de regelingen blijven bestaan voor 2004. Het najaarsakkoord is onduidelijk over die formulering. Gaat het alleen om het schrappen voor 2003 met de mogelijkheid dat de regelingen in 2004 blijven bestaan of bedoelt men eigenlijk te zeggen dat de stapsgewijze afschaffing doorgaat? De subsidies zijn van groot belang voor ID-banen en WIW-banen, maar ook voor de banen in sociale werkplaatsen.

De afgelopen maanden bereikten ons talloze berichten van gedwongen ontslag van grote groepen werknemers, en er dreigen nog andere ontslagen. Ik noem Stork en Fokker (1000 personen), Getronics (400 personen), ABN Amro (1000 personen) en Achmea (1000 personen). Wij dienen dit niet lijdzaam over ons heen te laten komen. De werknemers dienen in ieder geval voldoende beschermd te worden, maar wij constateren dat het kabinet vooral de andere kant uitkijkt.

Onlangs deed de rechtbank de uitspraak dat gedetacheerden als uitzendkracht aangemerkt kunnen worden. Die uitspraak betekent per saldo een versoepeling van het ontslagrecht waar oudere werknemers, arbeidsgehandicapten en met name WAO'ers de dupe van worden. De minister heeft de Stichting van de Arbeid over dit thema om advies gevraagd, maar wel in zeer neutrale termen. Wij vinden dat er een politieke uitspraak moet komen. Ik vraag de minister of hij vindt dat deze uitbreiding van het ontslagrecht niet kan.

Bij reorganisaties worden met name vaak oudere werknemers de dupe. Er zijn nogal wat reorganisaties gaande. Het beleid van de regering om voor ouderen een sollicitatieplicht in te voeren en tegelijkertijd de ondersteuning voor scholing te verminderen is eenzijdig, zo niet asociaal. Veel beter zou het zijn om kansen op werk voor oudere werknemers te vergroten. Werkgevers hebben nu slechts een inspanningsverplichting om oudere werknemers te herplaatsen binnen het eigen bedrijf. Wij willen meer. Wij willen een wet die oudere werknemers recht op outplacement geeft. België heeft zo'n wet. Daar dreigden een paar jaar geleden bij de Renaultfabriek in Vilvoorde honderden werknemers ontslagen te worden, met name oudere en laaggeschoolde. Uiteindelijk is men er daar na veel maatschappelijke protesten in geslaagd de jobkansen, zoals zij het in België noemen, voor laaggeschoolde en oudere werknemers na intensieve begeleiding te regelen. Die les ligt ten grondslag aan de Belgische wet die werknemers het recht op outplacement geeft en werkgevers verplicht daaraan mee te werken en, als zij dat niet doen, een bijdrage in een solidariteitsfonds te stoppen, waardoor werknemers alsnog later een herscholing of een heroriëntatie kunnen krijgen om zodoende hun kans op de arbeidsmarkt te vergroten. Als het kabinet hier niet sympathiek tegenover staat, overwegen wij te zijner tijd met een initiatiefwet te komen.

Ik kom op een belangrijk onderdeel van deze begroting en van alle debatten in het land van de afgelopen maanden: de gesubsidieerde arbeid. Mijn fractie heeft afgelopen maandag een hoorzitting georganiseerd in deze Kamer, nadat wij geprobeerd hadden dat met de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid te doen. Sommige fracties hadden er blijkbaar geen behoefte aan. Ik was blij dat de fracties van de SP en GroenLinks afgelopen maandag aanwezig waren, maar ook zeer teleurgesteld dat de andere fracties het niet nodig vonden om te luisteren naar de WIW'ers, de ID'ers, werkgevers en wethouders van gemeenten die ons daar vertelden wat hun noden zijn.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik heb alle respect voor wat de PvdA heeft georganiseerd, maar wij hoeven natuurlijk niet op het feestje van de PvdA te verschijnen om daarmee blijk te geven van onze aandacht voor het probleem. Wij hebben op andere plaatsen kennis kunnen nemen van de problemen. Ik vind de kwalificatie van mevrouw Bussemaker in de richting van andere fracties even te kort door de bocht.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik doe niet anders dan mijn teleurstelling daarover uitspreken.

De heer Bruls (CDA):

De heer Van Dijke heeft het goed verwoord. Ik heb zeer veel collega's in de afgelopen maanden op tal van bijeenkomsten gezien. Sommigen kunnen, sommigen kunnen niet. Ik zou aan mevrouw Bussemaker willen vragen of zij op de bijeenkomst van maandag wel de goede cijfers heeft gebruikt. In het spoeddebat op 10 september had zij het nog over 20.000 banen die zouden verdwijnen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen deed mevrouw Van Nieuwenhoven er nog een schepje bovenop. Hoe staat mevrouw Bussemaker tegenover het 10.000-banenplan van het kabinet? Hoe is dat gevallen? Hoe heeft zij daarover gesproken? Het lijkt erop alsof zij nog steeds spreekt over de wereld van een paar maanden geleden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb niet anders gedaan dan mijn teleurstelling uitspreken over het afwezig zijn van andere fracties. Ik doelde daarbij met name op het CDA. Wij hadden mensen uit zeer verschillende kring uitgenodigd. Ik noem de heer Blankert, die er namens NOC-NSF was. Natuurlijk is het het recht van andere Kamerleden om hun eigen programma te maken. Ik constateer alleen dat wij lessen hebben geleerd van die hoorzitting. Wij hebben onder andere geleerd dat de plannen van het kabinet een kleine stap in de goede richting zijn, maar wel onvoldoende. Mevrouw Rompa, directeur van Arcares, vertelde ons dat in haar sector de mensen die kunnen doorstromen, bijna allemaal zijn doorgestroomd. Voor de plannen van het kabinet kon zij niet voldoende mensen vinden. Bovendien zijn de middelen te beperkt. Zij had niet 17.000 euro maar 22.000 euro per plaats nodig. Het is waar dat werkgevers meer aangesproken moeten en mogen worden op doorstroming. Zij gaan daar vaak te makkelijk mee om. Daar kunnen wij elkaar op vinden. Er moeten echter wel middelen komen voor gemeenten, werkgevers en instellingen die afhankelijk van ID-banen zijn, om dit in de praktijk mogelijk te maken.

De heer Bruls (CDA):

Ik blijf erbij dat ik het idee heb dat mevrouw Bussemaker in een andere wereld leeft, misschien in de wereld van een halfjaar geleden. Ik constateer dat er een fors bedrag op tafel is gekomen, bijvoorbeeld om 10.000 ID-mensen een reguliere baan te bieden. Ik heb mevrouw Bussemaker daar nooit voorstellen voor zien doen. Verder is er nog 40 mln op tafel gekomen om ook voor de WIW de overgang mogelijk te maken. Het zijn zaken waar mijn fractie al in september op heeft aangedrongen, toen mevrouw Bussemaker alleen maar in de verzetshouding zat. Het doet mij goed dat zij thans het licht lijkt te hebben gezien. Het zou haar sieren om dat ook te erkennen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

U heeft kennelijk de afgelopen maanden niet goed geluisterd. Als u dat wel had gedaan, had u geweten dat wij vinden dat de bezuinigingen nu niet door mogen gaan en dat er eerst in een goed overleg met alle betrokkenen vastgesteld moet op welke wijze de gesubsidieerde arbeid gemoderniseerd kan worden. Daar zal volgend jaar tijd voor uitgetrokken moeten worden. Er liggen goede voorstellen op dit terrein, bijvoorbeeld van de Raad voor werk en inkomen waar gemeenten, werkgevers en werknemers bij betrokken zijn. Ik noem ook de leer-werktrajecten. Vorig jaar hebben wij een motie medeondertekend waarin om bevordering van doorstroming werd gevraagd. Ik heb de indruk dat u geen oog heeft voor de werkelijkheid van de tienduizenden ID'ers en WIW'ers. Zij zijn bang dat zij hun werk kwijtraken. Als deze mensen doorstromen, zullen er anderen hun plaats niet kunnen innemen. Dit alles gebeurt in een tijd van sterk toenemende werkloosheid.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik maak er bezwaar tegen dat u ons verwijt dat wij onze agenda niet door u laten bepalen. Dat kan toch niet waar zijn? Als u een hoorzitting wilt houden om informatie te verkrijgen, moet u dat vooral doen, maar denkt u dat wij niet op andere manieren aan onze informatie kunnen komen? Ik wens dat verwijt van u niet te horen.

Ik maak ook ernstig bezwaar tegen de wijze waarop u nu weer over mensen met een ID- en een WIW-baan spreekt. U doet alsof er duizenden banen op de tocht komen en mensen werkloos worden, maar dat is niet het geval. Ik vind dat u deze mensen een verkeerd signaal geeft.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb niet anders gedaan dan mijn teleurstelling uitspreken. Iedereen heeft het recht om op zijn eigen manier informatie te vergaren. Wij hebben dat maandag op een hoorzitting gedaan.

Ik heb niet gesuggereerd dat er tienduizenden mensen ontslagen zullen worden. Ik heb wel aangegeven dat de plannen van het kabinet zeer veel onrust bij die groep veroorzaakt hebben, omdat men bang is zijn baan kwijt te raken. Ik vind dat het kabinet nu maar eens moet zeggen dat er geen gedwongen ontslagen vallen en dat de vacaturestop wordt opgeheven. Dan zijn wij een stap verder. De coalitiepartners suggereren dat de plannen in het kader van het najaarsoverleg hierop neerkomen. In het spoeddebat hierover hebben wij hier ook al naar gevraagd. Dat moet nu maar eens duidelijk gezegd worden. Ik heb bij de vakbeweging twijfel gezien of zij het definitieve najaarsakkoord wel moet tekenen als dit niet duidelijk is. Het is prima dat er geld komt voor 10.000 banen. Ik ben altijd voor doorstroming waar dit kan. Daar hoort wel bij dat er geen gedwongen ontslagen vallen en dat de vacaturestop wordt opgeheven. Als dat aantal banen niet gerealiseerd wordt en er geld overblijft, moet dit besteed blijven worden aan WIW- en ID-banen. Dat is kort samengevat onze second best option. Wij zien liever dat de bezuinigingen worden stopgezet en dat er eerst wordt gekeken naar een goed plan voor alle betrokkenen.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

U heeft veel woorden nodig om te ontkennen wat u wel degelijk heeft gesuggereerd. Als dat niet het geval is, ben ik overigens blij. U heeft dus niet gesuggereerd dat de banen van al die mensen op de tocht stonden. U had vanaf het begin deze mensen gerust kunnen stellen. Het is heel raar om te pleiten voor het opheffen van de vacaturestop, terwijl u weet dat u op het terrein van de bezuinigingen geen gelijk krijgt. Dan is het juist sociaal om een pleidooi voor een vacaturestop te houden. Anders gaan mensen er straks wel verplicht uit.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Er is inmiddels een akkoord gesloten in het kader van het najaarsoverleg. Ik vind dat een stap in de goede richting, maar nog niet voldoende. In september werden er bezuinigingen voor een bedrag van 680 mln afgekondigd zonder dat er iets bij gezegd werd. Er werd tegen gemeenten gezegd dat er een aantal schotten verwijderd zouden worden en dat zij het dan verder zelf maar uit moesten zoeken. Wij hebben brieven van wethouders gekregen – ook van CDA-huize – waarin zij zich buitengewoon bezorgd tonen over de publieke dienstverlening en over de mensen met een ID- of een WIW-baan.

De heer Bruls (CDA):

U heeft wel zeer veel woorden nodig. U heeft nu en ook de afgelopen jaren geen enkel initiatief genomen om deze banen om te zetten in regulier werk. Het is gemakkelijk om een motie te steunen of om u te verschuilen achter de RWI. Het CDA heeft bijvoorbeeld voorgesteld om twee keer 3000 laagbetaalde banen in de veiligheidssector te creëren. Dat zijn echte alternatieven voor stadswachten of mensen met een ID-baan.

Mevrouw Van Nieuwenhoven, uw toenmalige politieke leider, heeft bij de algemene politieke beschouwingen gezegd dat er wordt bezuinigd op stadswachten, conciërges, klassenassistenten en zorghulpen waardoor 20.000 mensen in de bijstand terechtkomen. Dat is een flagrante leugen. U zult moeten erkennen dat dit niet klopt.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat erken ik niet. Dat was namelijk in de periode voor het najaarsakkoord en dat zijn cijfers...

De heer Bruls (CDA):

Flauwekul!

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

U moet de berekeningen van het CPB erbij halen. Daaruit blijkt dat de voorgestelde bezuinigingen van het kabinet zouden leiden tot de instroom van 20.000 à 30.000 mensen in de bijstand.

De heer Bruls (CDA):

Dat is demagogie.

De voorzitter:

Het is niet de bedoeling dat u door elkaar heen praat. Ik constateer dat mevrouw Bussemaker inderdaad veel woorden nodig heeft om antwoord te geven. Ik vraag haar, op dat punt iets korter ter zijn.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De heer Bruls vroeg naar onze alternatieven. Ik verwijs hem naar onze amendementen waarin de bezuinigingen op de ID- en WIW-banen ongedaan worden gemaakt.

De heer Smulders (LPF):

De ID-banen zijn een enorme mislukking geworden. De "I" is gelukt, maar van de "D" is niets terechtgekomen. De PvdA heeft ervoor gezorgd dat wij nu met een enorm aantal tweederangsbanen opgescheept dreigen te worden. Wat wilt u doen om dat te voorkomen? Ik hoor u alleen om meer geld vragen. U zegt dat u de I-banen in stand wilt houden. Ik hoor niets over de omzetting daarvan in regulier werk.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Die banen zijn nooit alleen voor doorstroming bedoeld. Zij waren ook bedoeld om werkgelegenheid te creëren toen er een werkloosheidspercentage van 8 was.

De heer Smulders (LPF):

Het zijn ID-banen!

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Veel van die mensen zijn dolblij dat zij een baan hebben. Met fiscale loonkostensubsidies moeten mensen doorstromen als dit kan. Aan de onderkant moeten banen gereserveerd worden voor degenen voor wie die doorstroming niet in het verschiet ligt. Dat is heel simpel.

De heer Smulders (LPF):

Dat is mooi gezegd, maar ik hoor nog geen concrete plannen. Waarom zijn de ID-banen niet tijdelijk?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat zeg ik: doorstromen waar het kan en behoud van de banen voor degenen voor wie doorstroming niet is weggelegd.

De heer Smulders (LPF):

Ik vraag om nieuwe plannen en niet om oude wijn in nieuwe zakken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De PvdA heeft dit standpunt al jaren.

De heer Smulders (LPF):

Dat heeft tot de stagnatie bij de ID-banen geleid.

De heer De Ruiter (SP):

Voorzitter. Ik wil de heer Smulders een vraag stellen.

De voorzitter:

Dat kunt u tijdens zijn termijn doen.

Mevrouw Bussemaker vervolgt haar betoog. Ik wijs haar erop dat zij over één minuut het signaal zal krijgen dat zij acht minuten heeft gesproken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat lijkt mij onwaarschijnlijk, want ik heb alleen nog maar vragen beantwoord.

De voorzitter:

Ik heb uw tijd precies bijgehouden, maar u deelt uw eigen tijd in.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Wij willen geen vacaturestop, geen gedwongen ontslagen en de garantie dat het geld voor de 10.000 banen gebruikt blijft worden voor ID- en WIW-banen. Wij willen ook dat er naar interessante voorstellen gekeken wordt, onder andere die van het CNV en de werkgeversgroep inzake leer-werktrajecten. Op die manier kunnen mensen waar mogelijk doorstromen.

De problemen bij de sociale werkvoorziening zijn nog niet opgelost. Wij hebben een amendement ingediend om wel een oplossing te bieden. Ik vind het van de zotte dat gezegd wordt dat de efficiency verhoogd moet worden, terwijl dat natuurlijk absoluut niet kan. Ik vind het ook raar dat er nog geen sprake is van continuering van kennis en aanpak in het allochtonenconvenant. In de regio Haaglanden verdwijnen per 1 januari 20 van de 30 deskundigen. Ik snap dat het project afloopt, maar ik wil meer informatie van de regering over het oormerken van het geld in de een-op-een-aanpak.

Dit kabinet laat het op het gebied van de WAO afweten en doet ook heel weinig aan preventie. De FNV heeft vorig jaar een goed preventieplan gepresenteerd. Daarin zat onder andere de initiatiefwet-Bussemaker/Van Dijke, die nu gelukkig door de Eerste Kamer is aangenomen. In dit plan zitten onderdelen zoals het sluiten van arboconvenanten, het geven van boetes en het stellen van normen voor overspannenheid en stress. Ik vraag deze regering dit plan eens om te zetten in een beleidsplan, zodat we niet alleen over de WAO praten, maar het probleem ook aanpakken zoals dat moet, namelijk door preventie.

Mijn laatste thema is de illegale arbeid. De vakbonden en de uitzendbranche hebben de handen ineengeslagen om de illegale arbeid tegen te gaan. Die arbeid is mensonterend en concurrentievervalsend. Samen met collega's van het CDA en de VVD heb ik afgelopen vrijdag om zes uur 's ochtends in de Schilderswijk mogen zien hoe een en ander gaat. Dat is echt niet acceptabel. De sociale partners willen zelfregulering, maar zij hebben daarvoor de overheid nodig. Zij vragen de overheid bijvoorbeeld de boetes te verhogen en een keurmerk in te voeren. Om certificering mogelijk te maken is het wel nodig dat de afspraken in de uitzendbranche algemeen verbindend worden verklaard. Ik vraag de regering, deze punten op te pakken en daadwerkelijk iets te doen aan de illegale arbeid.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Wij zijn het er allemaal over eens dat iets aan de illegale arbeid moet worden gedaan, maar hier kan niet met droge ogen staande worden gehouden dat het vorige kabinet – en dit kabinet zal in dit spoor verdergaan – er niet heel hard aan heeft gewerkt om dit hard aan te pakken. Ik ben het ermee eens dat voor deze harde aanpak verstevigingen van het beleid kunnen worden bepleit, maar wat mevrouw Bussemaker nu voorstelt voegt niets toe aan hetgeen er al is.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Natuurlijk, het vorige kabinet heeft op dit punt heel goed werk gedaan. Dit kabinet neemt dat over en wil ook allerlei interventieteams. Die teams blijken ook te werken. Vooral in de regio Haaglanden zien wij echter nog steeds geen vermindering van illegale arbeid. Er is eerder sprake van een toename. Dat geldt ook voor andere sectoren. Ik zeg daarom tegen het kabinet: doe vooral waar u mee bezig bent en intensiveer dat. Ik constateer evenwel dat werkgevers en vakbonden gezamenlijk willen opereren. En dat is nieuw in dit dossier. Op een aantal punten hebben zij daarbij de steun van de overheid nodig. Je moet er daarom voor zorgen dat een algemeenverbindendverklaring kan plaatsvinden, opdat de certificering in die branche kan worden geregeld. Dat zijn heel concrete voorstellen die een aanvulling vormen op hetgeen het vorige kabinet heeft gedaan en dit kabinet doet.

De heer Bruls (CDA):

Volgens mij heeft de PvdA te maken met een faseverschil. Zij doet altijd voorstellen die het CDA een jaar eerder heeft gedaan. Ik ben daar blij om, want het is beter dat ideeën worden overgenomen dan dat wij allemaal zelf creatief zijn. Ik ga ervan uit dat de PvdA het tienpuntenvoorstel dat collega Verburg in december vorig jaar heeft gedaan – mevrouw Bussemaker kent het ongetwijfeld nog – volledig zal omarmen. Hier kom ik zometeen in mijn termijn op terug. Een aantal zaken uit dit voorstel is al gerealiseerd, andere moeten nog worden uitgevoerd. Ik ben benieuwd naar de reactie van mevrouw Bussemaker daarop.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Nou is het zo aardig dat mevrouw Verburg een aantal punten haalde uit de debatten die al eerder in de Kamer werden gevoerd. Laten wij nou gewoon constateren op welk gebied wij zaken kunnen doen. Wij vinden dat het probleem aangepakt moet worden. Net als het CDA hebben wij daar de afgelopen jaren aandacht voor gevraagd. Ik constateer niet anders dan dat er in de samenleving, bij de sociale partners, een "sense of urgency" is. Ik hoop dat de heer Bruls die ook voelt, want dan kunnen wij wellicht aan het einde van dit debat samen een motie indienen waarin een aantal van deze punten zijn verwerkt.

Een ander punt is het vragen van advies aan de Sociaal-economisch raad over artikel 23 van de Wet arbeid vreemdelingen, dat regelt dat illegale werknemers hun loon doorbetaald moeten krijgen. Mevrouw Verburg sprak daar vrijdag al over. Werkgevers kunnen op die manier worden aangepakt omdat zij dan belasting moeten betalen. Ik vond de suggestie van mevrouw Verburg in dat verband interessant.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik weet niet wat mevrouw Bussemaker mankeert. Ik geef toe dat het afgelopen vrijdag vroeg was, maar dit is niet wat ik heb gezegd. Ik heb gezegd dat de aanpak wat feller moest en dat illegale arbeid ontmoedigd moest worden. Over één ding zijn we het eens: illegale arbeid is mensonterend en degenen die zich daaraan schuldig maken en zich daardoor verrijken, moeten keihard worden aangepakt. Ik heb daar geen SER-advies voor nodig, want de SER heeft helder geadviseerd. Het vorige kabinet heeft dit laten liggen, dus het is aan het huidige kabinet om het op te pakken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb helemaal niet gezegd dat mevrouw Verburg geen harde aanpak voorstaat. Ik heb haar horen zeggen dat artikel 23 van de Wet arbeid vreemdelingen eerder was gebaseerd op een advies van de Sociaal-economische raad. Zij zei: misschien moeten wij de SER eens opnieuw om advies vragen. Ik weet nog heel goed dat zij dat die vrijdagochtend heeft gezegd. Ik heb het alleen over artikel 23 van de Wet arbeid vreemdelingen. Op alle andere punten kan dit kabinet onmiddellijk maatregelen nemen en het wordt ook tijd dat het dat doet.

De heer Bruls (CDA):

Ik verbaas me over het begrip "sense of urgency". Niemand zal ontkennen dat iets aan illegale arbeid moet worden gedaan. In de notitie van mevrouw Verburg wordt het aantal illegale werknemers nog op 50.000 tot 100.000 geschat. Tegenwoordig moeten wij die schatting tot ver boven de 100.000 bijstellen. Was dit een jaar geleden niet ook al urgent? Waarom heeft de PvdA toen niet het initiatief omarmd?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dit gaat mij echt te ver. Jaar op jaar hebben wij aandacht voor dit probleem gevraagd. Waar is de heer Bruls nu mee bezig? Hij moet proberen zaken te doen. Blijkbaar is de heer Bruls hardhoors. Ik leg het dus nog maar een keer uit. Werkgevers en werknemers willen samen met de overheid de handen ineenslaan om een bijdrage te leveren. Ik dacht dat de heer Bruls ook een groot voorstander was van het poldermodel. Blijft hij dan aan de kant staan, of wil hij samen met ons de mogelijkheden creëren om dat probleem nu aan te pakken samen met werkgevers en werknemers?

De voorzitter:

Ik stel voor dat mevrouw Bussemaker na de 8,5 minuut reële spreektijd die zij nu heeft gehad, haar bijdrage afrondt.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dan wil ik nog een vraag stellen over de brief over de Vrouwenvakscholen. Daar heb ik een motie over voorbereid. Ik vind de brief van de minister nog steeds onvoldoende en zeer vaag. Als hij geen duidelijke antwoorden geeft, overweeg ik om deze motie in tweede termijn in te dienen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Er is een mentaliteitsverandering nodig om mensen met een beperking weer in de bedrijven te houden. Dat is de weg voor de oplossing van het WAO-probleem. Er werken zo'n 250.000 mensen met een WAO-uitkering. Dat kan dus wel. Het zouden er twee keer zoveel moeten zijn.

De Nederlandse bedrijven en de werknemers moeten in de bedrijven ruimte maken voor mensen met een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Die kwaliteitsslag lijkt een bedreiging voor de productiviteit en het ondernemerschap, maar het hij dwingt de werknemers tot mobiliteit en flexibiliteit in de onderneming. De winst is: meer arbeidskrachten, die wij nodig hebben, de bevrediging van iemand met beperkingen die meer blijkt te kunnen dan menigeen dacht, en een bedrijf dat ontdekt dat de motivatie en ervaring van gedeeltelijk arbeidsongeschikten in het bedrijf per saldo meer opleveren dan uitsluiting via de uitkering.

De heer De Ruiter (SP):

Is de Partij van de Arbeid voorstander van het verplicht in dienst nemen van arbeidsgehandicapten door werkgevers, waarbij percentages gelden van 5 voor middelgrote bedrijven en 7 voor grote bedrijven?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wij hebben een wet gehad die een boete legde op het niet halen van dat percentage. Die wet heeft niet gewerkt. In Duitsland bestaat deze regeling ook. Zij werkt niet. Wat echt werkt is een mentaliteitsverandering in bedrijven. En daarop richten wij op dit moment onze pijlen.

De heer De Ruiter (SP):

Het werkt niet omdat er geen sanctie op zit. De verkeerde sanctie zit nu bij de Pemba. Is de Partij van de Arbeid een voorstander van het afschaffen van de Pemba en het beboeten van werkgevers die niet aan deze verplichting voldoen?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wij kennen een boeteregeling en dat is de Pemba, die nog net niet helemaal is ingevoerd. De Partij van de Arbeid is een voorstander van het sociaal akkoord. Er is afgesproken dat de Pemba op termijn wordt ingeruild voor meer eigen verantwoordelijkheid van de werkgever. Dat is de lijn die wij willen volgen. Wij geloven in dat sociaal akkoord. Ik zal daar straks meer over zeggen.

De heer De Ruiter (SP):

Het verhaal is duidelijk. De Partij van de Arbeid gelooft vooral in de eigen verant woordelijkheid van werkgevers en niet in het scheppen van arbeidsplaatsen voor arbeidsgehandicapten. Dat begrijp ik hieruit.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Nee, mijnheer De Ruiter, dat mag u niet concluderen.

De heer Smulders (LPF):

Mevrouw Noorman spreekt over preventie. Ik mis in haar betoog de eventuele financiële prikkels voor de werknemers. Deze blijken toch heel goed te werken. Bij de Amsterdamse gemeentereiniging of de afvalverwerking is het ziekteverzuim meteen met de helft gedaald toen een beloning in het vooruitzicht werd gesteld. Het is weliswaar de wereld op zijn kop, maar hoe staat mevrouw Noorman daartegenover en welke initiatieven neemt zij op dit gebied in de toekomst?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De initiatieven van de coalitie inzake prikkels zijn allemaal gericht op de werknemers. Voor een deel moeten er prikkels zijn voor de werknemer, maar ze moeten er ook zijn voor de werkgever. Het gaat om het evenwicht; daarin schuilt de oplossing. Wij moeten dus niet uitsluitend naar werknemers of uitsluitend naar werkgevers kijken, maar juist ervoor zorgen dat het in beider belang is dat mensen langer aan de slag blijven.

De heer Smulders (LPF):

Ik ben het helemaal met u eens dat leidinggevenden moeten worden aangesproken op de zorg voor hun ondergeschikten. Er is buiten Nederland echter geen land ter wereld waar de beloning voor ziek zijn zo hoog is. In nagenoeg alle cao's wordt het loon aangevuld tot 100%. In die gevallen waarin dat niet gebeurt en de WULBZ onverkort van toepassing is, zie je dat het ziekteverzuim veel lager is. Wanneer gaat u daar werk van maken?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het ziekteverzuim in Nederland is de afgelopen jaren gedaald, juist door aanpassing van de Ziektewet. Verder zijn er in het SER-akkoord afspraken gemaakt over de Ziektewet, de WAO en met name over de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de sociale partners. Daarin wil de PvdA investeren, want daar ligt de oplossing.

De heer Smulders (LPF):

Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is geen verantwoordelijkheid, want je moet de verantwoordelijkheid daar leggen waar deze thuis hoort. Anders kun je de verantwoordelijkheid altijd afschuiven op de ander.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Daarmee hebt u het mis.

Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie wil de integrale uitvoering van het SER-akkoord, inclusief het vervallen van de partnertoets in de IAOW. Wij zullen ons altijd verzetten tegen de introductie van het risque professionnel dat bij een voorzetting van deze regeringscombinatie nog steeds dreigt. Wij verzetten ons tegen het vrijblijvend shoppen in maatregelen, zoals het kabinet dat nu doet met de Pemba. Het verbond dat tussen sociale partners is gesloten, is de waarborg voor een succesvolle uitvoering die niet met wetten kan worden afgedwongen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ken mevrouw Noorman al jaren, maar het spijt mij te moeten zeggen dat zij nu ook sprookjes begint te vertellen. Waarop baseert zij dat er sprake zou zijn van risque professionnel bij eventuele voortzetting van de huidige coalitie?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Omdat het een hobby van de VVD is.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dan moet ik toch zeggen dat mevrouw Noorman wel erg weinig zelfvertrouwen heeft, als ze ervan uitgaat dat na 22 januari alleen de VVD het voor het zeggen krijgt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik ben blij met uw uitnodiging, mevrouw Verburg. Ik zal die goed onthouden en koesteren.

De heer Van Hoof (VVD):

Ik leer graag wat, dus misschien kunt u mij uitleggen waar wij vastgelegd zouden hebben dat wij voor risque professionnel zijn.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb aan één tape niet genoeg voor het aantal keren dat uw fractiegenoot de heer Wilders dit in de Kamer heeft geroepen. Wij hebben er zelfs een werkbezoek van de complete vaste commissie aan Duitsland en Frankrijk aan besteed, om te zien hoe dat zou uitpakken. Daar was geen hond gelukkig mee. Als wij iets hebben geleerd is het, dat dit er niet moet komen. Als ik iets zeker weet is het, dat dit de hobby van de VVD is.

De heer Van Hoof (VVD):

Wat mij betreft mag u doorgaan met uw gedachten, maar ik vroeg aan u waar u in VVD-stukken, zoals het verkiezingsprogramma...

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In de Handelingen van de Kamer vindt u dat keurig terug. Voor de tweede termijn zal ik u een lijstje overhandigen van alle keren waar de VVD heeft aangegeven dat dit het doel is waar ze op koerst.

De heer Van Hoof (VVD):

U kunt nergens in verkiezingsprogramma's of regeerakkoorden terugvinden, dat op dit moment het risque professionnel door ons wordt bepleit.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik mag er dus op rekenen dat de VVD dit de komende jaren niet zal voorstellen? Uit uw interventie kan ik geen andere conclusie trekken.

De heer Van Hoof (VVD):

Waar u op mag rekenen, is dat wij met ons allen – ik vraag dat ook aan u – eens iets gaan doen aan de enorme omvang van de WAO-aantallen. Daar gaat het immers om. U mag dan een eigen invalshoek hebben en roepen wat u allemaal niet wilt, maar ik zal graag horen wat u dan wél wilt en wat bovendien nog werkt. Dat zou een bijdrage zijn waar u trots op mag zijn. U moet niet met verhalen komen die nergens over gaan. Dat is alleen maar lucht verplaatsen en daar zit ik niet op te wachten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik zal met veel plezier aangeven wat er volgens ons moet gebeuren.

Voorzitter. Wij willen dat persoonsgebonden reïntegratiebudgetten worden ingevoerd en de wet wordt gehandhaafd. Op de vrije reïntegratiemarkt moet het meeste geld gaan naar de kansarmen. Pas dan hebben wij het over gelijke kansen voor iedereen. Werken moet altijd lonen, dus ook voor mensen die vanuit een arbeidsongeschiktheid weer aan de slag gaan of meer willen werken. Werkgevers moeten profijt hebben van het aan de slag houden van mensen in het bedrijf. Dan kan er méér werk gemaakt worden van reïntegratie.

Wij willen ook dat er een snelle interventie komt inzake de succesvolle rugtrainingen. Die dreigen te verdampen nu de regering per 1 januari in het kader van de Wet REA de subsidie staakt. Wij zijn het ermee eens dat op termijn de werkgevers verantwoordelijk worden voor de financiering van onder andere rugtrainingen, alleen zijn de werkgevers daar nu nog niet aan toe. Als op 1 januari de 75%-financiering voor de rugtrainingen vervalt, terwijl door die trainingen 85% van de betrokkenen weer aan de slag gaat of vanuit de WAO weer aan het werk komt, breken wij infrastructuur af en dat kunnen wij ons niet permitteren. Wij vragen dan ook aan de regering een geleidelijke afbouw van die subsidie tot 2006. Pas als de Pemba eenmaal is afgeschaft – wat onderdeel van het sociaal akkoord is – is het ook redelijk om alle prikkels bij werkgevers te leggen. Tot dat moment willen wij een tripartiete financiering, met een jaarlijkse afbouw van de subsidie.

De reïntegratie van Wajong'ers is een sluitpost in reïntegratieland. Er zijn mogelijkheden van subsidie, maar ze sluiten niet aan en voor een goedwillende werkgever is het een complete ramp. Ontschotting van de regelgeving is nodig om 40.000 licht verstandelijk gehandicapte jongeren aan de slag te helpen. Dat kan en ze willen dolgraag gewoon werk in het vrije bedrijf. Nodig is dan wel een éénduidige regie per jongere en toegang tot alle voorzieningen en faciliteiten, zonder de huidige Berlijnse muren. De echte Berlijnse muur ging stuk en deze muren moeten ook stuk. Verder vinden wij dat er een op maat gemaakt persoonsgebonden reïntegratiebudget moet zijn, en de erkenning dat er een arbeidzaam leven lang een terugvaloptie moet zijn op intensieve begeleiding om de arbeidsplaats te behouden.

Die 40.000 jongeren met een licht verstandelijke handicap hebben langer en later school nodig dan anderen. Voor hen is het plan van de minister om het scholingsartikel (artikel 22) uit de Wet REA te schrappen een ramp. Juist ROC-opleidingen zoals assistent zorghulp zijn de toegang tot de reguliere arbeidsmarkt, en van een Wajong-uitkering kan men echt geen schoolgeld en boeken betalen, zeker niet als men in een AWBZ-gefinancierde instelling verblijft.

Belangrijk is dat er een levenslange terugvaloptie van Wajong of WAO zonder bijstand blijft, omdat een aangeboren handicap niet tot een verblijf in de bijstand mag leiden. Dat moet uitgangspunt van beleid zijn. Ik vraag een reactie van de regering hierop.

Ik kom tot een volgend punt, dat betrekking heeft op de WW. 1300 schilders en andere buitenwerkers komen deze winter voor het eerst in de bijstand, als wij niet oppassen. De oorzaak is de aanpassing van de regeling cyclische werkloosheid in de WW en de seizoensinvloed. De mensen hebben zelf geen invloed op de gang van zaken kunnen uitoefenen en moeten nu hun eigen huis in de winter gaan opeten, als de plannen doorgaan. De PvdA-fractie vindt het niet terecht dat de rekening van cyclische werkloosheid nu eenzijdig bij de werknemers gelegd wordt, zeker niet als de grootste opdrachtgever in Nederland – de Rijksgebouwendienst – en veel gemeenten vaak weigeren om tussen 15 oktober en 15 april buitenonderhoud op te dragen. Nieuwe technieken en nieuwe verfsoorten maken die houding van het Rijk en andere overheden niet te verontschuldigen. De schilders zijn door de UWV op zeer verschillende manieren geïnstrueerd en hebben rare berichten gekregen, waardoor ze het spoor echt bijster zijn. Dat is onzorgvuldig.

De minister heeft hierover een brief aan de Kamer gestuurd, met name in reactie op vragen van mevrouw Verburg en de heer De Ruiter, maar hij wil eigenlijk niets aan die bijstandsdreiging doen. De PvdA-fractie wil dat wel. Wij willen dit jaar geen winterschilders in de bijstand zien en zullen de Kamer daarover om een uitspraak vragen. De UWV heeft net te veel fouten gemaakt om dat op dit moment te legitimeren. Er moet kritisch gekeken worden naar bedrijfstakken die wel ontheffing kennen, en het Rijk en de gemeenten moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid in het opdrachtgeverschap. Halverwege volgend jaar kunnen wij dan opnieuw zaken doen. Laat de buitenwerkers nu niet deze winter in de bijstand verdwijnen.

Mijn volgende punt: is een nieuwe bijstandswet nodig? De PvdA-fractie wil minder bureaucratie. Zeker het werkdeel van het Fonds werk en inkomen wil zij echt regelvrij maken. Wij willen dat al lang en hebben daar ook voorstellen voor gedaan. Er is niks mis met wat druk op effectiviteit en doeltreffendheid van de uitvoering van de bijstand door de gemeenten. Dat is prima. Of dit moet leiden tot een hele nieuwe bijstandswet, is echter nog niet gezegd. Immers, de bureaucratie van nu zit niet in de bijstandswet zelf, maar in het roestvrijstalen harnas van aanvullende regelgeving en de informatieverplichting die het ministerie de gemeenten uit het zicht van de Kamer oplegt. Het Rijk houdt er een complete schaduwadministratie van de bijstand op na. Wij zien dit niet, maar de gemeenten ervaren het dagelijks. Het venijn van het concept van die nieuwe bijstandswet zit in het wegsaneren van iedere nuancering van sociaal beleid die wij de afgelopen jaren in de bijstand hebben ingevoerd, zoals het werk moet lonen, de vrijlatingfaciliteit, de deeltijd en het combineren van arbeid en zorg. Het kabinet is daarin keihard. De problemen en zware belasting van bijstandsmoeders worden niet gezien. Het lijkt wel of compassie een besmet begrip is geworden.

De deur naar rechtsongelijkheid staat wagenwijd open. Gelijke rechten zijn niet meer de norm en gemeenten kunnen doen wat hen goed dunkt als het om de bijzondere bijstand gaat. De een doet dit ruimhartig, de ander schraal en zo kunnen de verschillen in het minimabeleid weer tot 900 euro per jaar oplopen. Dit nu is voor de fractie van de Partij van de Arbeid een gruwel.

Het voorstel om de gemeenten 100% risicodragend te laten zijn, is gebaseerd op de misvatting dat de gemeenten de uitstroom uit de bijstand kunnen beïnvloeden, maar gemeenten kunnen bedrijfssluitingen niet beïnvloeden. In de gemeente Heerenveen staan op 1 januari 700 mensen op straat waarvan er een paar honderd in de bijstand zullen komen. Als de nieuwe wet doorgaat, kost dit de gemeente 1 mln euro per jaar. Heerenveen is dan binnen een jaar failliet. Dit kan toch niet het beleid zijn dat wij voorstaan? De regering zou zich de vernietigende kritiek moeten aantrekken van de Raad voor de financiële verhoudingen, de VNG, Divosa, vakbonden en sociale alliantie. De Kamer heeft het plan controversieel verklaard, maar de regering gaat ijskoud door. Dit is een regenteske houding die niet past in deze tijd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat de Partij van de Arbeid eerder denkt in bedreigingen dan in kansen, stelt mij teleur, maar ik heb daarvan kennis genomen en ik heb het al geïncasseerd. Nu vertoont de Partij van de Arbeid echter een verbluffend gebrek aan zelfvertrouwen. Mevrouw Noorman loopt vooruit op de behandeling van een wet die nog niet eens bij de Kamer is ingediend. Waar is haar parlementaire vertrouwen? Waarom vindt zij het nodig om al bij de begroting te spreken over een wet die nog moet worden ingediend?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Als deze regering het fatsoen had getoond om niet nu al een wetsvoorstel aan de Raad van State voor te leggen, zou ik hierover niet hebben gesproken. Dan had ik vertrouwd op het publieke debat. Het is ongepast dat de regering nu al een wetsvoorstel aan de Raad van State heeft voorgelegd, terwijl zij daarover en over de discussienota nog niet met de Kamer heeft gesproken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik vind dit een gebrek aan politieke moed, mevrouw Noorman.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik vind dit een gebrek aan politiek fatsoen, mevrouw Verburg.

Ik hoop dat het feit dat mevrouw Verburg zegt dat de soep niet zo heet wordt gegeten, ertoe leidt dat zij voor andere voorstellen ontvankelijk is.

Het inkomensbeleid dat nu wordt voorgestaan, is een beleid met barre keuzes. Zeker, het gaat economisch niet goed, maar de wijze waarop in de koopkracht van mensen wordt gesneden, is een keuze van dit kabinet. Dit klemt temeer als je bedenkt dat een flink aantal AOW'ers niet eens aan de heffingskorting toekomt en onder het sociaal minimum zit, terwijl een substantieel aantal chronische zieken niet het inkomen krijgt dat wij vinden dat zij moeten hebben zolang er geen negatieve inkomstenbelasting is. De fractie van de PvdA vraagt om een maatregel waardoor er komend voorjaar een inkomenscompensatie komt voor het koopkrachtverlies aan de onderkant tot modaal.

Wij vragen verder of de notitie Schuldhulp die de staatssecretaris opstelt – waarvoor overigens hulde – kan worden voorzien van een stimuleringsregeling anders blijft het papieren taal.

In de tweede termijn zal ik opnieuw de motie-Noorman-den Uyl/Harrewijn over tweedegraads bloedverwantschap AOW indienen die vorig jaar is aangehouden na een toezegging van toenmalig staatssecretaris Hoogervorst. Blijkbaar moet het zo in dit huis.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie wil allereerst een compliment uitdelen aan alle partners in het najaarsoverleg. Wij vinden dat daar een goed akkoord uit is gekomen en dit is te danken aan de inzet van alle partijen, werkgevers, werknemers en het kabinet. Wij vinden het wel jammer dat er geen meerjarenafspraken zijn gemaakt. Daarmee zijn drie kansen gemist.

In de eerste plaats de mogelijkheid om het vertrouwen in de economie te herstellen. Het CPB heeft gezegd dat meerjarige afspraken over loonmatiging leiden tot herstel van vertrouwen. In de tweede plaats kunnen de mensen die echt afhankelijk zijn van een WAO-uitkering geen verhoging van hun uitkering tot 75% tegemoetzien. In de derde plaats kan de Pemba niet worden afgeschaft. Dit vindt mijn fractie een gemiste kans.

Toch is dit zo nodig, want in een economie die naar de nullijn toegaat of zelfs al op de nullijn zit, zien wij een aantal zwakke plekken. De concurrentiepositie van Nederland is het afgelopen jaar op de wereldranglijst gezakt van plaats 8 naar plaats 15. Er is sprake van een afgenomen productiviteitstijging. De dekkingsgraad van de pensioenfondsen heeft ernstig te leiden gehad. Tot slot zien wij een oplopende werkloosheid. Vanochtend stond in De Telegraaf het alarmerende bericht dat de werkloosheid in de afgelopen twee maanden is gegroeid met 33.000 werknemers. Met een CPB-raming van 100.000 extra werklozen in 2003 is het hard nodig dat wordt geïnvesteerd in hersteld vertrouwen in de economie.

Een aantal problemen dat niets met economische ontwikkelingen heeft te maken, is niet nieuw. In die zin is het jammer dat het vorige kabinet het dak niet heeft gerepareerd toen economisch de zon nog scheen, want als de cijfers niet bedriegen, zal het aantal WAO-uitkeringen volgend jaar oplopen tot 1 miljoen. Dit is een groot maatschappelijk probleem.

De heer Van Hoof (VVD):

Nu mevrouw Verburg dit zo zegt, valt het mij op dat zij het ontbreken van WAO-afspraken als tegenvaller in de uitkomst van het najaarsoverleg niet heeft genoemd. Ik had dit wel verwacht. Ik mag toch aannemen dat ook zij van mening is dat een WAO-afspraak had moeten worden gemaakt, indien mogelijk op zijn minst in lijn met het Strategisch akkoord?

Mevrouw Verburg (CDA):

De heer Van Hoof heeft volstrekt gelijk. Wij vinden dit het grootste probleem. Ik heb dit overigens wel genoemd, maar waarschijnlijk niet duidelijk genoeg. Wij hadden erg graag gezien dat er een meerjarig akkoord was gesloten. Helaas is dit geblokkeerd, want dan had het uitkeringsrecht voor de echte arbeidsongeschikten naar 75% kunnen stijgen en had de Pemba kunnen worden afgeschaft.

De heer Van Hoof (VVD):

Mevrouw Verburg sprak zojuist ook al over het afschaffen van de Pemba, maar volgens mij gaat het niet in de eerste plaats om het afschaffen van de Pemba. Volgens mij gaat het in de eerste plaats om het terugdringen van het aantal WAO'ers. Dit zal toch ook haar prioriteit zijn? Alles wat daar achteraan komt zoals de uitkering en de Pemba zouden wij aan de orde stellen als het aantal WAO'ers was afgenomen. Ik mag hopen dat dit ook nog steeds de prioriteit is van het CDA?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ook hierin heeft de heer Van Hoof volstrekt gelijk. Het doel is het beroep op de WAO terug te dringen door te investeren in arbeidsgeschiktheid en inverdiencapaciteit, in plaats van in wat mensen niet meer kunnen. Onderdeel van het pakket is natuurlijk dat de Pemba uiteindelijk kan worden afgeschaft.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Hoor ik mevrouw Verburg nu zeggen dat zij het jammer vindt dat het sociaal akkoord van de SER niet is uitgevoerd? Waaraan wijt zij dit? Zij is toch mede verantwoordelijk voor deze regeringscoalitie die bij haar aantreden een kant en klaar plan vond met een volledige ondersteuning van de sociale partners.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw Noorman weet dat ik niet aan de tafel heb gezeten tijdens en ook niet heb deelgenomen aan de onderhandelingen in het kader van het najaarsoverleg. Gelukkig maar. Wat ik heb begrepen, is dat de FNV de mogelijkheid van een meerjarig akkoord en afspraken over de WAO heeft afgewezen. Dat is jammer.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dit kabinet is niet bij het najaarsoverleg aangetreden, maar al voor de zomer. Toen lag er een kant en klaar plan. Het was een kleine moeite geweest om dat als uitgangspunt voor het beleid te nemen. Dan hadden wij kunnen bouwen aan een toekomst, waarvan zeker zou zijn geweest dat er draagvlak voor was. Mevrouw Verburg stelt vragen en zegt dat het haar spijt dat delen van dat plan niet zijn uitgevoerd. Vindt zij echter niet dat zij op dat punt ook naar zichzelf moet kijken, en naar het kabinet dat niet is ingegaan op de handreiking van de sociale partners met het SER-akkoord?

Mevrouw Verburg (CDA):

Eerlijk gezegd, zegt dit mij heel weinig. Een kabinet heeft altijd een eigen verantwoordelijkheid. De samenstellende partijen hebben een Strategisch akkoord getekend, op basis van het SER-advies, maar het kan nooit zo zijn dat voorstellen van de SER als dictaat kunnen worden opgelegd aan de regering. De SER is een zeer belangrijk adviesorgaan, maar geen orgaan dat een dictaat kan opleggen aan het kabinet.

De heer Smulders (LPF):

Ik ben het spoor even bijster. Praten wij nu over de terugdringing van de huidige omvang van het aantal WAO'ers of over de terugdringing van de instroom in de WAO?

Mevrouw Verburg (CDA):

Wat mij betreft, praten wij over beide. Hoe meer, hoe beter. Als mensen gewoon aan de slag kunnen en niet meer afhankelijk zijn van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zou dat fantastisch zijn.

De heer Smulders (LPF):

Dat ben ik met Mevrouw Verburg eens, maar dan mis ik nog een paar leuke ideeën om die instroom wat te verminderen. Zoals het tot nu toe is gegaan – ik heb dat zijdelings gageslagen want ik zit pas kort in deze Kamer – is het echt een ramp. Er komt niks terecht van de hervorming van de WAO. Is er wel eens aan gedacht om iets te doen met de Pensioen- en spaarfondsenwet? Op basis daarvan kun je een oudedagspensioen en een nabestaandenpensioen regelen, maar ook een arbeidsongeschiktheids- of een invaliditeitspensioen. De pensioenfondsen kunnen daarin een rol vervullen. Wat is er mooier voor een arbeidsongeschikte dan het hebben van een inkomensvoorziening terwijl de opbouw van je pensioen gewoon doorgaat? Hoe staat Mevrouw Verburg daartegenover?

De voorzitter:

Dit was meer een betoog dan een vraag.

De heer Smulders (LPF):

Ik zal het niet meer doen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij de interrupties nu beperken tot vragen. Voor betogen hebben de woordvoerders hun eigen termijn.

Mevrouw Verburg (CDA):

De partij van de heer Smulders, de VVD en mijn partij hebben hun handtekening gezet onder een plan in een Strategisch akkoord, op basis waarvan het kabinet werd gevormd. Een van de kernpunten daarbij is dat ervoor moet worden gezorgd dat minder mensen de WAO instromen en dat de mensen die wel instromen van een heel goede uitkering worden voorzien. Daarop baseer ik mij en dat zullen wij blijven doen.

De heer De Ruiter (SP):

Voorzitter. Ik stel alleen korte vragen. Heb ik het goed begrepen dat de CDA-fractie, net als de SP-fractie, de uitkeringen van WAO'ers wil verhogen naar 75%?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik weet niet of wij het op dezelfde manier willen als de SP-fractie; eerlijk gezegd betwijfel ik dat. De uitvoering van het WAO-plan uit het Strategisch akkoord moet er wel toe leiden dat mensen die 100% arbeidsongeschikt zijn, een uitkering krijgen van 75%. In die zin heeft de heer De Ruiter mij goed begrepen.

De heer De Ruiter (SP):

Dat brengt mij bij mijn tweede vraag. De CDA-fractie wil dus iets doen voor mensen die echt arbeidsongeschikt zijn. Zitten er volgens de CDA-fractie in de WAO nu dan mensen die niet echt arbeidsongeschikt zijn?

Mevrouw Verburg (CDA):

De heer De Ruiter weet net zo goed als ik dat er op dit moment mensen in de WAO zitten die er dolgraag uit willen. Ik krijg het schaamrood op mijn kaken dat wij die mensen geen kans geven om eruit te geraken. Dit komt door allerlei bureaucratische belemmeringen: het niet leveren van maatwerk, draaideurreïntegratie enz. Als de heer De Ruiter zich daarover met mij opwindt, zou dat winst zijn.

De heer De Ruiter (SP):

Dat doe ik, maar wil Mevrouw Verburg dan wel afstand nemen van de term "niet arbeidsongeschikt"? Er zitten namelijk heel veel mensen tussen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, en die zet zij neer alsof zij voor hun plezier in de WAO zitten. Die mensen hebben een arbeidshandicap. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als de CDA-fractie dat op zijn minst zou erkennen.

Mevrouw Verburg (CDA):

De CDA-fractie gaat ervan uit dat iedereen die in de WAO zit en aan het werk kan, graag aan het werk zou willen. Zij moeten aan werk worden geholpen; daarvoor moet maatwerk worden geleverd. Er moet worden voorkomen dat in de toekomst nog mensen in de WAO geraken die daar eigenlijk helemaal niet thuishoren. In dat verband moeten wij het accent leggen op wat mensen nog wel kunnen en niet langer op wat mensen niet meer kunnen.

Het is jammer dat er nog geen oplossing is voor de armoedeval. Deze staat nog wagenwijd open door versnippering en verschillen in inkomensbeleid. Op dit punt kom ik straks nog terug.

Ondanks het slechte economische weer moeten zaken worden veranderd, bijvoorbeeld in de sociale zekerheid. Het kan anders, het moet anders en het kan beter. Het stelsel van sociale zekerheid dateert uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Wij merken dat er behoefte is aan minder bureaucratie. Mensen worden nu te vaak slachtoffer van regeltjes. Er moeten meer keuzemogelijkheden en eigen verantwoordelijkheden komen. Voorzover mogelijk wil ik daar nu een aantal stappen in maken, want na 22 januari zullen wij verder gaan met de invulling daarvan.

De levensloopregeling is een systeem van zelf sparen en zelf bepalen wanneer en waarvoor je verlof wilt opnemen: zorg voor kinderen, zorg voor je naaste, zorg voor ouders, zorg voor buren, scholing, investeren in jezelf of een sabbatical. Dit kan allemaal en wordt fiscaal aantrekkelijk gemaakt, met de mogelijkheid om in het cao-overleg het accent te leggen op kwaliteit. Het gaat dan om de kwaliteit van de arbeid, om- en bijscholing, het voorkomen van uitval en – naar ik hoop – het voorkomen van arbeidsongeschiktheid. Er kunnen verder afspraken worden gemaakt over zaken als flexibiliteit en arbeidsproductiviteit. Mijn fractie vindt dit een belangrijk punt. In het najaarsoverleg zijn hierover afspraken gemaakt en de SER zal er nog over adviseren. Wij zien echter mogelijkheden om op zeer korte termijn te beginnen met een regeling voor fiscaal aantrekkelijk sparen. Dit kan via een aanpassing van de regeling voor verlofsparen. Is minister bereid om de verlofspaarregeling voor 1 april 2003 zodanig te verruimen dat deze van kracht wordt voor zowel werknemers als zelfstandigen, dat er kan worden gespaard in tijd en geld, dat de opbouw wordt uitgebreid tot tweeënhalf jaar en dat het mogelijk wordt om de opgebouwde tegoeden mee te nemen naar een nieuwe werkgever? Hieraan wil ik nog een vraag verbinden: heeft de minister het idee van de verlofknip nu definitief ingetrokken?

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik ben blij dat de CDA-fractie wat betreft het verlofsparen het paarse beleid wil voortzetten en op dit punt zelfs een extra stimulans wil geven. Waarom moet dat echter nu opeens op 1 april? De SER komt in januari met een advies en in het voorjaar zullen wij een nieuw kabinet hebben. In dat licht vind ik dat het nieuwe kabinet op basis van dat SER-advies een integraal plan moet maken. Dan weet iedereen waaraan men toe is, wat niet geldt bij dit soort incidentele maatregelen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij zien dit niet als een incidentele maatregel, maar wij willen hierbij wel voortvarend opereren. De regeling is een prachtige mogelijkheid om een aantal nu nog knellende verlofregelingen in in te brengen. Hoe eerder er oplossingen zijn, hoe beter het is. Het valt mij op dat de PvdA-fractie steeds op de rem trapt door te vragen om nog weer eens een notitie of overleg, in plaats van vooruit te kijken. Ik nodig mevrouw Bussemaker en met haar de PvdA-fractie uit om met ons te kijken naar wat wij straks willen en daarop in te spelen, in plaats van af te wachten.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik kan Mevrouw Verburg een mooi levensloopplan van de PvdA-fractie geven, waarvan zij nog veel kan leren. Wil de CDA-fractie doorzetten dat bestaande verlofregelingen als ouderschapsverlof en zorgverlof worden opgeheven? Dan zijn wij alleen maar verder van huis.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat ben ik absoluut niet met mevrouw Bussemaker eens. Wij denken dat je op termijn een aantal van die verlofregelingen, met uitzondering van het zwangerschapsverlof, daarin op een goede manier zou kunnen inbrengen. Zo verdwijnt de willekeur en kan meer maatwerk worden geleverd aan zowel werknemers als werkgevers, die nu aanlopen tegen de knellendheid van de regels. Als Kamer hadden wij juist beoogd om hun kansen te bieden.

Mevrouw Van Geen (D66):

Betekent dit dat je als beoogde ouder eerst tien jaar moet sparen voor je verlof hebt opgebouwd om voor kinderen te kunnen zorgen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, dat betekent het in ons plan niet. Het plan van de PvdA ken ik ook, maar daar ga ik nu niet op in. Overigens is het jammer dat daarbij geen financiële onderbouwing zit; voor concrete plannen is dat wel gepast. Ons plan betekent dat je zelf opbouwt en dat je tot maximaal tweeënhalf jaar kunt sparen. Als je echter drie maanden spaart en het dan wilt opnemen, is dat ook zeer wel mogelijk.

Mevrouw Van Geen (D66):

Als je kinderen hebt, is drie maanden zorgverlof natuurlijk prettig, maar de meeste ouders hebben meer tijd nodig. Hoe lang moet je sparen voordat je echt zelf voor je kinderen kunt zorgen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat hangt ervan af op welk moment wij andere wettelijke verlofregelingen in de levensloopregeling hebben ingebracht. De levensloopregeling staat wat ons betreft in de kinderschoenen en het is een prachtige, fiscaal aantrekkelijke manier om te sparen. Afhankelijk van de bijdrage van de D66-fractie kijken wij wat wij er nog meer in onder kunnen brengen om een prachtig reservoir aan verlofmogelijkheden te scheppen.

Mevrouw Van Geen (D66):

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag. Hoe lang moet je sparen voordat je voor je kinderen kunt zorgen? Kun je pas op je veertigste kinderen krijgen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Daar gaat de politiek gelukkig niet over, want dat bepalen mensen zelf en dan moet het krijgen van kinderen ze nog gegeven zijn. Ik heb u gezegd dat dit afhangt van de voortvarendheid waarmee wij met deze regeling aan de slag kunnen en wanneer wij andere wettelijke verlofregelingen in de levensloopregeling kunnen inbrengen. De CDA-fractie geeft er de voorkeur aan dit voortvarend aan te pakken en wacht niet, zoals de PvdA-fractie graag wil, nog een poosje af.

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Bussemaker nog één keer de gelegenheid te reageren.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik wil mevrouw Verburg in herinnering brengen wat er de afgelopen jaren al op dit vlak is gerealiseerd: ouderschapsverlof, verlofsparen, zorgverlof en er ligt een voorstel voor langdurend zorgverlof. Het valt mij buitengewoon tegen dat de CDA-fractie nooit heeft gezegd voortvarend aan de slag te willen met het voorstel voor mantelzorgverlof, dus de zorg voor dierbaren die ernstig ziek zijn. Mevrouw Verburg zou die les moeten trekken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik wil alle lessen trekken, maar dan moet er wel een les aanwezig zijn. Ik houd het erop dat de CDA-fractie de levensloopregeling graag voortvarend en met zoveel mogelijk andere fracties wil invullen. Wij willen onderzoeken hoe wij op verantwoorde en voortvarende wijze andere wettelijke verlofregelingen in de levensloopregeling kunnen inbrengen. Dat is beter voor de werknemers en scheelt veel bureaucratie bij de werkgevers.

De pensioenen vormen in Nederland sinds jaar en dag een robuuste oudedagsvoorziening. Dat willen wij zo houden en Nederland behoort tot de kopgroep in de Europese Unie. Tot de staatssecretaris zeg ik dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat dit een van de prioriteiten is en blijft in het Stabiliteitspact. Een ander punt vormen de zorgen over de teruggezakte dekkingsgraad. Bij veel pensioengerechtigden en mensen die nog pensioen aan het opbouwen zijn, heeft dat tot veel onrust geleid. Dat is terecht, want je zult maar inzitten over je oudedagsvoorziening.

Getuige de demografische ontwikkeling is in 2040 43% van de bevolking ouder dan 65. Wij moeten daarom met elkaar afspreken dat wij de AOW-gerechtigde leeftijd op 65 jaar handhaven en wij moeten alles op alles zetten om de oudedagsvoorziening in verantwoorde pensioenen te waarborgen. Daarom is het van belang dat er afspraken zijn gemaakt om maatwerk te leveren om die dekkingsgraad omhoog te brengen naar een percentage tussen 105 en 130. Dit zal een extra druk leggen op de koopkracht. Wij schatten dat dit een tegenvaller van 1% zal betekenen voor de koopkracht van volgend jaar, omdat de buffer en de kostendekkende premies veel geld vragen. Dit is echter een investering in een kostendekkend en goed pensioen.

Ik heb nog een aantal vragen over de pensioenvoorziening. Is de staatssecretaris bereid om elke pensioengerechtigde die zijn pensioen in opbouw heeft, de kans te geven om inzicht te krijgen in zijn pensioenopbouw op het moment dat het hem past? Dit is met name van belang op het moment dat iemand van werkgever verandert. Is de staatssecretaris bereid vóór 1 april 2003 verzekeraars en pensioenfondsen te vragen om opgave te doen in verband met de fiscaal vrije ruimte? Dat zou geweldig helpen. Wij weten dat er is geregeld dat de pensioenrechten gedeeld worden bij echtscheiding. Hoe zit dat bij beëindiging van een samenlevingscontract?

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik vermoed dat mevrouw Verburg en ik het eens zijn over het vergroten van de transparantie van pensioenopbouw. Dit lijkt mij alleen geen taak voor de staatssecretaris. Is zij het met mij eens dat wettelijk geregeld moet worden dat deze taak bij pensioenfondsen komt te berusten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik denk dat wij het daarover inderdaad eens zijn, maar ik vraag de staatssecretaris of hij dit wil regelen in het pensioenconvenant.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Volgens mij moeten wij dat gewoon wettelijk regelen en niet in het convenant.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik vraag de staatssecretaris dit eerst te regelen in het convenant, want dan kunnen de partijen elkaar daarop wederzijds aanspreken.

De heer Smulders (LPF):

Er zijn grote aantallen mensen die een premievrije pensioenpolis thuis hebben liggen die vaak niet eens geïndexeerd wordt. Wat gaat mevrouw Verburg doen met deze slapers in de pensioenfondsen?

Mevrouw Verburg (CDA):

U snijdt een belangrijk punt aan, want dat is een van de redenen waarom wij pleiten voor inzichtelijkheid. Pensioenen en pensioenrechten zijn té vaak een "black box". Wij willen dat pensioenen erkend en herkend worden als een substantieel onderdeel van het loon. Mensen moeten daarom ook inzicht hebben in hun rechten. De positie van slapers is een belangrijk punt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik wil nog even terugkomen op de wens van mevrouw Verburg om inzicht in pensioenaanspraken te regelen via een pensioenconvenant. Dat lijkt mij een goede weg. Als dat op deze manier echter niet lukt, vindt zij dan dat het wettelijk geregeld moet worden? Mevrouw Verburg wil transparantie in de pensioenen en daar zijn wij het volgens mij allemaal mee eens. Hoe kijkt zij aan tegen het feit dat er een behoorlijk aantal mensen, zo'n 9%, niet pensioenverzekerd is? Is zij ook bereid om, zoals de PvdA-fractie voorstaat, daarvoor wettelijke waarborgen te treffen als daarover geen goede afspraken gemaakt worden in de pensioenconvenanten? Op deze manier kan ervoor worden gezorgd dat uiteindelijk iedereen pensioen opbouwt.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb al aangegeven dat de CDA-fractie zeer hecht aan de rechten op pensioenen. De CDA-fractie wil daarin graag voortvarend zijn, maar zij heeft er wel vertrouwen in dat er opnieuw een convenant gesloten kan worden. Ik heb eerlijk gezegd geen zin om vooruit te lopen op het niet sluiten van zo'n pensioenconvenant, omdat het recente verleden heeft geleerd dat er wel degelijk goede convenanten zijn te sluiten. Daar zetten wij dus eerst op in.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Is de CDA-fractie bereid om die rechtszekerheid in ieder geval te creëren voor de onverzekerden als het niet zou lukken in het convenant?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ben niet zo'n doemdenker, want ik ga ervan uit dat dit in het convenant geregeld kan worden. Als dat niet het geval blijkt te zijn, treffen wij elkaar weer in de Kamer en zullen wij verder moeten kijken. Eerst geef ik de bewindslieden echter een steuntje in de rug en roep ik de pensioenfondsen op om wél een convenant te sluiten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Bent u voor rechten van mensen of voor procedures?

De voorzitter:

Mevrouw Van Geen mag nu een vraag stellen.

Mevrouw Van Geen (D66):

Ik heb geïnteresseerd geluisterd toen mevrouw Verburg pensioen een belangrijk onderdeel van het loon noemde. Trekt mevrouw Verburg daaruit ook de consequentie dat de opgebouwde pensioenen als onderdeel van het loon eigendom zijn van degenen die de pensioenrechten hebben opgebouwd?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ja, als je pensioenrechten hebt opgebouwd, dan heb je recht op pensioen en in dat geval moet je dus over dat pensioen kunnen beschikken. Als u dat "eigenaar" wilt noemen, vind ik dat prima, maar dat komt voor uw eigen verantwoordelijkheid.

Mevrouw Van Geen (D66):

Is de consequentie daarvan dan niet dat pensioenfondsen eigendom zijn van pensioengerechtigden, dus van werknemers, slapers en gepensioneerden en dat zij ook de zeggenschap over de pensioenfondsen zouden moeten hebben?

Mevrouw Verburg (CDA):

In de politiek zijn veel dingen voorspelbaar en dit is er één van, dus wist ik dat u hiermee zou komen, mevrouw Van Geen. Wij vinden het van groot belang dat gepensioneerden participeren en inspraak hebben in besturen van pensioenfondsen. Ik ben eerlijk gezegd erg blij met de afspraak die gemaakt is tussen de Stichting van de Arbeid en de ouderenbonden om dit goed te regelen.

Mevrouw Van Geen (D66):

Er is wel een afspraak, maar die staat helaas nog niet op papier. Vindt u dat, als de pensioengerechtigden eigenaar van de pensioenfondsen zijn, zij daarover ook zeggenschap moeten hebben? Bent u ook van mening dat je de rechten van betrokkenen goed moet regelen en niet mag overlaten aan onderhandelingen van partijen die in een zeer ongelijke machtspositie verkeren? Er zijn werkgevers en vakbonden die een geweldige staf achter zich hebben voor onderhandelingen.

De voorzitter:

Wilt u uw vraag stellen?

Mevrouw Van Geen (D66):

Vindt mevrouw Verburg dat je het aan het vrije spel van ongelijke krachten moet overlaten? Of vindt zij dat je het wettelijk moet regelen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik denk niet dat dit gebeurt. Mevrouw Van Geen zegt dat gepensioneerden eigenaar van de pensioenfondsen zijn, maar zo kijkt de CDA-fractie daar niet tegenaan. Ook mensen die sparen en een pensioen opbouwen hebben daar een nadrukkelijk belang bij.

Mevrouw Van Geen (D66):

Die heb ik ook genoemd.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ik ben er blij om dat mijn collega om doorzichtigheid van de pensioenwereld vraagt. Te vaak onttrekken zich grote delen aan de waarneming van hen die daarin inzicht moeten hebben. Gezegd wordt dat een papiertje meegegeven moet worden in verband met het pensioengat. Is dan niet een eerste vereiste dat eerst een definitie van een pensioengat gegeven wordt? Is het niet de eerste opdracht aan het kabinet om daar helderheid over te verschaffen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat lijkt mij wel. Het is ons wel duidelijk. Het gaat om de vraag hoe het pensioentekort berekend wordt. De pensioenfondsen kunnen hierover duidelijkheid geven. Het CDA vindt dat mensen die hun belastingformulier invullen, zicht moeten hebben op het pensioengat, zodat zij desgewenst voor een aanvulling kunnen zorgdragen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of er snel duidelijkheid moet komen over de definitie van het pensioengat. Dit is een taak voor het kabinet. Mijn informatie reikt niet verder dan dat er veel misverstanden bestaan over wat precies moet worden verstaan over het pensioengat.

Mevrouw Verburg (CDA):

Nu de heer Van Dijke het zo stelt, ben ik het van harte met hem eens. Ik nodig de staatssecretaris uit, duidelijk aan te geven wat de definitie is van het pensioengat. Ik ben het eens met de heer Van Dijke dat hier veel misverstanden over bestaan.

De heer Smulders (LPF):

Het gaat helemaal verkeerd met het bestuur van de pensioenfondsen. Zo'n bestuur zou uit drie partijen moeten bestaan. De pensioengerechtigden/gepensioneerden, de premiebetalende werknemers en de bijdragende werkgevers en de vakbonden, die er overigens volgens mij niets mee te maken hebben. Ziet u al voor u hoe zo'n vergadering verloopt? Er zijn drie partijen en de pensioengerechtigden willen een indexering. Dat is heel normaal, want iedere pensioengerechtigde wil dat. De werkgevers antwoorden dan dat de financiële situatie van de ondernemingen dat niet toelaten.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Smulders (LPF):

Dat is juist mijn vraag. Hoe ga je die besturen optuigen? Dit gaat namelijk verkeerd. Ik wil even uitleggen waarom dit verkeerd gaat.

De voorzitter:

Nee, dat gaat u straks in uw eigen termijn doen. Het woord is aan mevrouw Verburg.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik moet u tot mijn spijt bekennen dat ik nooit in een bestuur van een pensioenfonds gezeten heb. Ik neem er wel kennis van dat ouderenbonden en de Stichting van de Arbeid, dus werkgevers, werknemers en gepensioneerden, daarover een goede afspraak hebben gemaakt die zij zien werken. Wie ben ik dan om te zeggen: jullie hebben dit wel afgesproken, maar ik zie dit niet functioneren. Ik hoop dat het overleg gaat functioneren en de CDA-fractie zet daarop in.

De heer Smulders (LPF):

Dan zal ik u daarvoor instrumenten aanreiken!

De voorzitter:

Ik stel voor dat mevrouw Verburg haar termijn gaat afronden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. De WAO wordt nu niet geregeld. Dat gebeurt in een volgende kabinetsperiode. Het belang is groot. Arbeidsgeschiktheid moet daarbij de nieuwe invalshoek worden. Wij willen dit terugzien in de uitvoering en de verantwoordelijkheidsverdeling.

Wij vinden het schokkend dat de uitkeringsafhankelijkheid van allochtone werknemers zo groot is. De uitkeringsafhankelijkheid van Turkse mannen tussen 40 en 65 jaar is 68%. Van Marokkaanse mannen is dat 66% tegenover autochtone werknemers met een percentage van 22. Dat is één op drie en dat is veel en veel te hoog. Van Antilliaanse en Surinaamse vrouwen is de uitkeringsafhankelijkheid tussen 40 en 65 jaar, 40% en van autochtone vrouwen is het 16%.

Met betrekking tot uitkeringen rondom werkgelegenheid, bijstand en WW gaat het de goede kant op, zij het dat wij vinden dat de push daarin gehandhaafd moet worden, nu het MKB-convenant stopt. Blijf aandacht besteden aan reïntegratie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Dit is zeer belangrijk.

Het gaat de verkeerde kant op met het arbeidsongeschiktheidspercentage. Turkse en Marokkaanse mannen zijn twee keer zo vaak arbeidsongeschikt als autochtone mannen. Vrouwen zijn nog vaker arbeidsongeschikt. Van de Turkse vrouwen bijvoorbeeld heeft één op de tien een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wij vinden dat onacceptabel. Dat is schokkend en kan niet zo blijven. Bovendien mag arbeidsongeschiktheid niet erfelijk worden. Daarom wil het CDA zich niet neerleggen bij het gegeven dat jonge Marokkanen in 46% van de gevallen een uitkering krijgen vanwege psychische arbeidsongeschiktheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voordat mevrouw Verburg over een ander onderwerp begint, wil ik haar twee vragen stellen over de instroom in de WAO. Ten eerste: is de CDA-fractie er wel voor dat mensen met psychische klachten nog steeds recht op WAO hebben? Ik heb namelijk begrepen dat dit punt in de doorrekening van het CDA geschrapt is. Mijn tweede vraag is of mevrouw Verburg met mij van mening is dat wij de instroom zoveel mogelijk moeten zien te voorkomen. Dat vergt echter wel een goed preventieplan. De FNV heeft hierover recent een rapport aangeboden. Toch bezuinigt dit kabinet ook op bijvoorbeeld de arbeidsinspectie. Is dat niet erg vreemd?

Mevrouw Verburg (CDA):

Het CDA is vóór alle accenten op preventie en kwaliteit van de arbeid. Naar onze mening kan daar niet voldoende de nadruk op gelegd worden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, maar wat doet u eraan? Dat is de vraag. U bent er voor en dat klinkt allemaal heel erg sociaal...

De voorzitter:

U hebt net een vraag gesteld. Ik vind dat mevrouw Verburg nu eerst antwoord moet kunnen geven zonder dat u haar na drie seconden alweer interrumpeert.

Mevrouw Verburg (CDA):

Accent op preventie en op kwaliteit van de arbeid. Er moeten dus geen ramsjcontracten, geen tientjescontracten gesloten worden met arbodiensten. Daar draagt de overheid zelf trouwens nog het meest aan bij, zij heeft de goedkoopste contracten. Ik vraag de regering dan ook om daarop te reageren. Op het gebied van psychosociale problemen blijkt uit onderzoek dat het niet nodig is om mensen de WAO in te laten stromen, als vroegtijdig wordt ingegrepen en actief wordt geïnvesteerd. Naar onze mening moet op preventie en vroege hulp worden ingezet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat klinkt prachtig, maar als wij het eens zijn over de preventie, kun je het niet bij mooie woorden houden. Dat wij het van belang vinden, is niet genoeg. Wij moeten ook met concrete voorstellen komen. De FNV heeft 14 voorstellen gedaan, onder andere over de ramsjcontracten op het gebied van arbodiensten Deze zouden verhoogd worden tot minimaal 100 euro per werknemer, maar ik zie geen enkele actie van de kant van het CDA. Tijdens het debat dat wij daarover vorige week hebben gevoerd, was het CDA ook al niet juichend. Het zou allemaal wel meevallen...

De voorzitter:

Uw vraag is?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wat gaat de CDA-fractie doen om de preventie te verbeteren? Er worden alleen vage vragen aan het kabinet gesteld dat er absoluut niets aan doet. Wil de CDA-fractie samen met ons en anderen zorgen dat de preventie op een goede manier op de rails wordt gezet? Aan vage sociale woorden hebben wij niets.

De voorzitter:

Mevrouw Verburg gaat nu antwoorden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij willen graag dat er in de arboconvenanten, waar wij gezamenlijk aan bijdragen, afspraken worden gemaakt die veel meer gericht zijn op preventie en snel ingrijpen. Wij vinden dat deze afspraken moeten doorlopen nadat de termijn van het convenant verstreken is. Convenanten geven immers impulsen om zaken goed te regelen. Wij zien dat de convenanten goed lopen, maar ze moeten verbreed worden tot meerdere zaken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Als ik de CDA-fractie zo hoor, schiet het allemaal niet op. Grote woorden, maar geen daden. Mag ik mevrouw Verburg een concreet voorstel uit het FNV-preventieplan voorleggen? De FNV stelt voor om normen te ontwikkelen voor zowel werkdruk/psychische belasting alsook voor RSI. Dat zijn de twee grootste veroorzakers van de instroom in de WAO. Is mevrouw Verburg het met ons eens dat daar normen voor ontwikkeld moeten worden? Dan kunnen wij namelijk zaken doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik vind het plan van de FNV een goede bijdrage om daarover afspraken te maken in de convenanten. Voor het overige vind ik dat de overheid daar zelf het nodige aan moet doen, maar daar heb ik het kabinet al toe uitgenodigd. Ik hoop dat u met mij van mening bent – laat ik het een keer omdraaien – dat er bij de afspraken in de cao veel meer aandacht moet komen voor kwaliteit, preventie en verzuimbestrijding.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik wil mevrouw Verburg graag tot concrete suggesties uitlokken. De FNV zegt ook dat, waar nu nog geen arboconvenanten zijn, deze door de overheid met kracht gestimuleerd zouden moeten worden. Er zou een meldpunt moeten komen voor arbeidsconflicten. Ondersteunt mevrouw Verburg die suggesties?

Mevrouw Verburg (CDA):

Met het eerste ben ik het van harte eens, maar daar kan de FNV ook erg veel aan doen. De FNV spreekt de overheid aan, maar moet het met stip op de agenda voor het cao-overleg zetten. Ik hoop dat de PvdA dat ook eens wil ondersteunen. Dan komt mevrouw Bussemaker ook eens uit haar defensieve houding. Als een meldpunt daarbij geregeld kan worden, hebben wij daar absoluut geen bezwaar tegen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Terecht wordt een zwaar accent gelegd op voorkomen, want dat is beter dan genezen. Hoe komt het dat bij de vraag naar het voorkomen zo weinig aandacht wordt besteed aan het werk van de arbeidsinspectie? In de afgelopen jaren is de kracht van de inspectie alleen maar afgenomen. Wanneer de arbeidsomstandigheden in disco's moeten worden gecontroleerd, wordt het bezoek een week van tevoren aangekondigd, zodat iedereen zijn gehoorbeschermers draagt. Hoe komt het dat wij die arbeidsinspectie zo weinig in beeld hebben als het gaat om preventie?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik was nog bezig met het onderwerp WAO en zal het onderwerp arbodiensten nog behandelen. Ik zal nog komen met een voorstel om én de arbeidsinspectie én een aantal andere handhavingsinstellingen van de overheid te versterken. Ik heb er zelfs geld voor.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

De inzet van dit kabinet op dit dossier vindt u dus ontoereikend?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik vind dat het wel een tandje meer kan. Ik erger mij buitengewoon aan de mate waarin illegale arbeid, zwartwerken en andere ontoelaatbare zaken nog plaatsvinden. De rol van de arbeidsinspectie is daarin belangrijk.

Ik was nog bezig met de WAO en de allochtonen. De grootste oorzaak van de problemen op dit gebied is de achterstand in onderwijs en taal, waardoor mensen niet in staat zijn allerlei betaalde functies uit te oefenen. De WAO wordt daarmee een uitweg, terwijl in de ogen van de CDA-fractie faciliteiten moeten worden geboden en eisen moeten worden gesteld aan scholing en toerusting. Het CDA wil dat niet langer belemmeringen centraal staan, maar dat potentiële verdiencapaciteiten centraal komen te staan, en dat vraagt om maatwerk in reïntegratie, inclusief taalonderwijs en inburgering op basis van een balans in rechten en plichten.

De verruiming van de bevoegdheden van de bedrijfsartsen juichen wij toe. Wat ons betreft mag het nog verder gaan. Het voorkomt vertraging en onnodige bureaucratie, maar het vraagt wel om aanpassing van de opleiding en het bevorderen van de onafhankelijke positie. Ik vraag de minister om daarop in te gaan, alsmede op effectieve communicatie met de huisarts. Een voordeel is de bijdrage aan de vermindering van de werkdruk van de huisarts, dus een win-winsituatie. De vraag is of en, zo ja, onder welke voorwaarden de Ziekenfondswet een verwijzing naar de bedrijfsarts dekt.

Jonggehandicapten hebben evenzeer recht op participatie en optimale reïntegratie. Om die reden heeft het CDA een actieplan jonggehandicapten "Handicap wordt kans" ontwikkeld, dat ik graag aan de bewindspersonen aanbied.

Ik kom op het UWV. Ondanks goede intenties werkt het niet goed genoeg. Werknemers worden in de kou gezet en afhankelijk gemaakt. Ook werkgevers klagen terecht, bijvoorbeeld als het gaat om de cyclische werkloosheid. Ik vraag de minister om rond die cyclische werkloosheid niet alleen een eerste, maar ook een tweede stap te zetten door met de branche te overleggen. Bij de SUWI moet een kanteling tot stand gebracht worden van overhead en het accent op beleid naar het accent op uitvoering. Wij willen dat het aantal werknemers dat nu in de overhead zit, ongeveer 7000, wordt teruggebracht tot 10% van het werknemersbestand. De helft van dat bestand kan dan worden toegevoegd aan de kwaliteit en effectiviteit van de uitvoering. De andere helft kan worden toegevoegd aan de handhaving, de opsporing van fraude, de versterking van de SIOD, de versterking van de arbeidsinspectie en noem maar op.

Misschien wil de minister nog eens goed aangeven hoe het zit met de koopkrachtontwikkeling. Hoe heeft de compensatie voor de verhoging van de ziekenfondspremie vorm gekregen?

Wij zijn onder de indruk van de initiatieven van het kabinet om de lastendruk te verminderen. Wij zijn onder de indruk van de inzet om ondanks de economische tegenvallers in te zetten op vernieuwing van sociale zekerheid en het arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid. De inzet van dit kabinet vinden wij goed: sociaal voor wie niet kan en streng voor wie niet wil.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Vindt mevrouw Verburg dat de stijging van de ziekenfondspremie gecompenseerd moet worden voor mensen die geen zicht hebben op de arbeidsmarkt?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik beloof u dat ik daar in tweede termijn op zal terugkomen. Ik wil eerst het antwoord van de minister horen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Heeft u geen opvatting?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb hartstikke veel opvattingen, maar wat staan wij hier te doen? Wij staan hier toch niet om het kabinet te negeren? Wij hebben hier een debat met de minister. In de eerste termijn heb ik aan het kabinet gevraagd om een toelichting op het beleid te geven. Als mevrouw Noorman dat niet nodig vindt, kan zij naar huis. Ik heb graag een gesprek met de regering en ik wacht de reactie af.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik merk dat mevrouw Verburg wat aangebrand gaat reageren. Ik vraag haar hoe zij aankijkt tegen de koopkrachtplaatjes. Hoe moet het volgens de CDA-fractie gaan met de mensen die nu op het minimum zitten? Moeten zij erop achteruit gaan? Mevrouw Verburg wil het kabinet niet negeren. In haar ogen valt dat misschien te prijzen, maar wij hebben wel een dualistisch systeem. Als de regering mevrouw Verburg niet wil gaan negeren, moet zij wel weten wat zij vindt. Wat is de inzet van de CDA-fractie bij de koopkrachtplaatjes? Wat is de inzet van de CDA-fractie als het gaat om het redden van het sociale gezicht? Mevrouw Verburg kan niet alleen sociaal doen met een paar vage opmerkingen. Het sociale gezicht komt eruit door met concrete voorstellen naar het kabinet te komen. Wat gaat het CDA doen aan de koopkrachtplaatjes voor de mensen die op het minimum zitten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Als mevrouw Van Gent mij kent, weet zij dat ik geen aangebrand karakter heb. Met het sociale gezicht van het CDA is niets mis. Wat wij jammer vinden, is dat de afgelopen jaren de koopkracht heel sterk gestegen is in een economisch gezien geweldige booming periode, en dat het nu plotseling economisch tegenvalt. Wij zullen de pijn nu moeten verdelen. De CDA-fractie vindt het rechtvaardig dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Ik heb het koopkrachtplaatje hier voor mij liggen, want ik dacht: wanneer zou mevrouw Van Gent komen? Mensen met een minimumuitkering worden het meest ontzien. Mensen die twee keer modaal verdienen, gaan er bijna 2% in koopkracht op achteruit. Meerverdieners gaan er 2,25% op achteruit. Willen wij alles compenseren en daardoor niets oplossen in de zorg, niets doen aan het onderwijs, niets doen aan de veiligheid? Dat is dan de keuze, tenzij je de staatsschuld weer wilt laten oplopen en dat willen wij niet. Als ik mensen voor de keuze plaats: 3% meer koopkracht of een beroep kunnen doen op zorg of goed onderwijs, zeggen zij: mevrouw Verburg, als wij inderdaad dat beroep daarop ook kunnen doen, dan weten wij wel wat wij kiezen. Dat is een goede benadering.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De mensen zeggen tegen mij: wij hebben geen cent in onze portemonnee, maar wij moeten straks wel meer ziekenfondspremie betalen. Als die idiote plannen met de bijzondere bijstand doorgaan, moeten zij nog meer inleveren. U zegt dat deze mensen er het minst op achteruitgaan. Degenen met de laagste inkomens moeten nu ook inleveren, terwijl zij niet hebben kunnen profiteren van de hoogconjunctuur. Dat kunt u toch niet sociaal noemen? Ik vraag mij wel eens af met wie u eigenlijk spreekt en of u nog wel openstaat voor degenen die ik spreek. Mensen moeten volgend jaar een veel hogere premie voor hun ziektekostenverzekering betalen. Dat heeft ook effect op de koopkracht. Daarover wil ik graag duidelijkheid van u. Kunnen wij op dit punt zaken met u doen? U zit in het kabinet, u bent daar in elk geval medeverantwoordelijk voor. U kunt zeggen: ik ben zo sociaal en zo duaal dat ik dit niet pik, want ik vind dat de mensen met de laagste inkomens er nu echt op vooruit moeten gaan. In de plannen van het kabinet moeten zij inleveren en dat is een sociale schande.

Mevrouw Verburg (CDA):

Een kleine correctie: ik zit in de Tweede Kamer en niet in het kabinet. Ik heb al gezegd dat het economisch moeilijk is, maar blijkbaar luistert u niet. Er is vernieuwing nodig want de wachtlijstproblematiek moet worden opgelost. Er moet meer aan veiligheid worden gedaan, want de mensen zijn onzeker. Er moet geïnvesteerd worden in het onderwijs. Daar kiezen wij ook voor. Het is jammer dat de groei zo tegenvalt. Er moet nu meer geïnvesteerd worden in het vertrouwen in de economie. Wij kunnen aantonen dat er daadwerkelijk betere zorg komt en dat er geïnvesteerd wordt in het onderwijs. Als je mensen dan voor de keuze stelt om die zaken te realiseren of even pas op de plaats te maken qua koopkracht, dan kiezen zij voor het eerste. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Aan dit voor het CDA cruciale principe zullen wij voluit vasthouden.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Dat lijkt helder, maar de vraag is wat de doorberekening van de hogere premie voor consequenties heeft. Het antwoord daarop laat u afhangen van de reactie van het kabinet. Dat vind ik niet zo dapper van u. Ik vraag om aan te geven hoe u die premielast wilt laten neerslaan op de verschillende inkomensgroepen en dan vooral wat de gevolgen zijn voor degenen met de laagste inkomens.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik zeg in alle oprechtheid dat de CDA-Tweede-Kamerfractie niet de wijsheid in pacht heeft.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Dat was ons al opgevallen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat heb ik dan bij dezen bevestigd. Openheid en oprechtheid zijn belangrijke goederen. Dat moet u ook aanspreken.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Zeker.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij willen weten hoe een en ander in de koopkrachtplaatjes van december is verwerkt. Wij weten dat niet precies en daarom willen wij dat graag van de minister horen. Ik zeg toe dat ik vervolgens de reactie van de CDA-fractie daarop zal geven.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Met respect, maar dit is een curieus antwoord. U wilt mij toch niet vertellen dat het CDA geen rekencapaciteit heeft om de consequenties te kunnen vaststellen opdat er politieke keuzes gemaakt kunnen worden? Ik heb het CDA leren kennen als een partij met goede rekenmeesters. Bij de algemene beschouwingen heb ik die nog aangehaald. Ik heb premier Balkenende opgeroepen, dezelfde keuzes te maken. Het stelt mij dan ook buitengewoon teleur, te horen dat u dit niet kunt uitrekenen. Het stelt mij nog meer teleur dat u zich voor de cijfers afhankelijk maakt van de regering, die u juist moet controleren op dit punt.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

U maakte tussen neus en lippen door de opmerking dat het spijtig was dat er de afgelopen jaren zoveel koopkrachtverbetering is geweest. Is dat spijtig omdat de overheid te veel lastenverlichting heeft toegepast? Als dat het geval is, wil ik graag weten op welke moment het CDA alternatieven daarvoor heeft gepresenteerd. Of gaat het uitsluitend over het feit dat de afgelopen jaren de loonkosten te veel zijn gestegen? Als dat het geval is, zijn wij het snel eens.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het eerste is het geval, maar het laatste ook een beetje.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Wanneer heeft het CDA daar iets aan proberen te doen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik kan u de stapels Handelingen bezorgen. Ik kan de momenten in herinnering roepen waarop wij tijdens de algemene beschouwingen en vervolgens bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken erop gewezen hebben dat de lasten gericht verlicht moesten worden. Deze verlichting moet terechtkomen bij degenen die deze het hardst nodig hebben.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Bij mijn weten heeft u vervolgens bij geen enkele gelegenheid amendementen op dit punt ingediend.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij hebben dat vele malen gedaan. Als u ze wilt zien, zal ik ze hedenmiddag bij u bezorgen.

De heer De Ruiter (SP):

Bent u voor een gerichte lastenverlichting om de koopkrachtdaling als gevolg van de stijging van de ziekenfondspremies te compenseren?

Mevrouw Verburg (CDA):

Daar zijn wij voor. U kent ons plan. De overheid moet centraal verantwoordelijk worden voor het inkomensbeleid. Wij moeten overgaan op een systeem van lastenmaximalisering. Wonen drukt het sterkst op het budget. Zorg voor kinderen en onderwijs vinden wij belangrijk. Wij willen ervoor zorgen dat mensen op dat punt recht wordt gedaan. Tegelijkertijd is het echter bitter hard nodig dat iets aan de armoedeval wordt gedaan. Als mensen aan het werk gaan, moet dat ook lonen.

De heer De Ruiter (SP):

Dat is een mooi verhaal, maar geen antwoord op mijn vraag. Het gaat om de ziekenfondspremie. Wilt u een gerichte lastenverlichting om te voorkomen dat mensen er 100 of 150 euro op achteruitgaan? Die achteruitgang geldt ook voor mensen met de laagste inkomens.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij vinden het belangrijk dat mensen niet alleen zicht hebben op de opbouw van de pensioenrechten, maar ook op de kosten van de zorg. Wij zijn er om die reden voor om de premie niet alleen kostendekkend te maken, maar ook nominaal. Tegelijkertijd hechten wij echter aan het principe van de sterkste schouders die de zwaarste lasten moeten dragen. Ik vraag de minister hoe de compensatie van de verhoging van de ziekenfondspremie vorm heeft gekregen. Dat zullen wij beoordelen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik heb u gevraagd of u het met ons eens bent dat de arbeidsinspectie meer armslag moet krijgen, bijvoorbeeld om de werkdruk te controleren. U heeft toen gezegd, een voorstel daartoe te doen. Ik heb inmiddels een amendement van uw hand over de arbeidsinspectie gezien, maar dat gaat alleen over de bestrijding van illegale arbeid. Ik vind dat belangrijk, maar vindt u het ook belangrijk om iets te doen aan preventie of waren dat ook alleen maar holle frasen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Uw associatief denken valt mij nu wat tegen. Als er meer wordt ingezet op de bestrijding van illegale arbeid, kan er ook meer gedaan worden aan het controleren van arbeidsomstandigheden enzovoorts. De arbeidsinspectie komt dan gewoon veel vaker over de vloer. Wij stellen voor om een substantieel bedrag hiervoor te bestemmen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Maar dat staat niet in uw amendement. Ik wil dat graag weten om mij daar een oordeel over te kunnen vormen. Wat wil het CDA nu doen om ziekteverzuim te voorkomen? U zegt het nu wel, maar dat blijkt niet uit de tekst van dit amendement.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wat de CDA-fractie betreft, mag u dit erin lezen. Als u vindt dat wij de tekst op dit punt moeten wijzigen, dan zeg ik u dat met alle plezier toe.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.11 uur tot 13.55 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven