Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 15, pagina 815-821 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 15, pagina 815-821 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 oktober 2001 over het asielbeleid.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil dit korte debat gebruiken om twee moties in te dienen op voor GroenLinks slepende kwesties. Het neergelegde verzoek zal noch de collega's noch de staatssecretaris verrassen. Het gaat in eerste instantie om de afhandeling van de zaken Cicek en Aksoy. Dit zijn in meerdere opzichten slepende kwesties. GroenLinks probeert al twee jaar lang aandacht te krijgen voor hun zaak. Deze zomer is het laatste onderzoek naar de omstandigheden van hun dood verschenen. Uit die onderzoeken is niets gekomen. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid en onzekerheid over de omstandigheden van hun dood. Wij trekken daaruit de conclusie dat onvoldoende garanties kunnen worden geboden voor een veilige terugkeer van Turks-Koerdische dienstweigeraars. Het adagio van het asielbeleid dat mensen in veiligheid en waardigheid moeten kunnen terugkeren, is met te veel onduidelijkheid omgeven. Ik verzoek daarom in een motie om een nieuwe bevriezingsperiode in de uitzetting van Turks-Koerdische dienstweigeraars. Dit lijkt ons de beste waarborg tegen een herhaling van dit soort incidenten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de onderzoeken naar de dood van de Turks-Koerdische dienstweigeraars Aksoy en Cicek geen duidelijkheid hebben verschaft over de oorzaken en omstandigheden;
Halsemaoverwegende dat als een gevolg hiervan twijfel kan blijven bestaan over de veiligheid van teruggekeerde dienstweigeraars in het Turkse leger;
verzoekt de regering, de uitzetting van Turks-Koerdische dienstweigeraars op te schorten totdat een volgend ambtsbericht over de Turkse dienstplicht met de Kamer is besproken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 610(19637).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de Dublinclaimanten. Sinds het najaar van 1998 krijgen zij geen opvang meer. Deze noodmaatregel is vastgesteld in strijd met het regeerakkoord. Dit heeft geleid tot een groot maatschappelijk protest. De staatssecretaris is drie jaar later met de gemeenten overeengekomen dat er opnieuw structureel opvang moet worden geboden aan Dublinclaimanten voor de periode dat de claimprocedure loopt. Die afspraak heeft nog geen effect. Dat betekent dat de opvang op dit moment nog niet kan worden geboden. Ter overbrugging daarvan verzoeken wij de regering om de beschikbare capaciteit in de Tijdelijke noodvoorziening (TNV) ter beschikking te stellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de staatssecretaris met de gemeenten is overeengekomen dat Dublinclaimanten die in afwachting zijn van de uitkomst van een claimprocedure, structureel opvang wordt geboden;
overwegende dat de structurele opvangcapaciteit tot nader overleg nog niet beschikbaar is;
verzoekt de staatssecretaris, in afwachting hiervan de niet-benutte plaatsen in de Tijdelijke noodvoorziening ter beschikking te stellen van Dublinclaimanten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 611(19637).
De heer Kamp (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Voor illegalen uit een klein aantal landen gelden speciale terugkeerregelingen, of gaan deze regelingen gelden. Een gezin met twee kinderen uit Tsjechië, Slowakije of Roemenië krijgt naast gratis vliegtickets een bedrag van ƒ 1750, een gezin uit Kosovo ƒ 2500, een gezin uit Noord-Irak ƒ 5500 en een gezin uit Somalië ƒ 8625. In het laatste geval gaat ook nog eens ongeveer ƒ 10.000 naar de autoriteiten in Somalië. De VVD-fractie vindt het onjuist om geld te geven aan mensen die illegaal in Nederland verbleven of hier ten onrechte een asielverzoek indienden. Wij begrijpen niet dat de staatssecretaris daar anders over denkt en wij begrijpen helemaal niet waarom zij voor terugkeer naar het ene land wel geld wil geven en voor terugkeer naar het andere land niet. Waarom krijgt een gezin dat naar Angola terugkeert geen cent en een gezin dat naar Noord-Irak terugkeert ƒ 5500? Evenmin begrijpen wij waarom men naar het ene land meer geld meekrijgt dan naar het andere. Waarom krijgt een Somalisch gezin ruim ƒ 3000 meer dan een Irakees gezin en waarom krijgen de autoriteiten in Somalië wel geld en die in Noord-Irak niet? Dit is zo onlogisch en zo onredelijk dat het onvermijdelijk gaat leiden tot één regeling voor alle landen.
Van regelingen voor vrijwillige terugkeer is bekend dat zij tot nu toe niet hebben gewerkt. Zijn gaan pas werken als het bedrag dat men meekrijgt zo hoog is dat terugkeer aantrekkelijker wordt dan een voortgezet verblijf in Nederland. Zo'n regeling zou echter de asielproblematiek in ons land nog groter maken dan nu al het geval is. Dat moet toch voor iedereen duidelijk zijn. Wij hoeven ons maar een dorp in een willekeurig land voor te stellen. Twee gezinnen uit dat dorp vertrekken naar Nederland om asiel te vragen en na verloop van tijd laat het ene gezin weten dat men een verblijfsvergunning heeft. Het andere gezin komt per vliegtuig met een groot geldbedrag terug. Op deze manier wordt Nederland voor de mensen uit dat dorp en uit tienduizenden andere dorpen in tientallen landen een "loterij zonder nieten", met als gevolg een nog grotere toestroom van asielzoekers naar ons land. Om deze ontwikkeling te keren, leg ik de volgende motie aan de Kamer voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor afgewezen asielzoekers en illegalen uit een zestal landen speciale terugkeerregelingen gelden of gaan gelden;
overwegende dat op grond van deze regelingen een gezin met twee kinderen uit Tsjechië, Slowakije of Roemenië naast vier vliegtickets een bedrag van ƒ 1750 ontvangt, terwijl vergelijkbare gezinnen uit Kosovo, Noord-Irak en Somalië naast de vliegtickets bedragen van respectievelijk ƒ 5200, ƒ 5500 en ƒ 8625 ontvangen, waarbij in het geval van het gezin uit Somalië bovendien ƒ 10.000 aan de plaatselijke autoriteiten wordt betaald;
spreekt uit van mening te zijn dat voor afgewezen asielzoekers die niet zelf hun terugreis kunnen betalen één terugkeerfaciliteit van toepassing moet zijn, op grond waarvan voor vertrek uit Nederland vervoersbewijzen ter beschikking kunnen worden gesteld en dat van overige substantiële verstrekkingen of betalingen moet worden afgezien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kamp en Wijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 612(19637).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik heb één vraag aan de heer Kamp en die gaat niet over de bedragen die asielzoekers meekrijgen, maar over het bedrag dat aan de Somalische autoriteiten wordt uitgekeerd. Realiseert de heer Kamp zich dat, als dat bedrag niet meer wordt uitgekeerd, waarschijnlijk ook het Kampakkoord dat is afgesloten met de Somalische autoriteiten wordt opengebroken? Dit leidt dan tot het niet meer terugzenden van Somaliërs en betekent dat de heer Kamp het terugkeerbeleid hindert.
De heer Kamp (VVD):
Naar mijn mening moeten terugkeerovereenkomsten tussen landen niet gebaseerd zijn op het betalen van geld aan plaatselijke autoriteiten. Als in het ene land aan plaatselijke autoriteiten geld wordt gegeven, kan dit aan anderen in een ander land niet worden geweigerd. Dit lijkt mij dan ook een verkeerde zaak.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik ben het op zichzelf eens met de heer Kamp, maar het verbaast mij dat deze uitspraak van hem komt. Het praktische effect zal namelijk zijn dat de Somalische autoriteiten niet meer meewerken aan terugkeer. Die consequentie wil de heer Kamp dus ook voor zijn rekening nemen?
De heer Kamp (VVD):
Ik heb dit gezegd zoals ik het heb gezegd: terugkeerovereenkomsten tussen autoriteiten moeten op iets anders zijn gebaseerd dan op betalingen. Daarnaast kun je autoriteiten uit vergelijkbare landen niet verschillend behandelen. Op den duur houdt dit geen stand.
Voor een goed begrip wil ik aan mijn motie toevoegen dat in het dictum illegalen bewust niet worden genoemd, omdat wij van mening zijn dat illegalen in geen geval voor een faciliteit in aanmerking moeten komen.
De heer Middel (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Ik heb twee minuten: een minuut om een motie in te dienen en een minuut om heel kort iets te zeggen over de drie op zichzelf sympathieke moties die net zijn ingediend. Ik zal mijn fractie adviseren om deze niet te steunen. De kwestie-Aksoy en Cicek is voor de fractie van de Partij van de Arbeid gesloten, niet in menselijk opzicht, maar wel in politiek opzicht. De motie over de tijdelijke noodopvang is buitengewoon sympathiek, maar de aard hiervan is niet geschikt voor langdurigere opvang van asielzoekers. Er zijn met gemeenten allerlei afspraken gemaakt over tijdelijke noodopvang die niet doorkruist kunnen worden door mensen daar voor een langere periode te huisvesten. Dit probleem zou al opgelost zijn, als de bijna 300 gemeenten die nu geen asielopvang hebben of willen hebben, gewoon mee zouden doen met de opvang van asielzoekers. Dan hadden wij deze discussie ook niet nodig. Ik vraag de staatssecretaris om vooral in die richting te duwen.
Ik vind de motie van de heren Kamp en Wijn ook sympathiek, maar zij moeten zich realiseren dat wij de staatssecretaris niet voor de voeten moeten lopen, als zij probeert mensen die weg moeten, inderdaad weg te krijgen. Daarvoor is een soort maatwerk nodig. Het is nog altijd goedkoper om iets uit te geven aan een regeling waarvan sommige aspecten af en toe de spuigaten uitlopen, wat ik wel met hen eens ben, dan om mensen hier langdurig te laten blijven of begeleid uit te zetten. Dat is per saldo veel duurder. De motie is sympathiek, maar wij zijn er niet voor. Wij zijn wel voor onze eigen motie, die ik mede namens mijn partijgenoot Koenders indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat terugkeer van uitgeprocedeerde Koerdische asielzoekers naar Noord-Irak via het grondgebied en het luchtruim van Turkije bemoeilijkt wordt door de afhoudende opstelling terzake van de Turkse autoriteiten;
overwegende dat de regering van Turkije er veel aan gelegen is vorderingen te boeken in het integratieproces dat uiteindelijk Turkije een volwaardige plaats binnen de Europese samenleving moet verschaffen;
verzoekt de regering, er opnieuw bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen dat een soepeler houding wordt betracht met betrekking tot het doorlaten van uitgeprocedeerde asielzoekers naar met name Noord-Irak en de resultaten daarvan zo spoedig mogelijk aan de Kamer mee te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Middel en Koenders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 613(19637).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik snap niet helemaal wat het nut van deze motie is, want hiermee wordt verondersteld dat de regering niet haar best zou doen.
De heer Middel (PvdA):
Ik heb dit geprobeerd duidelijk te maken in het AO, maar misschien is dat door tijdgebrek niet zo goed gelukt. Het irriteert de fractie van de Partij van de Arbeid behoorlijk dat het nu wel mogelijk is om op zeer kleine schaal via overeenkomsten met IOM en zusterorganisaties in Turkije heel kleine groepjes mensen naar Noord-Irak te krijgen, terwijl Turkije zeer afhoudend is bij het laten passeren van grotere groepen mensen via het luchtruim of het grondgebied en dolgraag deel wil uitmaken van de Europese Unie en alles eromheen. Daar mag wel iets tegenoverstaan. Wij hebben de indruk dat de staatssecretaris wel wat ondersteuning kan gebruiken, dat is de kern van de vraag. Deze zaak gaat verder dan asiel- en vreemdelingenbeleid. Wij willen de regering aansporen om er wat meer aan te doen, niet alleen via de staatssecretaris, maar ook via de VVD-collega's in het kabinet, voor Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, die hier medeverantwoordelijk voor zijn.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Moet ik hieruit begrijpen dat de PvdA-fractie wil dat de Nederlandse regering pleit tegen kandidaatstelling van Turkije bij de Europese Unie, als Turkije niet meewerkt? Daaraan verbindt u het namelijk.
De heer Middel (PvdA):
Zo ver zou ik op dit moment niet willen gaan, maar ik vind wel dat Turkije iets terug mag doen voor de steun die dat land vraagt van onder andere Nederland om serieus genomen te worden in Europees verband. Het gedrag van het Turkse regime vinden wij erg irritant en dat wordt met deze motie tot uitdrukking gebracht.
De heer De Wit (SP):
Mevrouw de voorzitter. Door de chaos in het openbaar vervoer ben ik weer te laat, waarvoor mijn excuses. Ik beperk mij tot het onderwerp van vorige week: de Turks-Koerdische dienstweige raars. De SP-fractie heeft geconstateerd dat het onderzoek door de Turkse autoriteiten onvoldoende duidelijkheid heeft gebracht over de doodsoorzaak van de heer Cicek. Wij hebben ook vastgesteld dat de staatssecretaris niet bereid is op verzoek van mijn fractie nadere vragen te stellen aan de Turkse autoriteiten of een nader onderzoek te doen instellen. Dat leidt ons tot de conclusie dat het op dit moment onverantwoord is, Turks-Koerdische dienstweigeraars terug te sturen naar Turkije. Wij zijn van mening dat de motie van mevrouw Halsema juist is, omdat de veiligheid voor Turks-Koerdische dienstweigeraars op dit moment niet is gegarandeerd.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil naar aanleiding van het overleg van vorige week nog op twee punten ingaan en een motie indienen.
Ik heb tijdens het mondeling overleg ook gesproken over de opvang van Dublinclaimanten en heb toen gewezen op het leegstaan van de Tijdelijke noodvoorziening. Er is sprake van een onbenutte capaciteit tot 50% bij de Tijdelijke noodvoorziening. Het is mij bekend dat de TNV voor anderen bedoeld was en dat er ook vragen kunnen worden gesteld met betrekking tot het regime, maar voor mijn fractie staat in ieder geval vast dat de uitkomst niet kan zijn: liever geen opvang voor Dublinclaimanten dan een opvang die aanvankelijk voor iemand anders bedoeld was. Ik heb de motie van mevrouw Halsema op dit punt derhalve van harte meeondertekend.
Mijn tweede punt betreft de herintegratiepremies en de bedragen die bij terugkeer worden verstrekt aan asielzoekers. De heer Kamp heeft op dat punt al een motie ingediend. Wat ons betreft, is terugkeer het sluitstuk van de asielprocedure en dus primair een zaak van Justitie. Wij doen vaak meer, zoals herintegratiepremies en andere bedragen die worden verstrekt. Dat komt niet altijd ten laste van Ontwikkelingssamenwerking, waar het, wat ons betreft, primair zou horen. Het is immers een prima vorm van ontwikkelingssamenwerking om het maken van een nieuwe start voor mensen in bepaalde opzichten te vergemakkelijken. Dat meer wat wij doen, zou dan ook ten laste van Ontwikkelingssamenwerking moeten komen. De herintegratiepremie bij terugkeer naar Somalië komt bijvoorbeeld ten laste van Justitie. Ik vind dat niet logisch en wil derhalve de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een grote verscheidenheid is in de bedragen die als terugkeer-, ondersteunings-, herinrichtings- en/of herintegratiepremies aan uitgeprocedeerde asielzoekers bij terugkeer worden verstrekt;
verzoekt de regering, tot een transparante en (meer) uniforme regeling terzake te komen;
verzoekt de regering tevens, te bevorderen dat deze bedragen, voorzover deze de kosten van het vliegticket te boven gaan, niet ten laste van Justitie maar van Ontwikkelingssamenwerking worden gebracht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 614(19637).
De heer Wijn (CDA):
Voorzitter. Omdat mijn collega Van de Camp tijdens het algemeen overleg het woord gevoerd heeft, doe ik dat hier niet. Kan de heer Rouvoet toelichten hoe zijn motie zich verhoudt tot de motie-Kamp/Wijn? Het is mijn eerste indruk dat de motie van de heer Rouvoet kan worden gezien als een aanvulling op de andere motie. Wellicht kan hij zijn bedoelingen nog even nader aangeven?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik wil het omdraaien: de motie-Kamp/Wijn is een aanvulling op mijn motie. Hun motie gaat namelijk veel verder. Daarin worden de verschijnselen van extra bedragen en premies meer ten principale ter discussie gesteld. Dat wordt in mijn motie niet gedaan. Sinds ik in dit huis ben, heb ik van meet af aan naar voren gebracht dat het in het kader van een effectieve ontwikkelingssamenwerking heel goed kan zijn om mensen die terugkeren, bedragen mee te geven teneinde in het land van terugkeer iets nieuws te kunnen starten. Ik heb dat ook gezegd als het ging om acties van gemeenten en dergelijke ten aanzien van de mensen die ook na 28 dagen niet terug kunnen. Ik zie dat liever dan extra opvang. Zorg ervoor dat mensen iets meenemen, voor mijn part een paar spijkerbroeken! Zorg ervoor dat mensen die teruggaan, beter geëquipeerd zijn om ter plaatse het leven op te pakken. Een bedrag kan daarbij een hulpmiddel zijn. Ik wil wel dat er sprake is van meer transparantie en, zo mogelijk, meer uniformiteit. Ik ben voorts van mening dat het niet ten laste van Justitie zou moeten worden gebracht, maar dat het zou moeten worden opgepakt door Ontwikkelingssamenwerking. Daar hoort het immers thuis.
De heer Wijn (CDA):
Ik wil nog even ingaan op het dictum van die motie. Daarin wordt gesproken over het afzien van "substantiële verstrekkingen". Een bedrag van zo'n ƒ 8000 is wel iets anders dan een spijkerbroek of een klein beetje geld om de eerste paar dagen door te komen. Zo zou ik het al niet substantieel zijn van een verstrekking uitleggen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Nu heeft u het over de motie-Kamp/Wijn. Die heb ik niet ingediend. Die vraag had u dan moeten stellen voordat u die motie meeondertekende. In mijn motie komt het woord "substantieel" niet voor. Die vraag hoef ik dus niet te beantwoorden.
De heer Wijn (CDA):
Ik heb uw motie niet ingediend en uw motie ook niet van tevoren gezien. De motie-Kamp/Wijn is eerder ingediend dan die van u. Dan is het toch heel normaal dat ik even vraag hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Ik wil vervolgens even testen of uw uitleg naar aanleiding van mijn vraag wel correct is. Ik zie de moties nog steeds als vrij aanvullend. Ik zal het echter nog even op mij laten inwerken, want ik heb die van u ook nog niet gelezen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Als u de moties als aanvullend ziet, dan biedt dat perspectief op steun voor mijn motie. Ik heb mijn interpretatie gegeven. RouvoetIk zie wel degelijk iets in het behouden van een aantal premies of bedragen. Als dat ook besloten ligt in de motie van beide heren, dan kan die motie aanvullend zijn. Ik heb mijn intentie tot uitdrukking willen brengen in mijn motie. Het voegt in ieder geval de verschuiving naar Ontwikkelingssamenwerking toe.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Deze motie komt mij sympathiek voor, zoals ook de interpretatie van de eigen motie mij sympathiek voorkomt. Ik heb wel een vraag. Ik moet een en ander immers uitleggen aan mijn woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking. Ik kan mij voorstellen dat de bedoelde verschuiving gepaard moet gaan met een bezuiniging op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Ik mis in de motie dus de mededeling dat het gepaard moet gaan met een verhoging van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Anders ben ik bang dat het ten laste wordt gelegd van de asielkosten op de begroting.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb mij daar bewust niet over uitgelaten. Mevrouw Halsema legt hier terecht de vinger op. Zo scherp kennen wij haar ook. Het is geen geheim in dit huis dat de fractie van de ChristenUnie pleit voor een verhoging van het budget Ontwikkelingssamenwerking. Dat doen wij bij iedere gelegenheid. Dat komt bij de begrotingsbehandeling weer terug. Dat zou ook mijn voorkeur hebben. Ik vind in ieder geval dat deze kosten, voorzover het de echte terugkeer en het vliegticket te boven gaat, bij Ontwikkelingssamenwerking moeten worden gevonden. Ik zie dat het liefst via een aanvullende budget. Dat zal bij de begroting Ontwikkelingssamenwerking verder uitgepraat moeten worden. Anders moet het binnen het budget gevonden worden. De vraag is dan waar het vandaan moet komen. Ik denk dan eerder in de richting van de financiën voor de multilaterale ontwikkelingssamenwerking dan die voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Dat is een kwestie van invulling. Ik vond het niet nodig om dat expliciet in de motie te doen. Die discussie moet bij de begroting toch aan de orde komen. Het lijkt wat ver van huis om in een motie het budget Ontwikkelingssamenwerking ineens omhoog te schroeven. Mevrouw Halsema heeft echter goed verstaan dat het een hartenwens is van mijn fractie.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Voorzitter. In volgorde van de sprekers zal ik de moties behandelen.
Mevrouw Halsema heeft een motie ingediend, mede ondertekend door de heer De Wit, over Cicek en Aksoy en met name over de consequenties die verbonden zouden moeten worden aan het onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de tragische gebeurtenissen rond deze twee personen. Mevrouw Halsema heeft gelijk dat er nog steeds onzekerheid bestaat over de precieze toedracht. Wij hebben dat in het algemeen overleg ook uitgebreid gewisseld. Daarom ook is er buitengewoon nauwgezet bekeken wat er daarna is gebeurd. Er is een nieuw ambtsbericht uitgebracht en dergelijke. Ook is in het AO gewisseld dat dit ertoe leidt dat er geen beleidswijziging nodig is op dit moment. Er is immers al langer geleden besloten, Koerdische dienstweigeraars terug te laten gaan.
Mevrouw Halsema heeft in haar motie een iets mildere formulering gekozen, namelijk opschorten. Dat is omgekeerd aan wat het kabinet wil. Wij willen het beleid handhaven en wij willen uiteraard dat bij elk ambtsbericht nauwlettend wordt bezien hoe de situatie zich ontwikkelt. Ik moet deze motie dus ontraden.
Mevrouw Halsema heeft samen met de heer Rouvoet een motie ingediend over de opvang van Dublinclaimanten. Ook daar is in het AO over gesproken. Zij stelt terecht vast dat de Tijdelijke noodvoorziening niet vol zit met mensen. Dat is ook in die zin een gewenste situatie, omdat de TNV bedoeld is als buffercapaciteit. Mensen zitten als het ware in de wachtkamer tot zij tot de AC-procedure worden toegelaten. Ik denk dat het van buitengewoon groot belang is dat wij die buffercapaciteit in stand blijven houden. Daar komt overigens bij dat de TNV niet geschikt is om mensen voor langere tijd op te vangen.
Mevrouw Halsema zegt liever kwalitatief mindere voorzieningen dan helemaal geen voorzieningen te zien. Ik zeg vervolgens dat zij veronderstelt dat de mensen letterlijk op straat komen te staan. Dat is echter maar de vraag. Wij weten dat mensen soms ook bij anderen onderdak vinden. Ik doel dan niet op gemeenten, maar op landgenoten, vrienden, bekenden of familie. Wat daar ook van zij, het is van groot belang om de TNV als buffercapaciteit te blijven gebruiken. Op 14 november spreken wij weer met de gemeenten. Mevrouw Halsema weet dat de afspraak met de gemeenten is dat de capaciteit bij het COA uitgebreid moet worden alvorens ik aan het kabinet voorstel om alle Dublinclaimanten op te vangen. Tot op heden is dat helaas onvoldoende gebeurd.
Toen mevrouw Halsema in het AO aankondigde hierover een motie in te willen dienen, heb ik haar in overweging gegeven om tenminste het overleg van 14 november af te wachten. Dat geef ik haar nu weer in overweging. Als zij daarop niet ingaat, zal ik aanvaarding van de motie ontraden.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De staatssecretaris zal begrijpen dat ik een andere keuze heb gemaakt. Dit ondersteunt bovendien haar punt dat de Tijdelijke noodvoorziening alleen tijdelijk gebruikt moet worden. Als zij op 14 november consensus weet te bereiken met de gemeenten, heeft het verblijf in de Tijdelijke noodvoorziening dus maar een maand geduurd.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik zou willen dat wij dan al kunnen vaststellen dat er inmiddels voldoende capaciteit is en dat wij de volgende fase zouden kunnen laten ingaan, maar helaas wijst er weinig op dat dit het geval zal zijn. Daarvoor is meer capaciteitsuitbreiding bij het COA nodig.
De heren Kamp en Wijn hebben een motie ingediend over de terugkeerregelingen. Ik vind die motie wat merkwaardig gelet op de berichten in de ochtendkrant. Ik had gedacht dat de heer Kamp zou pleiten voor afschaffing van die regelingen, voor afschaffing van het meegeven van geldbedragen aan mensen die hier als gevolg van het vvtv-beleid langere tijd hebben verbleven en nu moeten terugkeren naar hun land van herkomst. De heer Kamp stelt echter voor een regeling te maken die voor iedereen uniform geldt. Hij laat verder in het midden hoe hoog de bedragen moeten zijn. Die zouden niet substantieel moeten zijn, maar er zou wel een ticket moeten worden uitbetaald. Ik zit nu met die motie in mijn maag. Als ik kijk naar de letterlijke tekst ben ik het daar ook om een andere reden niet mee eens, maar die spoort in ieder geval niet met hetgeen in vanochtend in de krant heb gelezen en ook niet met wat ik de heer Kamp heb horen zeggen. Hij stelt in deze motie alleen een harmonisatie voor.
Ik houd mij dus maar aan de tekst. Ik ben geen voorstander van harmonisatie, want juist als het gaat om terugkeer is het buitengewoon belangrijk om maatwerk te kunnen leveren. Betrokkenen vinden het natuurlijk altijd moeilijk om terug te gaan. Zij zijn hier gekomen om te blijven en niet om terug te gaan. Het kan echter zijn dat zij specifieke problemen hebben, waarvan zij – alles overziende en beseffend dat hier ook geen toekomst voor hen is weggelegd – denken: als ik dit probleem kan overwinnen, ben ik bereid terug te gaan. De Kamer zet terecht en begrijpelijk de grootste druk op de terugkeer van mensen. Ik begrijp dit en deel dit. Een van de weinige instrumenten die wij hebben om mensen een duwtje in de rug te geven, moeten wij nu niet zo stroomlijnen dat het een soort eenheidsworst wordt waarmee wij geen maatwerk meer kunnen leveren, wat in bepaalde situaties toch heel erg nodig kan zijn. Daarom moet ik aanvaarding van deze motie ontraden.
De heer Kamp (VVD):
De staatssecretaris weet toch uit de ervaring met terugkeerregelingen voor inwoners van bijvoorbeeld Ethiopië, Erithrea en Angola, dat die absoluut niet gewerkt hebben. Een terugkeerregeling werkt pas als je een zodanig hoog bedrag uitkeert dat het aantrekkelijker is om terug te gaan dan om hier te blijven. Op het moment dat dit bedrag zo hoog wordt, wordt het voor iedereen aantrekkelijk om sowieso naar Nederland te gaan, want óf je krijgt een verblijfsvergunning, óf je krijgt veel geld.
Een veel betere oplossing voor het terugkeerbeleid is er consequent voor te zorgen dat er voor mensen die afgewezen zijn, absoluut geen faciliteiten meer beschikbaar zijn en dat zij als zij dan toch in Nederland blijven, ongewenst vreemdeling worden verklaard en desnoods worden vastgezet totdat zij kunnen worden uitgezet. Wij pleiten hier voor die consequente lijn.
Staatssecretaris Kalsbeek:
De heer Kamp bestrijdt volgens mij iets wat wij niet doen. Hij zou gelijk hebben als de bedragen zo hoog zouden zijn dat dit voor mensen een reden zou zijn om hierheen te komen. Als je echter de tarieven van mensensmokkelaars afzet tegen de bedragen die een zeer beperkt aantal mensen meekrijgt, levert een eenvoudige rekensom op dat het geenszins loont om via de omweg Nederland terug te gaan naar het land van herkomst. Betrokkene heeft veel en veel meer betaald dan hij ooit van de Nederlandse overheid terug zal krijgen.
De heer Kamp zou gelijk hebben als wij het bedrag zouden verhogen, maar dit doen wij niet. Wij willen geen "pull"-factor creëren. Wij willen mensen die over het algemeen alles hebben achtergelaten of alles hebben verkocht en dus kwijt zijn, juist de mogelijkheid bieden om een zeer bescheiden start te maken. Bijvoorbeeld dat zij gewoon weer een matras kunnen kopen.
De heer Kamp (VVD):
Een matras kopen is iets anders dan dat je voor een gezin uit Somalië aan vliegtickets, een terugkeerbijdrage en een bijdrage aan de autoriteiten al ƒ 25.000 moet uitgeven. De staatssecretaris begint met ƒ 1750 voor de terugkeer naar Kosovo, ƒ 5500 voor Irak en ƒ 8600 voor Somalië. Zij is dus wel degelijk bezig die bedragen te verhogen tot zij uiteindelijk een zo hoog bedrag heeft bereikt, dat het effect averechts is. Dat wil zij toch ook niet?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Dat is niet waar. In het algemeen overleg heb ik ook al gezegd dat het mijn stellige overtuiging is dat dit instrument nodig is. Dit instrument moet wel zeer behoedzaam en doordacht worden ingezet. Je moet je altijd afvragen hoe ver je doorgaat totdat het een pullfactor wordt en wanneer je het als pushfactor kunt gebruiken. Ik ben mij daar altijd zeer van bewust. Ik heb voorgerekend wat de mensen onder andere kwijt zijn aan mensensmokkelaars. Het valt meer dan tegen elkaar weg. Ik moet aanvaarding van deze motie dan ook ontraden.
De heer Middel heeft een motie ingediend over Turkije. Ik ervaar dit ook als een ondersteunende motie. Gelukkig hebben wij met de Turkse autoriteiten overeenstemming kunnen bereiken over de visa voor de Iraki's die terug moeten. Natuurlijk moeten wij steeds met Turkije in overleg blijven. Dat gebeurt ook.
De motie van de heer Rouvoet heeft als andere invalshoek om de gelden die aan terugkeer worden besteed ten laste te laten komen van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Hoezeer ik deze motie ook begrijp, ik moet constateren dat hetgeen gevraagd wordt wat problematisch is. Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Herfkens zeer bereid is om haar bijdrage te leveren, als het om terugkeer gaat. Het punt is dat het budget van Ontwikkelingssamenwerking aan tal van eisen moet voldoen. Het kabinet maakt zich in zowel binnenland als buitenland heel druk over voorkoming van vervuiling van het ODA-budget. Als dat budget wel vervuild wordt, al is het met de allerbeste bedoelingen, heb je in het buitenland veel minder argumenten om het standpunt te onderbouwen dat daar allerlei kosten onder het budget gebracht worden die daar eigenlijk niet toe gerekend mogen worden. Ik ben het wel met de intentie van de motie eens om Ontwikkelingssamenwerking hier op de een of andere manier aan te laten bijdragen. Als dat gebeurt, is dat prima. Zoals gezegd, weet ik ook dat minister Herfkens daar in principe toe bereid is. Tegelijkertijd weet zij zich terecht zeer gebonden aan de gemaakte afspraken over de wijze waarop het budget voor ontwikkelingssamenwerking is opgebouwd en besteed kan worden.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Evenals een aantal andere fracties heeft onze fractie zich altijd verzet tegen vervuiling van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking en de ODA-norm. Wij hebben al eerder gediscussieerd over de vraag wat daar in verband met asielzoekers al dan niet onder kan vallen. Het is mij evenwel opgevallen dat de herintegratiepremie voor Noord-Irak door Ontwikkelingssamenwerking wordt betaald en die voor Somalieland door Justitie. De ratio daarvan zie ik niet goed. Vandaar mijn verzoek aan de staatssecretaris om specifiek naar dit soort verschillen te kijken. Het uitgangspunt van de motie is dat de kosten boven die van een vliegticket in beginsel voor rekening van Ontwikkelingssamenwerking komen.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Wij kunnen er wellicht als volgt uit komen. Enige tijd geleden heb ik een notitie toegezegd over de stand van zaken in het vertrek- en terugkeerbeleid. Daar komt dit punt ongetwijfeld bij aan de orde. Ik kan mij voorstellen dat u uw motie aanhoudt totdat die notitie in de Kamer wordt behandeld. Ik hoop overigens dat deze notitie nog dit jaar verschijnt.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, na de middagpauze over de moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20012002-815-821.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.