Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 april 2002 over het Midden-Oosten.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Wij hebben zojuist met de minister van Buitenlandse Zaken kunnen spreken ter voorbereiding van een Algemene Raad over het verschrikkelijke geweld in Israël en de bezette gebieden. De aanstaande missie-Powell kan mogelijk veel succes boeken. De verwachtingen zijn hooggespannen, maar tegelijkertijd moet wat de SP-fractie betreft de druk op de ketel op worden gevoerd. Ik begrijp van de minister dat het associatieverdrag mogelijk maandag al ter sprake komt, indien de missie-Powell niets oplevert. Wij willen daar op dit moment iets aan toevoegen, zodat vanuit Nederland een duidelijk signaal uitgaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse steden aanhoudt;

van mening dat indien de diplomatieke missie van de Amerikaanse minister Powell niets oplevert naar de normen van VN-resoluties 1402 en 1403 de druk op Israël moet worden opgevoerd om uitvoering van relevantie VN-resoluties te bevorderen;

verzoekt de regering, bij het uitblijven van resultaten als gevolg van de missie-Powell de Nederlandse ambassadeur uit Israël terug te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(23432).

De heer Van Bommel (SP):

Mijn tweede motie heeft te maken met het Nederlandse wapenexportbeleid. Nederland heeft een restrictief wapenexportbeleid. De SP-fractie heeft dat gesteund, vooral op het punt van de leveranties van wapens aan landen in spanningsgebieden. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken moet dat bepleiten op Europees niveau.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bezetting door het Israëlische leger van Palestijnse steden aanhoudt;

constaterende dat Israël en de Palestijnse gebieden moeten worden aangemerkt als een spanningsgebied;

overwegende de criteria met betrekking tot het wapenexportbeleid;

verzoekt de regering om in de vergadering van ministers van Buitenlandse Zaken van 15 april 2002 te pleiten voor een Europees wapenembargo voor Israël en de Palestijnse gebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(23432).

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter. Wij hebben net in het algemeen overleg over de Algemene Raad uitvoerig van gedachten gewisseld over de situatie in het Midden-Oosten. Er zijn twee belangrijke momenten in de komende dagen. Ik noem de uitvoering van de missie-Powell, morgen 12 april, en het overleg van de ministers van buitenlandse zaken van de Europese Unie komende maandag en dinsdag. Met het oog op die twee gebeurtenissen wil mijn fractie, mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid, de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de situatie in het Midden-Oosten de afgelopen week verder is verslechterd met dramatische gevolgen voor vele individuele mensen aan Israëlische en Palestijnse zijde;

constaterende dat de VN-resoluties 1397, 1402 en 1403 niet zijn uitgevoerd, met alle gevolgen voor de escalatie ter plaatse;

van oordeel dat geen militaire oplossing bestaat voor dit conflict;

voorts van oordeel dat conform de verklaring van het kwartet van 10 april jongstleden onmiddellijke uitvoering van deze resoluties is geboden als voorwaarde voor hervatting van het vredesproces;

van mening dat de aanstaande EU-bijeenkomst mede in het perspectief plaatsvindt van de missie-Powell van 12 april;

voorts van mening dat pas tijdens de Algemene Raad van 15 april een definitieve positiebepaling van de Europese Unie plaatsvindt;

gezien de resolutie van het Europees Parlement;

roept de regering op, mede in het licht van de ontwikkelingen van aanstaand weekeinde onderstaande positie in te nemen ten gunste van een aantal in te stellen maatregelen gedurende de periode dat niet wordt voldaan aan bovenstaande VN-resoluties:

  • a. een tijdelijk wapenembargo tegen Israël en Palestina met een effectieve stop op leveranties, doorvoer et cetera;

  • b. het zo spoedig mogelijk bijeenroepen van de associatieraad EU-Israël in het licht van de voortzetting van de Euro-mediterrane associatieovereenkomst EU-Israël;

  • c. onder behoud van effectieve diplomatieke presentie ter plaatse het terugroepen van ambassadeurs voor overleg,

en gaat over tot de orde Hoekemavan de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hoekema en Koenders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(23432).

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Ik verzeker u dat hetgeen ik nu ga vragen niet in het AO aan de orde is geweest. Mijn vraag gaat over één woord in de ingediende motie.

De voorzitter:

Denkt u niet dat de minister het antwoord kan geven?

De heer Weisglas (VVD):

Uiteraard kan de minister het antwoord geven, maar niet namens de VVD-fractie.

De voorzitter:

Stelt u dan de vraag maar.

De heer Weisglas (VVD):

Is de heer Hoekema niet van mening dat je in moties ingediend in de Nederlandse Tweede Kamer buitengewoon secuur moet zijn met woorden, onder andere ook vanuit een volkenrechtelijk oogpunt? Daarom is het niet correct om in een motie die hij in de Tweede Kamer indient, te spreken over Palestina, een land dat nog niet bestaat.

De heer Hoekema (D66):

Ik wijs u erop dat dezelfde bewoording voorkomt in de resolutie die gisteren is aangenomen door het Europees Parlement. Als ik de VVD-fractie ertoe kan brengen om voor de motie te stemmen door het woord "Palestina" tussen aanhalingstekens te plaatsen, dan ben ik bereid om dat te overwegen. U weet precies wat wordt bedoeld met de motie.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter. Ik geloof niet dat het noodzakelijk is om te herhalen wat de Nederlandse regering vorige week en vanmiddag heeft gezegd over de situatie in het Midden-Oosten. Het overgrote deel van de Kamer en de Nederlandse regering zijn in hoge mate dezelfde opinie toegedaan.

De heer Van Bommel vraagt de regering in zijn eerste motie om de Nederlandse ambassadeur terug te roepen bij het uitblijven van resultaten als gevolg van de missie-Powell. Ook bij uitblijven van resultaten van de missie-Powell is het echter niet verstandig om dit vehikel uit de kast te halen, want in de tijden van spanning die zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan, waren de aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur en de Nederlandse vertegenwoordiger bij de Palestijnse Autoriteit van vitaal belang. Die taken kunnen ook niet worden overgenomen door anderen dan de vertegenwoordiger namens het Nederlandse Koninkrijk en de Nederlandse ambassadeur.

In zijn volgende motie vraagt de heer Van Bommel om een Europees wapenembargo voor Israël en de Palestijnse gebieden. Ik heb vanmiddag ook al gezegd dat wij alles moeten inzetten op een succes van de missie-Powell. Dat heeft het voorzitterschap gisteren ook uitgesproken. Daarom is het zo belangrijk dat de Verenigde Staten en de Europese Unie gelijk optrekken. Ik ben zeer voor een restrictief wapenexportbeleid voor landen betrokken bij het conflict in het Midden-Oosten, maar de Nederlandse regering zal aanstaande maandag niet pleiten voor een Europees wapenembargo. Aanneming van de moties van de heer Van Bommel moet ik dan ook ontraden.

Dan ben ik aangekomen bij de motie van de heren Hoekema en Koenders. Ik heb al aangegeven dat de Nederlandse regering bereid is om de stelling te betrekken die zij vorige week woensdagavond ook al heeft betrokken in het informele beraad van de ministers van Buitenlandse Zaken indien de missie-Powell geen resultaten oplevert. In dat geval is het van groot belang om op korte termijn de Associatieraad bijeen te roepen. Dat is een belangrijke stap in de richting van nadere maatregelen, maar ik hoop dat dit absoluut niet nodig zal zijn. De positie van de Nederlandse regering zal evenwel niet gelijk zijn aan hetgeen gevraagd wordt in de onderdelen a. en c. van de motie en ik ontraad daarom het aannemen ervan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven