Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | nr. 19, pagina 1208-1227 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | nr. 19, pagina 1208-1227 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2003 (28600 XI).
De voorzitter:
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft voorgesteld deze behandeling te beperken tot het onderdeel Wonen van deze begroting. Ik stel voor, dat voorstel over te nemen. Ik zal erop toezien dat de beraadslaging zich beperkt tot dat deel van de begroting. Verder deel ik mee dat ik heb toegestaan dat de staatssecretaris van VROM niet aanwezig is bij dit debat, omdat het deel Wonen van de begroting behoort tot de portefeuille van de minister. Ik voeg nog toe dat de andere onderdelen van de begroting op andere momenten op een andere wijze, bijvoorbeeld in notaoverleg, in de Kamer zullen worden behandeld.
Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Wij doen vanavond de eerste termijn van de Kamer. De spreektijden beziend, moet die eerste termijn vóór kwart over elf voltooid kunnen zijn.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Voorzitter. Het is altijd weer verheugend om hier te mogen staan. Dat is ook vandaag het geval. De campagne is begonnen, de lijsttrekker is bekend, maar wij hebben weinig op de agenda staan. Ik neem het de minister niet kwalijk, sterker nog, ik vind het heel positief dat op dit moment sprake is van een demissionair kabinet, maar dat betekent wel dat wij ergens in een vacuüm zitten. Dat maakt het zeer moeilijk om te bepalen wat wij precies gaan behandelen. Heel veel onderwerpen van de volkshuisvesting moeten doorgeschoven worden naar een echt missionair kabinet. Het gaat nu meer om het zetten van de agenda, het kijken naar datgene wat het kabinet opgenomen heeft in zijn begroting, het bepalen of wij ons daar wel of niet mee kunnen identificeren.
Met die relativerende opmerking zeg ik dat het belangrijk is dat de volkshuisvesting weer op de agenda komt te staan. In 1994 was de volkshuisvesting van de agenda af. De woningnood was kwantitatief opgelost, althans dat was de stelling, het vraagstuk zou slechts kwalitatief van aard zijn en de marktsector zou volgens onze liberalen en christen-democraten voldoende in staat zijn om daaraan tegemoet te komen: de corporatiesector is een zelfregulerend stelsel dat de sociale kant van de volkshuisvesting voldoende kan afdekken. Nou, daar staan wij dan. Vier jaar Tommel, vier jaar Remkes, de volkshuisvesting staat opnieuw op de politieke agenda. Er is weer woningnood, kwantitatief en kwalitatief, en er is nog steeds sprake van een stagnerende herstructurering. Zwarte en witte wijken zijn normaal geworden.
Het is natuurlijk te simpel om dit te vertalen naar die afgelopen acht jaar, maar het is wel interessant om te constateren dat het afwezig zijn van de overheid op belangrijke onderdelen van het beleidsterrein bepaald niet gewerkt heeft als een zegen.
Ik begin met het kernprobleem van dit moment: de nieuwe woningnood. Wij moeten constateren dat er stagnatie is in de nieuwbouwproductie. Dat leek aanvankelijk, ten tijde van Tommel, niet echt een dramatisch probleem, maar het heeft zich doorgezet. Als wij ons realiseren dat het ineenstorten van de nieuwbouwproductie in feite betekent het dichtslibben van de volkshuisvesting in haar totaliteit, dan heeft die stagnatie zonder overdrijving redelijk dramatische effecten. Eén nieuwbouwwoning staat nog altijd gelijk aan een minimumaantal verhuizingen van vijf à zes, maar dat kan oplopen tot tien, afhankelijk van het type woning. Voor het gemak ga ik ervan uit dat de stagnatie van de productie met 25.000 woningen gelijk staat aan het niet doorgaan van 200.000 tot 300.000 verhuizingen in een jaar. Door het ontbreken van voldoende nieuwbouwwoningen worden veel mensen teleurgesteld omdat zij behoefte hebben aan een kwalitatief betere woning. De stagnatie op de woningmarkt kan voor een groot deel worden opgelost als de nieuwbouw weer op gang komt. De PvdA is sterk voor het daadwerkelijk halen van de nieuwbouwprognose van 90.000 tot 100.000 woningen.
Ik moet dit ook relativeren, want dit is geen pleidooi voor het neerzetten van allerlei standaardproducten waarvoor veel geld betaald moet worden. Wij zien graag dat deze of de volgende bewindspersoon zich inspant voor het op gang brengen van de woningbouwproductie. Ik hoor graag de voornemens van de huidige minister op dit gebied. Tegelijkertijd is het van belang om meer kwaliteit te realiseren. Ik stel voor om een onafhankelijke landelijke kosten-kwaliteitstoets voor nieuwbouwwoningen in te voeren. Wat denkt de minister hiervan?
Een hobby waar ondergetekende en staatssecretaris Remkes de afgelopen vier jaar gelijke opvattingen over hadden, was het particulier opdrachtgeverschap. Het gaat er niet om dat de gehele woningbouwproductie door particuliere opdrachtgevers wordt gerealiseerd, maar het is onaanvaardbaar dat burgers niet in staat worden gesteld om hun eigen huis te bouwen. Wij hebben niet voor niets indertijd een amendement ingediend dat ertoe strekt dat in de Vinex-wijken eenderde van de woningen door particuliere opdrachtgevers kon worden gerealiseerd. Ik twijfel er ernstig aan of deze vorm van woningbouw wel serieus wordt genomen. Ik krijg hier graag meer informatie van de minister over. Het is verstandig om na te gaan of het mogelijk is om via gemeentelijke onteigeningstitels bouwkavels voor burgers beschikbaar te krijgen in de gevallen dat projectontwikkelaars daar geen behoefte aan hebben. Wij dienen de burger op dit punt tegemoet te komen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
In een krant heb ik gelezen dat de minister in verband met particulier opdrachtgeverschap dacht aan de categorie woningen van rond de € 300.000. Ik meen echter dat dit soort woningen voor alle inkomensgroepen bereikbaar moet zijn. Eerder heeft de Kamer hier een motie over aangenomen. Tot op heden is daar weinig meer gebeurd.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Voor mij is de kern dat op die plaatsen waar het kan, burgers in de gelegenheid worden gesteld om initiatieven op dit terrein te nemen. Dit geldt voor mensen met hoge en voor mensen met lage inkomens. Dit mag niet alleen maar voorbehouden zijn aan de Heinsbroeken van deze samenleving. Ik wijs op de Kersentuin in Leidsche Rijn. Een aantal mensen heeft zich gegroepeerd en gezamenlijk een complex woningen neergezet. Van de wethouder en uit publicaties heb ik vernomen dat men woningen van een hogere kwaliteit tegen een lagere prijs dan de standaardwoningen heeft gereali seerd. Er is voldaan aan alle gemeentelijke wensen, bijvoorbeeld ten aanzien van milieueisen en ondergronds parkeren. Wat dat betreft, is er nog een wereld te winnen. Mevrouw Verbugt en ondergetekende hebben indertijd een amendement ter zake ingediend. De discussie hierover is op dat moment geopend. Staatssecretaris Remkes heeft dit punt goed opgepakt, maar wat ons betreft, mag het meer betekenis krijgen, bijvoorbeeld via een gemeentelijke onteigeningstitel.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. Ik neem met belangstelling kennis van de opmerkingen van de heer Duivesteijn in dezen. Hij spreekt over particulier opdrachtgeverschap. Ik vraag me af in hoeverre hij hier de realiteit uit het oog verliest. Aan welke inkomenscategorie denkt hij als het gaat om mensen die voor een particulier opdrachtgeverschap in aanmerking willen komen? Is hij zich ervan bewust dat de huidige grond- en bouwkosten samen een dermate hoog bedrag vormen dat dit tot zulke hoge stichtingskosten leidt dat bouwen niet meer voor iemand met een kleine beurs bereikbaar is? Hoe kijkt hij hier tegenaan? Ik vraag me af of hij zich dan in feite toch niet sterker maakt voor een hogere inkomenscategorie. Ik denk dat dat toch niet de bedoeling van de Partij van de Arbeid kan zijn.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Ik schaam mij niet voor het feit dat ik de grachtengordel in Amsterdam zo leuk vind. Wij lopen daar met elkaar kwijlend te kijken naar de architectuur. Wij vinden het geweldig wat daar gerealiseerd is. Ik moet toegeven dat daar een paar pandjes bij zijn die in die tijd voor hogere inkomens gerealiseerd zijn. We mogen daar blij mee zijn. Dat heeft de stad kwaliteit gegeven.
We lopen op dit moment op tegen de enorme discrepantie tussen kosten en kwaliteit. Ik wil daarom een onafhankelijke toets instellen op de Vinex. Via onderzoek is aangetoond dat er een enorm gat zit tussen de productiekosten van een woning en de verkoopprijs. Dat betekent dat al die gezellige ornamentjes van de grachtengordel en de ruimte die daar gecreëerd wordt, vreemd genoeg in onze Gouden Eeuw niet op de Vinex gerealiseerd wordt. Ik vind dat heel treurig. Maar de kersentuin in Utrecht levert het bewijs dat het ook voor de midden- en lagere inkomens mogelijk is om aan particulier opdrachtgeverschap te doen, mits je daarvoor een collectieve vorm vindt. De kersentuin is een heel goed voorbeeld van iets, waarbij de kwaliteiten in alle opzichten beter zijn dan de producten die daar normaal gesproken neergezet zouden zijn. Ik denk dat het kan. Ik denk dat je met casco's kunt werken. Het is een gek voorbeeld, maar ik ben ooit in Lima geweest in het kader van het maken van een tentoonstelling over zelfbouwwijken. De gemeente heeft daar geen geld en de bewoners hebben ook geen geld, maar zij maken met hun eigen handen volgens een heel mooi stedenbouwkundig plan woningen die qua ruimte en typologie beter zijn dan bij ons op de Vinex. Ik ben een gelovige als het erom gaat dat we de burger weer het recht moeten teruggeven om te bouwen. Ik denk dan niet alleen aan klassieke villa's. De rijtjeswoningen zoals ze neergezet worden, zouden ook vervangen kunnen worden door woningen die door of in opdracht van burgers zelf gemaakt worden.
De heer Van As (LPF):
Wat de heer Duivesteijn zegt, spreekt mij ook aan. Wij hebben op dat punt geen verschil van mening. Maar de heer Duivesteijn zal met mij van mening zijn dat de gemeente bij de grondexploitatie rekening houdt met gedifferentieerde grondopbrengsten en dat de onwil bij gemeentebesturen de oorzaak is dat er niet gebouwd kan worden in de goedkopere klasse. Ik denk dat daar juist een aanpak van de kant van de overheid wenselijk is. Anders gebeurt er helemaal niets. Men probeert optimale grondkosten te verwerven. Die optimale grondkosten worden vaak weer aangewend voor andere dingen. Dat betekent dat de pluriformiteit van de samenleving en de mensen die voor een goedkopere koopwoning in aanmerking wensen te komen, niet aan de bak komen. Hoe ziet de heer Duivesteijn dat? Is hij met mij van mening dat in die zin een adequate aanpak vereist is?
De heer Duivesteijn (PvdA):
Ik ben het heel erg eens met het verhaal van de heer Van As. De heer Remkes heeft de motie, zoals die indertijd is ingediend door de leden Verbugt, Versnel en ondergetekende, altijd op de goede manier uitgelegd als het gaat om management by speech. De motie is een pleidooi voor particulier opdrachtgeverschap op alle niveaus. De heer Remkes is bij de gemeentes grote weerzin tegengekomen. Wij kunnen tegelijkertijd constateren dat er gaandeweg een grote verandering aan het ontstaan is. Het is een cultuurverandering om af te stappen van het bekende bouwclaimmodel, zoals wij dat op de Vinex tegenkomen. Wij geven de burger weer de plek die hij vroeger had. Er zal nog heel wat pionierswerk verricht moeten worden. De fractie van de Partij van de Arbeid is ervoor dat dat gebeurt. Dat betekent dat je ook met de grondprijzen rekening zult moeten houden. Het betekent ook – daarin waren we het niet eens met de heer Remkes – dat je het beleid handen en voeten moet geven. Zorg dat er een onteigeningstitel gaat ontstaan. Zet een kenniscentrum op, zodat het particulier opdrachtgeverschap voor hogere en lagere inkomens op dat punt gestimuleerd wordt. In België is het heel normaal om een eigen woning te bouwen. Waarom kan dat niet in Nederland?
Mevrouw Verbugt (VVD):
Voorzitter. De heer Duivesteijn zegt terecht dat de PvdA en de VVD altijd gezamenlijk hebben gepleit voor de bevordering van het particulier opdrachtgeverschap. De vorige staatssecre- taris heeft dat ook uitgedragen. Alleen het echte instrumentarium om dat te bevorderen, hebben wij nog niet. De heer Duivesteijn doet nu een voorstel. Hoe moeten wij dat zien in relatie tot de grondexploitatievergunning, waarover in de vorige kabinetsperiode uitspraken zijn gedaan? Of wil hij een stap verder gaan door opheffing van het zelfrealisatieprincipe?
De heer Duivesteijn (PvdA):
Het zelfrealisatieprincipe is iets anders. Dat hoeft niet per definitie een individuele opdrachtgever te zijn. Ik heb daar in beginsel geen problemen mee, ervan uitgaande dat het niet allemaal om speculatie gaat, maar dat het een serieuze eigenaar betreft die het gemeentelijk bestemmingsplan serieus wil uitvoeren. In dat geval lijkt mij dat een goede zaak. De exploitatieverordening moet er zeker komen. De heer Remkes koppelde daar de inhoudelijke eis aan dat iets aan het particulier opdrachtgever schap wordt gedaan. Dat is op zich een vreemde eend in de bijt. Ik geloof zelf in het meer zuivere standpunt dat de gemeente de mogelijkheid wordt geboden om te onteigenen op bepaalde titels. Eén daarvan is dat een bepaald percentage door burgers moet worden ingevuld. Als grondeigenaren daar niet aan mee willen werken, gebeurt dat via een onteigeningstitel. Vaak werken grondeigenaren mee op basis van een dergelijke titel met mogelijk een sanctie. Juridisch gesproken, is mijn redenering zuiverder, denk ik. De gemeente krijgt ook werkelijk een instrument.
Mevrouw Verbugt (VVD):
Bent u bereid om te denken aan een inbreuk op de zelfrealisatie?
De heer Duivesteijn (PvdA):
U stelt zelfrealisatie gelijk aan een projectontwikkelaar die grond koopt. Bij zelfrealisatie gaat het bijvoorbeeld om een boer die op zijn grond bepaalde ontwikkelingen wil realiseren. Als projectontwikkelaars zich inkopen, verwerven zij daarmee een machtspositie. Het gaat om de vraag hoe die machtspositie doorbroken kan worden. Op het moment dat de projectontwikkelaar zegt, niet bereid te zijn de gemeentelijke doelstellingen of die van het Rijk te effectueren, bijvoorbeeld op het gebied van particulier opdrachtgeverschap, is er een onteigeningstitel.
De heer De Ruiter (SP):
Terecht merkt de heer Duivesteijn op dat er weer woningnood is. Welke procentuele bijdrage levert het particulier opdrachtgeverschap naar inschatting van de heer Duivesteijn aan het oplossen van de woningnood?
De heer Duivesteijn (PvdA):
Dat zijn twee verschillende zaken die niet met elkaar verbonden moeten worden. Ik kom nog op een ander punt op het gebied van de woningbouwproductie. Ik heb in feite tegen de minister gezegd dat de PvdA het bijzonder belangrijk vindt dat de nieuwbouwproductie op peil wordt gebracht. Slechts een klein deel daarvan, eenderde, is particulier opdrachtgeverschap. Wij vinden het belangrijk dat dit ook een betekenis krijgt. In de strijd om de nieuwbouwproductie omhoog te brengen, moet niet alles worden ingeleverd waardoor alleen standaardproducten worden gemaakt die kwalitatief onder de maat zijn. Dat is mijn ideologische verhaal.
Een ander punt is dat wij ons grote zorgen maken over de bouw van sociale huur- en sociale koopwoningen. Ten aanzien van de Vinex moeten wij constateren dat veel van dat segment niet wordt gerealiseerd. Als het al gerealiseerd wordt, dan is dat aan de bovenkant van de sociale markt. Dat is dramatisch. Ik kom hiermee op een oude hobby van de minister. Hij heeft in het verleden gesproken over migratie en integratie. Hij wist precies hoe het leven in elkaar zat. Hij kan er nu voor zorgen dat allochtonen toegang krijgen tot Vinex-wijken. Hij kan ervoor zorgen dat lagere inkomensgroepen toegang krijgen tot de Vinex-wijken. Ik constateer dat de sociale woningbouw in Vinex-wijken niet of nauwelijks van de grond komt. Dat is een buitengewoon grote zorg. Het percentage van maximaal 30 zou een taakstelling moeten zijn. Als je de differentiatiedoelstelling van de bevolkingssamenstelling serieus neemt – ik zie de heer Smulders knikken – en je wilt echt af van zwarte wijken versus witte wijken, dan zal op dat gebied dus een inspanning verricht moeten worden. Ik nodig de bewindsman uit, uiteen te zetten hoe hij die bevolkingsdifferentiatie gestalte zal geven.
De voorzitter:
Ik waarschuw de heer Smulders maar even. Bij de heer Duivesteijn is het net als op een veiling. Als u knikt, staat dat meteen in de Handelingen.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Ik was zojuist heel positief over de staatssecretaris van Volkshuisvesting. Wij moeten immers ook met elkaar kunnen vaststellen dat dingen goed zijn gegaan. Wat niet goed gegaan is, is de huursubsidie. Ik ben de minister dankbaar voor het feit dat hij het rapport van de accountantsdienst van VROM, dat op 5 november is verschenen, per omgaande aan de Kamer heeft gestuurd. Wat daaruit blijkt, is dramatisch. Daar is helemaal niets van overdreven. De heer Remkes mag blij zijn dat hij op dit moment niet op hetzelfde departement zit. Als wij op dit moment een discussie met de staatssecretaris van Volkshuisvesting zouden voeren en wij zouden kijken naar de conclusies zoals die voor ons liggen, dan moeten wij toch wel concluderen dat er sprake is van een faillissement van de invoering van de huursubsidie.
Ik pak even een paar citaten over de voorbereiding en de planning. Er was sprake van onvoldoende risicobewustzijn. De personele bezetting was niet toereikend. Er is onvoldoende invulling gegeven aan voorzieningen om mogelijke tegenslagen of vertragingen in het proces op te vangen. De uitvoeringsorganisatie was onvoldoende toegerust. Er waren onvoldoende preventieve maatregelen genomen om risico's te beperken. Het is dus dramatisch! Het is de ene na de andere treurige opmerking. Ik verwijs hiervoor naar de conclusies in het buitengewoon heldere rapport van de accountantsdienst van VROM. Het is overigens zeer te prijzen dat de dienst zo klip en klaar is.
Wat natuurlijk nog veel erger is, is dat wij nog steeds iedere dag gebeld worden door mensen die problemen hebben. Sommigen hebben net een voorschot gekregen, sommigen hebben nog helemaal geen voorschot gekregen en anderen proberen nog steeds gewoon contact te krijgen. Ik waardeer dat er veel inspanningen zijn verricht, maar er is helaas echt sprake van een faillissement van een proces. Wij moeten gewoon constateren dat het in alle opzichten is mislukt. Als de heer Remkes hier gestaan zou hebben, dan zouden wij op dit moment een keihard debat met hem voeren.
Voorzitter. Ik vind het vervelend om het hier over uw rug aan de orde te moeten stellen, maar ik zit toch met de vraag hoe wij hier als Kamer mee moeten omgaan. Er is sprake van een vernietigend rapport. Er worden ook zorgen geuit naar aanleiding van de vraag of de maatregelen die door de huidige bewindspersoon genomen zijn, afdoende zijn. Dat gebeurt dan wel niet op een dramatisch manier, maar er worden wel degelijk kanttekeningen gezet bij het komend jaar. Ik nodig de bewindspersoon uit om in zijn beantwoording wat uitvoeriger in te gaan op de manier waarop hiermee zou moeten omgegaan. Ik heb uiteraard de brieven over de maatregelen gelezen. Het gaat mij echter met name om de politieke kant van de zaak. Het kan toch eigenlijk niet zo zijn dat wij dit alleen maar voor kennisgeving aannemen en zeggen: ach, het gaat maar om zo'n honderdduizend mensen met een zeer laag inkomen in een zeer afhankelijke situatie.
Het is gek, maar ik heb altijd een beetje het genante gevoel dat ik iets dramatiseer. Het lijkt wel alsof je in deze Kamer dan iets dramatiseert, maar je moet je voorstellen dat als je afhankelijk bent van € 250 netto per maand, wat toevallig overeenkomt met de huursubsidie die je niet krijgt, je op dat moment een gigantisch probleem hebt. Er zijn helaas maar weinig mensen die zich daarin kunnen verplaatsen. Ik heb het niet over een specifiek iemand, maar ik heb het gewoon even over het feit dat dit dus niet of nauwelijks als een dramatisch probleem in onze kranten wordt weergegeven. In al die huishoudens is dat echter gewoon een enorm probleem. Ik krijg nog steeds dagelijks problemen onder ogen die grote zorgen baren.
Ik wil afronden. Wij hebben zeer grote twijfels over het genormeerde stelsel huursubsidie. Ik plaats deze kanttekening alleen maar, want het echte debat wordt natuurlijk toch met de nieuwe regering gevoerd.
Ten slotte hoor ik graag de opvatting van de minister over een artikel van Lennie Vulperhorst en Marcel Beerman in het Financieele Dagblad van 4 november over de vraag hoe in de Woonwet de houding van de corporaties geregeld moet worden. Zij geven de buitengewoon sympathieke gedachte inhoud dat de autonomie van de corporaties als maatschappelijke organisaties expliciet moet worden gekoppeld aan rechtstreekse invloed van huurders, lokale overheden en maatschappelijke organisaties. Nu hadden wij met minister Remkes de afspraak dat de corporaties vooral regionaal vorm en betekenis zouden moeten krijgen. Hij heeft ook strengere eisen gesteld aan fusies. Ik vind ook dat er een goede circulaire is uitgegaan. Naar mijn gevoel is die heel belangrijk voor de toekomstige structuur van corporatieland, maar dat vraagt natuurlijk in het kader van de Woonwet een heel principiële discussie. Ik vind dat hier de kern wordt geraakt. Als wij willen dat het sociale klimaat in wijken betekenis krijgt en dat de huisbaas daar een serieuze rol in kan vervullen, dan moet die binding ook echt stringenter zijn. Ik hoor graag van de minister wat zijn opvattingen zijn.
De heer Van Bochove (CDA):
Voorzitter. In de begroting schrijven de bewindslieden het volgende: "Voor een duurzame ontwikkeling ligt de sleutel in de balans tussen materiële vooruitgang, sociale verbetering en de kwaliteit van de leefomgeving. Een goed evenwicht in deze balans vergt regels, maar vooral het stimuleren en sturen van de gewenste ontwikkelingen." In de visie van het CDA kunnen in een samenleving die meer divers en mondiger wordt oplossingen voor problemen die mensen ervaren alleen tot stand komen als mensen hun vrijheid en idealen in samenwerking met anderen realiseren. Die visie is gebaseerd op de uitgangspunten gespreide verantwoordelijkheid, publieke gerechtigheid, solidariteit en rentmeesterschap. Deze uitgangspunten zijn ook zeer toepasbaar op het terrein van de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en het milieu.
De christen-democratische waarden en idealen moeten samen met het door het CDA noodzakelijk geachte beleid leiden tot in de eerste plaats een samenleving waarin mensen zelf of in hun verbanden en organisaties hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en een betrouwbare en duidelijke overheid, die waardevast een hoog niveau van publieke dienstverlening aanbiedt en staat voor haar eigen taak. Investeren in de kerntaken van de overheid is meer dan het bieden van extra geld. Structurele veranderingen zijn noodzakelijk. Daarin past dat er snel een eind gemaakt wordt aan de overmaat van vertragende, feitelijk niet noodzakelijke procedures als gevolg van wet- en regelgeving, zowel op rijksniveau als op gemeentelijk niveau. De mensen worden dol van dat woud aan regels. Burgers zien de meerwaarde ervan niet – die is er overigens ook lang niet altijd – en daarnaast ervaren zij een grote willekeur als het gaat om de interpretatie ervan. Plannen komen als gevolg daarvan niet tot uitvoering. Woningen worden niet of met vele jaren vertraging gebouwd. Mensen gooien soms ten einde raad door het optreden van de overheid het bijltje er maar bij neer. Dan komt er van particulier opdrachtgeverschap helemaal niets.
In de begroting, in de brief van de bewindslieden van 23 oktober jongstleden over de herijking van de regelgeving, in de stellingnamebrief en verbaal geven de bewindslieden aan de boodschap begrepen te hebben en er ook iets aan te willen doen. De herijkingsbrief van 23 oktober tendeert naar een inspanningsverplichting. De CDA-fractie ziet het als een resultaatsverplichting dat in juni 2003 de politieke keuzen gemaakt kunnen worden. Daarnaast mogen de bewindslieden zich bij het terugdringen van de administratieve lasten wel een concreet doel stellen, bijvoorbeeld een reductie die gelijk is aan de inzet van collega Veerman, te weten 25% in 2003. Graag hoor ik de mening van de minister.
In het licht van wonen maak ik een enkele opmerking over ruimte. De ruimte in Nederland is schaars.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De fractie van GroenLinks is natuurlijk ook niet voor overdreven regelzucht. U hebt het over een reductie van 25% en ik zou graag van u horen welke regels u dan bedoelt. Mensen worden vaak gek van die regels, maar ze vinden het wel belangrijk dat die regels er zijn als het gaat om de buren. De vrijheid van de één mag immers niet ten koste gaan van de vrijheid van de ander. U moet het dus toch wel toelichten. Wat wilt u dan gaan reduceren?
De heer Van Bochove (CDA):
Wij zouden daarbij kunnen denken aan de regels in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit is voorzien van allerlei regels waarbij je je kunt afvragen of die wel enig nut hebben. Zo moet de bel op een bepaalde hoogte zitten en is ook geregeld om wat voor soort bel het moet gaan. Ik noem maar één voorbeeld, maar ik kan nog veel meer van die voorbeelden uit het Bouwbesluit noemen. Wij kunnen ook denken aan de ruimtelijke ordening, waarbij er procedures op procedures zijn en mensen soms, op basis van hun positie, ook nog over een procedure weer een procedure kunnen voeren. Op die manier is men eindeloos bezig met vertragende regels. De burger die zijn woning in particulier opdrachtgeverschap wil realiseren, is daardoor soms tijdenlang met de gemeente bezig. Over dat soort regels heb ik het nu.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
In het kader van goed rentmeesterschap – u weet dat mij dat zeer aanspreekt – is het wel van belang dat, als een individu iets wil, er ook rekening wordt gehouden met het collectief, de omgeving eromheen. Er kan dan niet alleen worden uitgegaan van het toevallige individu dat zich het particulier opdrachtgeverschap kan permitteren. Het heeft ook met ruimte, met grond, enigszins met uiterlijk en dat soort zaken te maken. Die bel mag van mij ook wel wat lager, maar de regels in het Bouwbesluit voor bijvoorbeeld keukens en badkamers zijn allemaal al versoepeld. Wij moeten dus niet de zaak overdrijven en met een gemakkelijk voorbeeld komen. Wij moeten immers ook enigszins duurzaam bouwen, dus niet zoals bij de stadsvernieuwing in de jaren zeventig en tachtig, want daarvan denken wij nu al of wij het misschien zouden moeten platgooien. Op die manier blijven wij met elkaar bezig.
De heer Van Bochove (CDA):
U moet van mijn opmerking geen karikatuur maken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
U begint over die bel, ik niet.
De heer Van Bochove (CDA):
Ik heb dat alleen als voorbeeld genoemd. Regels zijn wel nodig, maar ik heb het over de overmaat aan regels. Je ontkomt er niet aan om goede afspraken met elkaar te maken en om burgers zekere rechten te geven, bijvoorbeeld als een bestemmingsplanwijziging in het geding is, maar ik doel op de overmaat aan regels. Daarin kan naar mijn opvatting nog best het nodige snoeiwerk tot stand worden gebracht.
De heer De Ruiter (SP):
Het pleidooi om in regels te snoeien hoor je vaak. Wij hoorden het de afgelopen maanden en zullen het ook de komende maanden wel weer horen. Ik ben er een groot voorstander van om de bureaucratie overboord te zetten, maar dan wil ik wel graag heel concrete voorstellen van het CDA horen. Wat wilt u nu precies voorstellen en hoe komt u aan die 25%? U moet dan niet alleen met het voorbeeld van de bel komen, maar precies aangeven wat er volgens u uit moet aan regels.
De heer Van Bochove (CDA):
Wij hebben op 23 oktober jongstleden een keurige brief van de minister gekregen, waarin hij al een aantal zaken noemt waarnaar gekeken moet worden. Wij kunnen ons daar zeer wel in vinden. Ik heb de regels op het gebied van de ruimtelijke ordening en die in het Bouwbesluit genoemd. Omdat het gaat om het ministerie van VROM, kan in dit verband ook gekeken worden naar allerlei gemeentelijke regels op het vlak van de huisvestingsverordening en dergelijke. Op die manier kan op een groot aantal terreinen al worden gekomen tot het terugdringen van regelgeving. Ik heb het dan alleen nog maar over aspecten op het veld van de volkshuisvesting en met het door mij genoemde percentage heb ik de minister aangesproken op de regels die gelden op alle beleidsvelden waar het ministerie mee te maken heeft, zodat het ook gaat om de regels op milieugebied. Als dit alles bij elkaar wordt genomen, moet je jezelf een doel stellen en op dat punt heb ik de minister uitgedaagd met een percentage. Ik zie graag zijn antwoord tegemoet en wil ook graag dat de minister een inspanningsverplichting aangaat, want het gaat mij er uiteindelijk om dat wij volgend jaar juni op basis van concrete ideeën in de Kamer de discussie hierover kunnen voeren.
De heer De Ruiter (SP):
U verwijst nu naar de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd, maar dat is mijn vraag niet. De minister is zelf verantwoordelijk voor wat hij schrijft, maar ik vraag aan u wat de CDA-fractie wil doen.
De heer Van Bochove (CDA):
Op een groot aantal terreinen heb ik voorbeelden genoemd: milieu, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, woonruimteverdeling en dergelijke.
De heer De Ruiter (SP):
Het blijven algemeenheden, terwijl het moet gaan om concrete maatregelen. Ik verwacht van de CDA-fractie dat ze daar een voorstel voor doet.
De heer Van Bochove (CDA):
In dat debat komen die concrete stukken aan de orde.
De heer Duivesteijn (PvdA):
De zeer gewaardeerde collega van het CDA heeft niet een voorbeeld genoemd. Hij heeft zich geuit in algemeenheden: dé volkshuisvesting, dé ruimtelijke ordening. Waarom niet: dé wereld of Nederland of hét heelal? Wat dat betreft, is er nog veel meer te snoeien.
Wat wil hij snoeien als hij het heeft over de volkshuisvesting? Het gaat niet aan een percentage te noemen, al is dat wel stoer. Wat wil hij dan snoeien in de volkshuisvesting? Duurzaam bouwen? Brandveiligheid? Bouwvergunningen? Ik kan mij voorstellen dat hij daarover briljante gedachtes heeft.
De heer Van Bochove (CDA):
De voorbeelden die de heer Duivesteijn noemt, betreffen aspecten die allemaal bij het bouwen aan de orde komen en aandacht behoeven, maar de vraag is of die detaillering in de regelgeving tot stand moet worden gebracht op al die onderdelen.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Het CDA is briljant in het noemen van gemeenplaatsen, algemeenheden. Wij vragen in het kader van het debat en voor een goed begrip wat u precies bedoelt. Geeft u eens twee of drie voorbeelden van dingen die u in de volkshuisvesting zou willen schrappen.
De heer Van Bochove (CDA):
Ik zal een voorbeeld noemen. De regeling van de woonruimteverdeling en de Huisvestingswet in het bijzonder maken het de gemeente mogelijk om op veel terreinen allerlei detailregels te stellen. Op dat punt zou je ruimte kunnen creëren. Ik verwijs naar het experiment van het KAN waarover wij vorig jaar ook hebben gesproken. Je zou de woningtoewijzing op een veel overzichtelijker manier tot stand kunnen brengen. Op dat punt zouden wij graag een aantal regels geschrapt zien. Ik heb daarstraks een punt genoemd in het kader van het Bouwbesluit, maar er zijn in dat traject meer voorbeelden te noemen. Duurzaam bouwen bijvoorbeeld kan best worden georganiseerd zonder een overmaat aan regels, want het moet een onderdeel zijn van het normale bouwproces.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Ik begrijp het heel goed en vind het ook heel belangrijk. Zegt u bijvoorbeeld: ik wil de isolatiedikte van 10 cm terugbrengen naar 2 cm? Of zegt u: ik wil die isolatie niet?
De heer Van Bochove (CDA):
Het gaat erom dat je de isolatie wel wilt, maar niet de dikte ervan in centimeters hoeft te detailleren. Dat zijn de elementen die aan de orde zijn. Daarom zei ik dat duurzaam bouwen moet worden bevorderd, maar dat het de vraag is of dat moet door een overmaat van regeltjes op dat punt: de isolatie moet zo dik zijn; de beglazing moet aan deze eisen voldoen; de spouw moet zus zijn. Het is de vraag of je dat tot in detail moet regelen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat lijkt mij wel.
De heer Van Bochove (CDA):
Daarover verschillen wij dan misschien wel van mening.
De CDA-fractie kiest voor een ruimtelijk beleid waarbij de gemeenten en de provincies meer verantwoordelijkheid en vrijheid krijgen. Daarbij wordt het kleinere kernen bijvoorbeeld mogelijk gemaakt om voldoende woningbouw te realiseren voor de opvang van de eigen bevolkingsgroei. Kortom, kleine kernen mogen niet op slot. De Huisvestingswet moet passend gewijzigd worden, opdat jongeren en andere aan de kern sociaal-economisch gebonden voorgaan. Daarbij kan dan tevens een eind worden gemaakt aan het woud van gemeentelijke regelgeving gebaseerd op deze wet.
Ik had het zojuist over de woonruimteverdeling in het KAN-gebied. Bij de begrotingsbehandeling vorig jaar heeft mijn collega Rietkerk gevraagd om door middel van enkele pilots uit te werken hoe dat traject in Nederland zijn beslag zou kunnen krijgen. De toenmalige minister heeft op dat punt een toezegging gedaan. Op basis daarvan heeft de heer Rietkerk zijn motie ingetrokken. Graag wil ik weten wat de stand van zaken is. Gebeurt er feitelijk wel iets met die toezegging? Zo niet, dan moet ik overwegen een nieuwe, gelijkluidende motie in te dienen.
Als ik enerzijds de grotere vrijheid die ik in de ruimtelijke ordening voor de gemeenten nastreef en anderzijds het aansluiten bij maatschappelijke belangen en ontwikkelingen combineer, kom ik bij een concreet voorbeeld. De huisvesting van en de zorg voor ouderen krijgen bijvoorbeeld in toenemende mate vorm doordat ouders dichterbij de kinderen gaan wonen. Zorg kan over en weer plaatsvinden zonder dat onmiddellijk een beroep behoeft te worden gedaan op het professionele kader. Woningen en bijgebouwen bij woningen worden aangepast. Knellende regels verzetten zich daar op veel plaatsen tegen. De inspecteurs van VROM voeren het gevecht om deze maatschappelijke ontwikkeling te keren in plaats van mee te denken in creatieve oplossingen. Dat moet dus gewoon anders. Het gemeentebestuur van Boekel gaf het voorbeeld. De oplossing die men daar heeft gevonden en die men door de raad heeft laten bekrachtigen, spreekt de CDA-fractie aan. Ruimtelijke ordening en huisvesting gaan hand in hand. Het is een duidelijk beleid, democratisch vastgesteld en controleerbaar. Een voorbeeld dat past in het door het CDA gewenste nieuwe beleid. Een beleid dat ertoe leidt dat er meer huisvesting voor een belangrijke doelgroep (ouderen) beschikbaar komt in combinatie met zorg, wat belangrijk is zoals ik al betoogde. Een ontwikkeling die niet hoeft te wachten op nieuwe wet- en regelgeving.
In antwoord op de schriftelijke vragen die ik samen met mevrouw Van Oerle heb gesteld, geeft de minister aan wel mee te voelen met de wenselijkheid van deze ontwikkeling. Hij geeft aan dat op dit moment wordt bezien in hoeverre binnen het ruimtelijk beleid de mogelijkheden kunnen worden verruimd om te komen tot huisvesting van deze doelgroepen. Op welke termijn legt de minister mogelijke aanpassingen aan de Kamer voor, opdat zij daarover met hem van gedachten kan wisselen? Naar de opvattingen van het CDA hoeven de voorstellen niet te wachten op de vervolgdiscussie over de Vijfde nota ruimtelijke ordening. Mag ik ervan uitgaan dat in afwachting daarvan de gemeente Boekel en betrokkenen met rust worden gelaten?
De woningbouwproductie stagneert, om niet te zeggen dat zij volkomen is vast gelopen. Naar de laatste inzichten wordt er dit jaar slechts tweederde van de voorgenomen productie gehaald. De laatste cijfers spreken zelfs over 55.000. Dit is bepaald geen incident. Ook de laatste twee à drie jaar werd de gewenste productie niet gehaald. De vraag naar woningen is enorm. Van doorstroming is geen sprake. Starters en specifieke doelgroepen komen feitelijk niet aan bod. Deze constatering is niet speciaal van vandaag.
Staatssecretaris Remkes stelde in overleg met alle betrokken partijen de task force woningbouw in. Het eindrapport kwam uit in januari 2002. Nu, negen maanden later lijkt de conclusie gewettigd dat er slechts een aspect is opgepakt, de zogenaamde aanjaagteams. Hoe zit het met de overige?
De CDA-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van de brieven, nota's, zienswijze, brochures, enz. die zijn geschreven door alle partijen en die dit najaar zijn verschenen. Die bevatten alle oplossingen voor een werkelijke aanpak van de knelpunten. Het valt op dat niet alleen de gemeenten en de corporaties zich roeren, maar ook de particuliere markt. Het is overigens opvallend dat dit laatste deel van de woningmarktsector niet in de begroting wordt genoemd. Is de minister deze groep bewust vergeten? Verwacht hij van deze niet onbelangrijke speler op het veld geen bijdrage?
Iedere partij constateert dat nu echt actie nodig is en iedere partij geeft aan wat de ander moet doen om de woningbouw weer op gang te krijgen. De ander, in hoofdzaak de ander. De splinter in het oog van de ander versus de balk in het eigen oog.
De minister moet al die geluiden ook hebben gehoord tijdens zijn kennismakingsgesprekken. Hij zal ook alle stukken hebben gelezen. Deelt hij de conclusie van mijn fractie dat er sturing nodig is in dit proces? Is er tot op de dag van vandaag geen sprake van te veel vrijblijvendheid? Overigens dient er tevens sprake te zijn van spreiding van de goedkope voorraad, zowel in de herstructureringsgebieden in de bestaande stad als op de uitbreidingslokaties. Op die manier wordt segregatie tegen gegaan en krijgt integratie een goede kans.
In dit verband maak ik een enkele opmerking over het Nationaal akkoord wonen. Aan het einde van dit jaar zal de eerste tussentijdse evaluatie verschijnen. Alle partijen die het akkoord hebben ondertekend, hebben verplichtingen op zich genomen. Wil de minister de Kamer zo spoedig mogelijk inzicht verschaffen in de prestatieafspraken die nu op lokaal en regionaal niveau zijn of worden gemaakt? Zijn er bijvoor beeld in alle grote steden prestatieafspraken gemaakt? Bovendien moet bij de nieuwe ronde van verstedelijkingsafspraken helder worden vastgelegd wat van de gemeenten wordt verwacht, bijvoorbeeld op het vlak van bouwen voor het middensegment en de huisvesting van speciale doelgroepen. Komen zij hun afspraken niet na, dan zou er sprake kunnen zijn van een korting op het ISV-budget.
Mijn fractie hecht aan goede, werkbare afspraken tussen partijen op basis van vrijwilligheid. Wij zijn van mening dat er nu nog niet door de minister hoeft te worden ingegrepen, maar als partners uiteindelijk onvoldoende kunnen sturen, komt dit moment er wel. Daarom wordt het tijd voor een openhartig gesprek. Nu zelfstandig en in goede samenwerking de eigen verantwoordelijkheid nemen of het Rijk wordt helaas gedwongen tot directe sturing over te gaan. Wij gaan er overigens van uit dat betrokken partijen het in hen gestelde vertrouwen zullen waarmaken. De minister heeft al wel een stap gezet. Die aanjaagteams zijn aan het werk. Is de samenstelling van deze teams breder dan alleen ambtenaren van VROM?
Ten slotte een opmerking over illegale bewoning in de steden. Aedes heeft in een reactie op de recente voorstellen van de minister laten weten dat controle, handhaving en uitzetting een zaak is van de overheid. Wat is de reactie van de minister daarop?
Het CDA hecht aan de positie die corporaties in dit land innemen. Tussen markt en overheid krijgen corporaties de kans om aan het maatschappelijk ondernemerschap invulling te geven. Er zijn corporaties die deze uitdaging op een goede manier invullen. Toch blijkt voor sommige dat dit wennen is. Door deze corporaties wordt nog te veel naar de overheid gekeken. De huisvestingssector staat voor grote opgaven: de bouw van nieuwe woningen, deelnemen in herstructurering, aanpassen van de voorraad aan nieuwe woonwensen, bijvoorbeeld ouderen, een goed en binnen de voorraad passend verkoopbeleid, etc. Daar liggen grote investeringsopgaven. De Woningwet en het besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting maken op basis van een gerichte steunaanvraag projectsteun mogelijk. Daarbij ligt de eerste stap op lokaal niveau: eerst goede prestatieafspraken tussen corporaties en gemeenten, bezien of verevening met andere corporaties mogelijk is en dan eventueel de weg naar het Centrale Fonds voor projectsteun. Corporaties kunnen dus hun eigen verantwoordelijkheid nemen. In 1998 werd besloten tot het College sluitend stelsel dat in 2000 tot stand kwam. De doelstelling is een goede match tussen vraag en aanbod van financiële steun binnen de sector. De minister wijst daar ook op. Uit het veld bereiken ons berichten dat het systeem niet, dan wel onvoldoende werkt. Mocht dat zo zijn, dan betreurt het CDA dat. Immers, het CDA staat voor een goed functionerend maatschappelijk ondernemerschap van corporaties. Het belang van de opgave is voor iedereen duidelijk; nu nog een goed functionerend financieringsmodel. Zonder tot een afrondend oordeel te komen, heeft de CDA-fractie kennisgenomen van het advies van de VROM-raad: haasten en onthaasten in de stedelijke herstructurering. Is de minister met het CDA van mening dat actie op dit terrein noodzakelijk is en hoe kijkt hij aan tegen de voorstellen van de VROM-raad?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Een vraag over de ISV-gelden. Bij een andere gelegenheid koos u ervoor om dit budget vanaf 2005 te verlagen. Bent u ook van mening dat voor die tijd helder moet zijn dat er via een andere weg, bijvoorbeeld een verevening tussen rijke en arme corporaties of via het Centraal Fonds, wel iets wordt geregeld? Anders komt de stedelijke vernieuwing moeilijk te zitten.
De heer Van Bochove (CDA):
Aangaande de ook in het Strategisch akkoord opgenomen ombuiging van 100 mln bevindt de CDA-fractie zich in goed gezelschap: in uw eigen doorrekening zag ik dat u zelfs 300 mln wilt toerekenen naar de corporaties. Wij vinden dat binnen het totaalpakket voor herstructurering aan de corporaties een extra investering in de steden mag worden gevraagd, voor de taken die passen in hun pakket, ook de sociale componenten daarin. Ik doe dus ook een beroep op de corporaties. Wij gaan ervan uit dat de investeringsopgaven ondanks de korting van het Rijk nog een substantieel bedrag behelzen – in de sector noemt men dat "triggergeld" – waarmee initiatieven kunnen worden ontwikkeld. De sector zal hieraan wel een grote bijdrage moeten leveren.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat ben ik helemaal met u eens, maar dat beroep doen wij al jaren. Staatssecretaris Remkes was daar ook al mee bezig. Tot nu toe is dit niet goed geregeld. Je moet het wel eerst goed regelen, om te voorkomen dat de stedelijke vernieuwing in de knel komt. Bent u bereid om dit te regelen? We hebben op het vorige kabinet gewacht, we kunnen op dit kabinet wachten, maar we zullen nu echt wat moeten regelen. In de ISV-pot wordt nu wel gegraaid, dus er moet iets tegenover staan.
De heer Van Bochove (CDA):
Als u mijn betoog goed hebt gevolgd, dan kon u daaruit opmaken dat ik van mening ben dat de partijen, onder aanvoering van de minister, nu de nodige stappen moeten zetten. De initiatieven van de partijen, de brieven die zij ons sturen, maken zulks mogelijk. Zij zijn er kennelijk alle nu toe bereid, alleen moet iemand de dwarsverbanden leggen. De minister kan daarin een rol spelen. Als dat niet blijkt te lukken, dan moeten wij een stap verder gaan. Ik ben evenwel nog niet zo ver dat ik die stap wil nemen. Ik neem de partijen serieus in de brieven die zij ons hebben geschreven. Ik wil ze die kans geven. Ook wil ik de minister de gelegenheid geven, een en ander tot stand te brengen. Dan maakt mijn fractie de afweging opnieuw.
Voorzitter. Bij de discussie over het tekort aan studentenhuisvesting afgelopen oktober bleek dat de minister er feitelijk van uitgaat dat andere partijen, zoals universiteiten, hogescholen, corporaties en gemeenten, het probleem oplossen. Uit de pilot in Utrecht blijkt dat genoemde partijen, maar ook het Rijk, een aantal maatregelen in samenhang moeten nemen om tot een oplossing te komen. Natuurlijk doet het Rijk ook iets, zie de begroting. De minister is evenwel niet bereid, het beoogde pakket van het Rijk volledig uit te voeren. Met andere woorden, het sluitstuk in het pakket ontbreekt. Hoe kun je in dat geval van andere partijen verwachten dat zij hun deel "con amore" uitvoeren? Hoe kun je dan nog met gezag de andere partijen tot stappen aanzetten? (Bijvoorbeeld de collegiale financiering bij corporaties.)
De minister komt niet verder dan het uitspreken van zijn vertrouwen dat de andere partijen het probleem adequaat zullen oplossen. De leeuw brult wel, maar hij bijt niet. Daarmee zijn wij dus geen stap dichter bij de oplossing van het probleem. Moet de minister niet gewoon concreet zijn bijdrage leveren, dus inclusief de individuele huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte, en van daaruit de andere partijen stimuleren tot het uitvoeren van hun deel? Wil de minister de Kamer daarover in dit debat nog eens informeren? Wil hij daarbij nadrukkelijk ingaan op de individuele huursubsidie? Afhankelijk van het antwoord overweegt de CDA-fractie, een motie op dit punt in te dienen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Is de CDA-fractie op dit moment van mening dat de individuele huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte er moet komen?
De heer Van Bochove (CDA):
Ik heb op dat punt een motie aangekondigd. Daaruit mag mevrouw Van Gent opmaken dat mijn fractie vindt dat de individuele huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte er voor aan te wijzen complexen moet komen. Ik wacht eerst nog even af of de minister zo wijs is, deze opvatting te volgen alvorens ik de motie daadwerkelijk indien.
Voorzitter. Mijn laatste opmerking gaat over de herstructurering, een belangrijk project dat in veel steden tot een afronding zou moeten komen. Dat zou je mogen verwachten nu men al een aantal jaren bezig is. Tegelijkertijd constateer ik dat deze herstructurering op veel terreinen nog niet eens tot stand is gekomen. Er is een grote behoefte aan middeldure en dure huur- en koopwoningen, gebouwd op basis van kwaliteit, met een daarbij passend prijsbeleid. Dat moet een goede doorstroming bevorderen. Uitbreidingswijken, ook de zogenaamde Vinex-lokaties, moeten een evenwichtig percentage aan sociale woningbouw voor hun rekening nemen. Mijn fractie constateert dat het in die wijken niet loopt: de bouw stagneert in deze wijken. Laat ik een voorbeeld noemen, waarop ik bij de behandeling van de stellingnamebrief zal terugkomen. Dat voorbeeld is Almere, dat inmiddels heeft besloten om het bouwtempo te verlagen. Dat kunnen wij er eigenlijk niet bij hebben. Op alle aspecten die daarbij horen, kom ik terug als wij spreken over de stellingnamebrief.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Je zou zeggen dat dit een feestelijk moment is: dit is de eerste begroting van het ministerie van VROM met deze minister. Het is dan altijd aardig om je af te vragen wat de desbetreffende minister eigenlijk heeft gedaan. Ik moet eerlijk zeggen dat het de GroenLinks-fractie onduidelijk is hoe deze minister zijn dagen vult. Als kamerlid was hij altijd fanatiek aanwezig op zijn deelterrein, de immigratie. Deze passie lijkt hij helaas binnen zijn nieuwe portefeuille niet voort te zetten. Alleen op het punt van illegalen – in de ogen van mijn fractie is dat een ander punt dan illegale bewoning – is hij op enige daadkracht te betrappen, samen met collega Nawijn, op wiens portefeuille hij wellicht zit te loeren.
De woningnood onder studenten wordt door deze minister evenmin opgelost als door de vorige staatssecretaris. De productie van nieuwe woningen is te laag en loopt verder terug. Er is geen huis te vinden voor jongeren, starters en mensen met lagere en middeninkomens. Nog altijd zitten tienduizenden gezinnen te wachten op hun definitieve huursubsidiebijdrage. Het lijkt er een beetje op dat de VVD dit probleem enorm heeft gebagatelliseerd. De VVD lijkt de problemen van deze burgers gewoon niet te zien. Misschien behoren zij niet tot de doelgroep van dit smaldeel van het vorige en het huidige kabinet. De Woonwet lijkt van de agenda van minister Kamp afgevoerd. Onder zijn bewind zal de verhouding tussen gemeenten, corporaties en bewoners zo troebel blijven als zij is. Er wordt niets geregeld op het terrein van de grondpolitiek. Als klap op de vuurpijl kregen wij ook nog de stellingnamebrief over ruimtelijke ordening. Die komt erop neer dat de minister geen beleid wenst te voeren op nationaal ruimtelijk niveau. De ruimtelijke ordening wordt dus toch een beetje ten grave gedragen. Bijna de ergste nachtmerrie van GroenLinks komt nu uit: ook landschap en natuur dreigen eraan te gaan.
Het kabinet beloofde duidelijkheid en daadkracht, maar wat doet minister Kamp de hele dag? Ik zou zeggen: minister, de wittebroodsweken zijn voorbij en de problemen moeten nu worden opgelost. Wij vinden dat de regering wegduikt en stilzit. Daarom zal ik in mijn bijdrage een reeks concrete voorstellen doen om een aantal grote problemen in de volkshuisvesting op te lossen.
Ik begin bij de huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte, met name ook voor studenten. De GroenLinks-fractie is, zoals bekend, al jarenlang bezig om de kamernood onder studenten op te lossen. Afgelopen zomer zijn wij met een voorontwerp van wet gekomen om huursubsidie mogelijk te maken en zo het aanbod te stimuleren. Ik kan u zeggen dat de steun van gemeenten en maatschappelijke organisaties voor mijn voorontwerp enorm is. Steun komt van de LSVB, de VNG, Aedes, de gemeente Maastricht, de gemeente Amsterdam en allerlei universiteiten. Ik ben blij dat het CDA nu ook overtuigd lijkt door mijn voorontwerp en de memorie van toelichting. Bij gebrek aan een doortastende minister zal ik graag mijn initiatiefwetsvoorstel op korte termijn aan de Kamer voorleggen. Wellicht kunnen wij ook deze week met elkaar spijkers met koppen slaan.
Dit kabinet wil fors bezuinigen op de huursubsidie. Als de VVD haar zin doordrukt, zullen mensen met lage inkomens een standaardbedragje ontvangen en worden zij gedwongen in de allergoedkoopste huizen te gaan wonen. Hun woonlasten gaan fors stijgen. Gevolgen: grote delen van Nederland, waaronder de Vinex-wijken, Almere en Lelystad, worden volledig onbereikbaar voor mensen op of rond het minimum. Hoezo tegengaan van segregatie? De GroenLinks-fractie wil de keuzevrijheid voor mensen die het niet volledig op eigen kracht redden, maximaal houden. Meer betaalbare koopwoningen, maar ook een fatsoenlijk aanbod van bereikbare huurwoningen. Door de huidige krapte op de huurwoningenmarkt is het aantal mensen met een laag inkomen stukken groter dan het aantal beschikbare goedkope woningen. De doorstroming zal volledig stokken en na een echtscheiding worden mensen gedwongen om nog vele jaren met elkaar in één huis te wonen. Het voornemen van het kabinet vinden wij asociaal en moet dan ook van tafel. Om de toekomstige huurders gerust te stellen, overweeg ik een motie op dit punt. De boodschap van die motie zal luiden: de Tweede Kamer laat mensen met lage inkomens niet in de kou staan, nu niet en straks niet. Handen af van de huursubsidie! Ik hoor hierop graag de visie van deze minister.
Ook naar de mening van de GroenLinks-fractie moet de bouwproductie omhoog en niet alleen voor het topsegment, maar in de volle lengte en breedte van de volkshuisvesting. De corporaties hebben hierin een belangrijke taak. De herstructurering moet. En huur én koop moeten worden teruggebouwd; het aantal woningen mag in totaliteit niet afnemen. Er moet niet alleen voor rijke gezinnen worden gebouwd, maar ook voor jongeren, ouderen en alleenstaanden. De VNG – en als ik het zo hoor, ook een aantal fracties hier – wil snoeien in inspraakprocedures en de Wet op de ruimtelijke ordening aan de kant zetten. Dat is niet de goede weg. Laat de gemeenten eerst de hand in eigen boezem steken. Verlaag de grondprijzen voor corporaties die betaalbare huur- en koopwoningen willen bouwen. Zorg ook dat duur meebetaalt aan bereikbaar. Een grondexploitatiewet, bepleit door GroenLinks en aangekondigd door de voorganger van minister Kamp, moet er snel komen. Verder moeten wij ook meer doen dan verkopen en slopen, het eenzijdige adagium van deze minister. De GroenLinks-fractie wil meer nieuwbouw van betaalbare koopwoningen, een koopsector waarin de corporaties een grote rol spelen – korting, terugkooprecht, fair value en dergelijke constructies – en huren aantrekkelijker maken door huurders de vrijheid te geven om te klussen in hun huis.
Wat de stedelijke vernieuwing betreft zijn wij geschrokken van de plannen van het kabinet en de CDA-fractie, ingediend bij de financiële beschouwingen, om het ISV-budget vanaf 2005 drastisch te verlagen. Gezien de tijd sluit ik mij aan bij de desbetreffende vragen van de CDA-fractie. Ik wil echter wel gezegd hebben dat wij boter bij de vis moeten leveren als wij in het ISV-budget gaan korten. Een korting op dat budget moet betaald worden uit de afroming van rijke corporaties. Via een wettelijk geregeld revolving fund moet al het geld dat op de plank ligt, worden geactiveerd. Het Centraal fonds volkshuisvesting meldt dat er 10 mld over is.
De heer De Ruiter (SP):
Als wij dat zouden doen, mevrouw Van Gent, komt dan op een gegeven moment niet het eind in zicht? Op een bepaald ogenblik is het geld van de corporaties immers op want het kan maar één keer worden uitgegeven. Wat zijn dan volgens u de consequenties?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik weet dat de corporaties het geld maar één keer kunnen uitgeven, maar ik weet ook dat het geld dat op de plank ligt niet wordt uitgegeven, dat zit in obligaties en dergelijke. Dat geld moet geactiveerd worden. Er moet serieus onderzocht worden hoeveel miljarden door de corporaties kunnen worden ingezet. Het is geld met een boodschap, zoals ik dat weleens zeg. Dat moet voor de goede doelen worden ingezet. Ik stel uitdrukkelijk dat het Rijk ook zijn verantwoordelijkheid moet nemen om die stedelijke vernieuwing op een goede manier te laten voortgaan. Ik kan mij een combinatie voorstellen waarbij de stedelijke vernieuwing wat sneller wordt voortgezet.
De heer De Ruiter (SP):
Ik ben het met uw ideeën eens, maar als het tegenvalt zoals de corporaties zeggen, wat dan? Het betekent naar mijn mening dat woningcorporaties dan genoodzaakt zijn om hun beste huizen te verkopen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De fractie van GroenLinks heeft daar nooit voor gepleit, in het verleden niet, nu niet en dat zullen wij in de toekomst ook niet doen. Laten wij eerst maar eens goed kijken en dat geld activeren. Ik zie aan uw instemmend knikken dat u dat helemaal met mij eens bent, collega De Ruiter. Natuurlijk moet de stedelijke vernieuwing goed worden voortgezet. De rekening moet door wie dan ook betaald worden. Er is nu een partij die in mijn ogen onvoldoende betaald, namelijk de rijke corporaties.
Tot slot het punt van de bewoners erbij betrekken. Ik wil mij met name richten tot de LPF-fractie. De LPF is de verkiezingen ingegaan met het motto: wij willen de bewoners in de oude stadswijken serieus nemen. In het Strategisch akkoord is dat niet echt terug te vinden. Dat vinden wij erg jammer want wij waren het op dit punt zeer met de LPF-fractie eens en dat hebben wij hier in het verleden vaker verkondigd. De fractie van GroenLinks pleit voor een verdergaande verbetering van de positie van buurtbewoners. Ik heb daarvoor een paar concrete voorstellen waarop ik graag een reactie krijg van de minister.
Er moet een wettelijk initiatiefrecht komen voor huurders waarmee zij woningverbetering door de corporaties kunnen afdwingen. Er moet niet gewacht worden op de Woonwet maar het moet nu geregeld worden in het Burgerlijk Wetboek of in een overlegwet.
Verder moet er een landelijke regeling komen, te verankeren in bijvoorbeeld de Wet stedelijke vernieuwing, die huurders bij sloop of renovatie recht geeft op een verhuiskostenvergoeding van minimaal € 5000.
Wij willen ook een verplichting voor corporaties om bouwplannen voor te leggen aan potentiële bewoners, met specifieke aandacht voor ouderen. Particulier opdrachtgeverschap is niet alleen voor de rijken.
Tot slot stellen wij voor, een bewonersbudget in te stellen. Gemeenten en corporaties hebben nu de hand op de knip. Bewoners van een herstructureringswijk staan helaas te vaak aan de zijlijn. GroenLinks wil hun een eigen budget in handen geven waarmee zij hun wensen kunnen realiseren: een speelplaats, een internetcafé, een skatebaan, bankjes, een park, etc. Bovendien moet bevorderd worden dat de bewoners echt goed kunnen deelnemen aan de inspraak. Het voorstel is dan ook om bewonersorganisaties de mogelijkheid te geven om bij het Centraal fonds volkshuisvesting een projectaanvraag in te dienen. Het CFV – nu nog belegger in plaats van volkshuisvester – dient een laagdrempelig loket te openen waar ideeën worden beoordeeld en waar wordt meegedacht met de bewoners. Ik wacht de reactie van de minister af en overweeg op bepaalde punten moties in te dienen waarbij ik op de warme steun van de LPF-fractie en andere fracties reken.
De heer Van As (LPF):
Mijnheer de voorzitter. De huidige woningmarkt vertoont een steeds groter wordende onbalans. De situatie voor starters op de woningmarkt is ronduit zorgwekkend. Een eigen huis begint voor velen in dit land een steeds onbereikbaarder ideaal te worden, terwijl de huurmarkt steeds verder verstopt raakt, met ellenlange wachtlijsten tot gevolg. De LPF is van mening dat duidelijke maatregelen op korte termijn noodzakelijk zijn. Wij denken hierbij onder andere aan verhoging van de woningbouwproductie door minder regelgeving, bestrijding van misbruik van sociale huurwoningen, een gericht doelgroepenbeleid door middel van wetgeving op maat, zoals speciale wetten voor onder andere studentenhuisvesting en verbetering van de doorstroming in de huursector door een huurtoeslag.
Wat de woningbouwproductie betreft constateren wij dat de structurele achterstanden een tijdbom onder de Nederlandse woningmarkt dreigen te worden. De noodzakelijke woningproductie van 90.000 woningen per jaar wordt bij lange na niet meer gehaald. Dit jaar zal de productie rond 66.000 woningen blijven steken. Daarnaast wordt de dreiging van verdere vertraging steeds groter. Een opeenstapeling van complexe wet- en regelgeving blijkt op korte termijn een onwerkbare situatie op de nieuwbouwmarkt op te leveren. De decentralisatie van het rijksbeleid voor het wonen, die zo'n vijftien jaar geleden is ingezet, mag er niet toe leiden dat onduidelijkheden ontstaan over de scheiding van verantwoordelijkheden in het woningbouwproces. Voor zowel lokale overheden als marktpartijen dient de verdeling van verantwoordelijkheden helder te zijn, zodat zij hun taak naar behoren kunnen vervullen.
De LPF wil toe naar eenvoudige regelgeving en kortere procedures. Zorgvuldigheid moet niet verzanden in stroperigheid. Hoe kijkt de minister hiertegen aan en hoe zal hij hierin als coördinerend minister voor de woningbouw gaan optreden?
In stedelijke gebieden liggen er nog tal van herstructureringsopgaven. Juist in de gespannen woningmarkt is het essentieel om prioriteiten te stellen: een gefaseerde aanpak waar het kan en een doortastende aanpak voor de echte probleemwijken. Daarin dient de vraag van de wijkbevolking als uitgangspunt genomen te worden: geen productgericht denken, maar inzet op participatie vanuit de wijk, zoals dat nu in Rotterdam gebeurt. Stadsbewoners moeten in de wijk een wooncarrière kunnen maken. Er dient nadrukkelijk gebouwd te worden voor de middeninkomens en de hogere inkomens.
In deze aanpak ziet de LPF ook een belangrijke taak weggelegd voor de woningbouwcorporaties. Corporaties die bereid zijn risicodragend investeringen in wijken te doen, moeten worden gesteund. De LPF onderschrijft het voorstel van de VROM-raad om te komen tot een soort bank voor corporaties, een investeringsmaatschappij gevoed met middelen van minder ambitieuze corporaties, waarop de corporaties die willen investeren in stedelijke vernieuwing een beroep kunnen doen. De LPF vreest dat zonder een dergelijk instituut alle goede voornemens over collegiale financiering niet gerealiseerd zullen worden. De matchingopgave van corporaties dient uit de vrijblijvende sfeer gehaald te worden. Het is de taak van de regering om ervoor te zorgen dat de middelen waarover de totale sector beschikt, zo goed mogelijk worden ingezet. Wat is de visie van het kabinet in dezen?
De heer Duivesteijn (PvdA):
Het idee van een bank voor woningcorporaties vind ik een aansprekende gedachte. Hoe zou de heer Van As dat wettelijk willen vorm geven? Hoe vrijwillig, hoe structurerend moet het zijn?
De heer Van As (LPF):
Je kunt het niet wettelijk opleggen, maar er zijn natuurlijk heel veel corporaties die behoorlijke reserves hebben waar niet veel mee gebeurt. Een aantal corporaties is actief, zelfs landelijk. Ik ken grote corporaties in het Rotterdamse en Amsterdamse die landelijk actief zijn en die nota bene investeren in agrarische gronden met de hoop dat daar ooit een keer woningbouw plaatsvindt. Men heeft, zoals men het noemt, een oorlogskas. Eigenlijk zouden die middelen grotendeels risicomijdend moeten worden ingezet, want de doelstelling van de corporaties is toch sociale woningbouw. Daar moet het accent liggen. Het zou mooi zijn als wij zouden komen tot een centrale bank waar de reserves van die woningbouwcorporaties worden ingezet met een zekere risicomijdende belegging in de woningbouw.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Nogmaals, ik vind het een interessante gedachte. Wij zitten al jaren met het probleem dat de verevening niet totstandkomt. Arme corporaties zijn arm en rijke corporaties zijn rijk. Hoe kun je dat matchen? De heer Van As heeft het over een bank, maar het geld staat natuurlijk op een bank. Als het geld naar een centrale bank moet, komen vragen naar boven als: wie gaat het beheren, hoe komt het geld er terecht? Wij zijn voor verevening, wij zijn voor een sociaal fonds.
De heer Van As (LPF):
Het zal moeilijk zijn om corporaties die reserves hebben opgebouwd, tot verevening te dwingen. Ik denk aan een constructie zoals de bank van de VNG. Op die manier kan er actief worden opgetreden op de markt van de sociale woningen.
Een belangrijke voorwaarden voor het verbeteren van het woonklimaat in de binnensteden is een bredere bevoegdheid van corporaties om misbruik van sociale huurwoningen tegen te gaan. Zij moeten de mogelijkheid krijgen om bijvoorbeeld illegale onderverhuur krachtig te bestrijden. Ook bij drugsoverlast en ernstige geluidhinder moet de verhuurder in staat worden gesteld om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen. De LPF is voorstander van aanpassing van het BW om te voorkomen dat goedwillende buurtbewoners willekeurig slachtoffer kunnen worden van overlast door illegale bewoning van sociale huurwoningen. Daarnaast moeten gemeenten meer bevoegdheden krijgen om op te treden tegen huisjesmelkers die woningen aan illegalen verhuren. Niet zelden worden deze panden door veel te veel mensen bewoond en worden de oorspronkelijke bewoners uit de buurt weggejaagd, waardoor de verloedering toeslaat. Gemeenten en corporaties moeten instrumenten hebben om hiertegen actief op te treden. Gaarne vernemen wij de opvatting van de minister in dezen.
De LPF vraagt de aandacht van de minister voor speciale doelgroepen, zoals ouderen, werkende jongeren en studenten. De grote woningnood onder studenten kan effectief worden aangepakt door adequate wetgeving. Daarom dringen wij er bij de minister op aan om zo snel mogelijk met wetsvoorstellen te komen waardoor tijdelijke verhuur mogelijk wordt en de termijn in de Leegstandswet wordt verruimd. De sector studentenhuisvesting is gebaat bij een slagvaardiger systeem van collegiale financiering door andere corporaties, zoals eerder door ons bepleit.
Een belangrijk deel van de dreigende woningnood wordt veroorzaakt door een gebrek aan doorstroming waardoor onvoldoende ruimte vrijkomt voor een aantal groepen met een bescheiden inkomenspositie zoals ouderen en starters op de woningmarkt. De sterke prijsstijgingen van koopwoningen van de afgelopen jaren heeft de situatie alleen maar verslechterd. Juist daarom pleit de LPF voor het aanjagen van de woningbouwproductie mede om de kunstmatig in stand gehouden woningschaarste een halt toe te roepen, met name in het hogere kwaliteitssegment, zodat mensen met hogere inkomens kunnen doorstromen naar huizen die beter aansluiten op hun wensen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
U maakt zich met mij zorgen over de huisvesting van studenten. Ik heb u niet horen zeggen dat u het met mijn fractie en ook met de factie van het CDA eens bent dat de huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte een goed instrument is om deze woningnood te bestrijden.
De heer Van As (LPF):
Wij steunen het voorstel van de heer Bochove ter zake. Dat geeft een zekere verlichting, maar hiermee wordt het probleem niet opgelost. Wij menen dat het ontstaan van campussen op universiteitscomplexen bevorderd moet worden. Op die lokaties moeten huisvestingsmogelijkheden worden gecreëerd. Wellicht moet de bestaande wetgeving hiervoor iets ruimer worden geïnterpreteerd, want de desbetreffende gebieden hebben vaak een andere bestemming. Op deze wijze kan op relatief goedkope grond nieuwbouw voor studentenhuisvesting gerealiseerd worden.
Wij willen dat de goedkopere woningen, die er in voldoende mate zijn, beschikbaar komen voor de mensen waarvoor zij eigenlijk bestemd zijn. De LPF acht het noodzakelijk dat er meer aandacht komt voor doorstroming in de huursector. De sociale huursector wordt voor circa 45% bevolkt door huishoudens met een inkomen boven de maximale doelgroepengrens. Men start de wooncarrière met een laag inkomen en door de huurbescherming kan men dezelfde woning blijven huren, ook wanneer het inkomen fors gestegen is. Huishoudens die niet meer tot de doelgroep behoren, mogen geen huurwoningen waarvan de bouw door de overheid is gesubsidieerd, bezet houden ten koste van de werkelijke doelgroepen. Ook al is de woningmarkt gespannen, toch dient er volgens de LPF een duidelijke financiële prikkel te zijn waarmee onnodig gebruik van de sociale huursector wordt tegengegaan en doorstroming wordt bevorderd.
De LPF acht het daarom rechtvaardig dat er naast huursubsidie een fiscale huurtoeslag komt in de sociale huursector, die wordt opgelegd aan huishoudens waarvan het inkomen boven dat van de maximale doelgroepgrens ligt. Huurders met een te hoog inkomen betalen dan via fiscale weg meer voor een sociale huurwoning dan huurders die tot de doelgroep behoren, waardoor de drempel voor hoge inkomens om door te stromen naar duurdere huisvesting lager wordt. Wij vragen hoe de minister hier tegenaan kijkt. Eerder is er al een motie ingediend die is aangehouden. Is de minister bereid om aan de invoering van een dergelijke fiscale huurtoeslag in de sociale huursector zijn steun te geven? Graag vernemen wij zijn antwoord.
De heer De Ruiter (SP):
Wil de LPF hiermee mensen straffen, die in de sociale huursector zitten en daar op dit moment niet weg kunnen, omdat de stap van het hogere inkomen naar het nog hogere inkomen dat nodig is om op de overspannen woningmarkt een woning te kopen of te huren, te groot is?
De heer Van As (LPF):
Wij zien dat niet als een straf. Je zou het communicerende vaten kunnen noemen.
De heer De Ruiter (SP):
Acht u deze mensen dan verantwoordelijk voor het feit dat er woningnood is?
De heer Van As (LPF):
Het heeft niets met verantwoordelijk te maken. Het gaat om plaatsen waar met overheidsgelden sociale woningbouw heeft plaatsgevonden en waar mensen, gelet op de hoogte van hun inkomen, tegen relatief te lage huur wonen. In het omgekeerde geval, als de inkomens van de mensen lager zijn, krijgt men huursubsidie van de rijksoverheid. Je kunt een bepaalde grens stellen. Je kunt dan een systeem hanteren dat mensen vanaf die grens een woontoeslag gaan betalen. Daarmee krijg je voldoende middelen binnen als overheid om in de sociale woningbouw weer het nodige te investeren.
De heer De Ruiter (SP):
Voorzitter. Op 25 november spreken wij uitvoerig over de meest recente aanval op het milieu en het vogelvrij verklaren van natuur- en groengebieden. Ogenschijnlijk leuk voor vogels, maar zelfs hun richtlijn stelt dit kabinet ter discussie in een poging te bouwen voor kapitaalkrachtig Nederland. Vandaag zet de SP iets anders op de agenda. Ik heb dat www.sp.nl genoemd. Geen reclame overigens voor de bekroonde website, want in dit geval staan de drie w's voor woningnood, woningnood en nog eens woningnood, waar de SP eerder hamerde op integratie, integratie en nog eens integratie
Ik zal vandaag een aantal voorstellen doen om de woningnood aan te pakken en tegelijkertijd de integratie te bevorderen. De gemeente Amsterdam stelde onlangs vast dat binnen drie jaar de woningnood weer een topprioriteit zou zijn op en in de agenda van politici. Vanavond al constateer ik dat dat fout is, want het is nu al de topprioriteit en dat moet het ook zijn. Grote groepen mensen in dit land zoeken al jarenlang vergeefs naar een goede en betaalbare woning. De woningmarkt is zo dolgedraaid dat starters met een inkomen van 1,5 keer modaal – en dat is toch geen armoe – alleen nog maar een huis kunnen kopen in Friesland of Groningen. Is het soms de bedoeling, zo vraag ik de minister, dat alle mensen met lage inkomens gaan verhuizen naar het Noorden van het land?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Zij zijn welkom.
De heer De Ruiter (SP):
Dat begrijp ik. Daar is ook nog ruimte.
Wat vindt de minister van deze nieuwe nationale schande? Of moet mijn partij over een jaar hier in deze Kamer gaan pleiten voor een nieuw parlementair onderzoek naar de gevolgen van de liberalisering van de woningmarkt?
Woningnood is er in kwantitatief en kwalitatief opzicht. Niet voor de nieuwe en oude rijken, want die kunnen tot op heden rekenen op de beste huizen met de beste koopsubsidie. Ik doel hier op de onbeperkte hypotheekrenteaftrek. Net als in de veiligheid en op het gebied van de gezondheidszorg voltrekt zich de tweedeling in de huisvesting langs inkomens- en etnische lijnen. Mijn voorganger Poppe heeft tijdens acht jaar Paars met regelmaat voorspeld dat dat zou gebeuren. Het is vervelend om op deze manier gelijk te krijgen. Het afschaffen van de objectsubsidies heeft ertoe geleid dat niet langer de corporaties en de gemeenten maar de projectontwikkelaars en beleggers de nieuwbouwproductie regisseren. Zij hebben dan ook belang bij een krappe markt en zeker niet bij betaalbaar bouwen. Net als de SP wil de regering de bouwproductie verhogen. Dat is op zich aangenaam, te vernemen, maar wij verschillen wel van mening over de aanpak. De minister verwacht veel van de aanjaagteams, het afschaffen van overbodige regels en het bouwen van zo duur mogelijke woningen, omdat je daarmee de doorstroming zou creëren. Maar stagneert de doorstroming niet juist door het ontbreken en verdwijnen van betaalbare koop- en huurhuizen? Graag een reactie van de minister op dit punt.
De SP is van mening dat op korte termijn het aandeel betaalbare koop- en huurwoningen omhoog moet. Wat ons betreft: halveer het aantal woningen in het segment boven de € 275.000 en bouw voor iedere geschrapte dure woning twee woningen van € 150.000 terug. Die aanpak heeft een groot aantal voordelen. In de eerste plaats: de reeds beschikbare bouwgrond wordt beter benut. In de tweede plaats: twee keer zoveel huishoudens vinden een huis. In de derde plaats: de omzet op de bouwmarkt wordt slechts licht verhoogd, zodat er geen prijsexplosie wordt veroorzaakt door het plotseling verhogen van de woningproductie. Ten slotte: het levert een enorme besparing op de hypotheekrenteaftrek op, want de aftrek voor twee betaalbare woningen is lager dan die voor één dure woning. Dit voorstel levert dus op korte termijn een flinke stijging van de bouwproductie op zonder de nadelen van de huidige aanpak. Die leidt namelijk tot langdurige planologische procedures, verhoging van de bouwkosten en meer bureaucratie. Het zou goed zijn als de minister zegt: schrap de bureaucratie, voordat de bureaucratie de minister schrapt.
Soms hebben socialisten vreemde bondgenoten, want voor het eerst vind ik projectontwikkelaars aan mijn zijde. Zij zien hun winsten namelijk slinken. In steden zoals Amsterdam en Utrecht signaleren zij dat de conjuncturele wal het liberale schip keert. Zij ontdekken dat de ontwikkeling van wijken met 40% urban villa's, waterwoningen en penthouses riskanter en minder lucratief wordt, dus wordt de bouw opgeschoven of worden projecten afgeblazen en loopt de woningbouw nog verder terug. Heeft de minister deze ontdekking inmiddels ook gedaan? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan?
Een dramatische bijdrage levert de politiek aan de woningnood door de herstructurering van naoorlogse wijken. Niet omdat ik niet vind dat slechte huizen opgeknapt moeten worden, integendeel; niet omdat ik niet vind dat soms huizen gesloopt moeten worden, dat moet, maar het tempo waarin dat nu gebeurt, ligt veel te hoog, zeker als je ziet dat minder en duurdere huizen worden teruggebouwd, omdat de subsidiekraan voor de stadsvernieuwing – dit begon al onder Lubbers 3 en kreeg een vervolg onder acht jaar Paars – is dichtgedraaid. Wat vindt de minister van het fenomeen woonnomaden, mensen die op grond van hun inkomen verhuizen van de ene sloopwijk naar de andere? Weet de minister dat in elke sloopwijk 10% huurders kort daarvoor uit een vergelijkbare buurt kwam? Wat wil hij doen aan dat soort wantoestanden? Is het eigenlijk ook geen schande dat op de lopende begroting geld overblijft uit de woonzorgstimuleringsregeling, bedoeld om ouderenhuisvesting te realiseren? Klopt het dat dit komt omdat tal van projecten om bureaucratische redenen zijn afgekeurd? Staat dat niet in schril contrast tot het beleid van Woonzorg Nederland, dat wegens geldgebrek de huren van seniorenwoningen verhoogt tot boven het wettelijk maximum?
Mag ik een reactie van de minister op de volgende zes voorstellen van de SP? Is de minister bereid, afspraken te maken met gemeenten en corporaties om de sloop te temporiseren? Is de minister bereid, in wijken die niet gesloopt worden huizen na een beperkte opknapbeurt tien tot twintig jaar door te exploiteren voor nieuwe doelgroepen zoals jongeren en studenten? Is de minister bereid, in delen van die wijken van twee kleine flats één grotere te maken voor grote gezinnen? Is de minister bereid, weer te bouwen voor de buurt en alleen dan tot sloop over te gaan als woningen technisch versleten zijn? Is de minister bereid, sociale huur- en koopwoningen te bouwen met stichtingskosten tussen de € 150.000 en de € 180.000? Is de minister bereid, met de gemeenten ook de corporaties te verplichten tot een minimaal aandeel van 30% nieuwe sociale huurwoningen in wijken waar dat aantal ver beneden het regionaal gemiddelde ligt?
De overheid heeft de afgelopen jaren veel van haar sturingsmiddelen in de volkshuisvesting opgedoekt. Dat betekent echter nog niet dat er helemaal niets meer te sturen valt en dat er ook geen mogelijkheden zouden zijn om tot een evenwichtiger bevolkingsopbouw te komen, dus om echt iets te doen aan die segregatie langs inkomens en etnische lijnen. Nu staan de betaalbare huurwoningen vooral in een beperk aantal wijken in de middelgrote en grote steden. In andere wijken in die steden, maar vooral in de randgemeenten en plattelandskernen waar nu voornamelijk koopwoningen staan, zou het aantal huurwoningen omhoog moeten. Hoe denkt de minister dat te doen, nu hij ook nog eens een keer de regie uit handen wil geven aan gemeenten? Staat zijn opvatting over die regie niet haaks op de integratiegedachte? Hoeveel nieuwe Nederlanders kent de minister die meteen een plattelandsvilla kopen?
De SP vindt dat de Huisvestingswet op een aantal punten moet worden aangepast om de landelijke regie te versterken met het behoud van een zo groot mogelijke keuzevrijheid voor woningzoekenden. Ik overweeg in tweede termijn een motie in te dienen om de eerste stappen te zetten op weg naar een actief spreidingsbeleid. Ik hoor graag voor die tijd een reactie van de minister op die voorstellen. Het eerste voorstel is: geef allochtonen die inschrijven op een woning in een relatief witte wijk en autochtonen die inschrijven op een woning in een relatief zwarte wijk, een toeslag op hun inschrijfduur. Daarmee stimuleer je de spreiding zonder het gebruik van dwang. Ik heb nog een tweede voorstel, dat hier overigens vanavond al een keer genoemd is. Is de minister bereid, woningen te labelen of zelfs complexen te labelen voor doelgroepen? Zo zou je bijvoorbeeld woningen in witte wijken kunnen labelen voor grote gezinnen, waaronder veel allochtone huishoudens. Is de minister bereid, een onderzoek te starten naar de gevolgen van het afschaffen van de aftoppingsgrens in de huursubsidie, waardoor woonwijken die nu op slot zitten voor mensen met lage inkomens, voor diezelfde mensen beschikbaar komen? Bij dat overzicht hoort natuurlijk ook een overzicht van de meerkosten. Ik realiseer mij immers dat dit geld kost. Ik realiseer mij echter ook dat het een aantal inverdieneffecten met zich brengt. Deze inverdieneffecten zouden wij moeten afwegen tegen de maatschappelijke kosten die het gevolg zijn van het mislukken van het integratievraagstuk.
Terecht zou iedereen kunnen vragen: wie gaat de ambities van de SP in de volkshuisvesting betalen? Leggen wij de rekening bij de corporaties? Het lijkt wel een beetje een soort mode te zijn om dat te doen. Ik ben daar erg terughoudend in. Ik heb dat zo-even al tegen mevrouw Van Gent gezegd. Wat mij betreft, mogen corporaties met slapend geld wel degelijk worden gedwongen om dat geld nuttig te besteden. Laat daar geen misverstand over bestaan! Maar als je kijkt naar het eigen vermogen van die corporaties, is het duidelijk dat een grootscheepse herstructurerings- en nieuwbouwopgave alleen maar te financieren is door de verkoop op grote schaal van het meest aantrekkelijke deel van het woningbezit. Daar is de SP een faliekant tegenstander van. Verkoop van het tafelzilver van de corporaties versterkt op termijn de woningnood voor inkomens van mensen met een modaal of nog lager inkomen.
Voorzitter. Vandaag staan wij op een keerpunt in de volkshuisvesting. Gaan wij het volk weer huisvesten, met de maatregelen zoals mijn fractie voorstelt? Of gaan wij door met liberaliseren en segregeren, zoals de regering nu doet? Gaan wij echte keuzes maken of blijven wij doormodderen? Laten wij wachttijden en wachtlijsten oplopen? Laten wij gezinnen creperen? Laten wij alleenstaanden voor altijd alleenstaand, omdat zij samen geen woning kunnen vinden? Blijven starters voor eeuwig starters? Moeten wij in de grote steden weer kinderen driehoog achter in pandjes van huisjesmelkers gaan opvoeden? Of kiezen wij gewoon voor de sociale wederopbouw van Nederland, met gewone huizen voor gewone mensen?
Mevrouw Verbugt (VVD):
Voorzitter. In grote lijnen kan de fractie van de VVD de door de regering gepresenteerde voornemens op het gebied van wonen en ruimte onderschrijven. Wij zijn ook blij met een aantal nieuwe beleidsaccenten in de begroting die nog concreet uitgewerkt zullen worden, maar ik realiseer mij daarbij ook dat wij nu weer praten met een demissionair kabinet. Dat neemt niet weg dat mijn fractie toch een aantal punten met deze demissionaire minister wil bespreken.
Ik zal beginnen met het uitspreken van onze bezorgdheid over de ingezakte nieuwbouwproductie. Die nieuwbouwproductie wil maar niet uit het dal komen. Het lijkt zelfs alsof die verder zal inkrimpen. De ambtsvoorganger van de minister heeft een aanjaagteam in het leven geroepen. Dan bedoel ik de task force woningbouwproductie. Het actieprogramma moet, zo vinden wij, voortvarend worden uitgevoerd. Hoe staat het daarmee? Het lijkt erop dat iedereen de uitgangspunten van die task force onderschrijft, maar ik stel vast dat er nog weinig tastbare resultaten te zien zijn. De vraag is of de bevoegdheden in de kolom van de woningproductie wel goed verdeeld zijn, zodat echt een slag gemaakt kan worden. De VVD-fractie vindt dat het Rijk niet de geëigende bestuurslaag is om die woningbouwproductie te realiseren. Dat kan de gemeente veel beter. Daarom willen wij de gemeenten ook meer bevoegdheden geven. Per slot van rekening hebben de gemeenten het beste zicht op de lokale woonbehoefte en kennen zij de woonwensen van hun burgers ook veel beter.
Ik zeg dit vooral met het oog op de uitwerking van de Vijfde nota, de Wet op de ruimtelijke ordening en het instrumentarium grondbeleid. Daarom zeggen wij tegen de minister dat hij moet uitvoeren wat de task force heeft voorgesteld, maar in aanvulling daarop wil de VVD-fractie twee nieuwe sporen inzetten om in de toekomst de dynamiek en de flexibiliteit beter te kunnen regelen.
1. Sta toe dat er meer plancapaciteit voor woningbouw ontwikkeld gaat worden door meer ruimte te geven in de Vijfde nota.
2. Zorg voor kortere planprocedures en ook meer slagkracht voor de gemeenten in de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening.
Dit betekent voor ons concreet: het behoud van artikel 19, een nadere afstemming met LNV over de uitleg van de Vogel- en Habitatrichtlijnen, een verdere stroomlijning van de bouwregelgeving en het sluitend regelen van het kostenverhaal.
Een nieuwbouwproductie van 100.000 woningen per jaar is voor de VVD geen doel, maar een middel om de doorstroming te bevorderen, de stedelijke herstructurering vlot te trekken en te voorzien in de hoge kwaliteitsvraag op de woningmarkt. Wij zien nu dat de nieuwbouwproductie ver achterop is geraakt en dus moeten wij iets doen. Ik zei net al dat de kwaliteitsvraag ingevuld moet worden. De VVD-fractie wil ervoor waken dat de kwaliteit onder druk van de aantallen naar de achtergrond wordt geschoven. Dat kan en mag niet het geval zijn. Ik ben ook blij dat de heer Duivesteijn dat punt heeft opgevoerd. Het feit dat wij meer willen bouwen mag niet ten koste gaan van kwaliteit en ook niet van de door ons nagestreefde versterking van de positie van de burger op de bouwmarkt. Kwaliteit en particulier opdrachtgeverschap staan voor mijn fractie nog steeds hoog op de politieke agenda.
Dat brengt mij wel tot de vraag hoe het staat met de invoering van de nieuwe grondexploitatiewet waar de vorige Kamer, dus in de vorige kabinetsperiode, al een standpunt over heeft ingenomen. Wij willen snel met stappen komen, ook om de gemeenten een beter kostenverhaal instrument te geven, om de free riders uit te sluiten en ook echt werk te maken van het particulier opdrachtgeverschap. Dat alles heeft te maken met de manier waarop wij aankijken tegen de inrichting van de ruimte. Mijn fractie houdt vast aan de eerder ingezette lijn: het Rijk stuurt op hoofdlijnen en daarbinnen geven de decentrale overheden, de provincies en de gemeenten, vorm aan de daadwerkelijke inrichting. Zo kunnen beslissingen die gaan over de woonomgeving van burgers ook heel dicht bij de burgers genomen worden. Voor de VVD kan de contingentenregeling op de helling, maar wij komen daar nog op terug in het notaoverleg over de ruimtelijke ordening.
De heer De Ruiter (SP):
Op dit moment zie je dat kleine gemeenten en plattelandsgemeenten de regie helemaal niet hebben en die ook niet willen nemen. Voor zover ze die wel nemen, bouwen ze alleen in het dure segment aan de rand van het dorp. Hoe gaat u dat oplossen? Bent u het met mij eens dat zij niet alleen aan de rand, maar ook in het dorp betaalbare woningen moeten bouwen?
Mevrouw Verbugt (VVD):
Ik vind dat u een wel heel pessimistische kijk heeft op de bestuurskracht die ook kleinere gemeenten hebben. Ook zij maken een bestemmingsplan en maken daarin keuzes, zoals de wet voorschrijft. Ook in kleinere gemeenten is er behoefte aan ouderenhuisvesting die heel goed gestapeld gerealiseerd kan worden, en die zie ik dan ook in landelijke gebieden verrijzen. Ik ben dus veel minder pessimistisch dan u.
De heer De Ruiter (SP):
Ik ben twaalf jaar gemeenteraadslid geweest en liep daar altijd tegenaan, omdat het ook gaat om de grondprijzen. Het is heel aantrekkelijk voor kleine gemeenten – dat zeggen ze ook zelf – om juist in het dure segment te bouwen, omdat dat meer oplevert, ook aan belastingen. Je ziet dus een tweedeling ontstaan. Was het maar zo dat er in de kleine steden voor mensen met lage inkomens wordt gebouwd. Natuurlijk worden er ouderenwoningen gebouwd – dat ga ik niet tegenspreken – maar je ziet nu de gang van de kleine naar de grote stad. Gaat u dat nu tegen?
Mevrouw Verbugt (VVD):
Ik begrijp uw redenering niet. Het lijkt mij logisch dat bouwen in grotere dichtheden veel meer opbrengt, althans waar het de grond betreft, dan bouwen in lage dichtheden. In dat opzicht spreekt u zichzelf tegen in uw redenering.
De heer De Ruiter (SP):
Nee, want in de dorpen worden nu juist kleine aantallen gebouwd. Er is immers maar een beperkte hoeveelheid ruimte. Die ruimte wordt opgeslokt door vooral villa's. Daarmee wordt de woningnood niet opgelost, integendeel, daarmee wordt de woningnood juist gestimuleerd.
Mevrouw Verbugt (VVD):
Als u verwacht dat de VVD een verbod op de bouw van villa's wil afkondigen, bent u aan het verkeerde adres. Wij vinden dat er gebouwd moet worden naar de behoefte en die behoefte is velerlei. Wij moeten dus een gevarieerd aanbod aan woonruimte creëren en daar hoort zowel het hoge als het lage segment bij.
Voorzitter. Met betrekking tot het voorontwerp van de wet op de ruimtelijke ordening wil ik de minister vragen om nog eens heel kritisch te kijken naar nut en noodzaak van het uitgebreide stelsel van algemene en bijzondere instructies. Ik hoor alle collega's zeggen dat wij echt met slagkracht moeten optreden als het gaat om minder regelgeving. Kijk dan ook eens naar de vraag of provincies en rijk wel bestemmingsplanbevoegdheid nodig hebben.
Wij zijn blij dat de minister vereenvoudiging van regelgeving, maar ook handhaving hoog in het vaandel wil schrijven. De goede bedoelingen van de minister ten spijt zijn wij toch wat ongerust over geluiden die wij opvangen over onder andere nieuwe sectorale procedures voor bijvoorbeeld de watertoets en de archeologievergunning. Wij zeggen: breng die in in het proces van de ruimtelijke ordening en integreer ze in de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening waar de minister nu mee bezig is. Is de minister daartoe bereid? Dan kan ook invulling worden gegeven aan de voorbeelden waar de CDA-fractie zojuist op doelde.
De minister wil verpaupering van de steden tegengaan door deze ook een aantrekkelijk woonmilieu te geven voor de midden- en de hogere inkomens. Welke rol ziet de minister daarbij voor de woningbouwcorporaties? Verkoop van huurwoningen kan niet juridisch worden afgedwongen; de minister komt niet verder dan een inspanningsverplichting. Ook is de bereidheid van corporaties om financieel bij te dragen in het proces van stedelijke herstructurering niet echt gewaarborgd. Hoe wil de minister bijvoorbeeld bevorderen dat collegiale financiering van de grond komt? In het debat over studentenhuisvesting hebben wij weliswaar een mooi voorbeeld daarvan gezien, maar ik stel vast dat het nog weinig navolging heeft gekregen. Wil de minister daarom bevorderen dat het maatschappelijk gebonden kapitaal van de corporaties ook voor de herstructurering wordt aangewend? Ziet de minister bijvoorbeeld mogelijkheden om via de nieuwe Woonwet dit punt aan te scherpen? Mijn fractie maakt zich er zorgen over of commitments en bijdragen van belangrijke spelers in het veld wel gewaarborgd zijn, om het beleid te kunnen waarmaken zoals in de begroting is neergelegd.
Zorgen maakt de fractie van de VVD zich ook over de betaalbaarheid van het wonen. Wij willen daar iets aan doen. Zo willen wij de OZB afschaffen. Zowel huurders als eigenaar-bewoners horen het financieel voordeel daarvan te ervaren. Voor de eigenaren is dat gemakkelijk zichtbaar te maken, maar hoe wil het kabinet bevorderen dat bij afschaffing van de OZB de verhuurders het eigenaarvoordeel doorsluizen naar de huurders? Is er op dat punt al gesproken met de corporaties en is daar ook al overeenstemming over bereikt, dan wel verwacht het kabinet dat te bereiken? Indien hierover geen afspraken te maken zouden zijn, overweegt de regering dan een wettelijke regeling? Kan de minister ons daar opheldering over verschaffen? In de begroting is al een taakstelling ten aanzien van het budget van individuele huursubsidie opgenomen, maar onduidelijk blijft nog hoe de beleidsvertaling is.
Voor de VVD-fractie is bevordering van het eigenwoningbezit een belangrijk doel. Als wij kijken naar de situatie op de woningmarkt, blijkt dat het eigen huis voor steeds minder mensen bereikbaar is. Vooral voor die groepen die voor het eerst een koopwoning willen bemachtigen en voor huishoudens met één inkomen is de droom van het eigen huis inmiddels al heel moeilijk te verwezenlijken. Het is rond uit alarmerend, vinden wij, dat vijf jaar geleden nog de helft van de Nederlandse huishoudens genoeg verdiende om een gemiddelde woning te kunnen kopen en dat nu anno 2002 nog maar minder dan eenderde dat kan. Jan Modaal lijkt daarmee kansloos te worden om een woning te kopen. Voor een politieagent of een verpleegster is enkel nog een koopappartement in Friesland bereikbaar, maar wij hebben die mensen ook elders in het land nodig. Uit recente cijfers van de Nederlandse Vereniging van Makelaars blijkt dat inmiddels al voor startende tweeverdieners de grens van het haalbare dichtbij komt. Dat begint echt zorglijk te worden.
Het plan van de Partij van de Arbeid voor aftopping van de hypotheekrenteaftrek wijzen wij af. Het werk averechts doordat de doorstroming stagneert en de prijs van koopwoningen in het lage prijssegment erdoor wordt opgestuwd. De VVD wil de bereikbaarheid van koopwoningen vergroten door op de eerste plaats een dikke streep te zetten door het beleid van kunstmatige schaarste aan bouwgrond. Die schaarste was destijds een politieke keuze om de grondprijs op te stuwen. Die hoge grondprijs moest als melkkoe dienen om het dure Vinex-beleid te financieren. De VVD wil nu dat die melkkoe naar het slachthuis gaat en dat het Vinex-beleid van tafel gaat. De VVD heeft jaar na jaar gewaarschuwd voor de desastreuze gevolgen van het Vinex-beleid voor de betaalbaarheid van het wonen en de toegankelijkheid van de koopwoningmarkt. De burger loopt nu op tegen peperdure kavels. De VVD vindt dat dit soort beleid om moet. Hef de kunstmatige schaarste op en zorg dat er straks bij de uitvoering van het nieuwe ruimtelijkeordeningsbeleid veel meer plekken komen om te bouwen. Zorg ook dat de burger de vruchten kan plukken van meer marktwerking. Zorg dat er meer concurrentie komt op de markt, desnoods door een inbreuk te maken op de zelfrealisatie in het grondbeleid.
Dat is het spoor van de ruimtelijke ordening. Daarin zit natuurlijk altijd een langeretermijneffect. Voor de korte termijn willen wij ook iets doen, namelijk via het vergroten van het aanbod koopwoningen door de verkoop van corporatiewoningen met 30% korting. Er zijn nu al kortingsregelingen. Alleen, die zijn weer gekoppeld aan een aantal voorwaarden waaraan in de praktijk in heel veel gevallen niet kan worden voldaan. Dus hoeven de corporaties die korting niet te geven. Daarom zeg ik: verbeter de kortingsregelingen en laat in principe ook zittende huurders die geen recht hebben op koopsubsidie profiteren van de korting van 30% en schaf de verplichting van corporaties af om de verkoop van huurwoningen aan natuurlijke personen die zelf in dat huis gaan wonen te melden aan de minister. Daarmee kan de procedure worden versneld. Ook wij willen niet dat er met die kortingen wordt gespeculeerd. Om speculatie tegen te gaan zou kunnen worden ingevoerd dat als een koper profiteert van een korting van 30% hij deze korting aan de corporatie terugbetaalt als hij het huis doorverkoopt. Ziet de minister daartoe mogelijkheden, eventueel in combinatie met een geclausuleerd kooprecht voor zittende huurders?
Ook de fractie van de VVD bereiken dagelijks klachten van burgers over uitvoering van de IHS. Meerdere collega's hebben er al over gesproken. Voorschotten laten op zich wachten en het departement is nog steeds niet telefonisch bereikbaar voor vragen. Eerder heeft de minister ons beloofd dat omstreeks september de problemen zouden zijn opgelost. Nu wordt het januari voor het zover is. Waarom moet het zoveel langer duren?
Een van de dingen die wij onvermijdelijk op ons af zien komen is de vergrijzing. Nu al wordt volgens sommige berekeningen het tekort aan seniorenwoningen becijferd op 140.000. Duidelijk is in ieder geval dat het doel van voldoende geschikte ouderenhuisvesting en voldoende diversiteit nog niet is bereikt. Het tekort wordt zelfs nog groter. Ik begrijp uit de schriftelijke antwoorden dat de woonzorgstimuleringsregeling wordt afgebouwd en dat het experiment met het persoonsgebonden budget woonzorg gewoon geen doorgang vindt. Hoe denkt de minister zonder aanvullende stimuleringsregeling de vergrijzingsgolf op de woningmarkt op te vangen? Wat mogen wij op korte termijn aan beleidsintensiveringen verwachten?
De VVD is blij met meer geld voor veiligheid in en om de woning. Ik denk daarbij vooral ook aan de sanering van onveilige situaties bij een aantal spooremplacementen in stadscentra of zelfs aan het verplaatsen daarvan. Er is recent nog een ongeval gebeurd op het emplacement Amersfoort, maar ook op andere plaatsen in ons land doen zich knelpunten voor. Dit zijn soms echt nijpende knelpunten, waar zelfs niet meer kan worden voldaan aan de risiconormen die hier in regelgeving zijn vastgelegd. Ik noem bijvoorbeeld Venlo.
De minister van VROM antwoordde de Kamer vorige week dat de nadruk ligt op het verplaatsen van een aantal spooremplacementen uit stadscentra. Waar technische aanpassingen geen uitkomst kunnen bieden, wordt gezocht naar uitplaatsing naar een andere lokatie. Daarvoor worden middelen gereserveerd. De minister wijst zelf op de toezegging om bovenop de pagegelden nog eens 90 mln euro beschikbaar te gelden voor bepaalde knelpunten, waaronder bijvoorbeeld Venlo. Op de dag dat deze antwoorden bij de Kamer worden ontvangen, vernemen wij uit de media dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat niet wil meewerken aan verplaatsingen. Vandaag komt de verrassing dat ook de minister van VROM terugtrekkende bewegingen begint te maken. Waar zijn wij mee bezig? Wij willen allemaal werken aan meer veiligheid. Wij vragen van gemeenten en van bedrijven meer inspanningen. Dan kan het Rijk toch niet berusten als complete binnensteden zijn bloot gesteld aan onacceptabele veiligheidsrisico's. Kan de minister ons opheldering verschaffen? Wil hij toezeggen dat daar waar risico's niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden terug gebracht, verplaatsing uit dicht bevolkte binnensteden nog steeds een beleidsoptie is?
De begroting onthult ambitieuze plannen voor de Rijksgebouwendienst. De regering wil de Rijksgebouwendienst tot een voorbeeld maken voor andere vastgoedorganisaties. Dit zijn mooie voornemens, maar die ambities staan in schril contrast met de constatering in een artikel in De Telegraaf van 20 oktober jongstleden dat er sprake zou zijn van een wijdverbreide corruptie bij de Rijksgebouwendienst en zelfs van een graaicultuur ten koste van de belastingbetaler. Dit zijn zware aantijgingen. Wil de minister hierop reageren? Als hiervan iets waar is, wat zal de minister dan doen om orde op zaken te stellen?
De Tweede Kamer heeft bij amendement 70 mln euro vrijgemaakt voor een nieuw stadshart voor Dieren. Wij vinden hiervan maar 14 mln euro terug op de begroting van VROM. Waar is het resterende geld?
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. Er is al veel gezegd door andere woordvoerders en ik wil op dit late uur niet in herhaling vallen. Ook de demissionaire status van het kabinet verdient kortheid.
Mijn fractie maakt zich net als iedereen bezorgd over de stand van de woningmarkt. Starters en studenten hebben het heel erg moeilijk. De woningbouwmarkt zit zo vol en verstopt als het putje van een studentenhuis, althans van de studentenhuizen waarin ik tijdens mijn studie heb gewoond. Het stroom niet door. De hele Tweede Kamer vindt dat er weer sprake is van woningnood en de vraag is nu hoe de markt kan worden opengebroken. Volgens mijn fractie wordt de gewenste doorstroming echt niet alleen bevorderd door het bouwen voor de genoemde doelgroepen, maar ook door het realiseren van huizen voor andere groepen. Dus niet alleen maar goedkope sociale huurwoningen, maar én-én. Uit het boekje Cijfers over wonen blijkt dit ook. Hieruit blijkt dat in 41% van de goedkope voorraad sprake is van scheefwonen, mensen die dus eigenlijk te veel verdienen voor het huis waarin zij wonen. Zij zouden dolgraag verhuizen naar een duurder huis, maar zij kunnen niets vinden. Daarom pleit mijn fractie voor het versneld bouwen van woningen voor de middenklasse, duurdere huurwoningen en middeldure koopwoningen.
De task force woningbouwproductie heeft begin dit jaar aan de Kamer gerapporteerd. De conclusie was dat alles in strijd is met alles. De task force legde de bal bij de diverse overheden door te stellen dat er voldoende plancapaciteit moet komen voor woningen. Met andere woorden: er moet meer ruimte komen om te bouwen. Binnen de steden moet zo snel mogelijk worden gebouwd, de ruimte moet intensiever worden gebruikt, de samenstelling van de bevolking moet in de gaten worden gehouden, er moet aan veel regels worden voldaan. Deze minister wil wat aan het woud van regels doen. Dat is mooi, maar wij zijn bang dat in de tussentijd in die gemeenten onvoldoende aandacht wordt besteed aan milieu en externe veiligheid. Wij krijgen uit veel gemeenten signalen dat door de grote druk op de woningbouw voor externe veiligheid te weinig aandacht is. Kan de minister bevestigen dat er echt wat is geleerd van, bijvoorbeeld, Enschede?
Over de uitbreiding van steden dan wel buurtgemeenten krijgt, als het aan D66 ligt, in plaats van de gemeenten de provincie meer te zeggen. Onze keus is dus anders dan die van het kabinet. De woningmarkt is volgens ons namelijk een regionale markt. Hoewel ik hiermee vooruitloop op de behandeling van de ruimtelijke ordening, wil ik dat wel genoemd hebben. De bescherming van bestaand groen, waardevolle landschappen, natuur en milieu is voor ons een belangrijk uitgangspunt. Bepalen waar je niet wilt bouwen, is minstens zo belangrijk als bepalen waar je wel wilt bouwen. Waarom kiest de minister niet voor decentralisatie op provinciaal niveau in plaats van op gemeentelijk niveau?
Wij waren blij om te lezen dat het demissionaire kabinet oog heeft voor de leefbaarheid. Wel zijn wij benieuwd hoe het kabinet dit wil uitwerken in de nieuwe woningbouw. Het zegt iets over groen voor rood, maar wat zij de consequenties voor de woningbouw? Hoe wordt gezorgd voor voldoende groen in en rond de woningbouw? Hoe voorkomen we dat groen in een nieuwe woonwijk altijd sneuvelt als er een financiële tegenvaller is? Leidsche Rijn en IJburg kunnen hier als voorbeeld dienen: er hoeft maar iets tegen te zitten en het eerste waarop wordt gesnoeid, is het groen. Is dit niet een taak voor de overheid in plaats van voor projectontwikkelaars?
Een ander belangrijk knelpunt bij de teruglopende bouwproductie is het proces van grondverwerving en grondexploitatie. Als ik goed ben geïnformeerd, dan is het nog steeds zo dat de kwaliteitstoevoeging tijdens de projectontwikkelingsfase leidt tot een verhoging van de grondquote. Initiatieven om die grondquotebenadering los te laten, gaan mijn fractie iets te langzaam. Wat doet de minister eraan om dit te versnellen?
Woningcorporaties hebben een belangrijk aandeel in de realisatie van woonruimte. De vrijstelling van fiscale lasten is echter teruggedraaid – ik heb het over de overdrachtsbelasting en de vennootschapsbelasting. Vorig jaar werd bij de behandeling van de nota Wonen een motie ingediend waarin werd gevraagd om de handhaving van de vrijstelling. Die motie werd destijds gesteund door CDA, D66, GroenLinks en SP. Wat heeft dat terugdraaien voor effecten gehad op, bijvoorbeeld, de huurprijzen. Is de minister nog steeds tevreden over die maatregel?
Ik heb het al eerder gehad over mijn ervaringen met studentenhuisvesting. De minister heeft een verruiming van de verlengingstermijn met betrekking tot de tijdelijke bewoning van slooppanden aangekondigd, die ertoe dient dat panden in oude stadswijken langer kunnen worden bewoond. Een belangrijke vraag hierbij is of de minister bereid is om de huidige situatie, waarin panden formeel niet meer bewoond mogen worden als een termijn van drie jaar is verstreken, te gedogen. Er zijn natuurlijk meer manieren om de huisvestingsproblemen van studenten op te lossen. De minister sprak zelf al van een tijdelijk bewoonbaar maken van kantoorpanden voor studenten. Dat voorstel kunnen wij steunen. Er is echter meer mogelijk. Kan de minister er geen werk van maken om etalages boven winkelruimtes ruimer voor bewoning beschikbaar te maken? Er zijn nu allerlei problemen: een aantal winkeliers slopen nu de trappenhuizen uit hun winkels, zodat er überhaupt geen woningen meer gerealiseerd kunnen worden. Wat kan de minister daaraan op rijksniveau doen?
Stedelijke vernieuwing gaat om veel meer dan het bouwen van woningen; het draait ook om het maken van duurzame leefomgevingen. Voor ons is het van den gekke dat juist dit kabinet bezuinigt op stedelijke vernieuwing. In de bijlage die wij vandaag ontvingen, kwam daar nog eens een bezuiniging van 55 mln bovenop. Nog erger is dat een deel van die middelen wordt ingezet voor het project service gerichte overheid, wat een basistaak van het ministerie is en dus gewoon uit een ombuiging in de apparaatskosten moet worden gefinancierd. Deze minister wilde toch minder plannen maken en meer uitvoeren? Daarvoor heeft hij de gevolgen van de taakstelling binnen zijn eigen ministerie op te lossen.
Nog een andere zorg van D66: de betrokkenheid van burgers bij woningbouw en herstructureringen. Dat zou in de nieuwe Woonwet moeten worden vastgelegd. Die laat op zich wachten, wat mij benieuwd maakt naar de visie van de minister. Het zal niemand verbazen dat de D66-fractie de betrokkenheid van burgers erg belangrijk vindt. Hun aanwezigheid is de sterkste garantie om oog te houden en te hebben voor veiligheidsrisico's, groen in de buurt en gemeenschappelijke en bereikbare voorzieningen als openbaar vervoer. Wat is de visie van de minister hierop? Of is "inspraak" intussen een vies woord geworden? Als de minister dat vindt, wat is dan het alternatief?
Ten slotte is de D66-fractie van mening dat het belachelijk is dat het kabinet zich nu al rijk rekent aan verminderde uitgave aan huursubsidie dankzij het afschaffen van de OZB. Het is natuurlijk te gek voor woorden dat de kosten voor volkshuisvesting over de rug van de individuele beleidsvrijheid van gemeenten worden verminderd. Het is ook gek dat dit nu al in de begroting wordt ingecalculeerd. Mijn fractie heeft al vaker gezegd dat zij het belachelijk vindt dat het kabinet de OZB wil afschaffen, maar de kracht zit hem wat dit betreft wel in de herhaling.
De heer Van Dijke (ChristenUnie):
Voorzitter. De ambitie voor deze minister van VROM is, en de verkiezingsuitslag zal daarmee ongetwijfeld voor een deel te maken hebben, een veilige en aantrekkelijke leefomgeving. Het onbehagen dat op 15 mei zichtbaar werd, had immers voor een belangrijk deel zijn wortels in de Rotterdamse, Amsterdamse, Utrechtse en Haagse volkswijken. Desondanks mis ik in deze begroting het gevoel van urgentie dat wij op dit moment mogen verwachten. Veel oud beleid is opnieuw in de etalage gezet. Ik denk daarbij aan de voorlopige intentieafspraken met gemeenten, de verbreding van het voorkeursrecht gemeenten, het Centraal fonds volkshuisvesting en natuurlijk de liberale stokpaardjes zoals het particulier opdrachtgeverschap en het vergunningvrij bouwen. Maar nota bene op het budget voor stedelijke vernieuwing wordt bezuinigd.
Dat is een verkeerd signaal naar gemeenten en projectontwikkelaars, maar ook naar de burgers. Ik vraag mij af of de minister wel de juiste prioriteiten stelt. Ook in het advies van de VROM-raad, dat gisteren werd gepresenteerd, wordt aangedrongen op daadkracht op het terrein van stedelijke vernieuwing. Juist dit kabinet moet zich verantwoordelijk voelen voor het verbeteren van de leefsituatie van de allochtone en autochtone bevolking in de achterstandswijken. Draait uitgerekend deze minister van VROM niet om de hete brij van het onbehagen heen?
De enige nieuwe beleidslijn die het kabinet op het terrein van stedelijke vernieuwing voorstelt, is het aantrekkelijker maken van het wonen voor mensen met midden- en hogere inkomens in het stedelijk gebied. Wil de minister vertellen welke visie op integratie hierachter schuilgaat? Streeft hij naar sociale en etnische vermenging of staat hem juist concentratie voor ogen? De VROM-raad adviseert, af te stappen van het vermengingsmodel. Eerlijk gezegd had ik van deze minister, en van dit gehele kabinet, een helderder visie op dit onderwerp verwacht. Zijn begroting stelt mij op dat punt teleur. In dit licht vindt de ChristenUnie-fractie het van belang wat de bewoners, allochtoon en autochtoon, zelf over dit thema denken. Acht de minister dit ook van belang? Ik nodig hem graag uit, eens klare wijn te schenken over zijn visie op dit centrale vraagstuk in de multi-etnische samenleving.
De vrijblijvendheid die uit de begroting spreekt over de rol van corporaties, draagt niet bij aan het onder de indruk komen van de daadkracht van deze minister. Corporaties kunnen nu al gebruik maken van zo'n 35 mln euro uit het vereveningsfonds, maar de minister schrijft dat dit eigenlijk nog nauwelijks gebeurt. Het is natuurlijk van belang, te weten waarom die corporaties geen gebruik van het College sluitend stelsel? Ligt het aan het probleem dat de gemeenten niet tot afdwingbare afspraken kunnen komen om de corporaties hun vermogen te laten aanwenden voor die stedelijke herstructurering?
Vanuit de G-4 wordt zelfs gepleit voor een noodwet om de transformatieopgave door te kunnen drukken. Is de minister van oordeel dat deze problematiek in de wijken dergelijke vergaande maatregelen rechtvaardigen? Zou de Experimentenwet stad en milieu hiervoor geschikt zijn? Het wetsvoorstel om de Wet voorkeursrecht gemeenten te verbreden naar alle gemeenten kan ook bijdragen aan een snellere projectrealisatie. Maakt de minister overigens haast met het wetsvoorstel voor de bredere grondexploitatievergunning? Ik vraag mij echt af waarom het toch allemaal zo lang moet duren.
Naast de bestrijding van de verloedering van oude stadswijken, valt er voor de minister van VROM politieke eer te behalen aan het wegnemen van de structurele barrières op de woningmarkt, zowel in het koop- als in het huursegment. Met name voor starters is het steeds moeilijker om een woning te krijgen. Allereerst is er de achterblijvende nieuwbouwproductie. Evenals vorig jaar wijzen de bouwprognoses uit dat het geambieerde niveau van 650.000 nieuwe woningen tot 2010 helemaal niet wordt gehaald. Vorig jaar pleitte de ChristenUnie-fractie voor vereenvoudiging van bouwregels. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Heeft de minister kennisgenomen van de aanbeveling van de VNG om de regels te vereenvoudigen? Wil hij op die suggestie van de VNG reageren?
Vervolgens is er onvoldoende doorstroming, met name in het huursegment. De scheefheid in het wonen moet echt worden bestreden. De mensen van wie het inkomen stijgt, moeten worden gestimuleerd om plaats te maken voor mensen met lagere inkomens. Begrijp ik goed dat met de hervorming van de huursubsidie juist het tegenovergestelde neveneffect wordt bereikt? Immers, zo lees ik: "opbrengsten" – van de hervorming – "worden benut om de afname van de individuele huursubsidie naarmate het inkomen stijgt geleidelijker te maken". Graag een reactie.
Over de voornemens om de huursubsidie te hervormen ben ik overigens in het algemeen niet helemaal gerust. De minister zou er niet onverstandig aan doen om de drastisch gewijzigde economische omstandigheden, die veel mensen in de problemen brengen – denk aan werkloosheid, invoering euro, schulden en dergelijk – mee te wegen wanneer hij met voorstellen komt. Wil hij dit toezeggen? In dit verband wil ik ook de debatten in herinnering brengen over de fiscalisering van de huursubsidie. De Kamer heeft een ook door ons gesteunde motie aangenomen om hier werk van te maken. Minister Remkes verwees toen consequent naar de formatieronde, maar die heeft niets opgeleverd, alleen omdat voormalig minister Zalm er niets in zag. Hoe staat deze minister tegenover fiscalisering? Dat zou het probleem dat de LPF-fractie signaleert, op een handige manier kunnen vormgeven.
Wat de studentenhuisvesting betreft is het goed dat er eindelijk beleid wordt voorgesteld. Wij zien de wetswijziging dan ook met belangstelling tegemoet. Voorts steunen wij de inzet van de vorige staatssecretaris omtrent de verkoop van huurwoningen. Hoewel wij niet blind zijn voor de nadelen, gaat de fractie van de ChristenUnie ervan uit dat wij van eigenwoningbezit positieve effecten mogen verwachten wat betreft woningonderhoud en zorg voor de woonomgeving. Wij hebben wel twee vragen. Wat vindt de minister van een eerste terugkooprecht voor de corporatie om te garanderen dat de voorraad socialehuurwoningen op peil blijft? Hoe stelt de minister veilig dat het vermogen dat de corporaties zodoende accumuleren, wordt aangewend voor maatschappelijke prioriteiten?
Bij het notaoverleg zullen wij spreken over de problematiek op het platteland en van de kleine kernen. Mijn fractie juicht het toe dat er eindelijk schot lijkt te komen in het stellen van bindingseisen via de Huisvestingswet. Het voorstel in de nota Ruimte om gemeenten ruimte te geven om te bouwen voor de eigen bevolkingsaanwas, sluit aan bij het door ons gevoerde pleidooi bij de Vijfde nota. Welke waarborgen komen er om zeker te stellen dat de gegeven ruimte voor woningbouw niet alsnog wordt aangewend voor woningen in het dure segment? De nieuwe woningbouw moet het gemeenschapsleven in de dorpen wel ten goede komen. Hoe garandeert de minister dat?
Tot slot vraag ik aandacht voor een onderwerp dat ten onrechte niet in de begroting voorkomt, namelijk geluidsoverlast door buren. Structurele geluidsoverlast is een beduidende inbreuk op de privacy en op de psychische rust van mensen. Het is voor veel mensen zelfs de hoofdreden om te verhuizen! Ik vraag aandacht voor deze problematiek en een onderzoek naar de mogelijkheid van effectievere juridische bescherming van bewoners tegen geluidhinder. Wil de minister dit toezeggen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijnheer de voorzitter. In voorgaande jaren waren de begrotingen van VROM vaak nogal beleidsarm. Bij debatten liep je er tegenaan dat de grote nota's eraan kwamen of al verschenen en besproken waren. Ook deze begroting kent naar verhouding weinig nieuwe beleidsvoornemens. Bovendien spreken wij hier met een demissionair kabinet, wat ook zijn beperkingen oplevert. Daar komt bij dat wij ons vandaag zouden richten op het onderdeel wonen. Niettemin – dat is vanavond wel gebleken – zijn er ook op dit terrein heel wat aanknopingspunten voor een zinvol debat.
Niet voor niets is al heel wat keren het woord "woningnood" gevallen. Het is een belangrijk thema dat de doelstellingen voor de woningproductie bij lange na niet zijn gehaald. Er worden te weinig nieuwe huizen gebouwd. Dat probleem speelt al langer. In de begroting bestaat daarvoor ook serieuze aandacht. Een pasklare oplossing is natuurlijk niet voor handen. Eén van de punten die hierbij zeker speelt en waarvoor mijn fractie pleit, is om in te zetten op een vereenvoudiging en stroomlijning van regelgeving. Bij het realiseren van nieuwbouwwoningen is zorgvuldigheid uiteraard een vereiste, maar de huidige tegenvallende bouwcijfers kunnen aansporen om hier werk van te maken en de strijd tegen de stroperigheid aan te gaan. Wat ziet de minister in dit verband in de recente voorstellen van de VNG om het bouwtempo te versnellen? Andere fracties hebben vanavond reeds een aantal van die voorstellen genoemd. Ik zou graag een reactie van de minister krijgen op de voornemens die in het brochure "Tempo met regels" zijn vervat.
Ik wil graag de vinger leggen bij een bijzondere woningnood, namelijk de beschikbaarheid van een adequaat woningaanbod in het landelijk gebied, in het bijzonder voor starters en eenverdieners. Het is alweer een paar jaar geleden dat de regering via een motie van mijn hand is verzocht om te onderzoeken op welke wijze kan worden bevorderd dat in het landelijk gebied een afdoend woningaanbod wordt gewaarborgd voor starters. Ik constateer met vreugde dat deze problematiek nu ook expliciet in de begroting wordt erkend. Er wordt uitgesproken dat er ten minste ruimte moet zijn om de eigen bevolkingsgroei op te vangen. Dit wordt in de stellingnamebrief ook onderstreept. Een vraag in het verlengde hiervan is, wat de regering verder aan Jan modaal kan bieden om een betaalbaar rijtjeshuis te kunnen bemachtigen en niet alleen een appartement in Friesland. Ik begrijp dat de rol van de regering op dit vlak natuurlijk niet overschat mag worden, maar welke mogelijkheden ziet de minister in dezen?
Naast het ruimtelijke spoor wijs ik op de woonruimteverdelingslijn. Eveneens enkele jaren geleden is een motie aanvaard waarin de regering wordt verzocht om bij de vaststelling van het Huisvestingsbesluit de maximale koopprijsgrens voor het stellen van bindingseisen te relateren aan de fors gestegen huizenprijzen. Ook dit kan het mede mogelijk maken dat de aanwas van de eigen bevolking desgewenst in het eigen dorp kan blijven wonen. Die moties moeten hun doorwerking krijgen, ook via wijziging van de Vijfde nota en de tweede novelle met betrekking tot het Huisvestingsbesluit dat thans onder de Kroon is. Ik begrijp dat de minister over dat laatste niets kan zeggen, ik wil echter wel graag de toezegging dat dit nu heel voortvarend wordt aangepakt. Kan de minister iets zeggen over het tijdpad en over de richting waarin dit zijn vertaling krijgt?
Een ander terrein dat de aandacht vraagt, is de huisvesting van ouderen. Het is al gezegd, Nederland vergrijst, grote zorgen zijn op zijn plaats als het gaat om de beschikbaarheid van woningen voor ouderen. Is het juist dat er nu reeds een tekort bestaat van 140.000 seniorenwoningen, zoals gemeld wordt door de ouderenorganisaties? Om die reden dring ik er bijzonder op aan om de bouw van die woningen extra prioriteit te geven. Ook de woningen voor ouderen die steeds langer zelfstandig willen blijven wonen moeten adequaat zijn ingericht. Zij moeten worden gericht op zorg en dienstverlening op maat. Ik sluit mij aan bij de vragen over het perspectief van de woonzorgstimuleringsregeling.
De regering hecht veel waarde aan veilige en leefbare steden. De forse bezuiniging op het budget voor de investeringen in stedelijke vernieuwing staat hier echter haaks op; niet alleen de aanpak van veiligheid maar ook van luchtverontreiniging, geluid en externe veiligheid wordt hiermee gefrustreerd. Hoe verhoudt zich dit tot het aantrekkelijk willen maken van steden, juist ook voor de midden en hogere inkomens?
De begroting bevat op allerlei punten weinig schokkende nieuwe voorstellen. Wel wordt een ingrijpende hervorming van het huursubsidiestelsel in het vooruitzicht gesteld. Waarom wordt hieraan zo'n zwaar gewicht gehecht en bijvoorbeeld niet aan de voortgang van de niet minder belangrijke nieuwe Woonwet?
Een ander punt waarop ik ook een duidelijk accent in de begroting aantref, is een ferme aanpak van illegale bewoning. Hoe ziet de minister de rol van de woningcorporaties in dezen en welke activiteiten wil hij concreet ondernemen op dit vlak? En welke mogelijkheden ziet de minister om illegale bewoning daadwerkelijk aan te pakken als een strikt beleid van terugkeer en uitzetting niet gegarandeerd is? Illegalen uit een woning zetten is een ding maar waar blijven die mensen vervolgens?
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De regering zal, zoals u weet, donderdagavond antwoorden.
Sluiting 23.21 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20022003-1208-1227.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.