Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

De fractie van de Partij van de Arbeid heeft meegedeeld dat het lid Bos met ingang van heden haar fractievoorzitter is.

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in de commissie voor de Verzoekschriften het lid Van Fessem tot lid en het lid Vietsch tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures.

Ik stel voor om donderdag a.s. ook te stemmen over de motie-Oplaat/Alblas (28600-XII nr. 46) over de organisatie rond bergingswerkzaamheden, gezien de termijn die in de motie vervat is.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Zoals aan het eind van de behandeling van de begroting van OCW reeds is aangekondigd, wil mijn fractie graag een derde termijn en wel op basis van de brief die wij ontvangen hebben van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Ik stel voor om die derde termijn morgenochtend bij aanvang van de vergadering te houden. Gezien de vooraankondiging van mevrouw Hamer vorige week, hebben we hiermee in het schema al rekening gehouden. Wij hebben een uur hiervoor uitgetrokken, ook omdat, zoals u weet, de spreektijd die daarvoor wordt gebruikt, afgaat van de spreektijd van de fracties voor de begroting.

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De Nieuwe Revu ligt nog niet in de schappen, zo heb ik vanmorgen gecontroleerd, maar de nieuwste uitspraken van minister Nawijn zullen niemand hier of buiten deze Kamer ontgaan zijn. Hij wil de doodstraf opnieuw invoeren, althans dat wilde hij tot gisteren. Inmiddels heeft hij eerst zijn uitspraken min of meer teruggedraaid en daarna heeft hij deze min of meer betreurd. De gang van zaken tot dusverre vind ik zeer onbevredigend. Niet alleen is de minister gaan staan op het hart van de rechtsstaat, ook is onduidelijk wat hij vindt, wat hij wel en niet heeft gezegd en bedoeld en in welke hoedanigheid hij de uitspraken heeft gedaan: als minister, als kandidaat-lijsttrekker voor de LPF of Voorzitterals privépersoon.

Ik verzoek dan ook om een spoeddebat met in eerste instantie minister Nawijn, in tweede instantie minister Donner van Justitie, als hoeder van het verbod op doden, en in derde instantie de minister-president vanwege de eenheid van het kabinetsbeleid. Ik doe dit verzoek mede namens Wouter Bos van de fractie van de PvdA en Thom de Graaf van de fractie van D66. Ik kan mij voorstellen, maar dat is vanzelfsprekend aan u, dat ons in eerste termijn zo'n vijf minuten spreektijd is gegund.

De voorzitter:

Ik wijs voor alle zekerheid op de korte brief die minister Nawijn aan mij heeft gericht met een daarbij gevoegd persbericht over dit onderwerp. Omdat te verwachten was dat dit punt in de regeling aan de orde zou komen, heb ik de brief laten uitdelen.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik spreek mijn dank uit voor de brief en de bijgevoegde verklaring die u heeft laten uitdelen. Om die reden sta ik ook bij de microfoon. Ik wil mevrouw Halsema vragen waarom zij, terwijl er een verklaring is gegeven en de minister-president duidelijk afstand heeft genomen, in tweede instantie de minister van Justitie en in derde instantie de minister-president bij dit gesprek aanwezig wil laten zijn.

De heer Teeven (Leefbaar Neder- land):

Voorzitter. Wij steunen het verzoek van de fractie van GroenLinks van harte. De vraag van de heer Rietkerk bevreemdt mij bijzonder. Het gaat hier om de regiefunctie van de premier. Het is dan ook belangrijk dat hij erbij is.

De heer Herben (LPF):

Het persbericht lijkt mij duidelijk. De minister heeft niet als lid van het kabinet gesproken, noch als kandidaat-lijsttrekker van de partij. Ik begrijp dan ook niet waarom de minister van Justitie en de minister-president hierbij aanwezig moeten zijn. De verwijzing naar de regiefunctie vind ik wat merkwaardig. Uiteraard zijn wij bereid om een spoeddebat in aanwezigheid van de heer Nawijn aan te gaan, dat mag duidelijk zijn.

De heer De Graaf (D66):

Ik vind het van belang dat de minister-president erbij is, al was het maar omdat ik gisteren heb begrepen dat hij minister Nawijn zou aanspreken op zijn verantwoordelijkheid als minister. De minister heeft gezegd dat hij zijn uitlatingen niet als minister, maar als persoon heeft gedaan. Dat roept de vraag op wat de minister-president heeft gezegd en gedaan ten opzichte van de heer Nawijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik spreek mijn steun uit voor het verzoek van mevrouw Halsema. Het gaat ons om het debat met minister Nawijn. Ik heb echter begrip voor de argumenten van degenen die van mening zijn dat het vanwege de ontstane verwarring goed zou zijn als in ieder geval de minister-president erbij is. Iets meer aarzeling heb ik als het gaat om de rol van de minister van Justitie, maar ik zal mij tegen dat deel van het verzoek niet verzetten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil niet vooruitlopen op de discussie die ik graag straks wil voeren, maar wat mij betreft, is de verklaring alles behalve duidelijk. De minister wil als privépersoon een politieke discussie voeren. Ik weet niet hoe je dat met elkaar rijmt. Ik begrijp dan ook de postmoderne persoonlijkheid van de minister niet echt meer. Ik heb behoefte om hem daarover te horen. Daarbij heeft de minister-president zelf aangegeven, dit wel degelijk ook tot de verantwoordelijkheid van het kabinet te rekenen. Dat maakt zijn aanwezigheid hier gewenst.

Wij beschouwen de discussie over de doodstraf als een uitermate precaire discussie. De regering als geheel is verantwoordelijk voor een ordentelijk verloop van die discussie, maar de minister van Justitie is dat als eerste. Ik heb er behoefte aan dat de minister van Justitie in de Kamer zijn opvattingen nog eens uiteenzet.

De voorzitter:

Ik stel voor, te beslissen conform het verzoek van mevrouw Halsema om een debat te houden over de uitspraken van minister Nawijn, ook in het licht van diens brief die vanmiddag is rondgedeeld.

Ik stel voor om het debat vanmiddag te houden na de regeling van werkzaamheden en na een korte schorsing, met vier minuten spreektijd per fractie in eerste termijn en zo nodig een heel korte tweede termijn voor het indienen van eventuele moties.

Ik stel voor, de vier VAO's die op de agenda staan, niet vanmiddag maar op een later te bepalen tijdstip te laten plaatsvinden. Ik sluit daarbij niet uit dat deze VAO's moeten worden uitgesteld tot volgende week.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zal zeker niet zeuren over een minuut.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Vorige week donderdagavond heeft een algemeen overleg plaatsgevonden met de minister-president en de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de aanstaande NAVO-top in Praag. De ministers zullen morgen vertrekken. Mijn fractie hecht eraan om over dit onderwerp een VAO te houden.

De voorzitter:

Gelet op de internationale agenda, de NAVO-vergadering waarover de heer Koenders het had, stel ik voor, het debat over dit VAO wel vanmiddag te houden en wel aansluitend aan het debat over de uitspraken van minister Nawijn. Mochten er moties uit het VAO voortkomen, dan dient daarover te worden gestemd voordat de internationale vergadering begint. Ik neem aan dat dit morgen na de lunchpauze kan gebeuren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sterk.

Mevrouw Sterk (CDA):

Op de voorpagina van het dagblad Trouw van afgelopen zaterdag stond een artikel naar aanleiding van een onderzoek van de GGD in Utrecht en de Universiteit Leiden, waarvan de conclusie luidt dat de achterstand van en de criminaliteit onder allochtonen blijvend worden. Ik verzoek minister Nawijn, dit onderzoek met zijn reactie uiterlijk voor woensdagavond aan de Kamer te doen toekomen, zodat de bevindingen van dit onderzoek kunnen worden meegenomen in het algemeen overleg van donderdagochtend met minister Nawijn.

De heer De Ruiter (SP):

Op de voorpagina van Trouw stond ook een aantal aanbevelingen, onder meer over spreidingsbeleid. Vindt mevrouw Sterk dat minister Nawijn dan wel minister Kamp ook daarop moet ingaan?

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik verwacht dat de minister in zijn reactie ook zal ingaan op de aanbevelingen op dat punt van de onderzoekers.

De heer De Ruiter (SP):

U doet dus een dubbel verzoek?

Mevrouw Sterk (CDA):

Nee.

De voorzitter:

De heer De Ruiter kan aan het verzoek toevoegen wat hij wil.

De heer De Ruiter (SP):

Behalve een aantal conclusies was er ook een aantal aanbevelingen. Ik verzoek de regering om ook een reactie op die aanbevelingen te geven.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik vraag minister Nawijn gewoon om een reactie op het onderzoek, inclusief de aanbevelingen. Ik neem aan dat de minister ook op de aanbevelingen zal ingaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en naar de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mede dat de heer Crone mij eerder heeft meegedeeld een interpellatieverzoek te willen doen over het onderwerp TenneT. De vaste commissie voor Economische Zaken heeft inmiddels besloten om morgen een algemeen overleg over dit onderwerp te houden. De heer Crone deelt mede, het verslag van dat algemeen overleg op de agenda te willen zetten op een zodanig tijdstip dat het mogelijk is om daarover een motie in te dienen en tijdig te stemmen. Ik zie de heer Crone instemmend knikken.

Met excuses aan de heer Slob, die ik erg lang heb laten wachten, schors ik de vergadering tot kwart voor vier, zodat men ruim de tijd heeft om de heer Slob te feliciteren.

De vergadering wordt van 15.30 uur tot 15.45 uur geschorst.

Naar boven