Vragen van het lid Lambrechts aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de koppelingswet en de korting op de studie- financiering per 1 december a.s.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mijnheer de voorzitter. Er is grote onduidelijkheid over de gevolgen van de koppelingswet voor de beurs en de woonsituatie van 50.000 tot 100.000 eerstejaars studenten na 1 december van dit jaar. Dat is dus al over twee weken. Zelfs de Informatie Beheer Groep kan studenten die bellen geen helderheid verschaffen over wat hen na 1 december te wachten staat. Ook daar weet men het niet. Zullen er financiële sancties worden opgelegd, blijft de uitwonendenbeurs overeind en blijft de woonruimte wel beschikbaar zodra woonadressen toch worden doorgegeven en verhuurders gekort worden op huursubsidie? Of worden studenten straks hun kamer uitgezet? In de Studentenkamer heeft staatssecretaris Nijs gezegd dat de koppelingswet nog maar even niet van kracht zou moeten worden en in de Volkskrant hebben wij kunnen lezen dat minister Van der Hoeven heeft gezegd dat er een jaar uitstel moet komen voor de werking en de sanctie van de koppelingswet. Dat is een heel redelijk voorstel, gegeven de situatie en de krapte op de kamermarkt.

Dit brengt de D66-fractie tot de volgende vragen. Is er binnen de regering en de drie departementen die erbij betrokken zijn, inmiddels overeenstemming over het belang van een jaar uitstel? Wordt de zienswijze van de minister en de staatssecretaris van OCW, die de D66-fractie deelt, ook door de overige twee bewindspersonen gedeeld? Ik kijk dan specifiek naar minister Remkes van BZK en minister Kamp van VROM. Komt dat uitstel er inderdaad en zullen er dus per 1 december a.s. geen beurzen worden gekort? Kan dat worden toegezegd? Kan er nu duidelijkheid gegeven worden? Als nog niet duidelijk is of dat uitstel er komt, hoe lang gaat het dan nog duren voordat wel duidelijkheid gegeven kan worden? De tijd dringt immers. Als wél al duidelijk is welke kant het opgaat na 1 december, kan dat dan snel met de betrokken organisaties zoals de IBG gecommuniceerd worden, zodat zij studenten goed kunnen voorlichten?

Staatssecretaris Nijs:

Mijnheer de voorzitter. De studentenorganisaties hebben de afgelopen tijd regelmatig de aandacht gevraagd voor de mogelijke gevolgen van de koppeling van de gemeentelijke basisadministratie (GBA) en de studiefinanciering. Zij vrezen dat de koppeling voor veel studenten een probleem zal zijn, gezien de kamernood.

Ik wil beginnen met enkele noties. De toepassing van de Wet koppeling staat nu natuurlijk niet ter discussie. Er is kamernood in een aantal studentensteden; dat weten wij allemaal. Dat neemt niet weg dat ook studenten zich moeten houden aan de wet- en regelgeving en dat zij zich rechtmatig behoren in te schrijven in die gemeenten waar zij in werkelijkheid wonen. Ondanks het feit dat studentenhuisvesting de eerste verantwoordelijkheid is van de minister van VROM, ben ik wel in gesprek met het ministerie van VROM over de huisvestingsproblematiek van studenten. Studenten kunnen zelf ook veel doen, bijvoorbeeld een kamer buiten het centrum accepteren of na afstuderen de studentenkamer verlaten. De Wet koppeling heeft in de praktijk nu gevolgen voor de eerstejaars studenten. Er zijn ongeveer 50.000 à 60.000 uitwonende eerstejaarsstudenten. Deze groep wordt nu voor het eerst feitelijk met de koppeling geconfronteerd.

Deze noties hebben ertoe geleid, dat in nauw overleg met de ministeries van BZK en VROM en met de IB-Groep besloten is om het volgende te doen. Studenten krijgen méér tijd om zich correct in te schrijven in de GBA. In december maakt de IB-Groep een vergelijking tussen de eigen adresbestanden en die van de GBA. Studenten met een adres bij de IB-Groep dat afwijkt van dat in de GBA, worden aangeschreven met het dringende verzoek zich alsnog correct in te schrijven. Indien nodig volgt nog een tweede rappel in februari of maart. Vanaf 1 april wordt voor alle studenten het GBA-adres als leidend beschouwd. Blijkt de student op 1 juli niet correct ingeschreven te zijn, dan wordt de uitwonendenbeurs vanaf 1 april teruggevorderd. Er wordt dan een sanctie voor drie maanden opgelegd.

Het moet duidelijk zijn dat er naast de Wet koppeling ook jaarlijks een vergelijking plaatsvindt – en niet alleen voor eerstejaars, maar voor alle studenten – tussen het adres van de ouder en dat van de student. Is het adres van de ouder hetzelfde als dat van de student, dan wordt de uitwonendenbeurs teruggevorderd, als die beurs gegeven is.

Ik hecht eraan – en met mij mijn collega's van BKZ en VROM – dat de prikkel tot correcte inschrijving, dus de sanctie, blijft bestaan. Ook studenten moeten zich aan de regelgeving houden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik ben toch wel wat verbaasd over wat ik nu van de staatssecretaris hoor. Het standpunt van de staatssecretaris dat de minister en zij uitstel zouden moeten krijgen, vormde de aanleiding voor deze vragen. Gelet op de bijzondere omstandigheid van de grote kamer- en woningnood voor studenten, delen wij dat standpunt. Ik begrijp nu dat de staatssecretaris juist terugkomt op haar eigen standpunt, laat staan dat zij de andere twee bewindspersonen probeert over te halen en hen probeert te laten inzien dat studenten op dit moment in bijzondere omstandigheden verkeren. Begrijp ik goed dat zij niet meer wenst vast te houden aan uitstel van een jaar? Dit uitstel is niet alleen noodzakelijk om studenten de kans te geven zich goed in te schrijven, maar ook om te komen met een alternatief plan waardoor meer kamers en woningen beschikbaar komen voor studenten zodat wordt voorkomen dat er in dat opzicht ongelukken gebeuren.

Staatssecretaris Nijs:

De ministeries van OCW en VROM overleggen over de huisvestingsproblematiek en ik neem aan dat de minister van VROM op dit punt verder zal ingaan.

Nu kom ik op de regeling voor de huidige eerstejaars. Wij geven de studenten die zich per 1 december nog niet correct hebben ingeschreven, gegeven de woningnood als het ware een tweede kans om zich alsnog correct in te schrijven. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat studenten zich niet aan de regelgeving houden en vandaar deze kleine tegemoetkoming.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik heb niet zo veel toe te voegen aan de woorden van de staatssecretaris. Zij heeft wat mij betreft een goede poging gedaan om de betreffende studenten de helpende hand toe te steken gelet op wat redelijk is op grond van de wet. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat er een gedoogsituatie wordt gecreëerd in relatie tot het GBA en de koppelingswet, waarvoor mijn voorganger en oud-minister Van Boxtel, die mevrouw Lambrechts vast niet helemaal onbekend is, de eerste verantwoordelijkheid dragen. Mijn uitgangspunt is dat wij daarvan een succes moeten maken, maar dat geeft wel de grenzen aan waarbinnen oplossingen moeten worden gevonden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Het succes van de ene wet, namelijk de koppelingswet, kon wel eens ten koste gaan van de andere wet, namelijk de Wet op het hoger onderwijs. Ik vraag aandacht – en hierin probeerde ik de staatssecretaris te steunen – voor de bijzondere omstandigheden, want onder de grote aantallen getroffen studenten zijn niet alleen een aantal fraudeurs, maar ook een heleboel studenten die met overmacht te maken hebben en die straks gedwongen zullen zijn hun kamer of woning te verlaten. Dat kan er wel eens toe leiden dat ook hun studieomstandigheden dusdanig verslechteren dat de kans op succes heel gering wordt. Daarvoor vraag ik aandacht en daarvoor vraag ik ook tijd en ruimte om na te gaan wat de oorzaken zijn van dit gedrag. Ik vraag de bewindslieden met oplossingen te komen, anders dan uitsluitend de koppelingswet in werking te laten treden, die vanzelfsprekend – daar zijn wij ook voor – gehandhaafd moet worden.

Minister Remkes:

Artikel 66 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens schrijft voor dat iedereen zich binnen vijf dagen moet laten inschrijven. Ik versta het pleidooi van mevrouw Lambrechts als een verzoek om daar een beetje de hand mee te lichten. Dat ben ik dus niet van plan. De staatssecretaris heeft net aangegeven dat binnen redelijke grenzen, in termen van een tweede kans, geprobeerd is de studenten zo veel mogelijk tegemoet te komen.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ook ik ben van mening dat de staatssecretaris zo ver is gegaan als redelijkerwijs mogelijk is. Wij leven in een rechtsstaat en een basis van onze rechtsstaat is dat wat in werkelijkheid gebeurt, overeen komt met wat op papier staat. Als je bij je ouders woont, moet je dus niet opgeven dat je zelfstandig woont en als je zelfstandig op adres A woont, moet je niet opgeven dat je op adres B woont. Dat is het uitgangspunt.

Er is zeker sprake van kamernood, met name onder studenten. Er zijn maatregelen genomen om iets te doen aan het tekort aan studentenkamers en er worden op dit moment nog meer maatregelen genomen. Er is al een belastingvrijstelling voor de verhuur van door de bank genomen één kamer. Men kan dus één kamer verhuren zonder belasting verschuldigd te zijn over de opbrengst ervan. Wij zijn bezig ervoor te zorgen dat er zogenaamde campuscontracten komen. Dat houdt in dat de duur van de studentenhuisvesting kan worden gekoppeld aan de duur van de studie. Zodra je klaar bent met je studie, komt je kamer vrij. Wij zijn ook bezig de mogelijkheid van tijdelijke bewoning van woningen die worden gesloopt te verruimen van maximaal drie jaar naar maximaal vijf jaar. Daarnaast worden woningcorporaties intensief vanwege mijn ministerie aangesproken op hun verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het beschikbaar komen van kamers voor studenten. Ook gemeenten worden erop aangesproken dat zij actiever moeten worden. Twee van de drie gemeenten waarin grote aantallen studenten wonen, zijn op dit moment onvoldoende actief op dit terrein.

Ten slotte wijs ik er nog op dat, als studenten bereid zijn iets verderaf te wonen van de studieplek, zij in de regel meer mogelijkheden hebben om een kamer te vinden. Al met al maakt dit hetgeen de staatssecretaris heeft gezegd zeer verantwoord en mijns inziens ook goed uitvoerbaar.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Denkt de minister dat in drie maanden, de ruimte die daarvoor nu wordt gegeven, een oplossing kan worden gevonden voor het feit dat veel mensen onvoldoende actief zijn om kamers beschikbaar te krijgen? Mij lijkt dat niet mogelijk. Is er goed nagedacht over de twee mogelijke effecten die dat heeft? Enerzijds is het mogelijk dat studenten hun werkelijke adres opgeven en vervolgens uit hun kamer worden gezet. Anderzijds is het mogelijk dat studenten die illegaal onderhuren hun werkelijke adres niet opgeven en dan gekort worden op hun uitwonendenbeurs. Beide effecten zijn desastreus.

Minister Kamp:

Het is onacceptabel om als overheid niet op te treden indien mensen iets opgeven waarvan zij weet dat het niet juist is. Als je dan niet optreedt, knaag je aan de wortels van de rechtsstaat.

Over het beschikbaar komen van kamers heb ik gezegd wat ik erover kon zeggen. De koppelingswet dateert van enkele jaren geleden. De uit de koppeling voortvloeiende invoering van een korting op de studiefinanciering voor de eerstejaarsstudenten per 1 december is al enige tijd bekend. Bovendien worden de maatregelen die uiteindelijk in laatste instantie zullen worden genomen, pas ingevoerd met ingang van 1 mei 2003. Tussen nu en die datum zijn er dus nog vier, vijf maanden om ervoor te zorgen dat de papieren werkelijkheid overeenkomt met de echte werkelijkheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wij kunnen natuurlijk lang en breed met elkaar praten, maar het gaat er uiteindelijk om dat er een gigantisch tekort is aan betaalbare studentenhuisvesting. De GroenLinksfractie heeft al verschillende keren aangekaart dat het zeer belangrijk is dat er, naast de maatregelen die minister Kamp net noemde, gewoon huursubsidie komt voor onzelfstandige woonruimte. Ik ben blij dat hiervoor de laatste weken een meerderheid in de Kamer lijkt te ontstaan en dat de wens van de GroenLinksfractie wordt overgenomen. Dat is een hele strijd geweest.

De staatssecretaris vraag ik wat zij doet aan de huisvesting voor studenten. Zij roept in de kranten iets. Vervolgens wordt zij naar mijn idee in het kabinet tot de orde geroepen. Daarna wordt zij naar de Kamer geroepen en houdt hier een totaal ander verhaal, ook nu over de koppelingswet. Zij moet toch eens uitleggen hoe dat werkt, want dat is natuurlijk geen manier van politiek bedrijven. Immers, wij mogen er toch van uitgaan dat als een staatssecretaris iets in de openbaarheid zegt, dit een mening is waarvoor betrokkene dekking heeft gezocht, in dit geval in de dubbele betekenis van het woord. Graag wil ik een antwoord in dezen.

Van minister Kamp hoor ik graag of hij bereid is structureel iets te doen aan het grote probleem van de studentenhuisvesting, want de tijd van krokodillentranen is voorbij. Ik ben blij dat het erop lijkt dat een meerderheid van de Kamer de GroenLinksvoorstellen gaat overnemen.

Staatssecretaris Nijs:

Het ministerie van OCW is in gesprek met dat van VROM om te bezien wat wij kunnen doen aan de studentenhuisvestingsproblematiek, maar ook omdat wij beschikken over een groot aantal gegevens van de IB-Groep. De minister van VROM zal hierover meer vertellen.

Ik heb de studenten toegezegd dat ik zal bekijken wat wij kunnen doen aan de problematiek die samenhangt met de Wet koppeling. De handreiking is, zoals gezegd, gedaan. Men krijgt de kans om zich alsnog correct in te schrijven. Ik denk dat wij van studenten mogen verwachten dat zij dat doen. Pas vanaf 1 juli zal hierop enige sanctie worden gezet, mocht dat nodig zijn.

Minister Kamp:

Mevrouw Van Gent omschrijft het tekort aan studentenkamers als "gigantisch". Die kwalificatie neem ik niet van haar over. Hoe dan ook, de oplossing die zij aanreikt zal dat "gigantische" tekort niet oplossen. Zij weet namelijk dat er op dit moment al zo'n 38.000 onzelfstandige wooneenheden zijn die onder de huursubsidieregeling vallen. Als wij alle onzelfstandige wooneenheden daaronder zouden laten vallen, dan zou het gaan om een totaal van 52.000. Het verschil is 14.000. Op dit moment wordt 18% van die onzelfstandige wooneenheden bewoond door studenten die daarvoor huursubsidie aanvragen; dat betekent dus een verbetering in vergelijking met de bestaande situatie van 2500. Dat is niet indrukwekkend. Bovendien is het slechts een verbetering op papier, omdat door die maatregel geen extra woningen beschikbaar komen.

Ik neem het probleem in de studentenhuisvesting heel serieus; vandaar dat wij er nu zo intensief mee bezig zijn. Wel merk ik dat het probleem zich concentreert in het begin van het studieseizoen en dat het in de loop van het seizoen, zeker op een grotere afstand van de universiteiten en hogescholen, beter mogelijk wordt om een kamer te krijgen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb zowel een vraag voor de staatssecretaris als voor de minister. Ik vraag de staatssecretaris of zij ons uit onze verwarring kan helpen: nu wordt van drie maanden gesproken, eerder in de pers was sprake van een jaar uitstel. Ik meen dat de staatssecretaris dat laatste ook al eens eerder in de Kamer heeft gesuggereerd. Dat jaar zou overigens logischer passen bij de maatregelen die de minister voorstelt. De bewindslieden zeggen namelijk wel met veel tamtam dat mensen zich niet aan de wet mogen onttrekken – en daarmee zal niemand het oneens zijn – maar wij mogen mensen natuurlijk niet in de situatie brengen dat zij genoodzaakt zijn om zich aan de wet te onttrekken, omdat zij anders op straat staan of geen studiebeurs meer ontvangen. Ik vind alles best, maar laat de bewindslieden met een andere oplossing komen voor de problemen die mevrouw Lambrechts schetste. Er moet daarom toch een koppeling komen tussen de beschikbare huisvesting en deze maatregelen waarmee de bewindslieden de wet willen handhaven. Mijn vraag is dus: hoe lossen zij dit probleem anders op dan door mensen te verleiden om zich aan de wet te onttrekken?

Staatssecretaris Nijs:

Wij hebben besloten om de studenten een handreiking te doen. De studenten krijgen meer tijd om zich correct in te schrijven in het GBA. In december maakt de IB-Groep een vergelijking tussen haar adresbestanden en het GBA. Studenten wier adres bij de IB-Groep verschilt van het adres in het GBA, worden aangeschreven met het dringende verzoek om zich alsnog correct in te schrijven. In februari of maart volgt zonodig een tweede rappel. Vanaf 1 april wordt het GBA-adres voor alle studenten als leidend beschouwd. Blijkt in juli volgend jaar dat de student nog steeds niet correct is ingeschreven, dan pas wordt de uitwonendenbeurs vanaf 1 april teruggevorderd, met een sanctie van drie maanden.

Minister Kamp:

Voor ons geldt dat studenten de volgende les het eerst tot zich moeten nemen: eerlijk duurt het langst. Je moet ervoor zorgen dat je de overheid naar waarheid informeert. Je moet niet opgeven dat je bij je ouders woont als je ergens anders woont. Dat kunnen wij niet accepteren. Het is ons vertrek- en eindpunt; het handelen van de overheid is erop gebaseerd dat hetgeen wij krijgen aan informatie van de burgers en dat wij vervolgens vastleggen, juist is. Wij verwachten van iedereen, ook van studenten, dat zij ons naar waarheid informeren.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. De bewindslieden spreken over plichten voor studenten, maar daar gaat nog iets aan vooraf. Er is ook een plicht van de overheid en dat is om te zorgen voor adequate huisvesting voor studenten. Daar mankeert het aan alle kanten aan. Er zijn meerdere voorstellen voor gedaan, zoals huursubsidie voor studenten maar ook het herstructureren van oude wijken. In plaats van huizen te slopen knap je deze op, zodat er starters en studenten in kunnen. Komt de staatssecretaris wel op voor haar studenten als zij zegt: verhuis maar naar een buitenwijk – alsof daar wel kamers zijn – of: geef je kamer op als je bent afgestudeerd? Ook als starter kun je op de woningmarkt nergens terecht. Ik vraag haar om de beslissing over deze koppeling, de plicht om je op te geven bij de basisadministratie, uit te stellen totdat er voldoende huisvesting is. Hieruit volgt mijn vraag aan minister Kamp: op welke termijn heeft hij de woningnood voor de studenten opgelost, zodat zij in staat worden gesteld om aan hun plicht te voldoen?

Staatssecretaris Nijs:

Voorzitter. Mevrouw Vergeer vraagt of ik wel voldoende opkom voor studenten. Ik heb inderdaad een handreiking gedaan aan studenten, die ik zonet al heb weergegeven. Zij krijgen niet tot 1 december – dit is al over twee weken – maar tot 1 juli volgend jaar de tijd om zich correct in te schrijven bij de gemeente waarin zij wonen. Ik denk dat het niet te veel is gevraagd – dat geldt voor iedere burger in dit land – correct ingeschreven te staan bij de gemeente waarin je woont.

Mevrouw Vergeer (SP):

Mijn vraag was of de staatssecretaris uitstel zou willen geven totdat er voldoende huisvesting is voor studenten.

Staatssecretaris Nijs:

Ik verwijs naar de minister van VROM voor het antwoord op de vraag naar de huisvestingsproblematiek. Wij zijn met hem in gesprek omdat ook wij het een belangrijk probleem vinden. Daarbij vinden wij bij hem een gewillig oor; het wordt door zijn ministerie serieus opgenomen. De minister zal dat echter nog vertellen.

Minister Kamp:

Er is altijd frictie op de woningmarkt, ook in een land als Nederland waar wij tussen de 6.000.000 en 7.000.000 huizen hebben. Wij hadden een tekort van 100.000 huizen, dat nu oploopt naar een tekort van 200.000. Niet alleen studenten hebben daar last van maar ook andere starters op de woningmarkt, zowel mensen die een koopwoning als mensen die een huurwoning zoeken. Er moet het nodige gebeuren om te voorkomen dat het aantal woningen dat wij tekort komen, blijft oplopen. Vorige week hebben wij in de Kamer bij de behandeling van de begroting van VROM daarover gesproken, waarmee wij komende donderdag doorgaan. Ik heb aangegeven welke maatregelen wij willen nemen. De Kamer is heel goed in staat, in te schatten op welke termijn die maatregelen effect kunnen hebben.

Wij zullen nooit een situatie bereiken waarin geen tekort meer is aan huisvesting voor studenten. Naast een kwantitatief is het namelijk ook een kwalitatief probleem. Mensen wonen nog bij hun ouders, maar willen eigenlijk liever apart wonen. Mensen wonen op enige afstand, maar willen liever wat dichterbij wonen. Mensen wonen in een kleine kamer, maar willen liever een grote kamer hebben. Mensen wonen met zijn tweeën in een kamer, terwijl zij liever apart willen wonen. Deze kwalitatieve vraag zal er altijd blijven. Ik kan de vraag wanneer de woningnood helemaal is verdwenen, dus niet beantwoorden. In ieder geval vind ik dat wij het eerlijk zijn naar de overheid toe nooit daarvan afhankelijk mogen maken. Gisteren moest je eerlijk zijn, vandaag moet je eerlijk zijn en ook morgen zul je eerlijk moeten zijn.

De voorzitter:

Wat mij betreft, is mevrouw Joldersma de laatste die nu nog vragen mag stellen aan deze bewindslieden. De heer Van der Ham staat daar weliswaar ook, maar zijn politieke stroming is volgens mij al ruimschoots aan bod gekomen. Ik vraag hem om nog even te overwegen wat het verstandigst is.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Wij kunnen leven met het voorstel van de staatssecretaris, maar wij hebben wel vragen over de toepassing van de procedure. Wil zij toezeggen, ons op de hoogte te houden van het aantal studenten waar het in de verschillende fasen van de procedure om gaat? Is dit een eenmalige procedure of zal die ook volgend jaar en de jaren daarop worden toegepast?

Staatssecretaris Nijs:

Wij weten inderdaad niet op dit moment om hoeveel studenten het gaat. Als in december de eerste vergelijking wordt gemaakt zullen wij u de uitkomst daarvan mededelen. Indien u dit wenst, kunnen wij dat ook doen voor de herhalingsoproep voor februari of maart. Deze regeling gaat volgend jaar voor het tweede cohort studenten in. Wij hebben besloten, een uitvoerige informatievoorziening voor die studenten te doen uitgaan. Zij hebben nu meegemaakt wat het eerste cohort studenten heeft ervaren. Ik ga ervan uit dat wij volgend jaar niet wederom de Wet koppeling voor een halfjaar vooruit moeten schuiven en dat wij, wat deze wet betreft, een betere start hebben.

De voorzitter:

Omdat mevrouw Joldersma zo prijzenswaardig kort heeft gesproken, mag de heer Van der Ham nog één vraag stellen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil ook prijzenswaardig kort het woord voeren. De IB-Groep heeft een berekening gemaakt waaruit blijkt dat het om 50.000 tot 100.000 studenten gaat. Niet al die mensen staan op een verkeerd adres ingeschreven omdat zij zo graag willen frauderen, maar omdat ze alleen bij een illegale verhuurder een kamer kunnen vinden. Die mensen komen straks op straat te staan. Gaat u eens in, staatssecretaris of minister, op die getallen?

Voor de minister heb ik deze korte vraag. Afgelopen vrijdag stond er een bericht in de krant dat er in het gehele land honderdduizenden vierkante meters nieuwe kantoorruimte vrijstaan. Wat gaat de minister daaraan doen? Is het misschien een idee om daar eens huisvesting van te maken? De ING bijvoorbeeld zegt dat die kantoorruimte waarschijnlijk nooit meer als zodanig benut zal worden.

Staatssecretaris Nijs:

Zoals ik al zei, is het niet bekend over welke aantallen wij spreken. Als daarover duidelijkheid is, zullen wij dat de Kamer mededelen. De IB-Groep heeft een proefuitdraai gemaakt waarbij gekeken werd naar de koppeling die voor ouderejaarsstudenten geldt. Dat is het enige materiaal dat wij hebben. Het gaat hierbij niet om de doelgroep voor het eerste jaar waarop de Wet koppeling slaat, maar kijkend naar de door mij genoemde proefuitdraai, praten wij inderdaad over 50.000 tot 100.000 ouderejaarsstudenten. Kijkend naar de totale populatie, kom je uit op 10% tot 20% van de studenten. Bij de eerste cohort studenten gaat het in totaal om ongeveer 50.000 tot 60.000 uitwonende studenten.

De heer Van der Ham (D66):

Maar bent u daar niet van geschrokken?

De voorzitter:

Niet meer mijnheer Van der Ham. U hebt uw streven bekend gemaakt en daar gaat u nu totaal tegenin!

Minister Kamp:

Een leegstaand kantoor heeft een eigenaar, een bestemming tot kantoorruimte en is alleen daarvoor geschikt. De eigenaar moet de wil hebben, daar iets anders van te maken en de gemeente moet de bestemming daarvan willen veranderen. Dit alles moet gerealiseerd worden, voordat een kantoor als woning kan worden gebruikt. Je kunt niet zo maar in een kantoorruimte gaan wonen. Misschien biedt dit op langere termijn in individuele gevallen mogelijkheden, maar het is aan de eigenaar of aan de gemeente om die mogelijkheid te benutten. Ik waak ervoor, te suggereren dat op korte termijn een oplossing kan worden bereikt door op grote schaal kantoren om te zetten in studentenhuisvesting.

Naar boven