Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Blok aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de brief van de gemeente Groningen d.d. 7 november jl. over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Op 7 november jongstleden hebben B en W van de gemeente Groningen een brief gestuurd aan minister Nawijn, waarin ze onder meer mededelen dat de gemeente geen medewerking zal verlenen aan het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers, voor zover die al voor 1 juli 1998 in de gemeente Groningen aanwezig waren.

Ik moet zeggen dat ik het een origineel novum vind dat een gemeente aankondigt, zich niet te willen houden aan een democratisch aangenomen wet, tot op het moment – zo gaat de brief verder – waarop een nieuw kabinet gevormd is. Wat de VVD betreft, moeten democratisch aangenomen wetten gewoon gehandhaafd worden en daarom wil ik de volgende vragen aan de minister stellen.

Welk advies geeft u aan politieagenten in Groningen wanneer zij de komende tijd geconfronteerd worden met burgers die zeggen: ik stop maar eens niet voor een rood stoplicht, of, ik betaal maar eens geen parkeer boetes totdat er een nieuw kabinet is, omdat B en W van mijn stad, die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde, ook een wet hebben aangewezen waar zij zich voorlopig niet aan willen houden totdat er een nieuw kabinet is?

De kern van de zaak is deze: het beëindigen van de opvang c.q. het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers is natuurlijk een heel vervelende procedure. Dat zal niemand ontkennen, maar het is helaas noodzakelijk als sluitstuk van het vreemdelingenbeleid om te voorkomen dat er steeds weer een telefoontje naar de mensensmokkelaars gaat dat luidt: in Nederland kun je uiteindelijk altijd blijven.

Daarom is mijn volgende vraag aan de minister: hoe wil hij invulling geven tegenover de gemeente Groningen aan de passage in het Strategisch akkoord die luidt dat er door gemeenten geen vervangende opvang geboden mag worden aan uitgeprocedeerde asielzoekers? Deze passage is, voor de goede orde, nog eens expliciet herhaald door premier Balkenende bij de algemene beschouwingen.

Hoe wil de minister, opnieuw tegenover de gemeente Groningen, invulling geven aan het hoofdstuk uit het Strategisch akkoord dat zo treffend getiteld is: de overheid handhaaft en handelt?

Minister Nawijn:

Voorzitter. Ingaande op de eerste vraag kan ik u duidelijk zeggen dat ik vind dat wetten in Nederland gehandhaafd moeten worden en dat betekent ook dat niemand door rood licht mag rijden. Ook betekent dit dat de gemeente zich moet houden aan een wet die in deze Kamer is vastgesteld. De gemeente Groningen moet zich dus houden aan de uitgangspunten van de Vreemdelingenwet 2000 en het stappenplan dat door deze Kamer is vastgesteld. Een gemeentebestuur mag, net zo min als burgers, de wet niet overtreden.

Gevraagd wordt voorts welke invulling ik hieraan zal geven. Ik heb de brief van de gemeente Groningen inderdaad ontvangen. Ik vind deze brief volstrekt onacceptabel en deze week nog zal ik aan de gemeente Groningen kenbaar maken dat dit niet kan, sowieso al niet omdat de gemeente zich moet houden aan de wet en verder omdat ik mij gebonden acht aan wat in het Strategisch akkoord staat, namelijk dat gemeenten geen aanvullende opvang mogen bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers.

Ik zal mij dus wenden tot de gemeente Groningen en haar reactie afwachten. Ik vind overigens niet dat de gemeente Groningen de vrijheid heeft om te wachten op een nieuw kabinet alvorens te handelen. De gemeente Groningen moet gewoon doorgaan. Wat ik de gemeente vooral kwalijk neem – en ik zal dat ook heel stevig tot uitdrukking brengen – is dat de gemeente Groningen de kans had om deze uitgeprocedeerde asielzoekers over te dragen aan de zorg van het COA. Dan had zij dat probleem niet gehad. Zij heeft daarvoor niet gekozen en nu weigert zij uitvoering van de wet. Dat vind ik onacceptabel.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij komt mij een stukje tegemoet, maar nog niet geheel. Verleden week heb ik in het begrotingsdebat gewezen op het risico dat steeds meer gemeenten eigen opvang zullen verlenen, omdat mede door de lange tijd die de minister voor deze problematiek heeft genomen, onduidelijkheid is gecreëerd over de lijn die de regering volgt voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Op het moment dat ik die woorden uitsprak, heeft de gemeente Groningen deze brief geschreven.

Wat gaat de minister doen als de gemeente Groningen haar beleid niet wijzigt? Is hij dan bereid verdere stappen te nemen dan alleen maar praten?

Ik heb ook een vraag over de andere gemeenten. Helaas heb ik gelijk gekregen over de vervolginitiatieven van gemeenten. Hoe zal de minister ervoor zorgen dat op zo kort mogelijke termijn een einde komt aan deze onduidelijkheid, waardoor steeds meer gemeenten deze stappen zullen nemen en steeds vaker bij de burger het beeld zal ontstaan dat de overheid haar eigen wetten niet handhaaft?

Minister Nawijn:

ik heb al aangegeven dat ik een brief zal schrijven aan de gemeente Groningen. Als de gemeente Groningen geen medewerking verleent, zal ik de Vreemdelingendienst opdracht geven om uitgeprocedeerde asielzoekers uit het land te verwijderen.

Wat de andere gemeenten betreft ben ik tijdens de begrotingsbehandeling uitvoerig ingegaan op mijn beleid voor de gemeenten. Ik heb ook gemeld dat ik met de VNG in overleg ben en daaromtrent een goed overleg heb gestart. Ik heb ook gezegd dat ik voor 1 december met de uitkomst van dat overleg kom en dat ik de Kamer daarvan op de hoogte zal stellen. Ik blijf daar ook bij.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Gent. Evenals verleden week wijs ik erop, dat u de ene minuut spreektijd voor vervolgvragen ook kunt opknippen in snelle heen-en-weervragen om aan het euvel van een onvoldoende antwoord tegemoet te komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Ik ben toch trots op mijn stad Groningen dat dit besluit is genomen door een breed college van VVD, CDA, Partij van de Arbeid en GroenLinks. De gemeenten worden opgezadeld met een probleem, want zijzelf kunnen geen mensen uitzetten. Het lijkt mij dat men een aardig compromis heeft gevonden. Niet alleen de gemeente Groningen, maar ook de VNG heeft inmiddels een brief geschreven. Daarin schrijft zij dat er voor deze groep eigenlijk een specifiek pardon zou moeten komen. Wat is de mening van de minister over deze brief?

Ik heb ook een vraag aan de CDA-fractie. Op 23 april 2002 hebben wij gesproken over de uitgeprocedeerde asielzoekers. De heer Wijn, die toen nog kamerlid was, heeft toen namens de CDA-fractie gezegd dat wel opvang moet worden geboden voor onder andere deze groep. Ik hoop en ik neem aan dat de CDA-fractie nog steeds achter deze mening staat. Wij moeten nu geen ad-hocbeleid voeren, want deze mensen komen op straat terecht. Het is toch heel sociaal van de gemeente Groningen dat zij zich verplicht voelt om voor haar inwoners opvang te verzorgen.

Minister Nawijn:

Voorzitter. Ik denk absoluut niet aan een generaal pardon. Verder heb ik verleden week tijdens de begrotingsbehandeling gezegd, dat ik op 6 november een brief naar de VNG heb gezonden. Daarin heb ik aangekondigd dat ik met de VNG en de gemeenten wil bekijken hoe wij de problematiek gezamenlijk beter kunnen aanpakken. Dat betekent geen generaal pardon, maar wel dat wij zullen bekijken hoe wij mensen die zijn uitgeprocedeerd, op een meer humanitaire wijze kunnen begeleiden. Daar blijf ik bij. Ik heb mij ook het recht voorbehouden, zoals ik al vaker heb gezegd, om in zeer schrijnende individuele gevallen in te grijpen en anders te beslissen. Dat is mijn beleid.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voor het CDA staat het uitzettingsbeleid voorop, zoals ook mijn voorganger diverse keren heeft gezegd. Tot die tijd hebben gemeenten en rijksoverheid hun eigen verplichtingen. Het is wel zo dat het gemeentelijk beleid het rijksbeleid niet mag doorkruisen. Als gemeenten besluiten tot opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, doen zij dat op eigen verantwoordelijkheid. Die opvang moet tijdelijk zijn en gericht op terugkeer. Wij vinden dat echter niet de beste gang van zaken.

De heer Dittrich (D66):

Ik zou de minister het volgende willen voorhouden. Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben geen recht om in Nederland te verblijven en moeten het land verlaten. Dat is natuurlijk wel een rijksverantwoordelijkheid. Wij zien nu echter dat gemeenten met de problemen komen te zitten, omdat de mensen uitgeprocedeerd en wel al dan niet in opvang komen. Hoe vult de minister in dezen zijn verantwoordelijkheid in? Hij moet immers proberen in de voorbereiding ervoor te zorgen dat mensen ook daadwerkelijk uitgezet worden. Dat is zijn verantwoordelijkheid. Wij hebben daarover vorige week gesproken. Toen zei de minister dat hij nog niet veel begeleide uitzettingen mogelijk gemaakt heeft. Het is echter wel zijn verantwoordelijkheid. Waarom gaat de minister niet eerder met het COA en de IND om de tafel zitten om uitgeprocedeerde mensen op een humane wijze uit te zetten en dat soepel te laten verlopen?

Minister Nawijn:

Dat is nu juist precies mijn beleid. Ik heb op 6 november een brief naar de VNG gestuurd om gezamenlijk het probleem van uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers ter hand te nemen. Daarin zit wel degelijk een component dat ook de rijksoverheid asielzoekers moet uitzetten.

De heer Dittrich (D66):

Maar dan bent u dus te laat wat Groningen betreft.

Minister Nawijn:

Ik ben niet te laat, ik ga er stevig mee door en vóór 1 december weet ik wat eruit komt.

De heer De Wit (SP):

Erkent de minister dat hier sprake is van een tekortschieten van het Rijk met betrekking tot het terugkeerbeleid?

Minister Nawijn:

Daarmee ben ik het niet eens. Het vorige kabinet had al een terugkeerbeleid en ik heb vorige week tijdens de begrotingsbehandeling nog eens uiteengezet hoe ik mij voorstel dat de rijksoverheid actiever kan optreden bij het uitzetten of het laten terugkeren van uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat beleid zet ik met kracht voort en dat geldt ook voor het invullen van de rijksverantwoordelijkheid voor het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers.

De heer De Wit (SP):

De minister heeft vorige week gezegd dat hij komt met een notitie over het terugkeerbeleid en met de VNG zal overleggen over de invulling van dat terugkeerbeleid. Erkent hij dat de gemeenten een zorgplicht hebben en vanuit die zorgplicht een taak vervullen als zij mensen van de straat halen?

Minister Nawijn:

Gemeenten moeten het rijksbeleid uitvoeren. Dat rijksbeleid houdt in dat als een asielzoeker uitgeprocedeerd is en er een rechterlijke beslissing is, hij het land moet verlaten. Het is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid voor de asielzoeker zelf om mee te werken aan zijn terugkeer, al dan niet via de IOM. Als hij dat niet doet, moet de opvang worden beëindigd en zal hij het land moeten verlaten, eventueel met behulp van de rijksoverheid.

De heer De Wit (SP):

Wil de minister bevestigen wat hij hier vorige week heeft gezegd, namelijk dat hij zolang er nog geen duidelijkheid is en er geen nieuwe afspraken gemaakt zijn met de VNG, geen sancties zal opleggen aan de gemeenten? Met andere woorden: het mes is van tafel?

Minister Nawijn:

Ik sta achter hetgeen ik vorige week heb gezegd. Ik praat op dit moment met de VNG en dan vind ik het niet goed om direct met sancties te dreigen. Ik neem echter wel mijn eigen verantwoordelijkheid als gemeenten niet willen luisteren en dat is het geval met Groningen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In zijn eerste antwoord aan de heer Blok sprak de minister over de situatie in Groningen en zei dat dit niet meewerken aan de uitvoering van de Vreemdelingenwet betekent. Die redenering kan ik volgen. Hij heeft toen echter ook gezegd dat de gemeente Groningen op deze manier de Vreemdelingenwet overtreedt. Dat is nogal een verwijt.

Minister Nawijn:

Dat heb ik niet gezegd.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat heeft de minister wel gezegd. U kunt dat in de Handelingen nalezen. Ik zou graag willen weten op welk punt er sprake is van wetsovertreding. De minister zal dat toch iets steviger moeten neerzetten dan in het algemeen aangeven dat er niet wordt meegewerkt aan de uitvoering van de wet.

Minister Nawijn:

Volgens de nieuwe Vreemdelingenwet moeten de opvangvoorzieningen voor iemand die is uitgeprocedeerd, onmiddellijk worden beëindigd. Wij kennen het stappenplan III. Daar is in deze Kamer over gesproken en de meerderheid heeft zich daarmee verenigd. Ik voer dat beleid uit.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Op welk punt is er nu sprake van wetsovertreding door de gemeente Groningen?

Minister Nawijn:

De gemeente geeft uit eigen middelen opvang aan mensen die uitgeprocedeerd zijn en die geen opvang meer mogen ontvangen. Dat is onjuist.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Maar is het ook wetsovertreding? Ik vind dat een cruciale vraag: is het wetsovertreding of keurt u het af?

Minister Nawijn:

Er is hier op democratische wijze een besluit genomen. Op basis van de wetgeving is beleid geformuleerd. Ik moet dat uitvoeren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dus geen wetsovertreding.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

De CDA-fractie kreeg daarnet terecht de vraag hoe zij tegenover het besluit staat. Ik zou de vraag graag terugspelen naar de VVD-fractie. Kan de woordvoerder van de VVD-fractie aangeven hoe VVD-wethouder Schuiling tegenover dit standpunt staat?

De heer Blok (VVD):

Ik spreek niet voor de heer Schuiling, ik spreek voor de VVD-fractie in de Tweede Kamer, en deze fractie vindt het onjuist wanneer een gemeente handelingen verricht die strijdig zijn met landelijk democratisch aangenomen wetten.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Wij kunnen dus concluderen dat de VVD-fractie in de gemeente Groningen en de landelijke VVD-fractie van mening verschillen.

De heer Blok (VVD):

Als u ons beiden uitnodigt, kunnen wij ons standpunt toelichten.

De heer Varela (LPF):

Ik vraag de minister om in overleg met zijn collega van BZK te treden om druk uit te oefenen op de burgemeester van Groningen om de uitgeprocedeerde asielzoekers uit te zetten.

Minister Nawijn:

Dat zal zeker aan de orde kunnen komen als wij geen effectief instrument hebben om uitgeprocedeerde mensen uit te zetten.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Ik herinner de minister graag aan een uitspraak van hem in een interview met Binnenlands Bestuur: "Het is niet onredelijk dat in een bepaald soort gevallen gemeenten zeggen: wij houden ze wat langer in de opvang." Het ging daarbij om mensen uit Irak, Somalië en Iran. Verder zei de minister dat hij het zelf zeer moeilijk had met de 5000 uitgeprocedeerden die al heel lang in Nederland wonen en in feite ingeburgerd zijn. Groningen heeft overigens nadrukkelijk verklaard de Vreemdelingenwet en de koppelingswet te willen uitvoeren. Natuurlijk wil men dat, maar het gaat om dezelfde vraagstukken die voor de minister blijkens het interview spelen. Het is een vorm van identificatie. Herkent de minister het niet?

Minister Nawijn:

Nee hoor. Ik sta volledig achter hetgeen ik ook in dat interview heb gezegd. Het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers die hier langdurig verblijven is een heel moeilijke zaak. Dat moet je individueel bekijken. Je moet ook bekijken uit welk land men komt. Op dit moment is Irak een problematisch land. Dat heb ik vorige week ook gezegd. Wij moeten het per geval bekijken. Daar is nu juist het overleg met de VNG voor gestart. Het blijkt dat gemeenten nog veel spreken over een hele groep, terwijl je goed moet bekijken welke asielzoekers uit welk land het betreft. Bezien moet worden naar welke landen men vrijwillig kan terugkeren. Daar gaat het om.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Het tweede deel van de vraag is niet beantwoord. De minister weet precies hoe het in elkaar zit met de 5000 uitgeprocedeerden. Het gaat om die ene groep, ook in Groningen. Het gaat om een specifiek pardon. Zolang dat in discussie is, waaraan de minister zelf een bijdrage heeft geleverd, heeft men dat opgeschort tot aan het nieuwe kabinet.

Minister Nawijn:

Ik heb nooit gezegd dat er een generaal pardon moet komen. Ik heb wel gezegd dat ik in individuele gevallen eventueel een uitzondering kan maken. Dat heb ik in een aantal gevallen ook gedaan en dat recht blijf ik mij voorbehouden. Een generaal pardon heeft u nooit van mij gehoord. Het is ook geen onderdeel van het Strategisch akkoord. Ik zal mij nooit achter een generaal pardon stellen.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Ik zal van u nooit iets horen over een generaal pardon. Ik heb steeds gezegd dat daarmee wordt bedoeld een specifiek pardon voor de groep van 5000 uitgeprocedeerden. Het ging de minister bij zijn discretionaire bevoegdheid om één à twee gevallen. In Groningen zal het ook om één of twee gevallen gaan.

Minister Nawijn:

Dan had Groningen dat moeten inbrengen in het overleg met de VNG. Dat is niet gebeurd. Men zegt op voorhand dat men mensen opvang gaat verlenen totdat het nieuwe kabinet er zit. Dat vind ik absoluut onacceptabel.

Naar boven