Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Heemst.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter. Ik had mondelinge vragen willen stellen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het wangedrag van supporters van FC Utrecht die afgelopen donderdag het spoor bij station Utrecht CS hebben geblokkeerd. Een tiental supporters heeft hiermee de belangen van tienduizenden reizigers ernstig geschaad. De supporters deden dit uit onvrede met het aantal kaartjes dat voor hen beschikbaar was voor de wedstrijd Ajax-FC Utrecht. Bij die blokkade zijn er in mijn ogen twee dingen vreselijk misgegaan. Ten eerste is er niet tegen opgetreden, terwijl dat wel had moeten gebeuren. Ten tweede is het wangedrag uiteindelijk beloond, want NS heeft beloofd om voor meer treinen te zorgen.

Nu de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verplichtingen heeft in de Eerste Kamer, vraag ik hem en zijn collega's van Justitie en van Verkeer en Waterstaat om een brief aan de Kamer te sturen waarin zij op dit incident ingaan. Ik wil graag dat in die brief uiteen wordt gezet wat er precies is gebeurd en dat wordt ingaan op de samenwerking tussen de spoorwegpolitie en de reguliere politie. Het ligt voor de hand dat de spoorwegpolitie met acht man hiertegen niet kon optreden, maar het wekt op zijn minst verbazing dat de reguliere politie ook in gebreke is gebleven. Het is belangrijk dat de ministers in de brief aangeven hoe zij, samen met NS, naar wegen zoeken om de daders te identificeren en de schade op hen te verhalen. Ik doe dit verzoek mede namens de fracties van de VVD en de ChristenUnie.

Verder vraag ik om de brief indien mogelijk binnen anderhalve week naar de Kamer te sturen, zodat wij deze kunnen betrekken bij een algemeen overleg over politieaangelegenheden.

De heer Atsma (CDA):

Ook de CDA-fractie sluit zich uiteraard aan bij de vraag van de heer Van Heemst. Wij vragen verder of de minister ingaat op de vraag hoe het kan dat zoveel supporters van FC Utrecht kennelijk ondertussen kaartjes voor de Arena in hun bezit hebben. Dit is niet via de reguliere kanalen gegaan.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Van Heemst daartegen geen bezwaar heeft.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind de vraag van de heer Van Heemst terecht maar wel een beetje eenzijdig. Ook de achtergronden van het gebeurde moeten duidelijk worden. Hoe gaat het in Nederland toe bij de kaartjesverdeling bij uitwedstrijden, in dit geval van FC Utrecht?

De heer Van Heemst (PvdA):

Dat ligt in mijn eerste vraag besloten, waarin ik vraag om een beschrijving van hetgeen is gebeurd, inclusief de redenen van de actie van de FC Utrechtsupporters.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verburg.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Het is bekend dat de Megabanenmarkt in Amsterdam geen groot succes is. Er schijnt nu echter namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een rapport te zijn opgesteld door twee inspecteurs. Daarin schijnen feiten en cijfers te staan waar je helemaal treurig van wordt. Dat rapport is blijkbaar op dit moment nog vertrouwelijk. Ik wil de minister vragen om die vertrouwelijkheid op te heffen en het rapport naar de Kamer te sturen, zodat er door ons een oordeel kan worden gevormd over de gang van zaken en de stand van zaken ten aanzien van het Megabanenmarktproject in Amsterdam.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

VoorzitterHet woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Zaterdag 23 maart berichtte de Telegraaf over de afluisterzaak-Europol. Ik wil daarover graag een brief ontvangen van de ministers De Vries en Korthals met een beschrijving van de situatie en een reactie daarop. Verder wil ik dat er wordt ingegaan op het verwijt dat minister Korthals niet heeft gereageerd op schriftelijke signalen van medewerkers van Europol. Ik ontvang de brief graag voor 9 april, zodat de Kamer deze bij het dan geplande overleg kan betrekken.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Op 22 maart ontvingen wij de letter of intent over deelname van Nederland aan de productie van de JSF. De minister van Economische Zaken zegt in de begeleidende brief dat deze letter of intent op korte termijn door de betrokkenen zal worden ondertekend. Vandaag meldt het Financieele Dagblad dat een aantal partijen – er staan er 46 vermeld op de letter of intent – niet zal tekenen. Ik vraag het kabinet een brief waarin wordt ingegaan op de betekenis van de letter of intent in deze nieuwe situatie, waarin een aantal partijen niet wil tekenen. Verder ben ik geïnteresseerd in de gevolgen voor de besluitvorming. Indien mogelijk wil ik die brief voor Pasen ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de mevrouw Smits.

Mevrouw Smits (PvdA):

Net als veel andere fracties in de Kamer maakt mijn fractie zich zorgen over het hoge aantal aanvragen voor de WAO-verzekering. In dat verband is er een nieuwe wet poortwachter aangenomen. In een interview met de heer Joustra, het hoofd van het UWV, lees ik dat er blijkbaar is afgesproken om deze wet met souplesse in te voeren en dat er waarschijnlijk te weinig personeel is om dat goed te doen. Hierover ontvang ik van de regering graag een brief. Klopt de informatie in het interview? Mijn fractie wil namelijk niet dat de wet met souplesse wordt ingevoerd. Er moeten voldoende mensen worden aangezocht en worden aangesteld om met de juiste instructies van deze nieuwe poortwachterswet een succes te maken.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de mevrouw Van Vliet.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Mevrouw de voorzitter. Vanochtend bereikte ons zowel via de media als via een brief het bericht dat de apothekers, in elk geval hun organisatie KNMP, het noodzakelijk achten dat er verhoging van hun inkomen komt met zo'n € 31.000 per jaar. Dit heeft mijn fractie verbaasd, gelet op het feit dat er op dit moment nog onderhandelingen plaatsvinden tussen de minister en de KNMP over het terugbetalen van kortingen en bonussen, tot op heden een aanvulling op het inkomen. Omdat wij morgen een overleg hebben over de arbeidsmarkt, inclusief de salarissen, vraag ik mede namens de fractie van de PvdA om een brief van de minister met een reactie op dit bericht en de stand van zaken met betrekking tot de genoemde onderhandelingen.

De voorzitter:

Die brief wilt u vóór morgenvroeg hebben?

Mevrouw Van Vliet (D66):

Als dat zou kunnen, graag.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter. Afgelopen donderdag hebben wij een algemeen overleg met de minister van Justitie gehad over bolletjesslikkers op Schiphol waarbij de minister opmerkte dat hij van plan was mensen te gaan doorlaten. Daarover is even gediscussieerd en de minister heeft toen gezegd: "Ik zal aanstaande vrijdag of maandag een brief naar de Kamer sturen waarin ik mijn plannen uiteenzet." Welnu, die brief hebben wij nog niet ontvangen, terwijl toch met de Kamer is afgesproken dat mensen niet worden doorgelaten tenzij daarover vooraf is gesproken. Ik vraag de regering om de Kamer nog vóór morgenmiddag een brief te sturen, zodat wij donderdag bij de regeling van werkzaamheden kunnen nagaan of wij naar aanleiding van die brief een spoeddebat willen of, aanstaande donderdag, een voortzetting van het algemeen overleg.

De voorzitter:

Als u over "voortzetting" spreekt, doelt u op het overleg in de commissie. Dat andere heet: "een verslag van een algemeen overleg". Daar is wel eens wat verwarring over.

De heer Dittrich (D66):

Precies, ook bij mij. Ik bedoel een verslag van het algemeen overleg, zodat wij het hier plenair kunnen bespreken.

De voorzitter:

U formuleerde het zo mooi en daar sluit ik bij aan. Eerst wordt de brief gevraagd en ontvangen, dan beslist de commissie wat zij met die brief wil en dan zien wij verder. Zo doen we het.

De heer Van Oven (PvdA):

Ik steun het verzoek van de heer Dittrich en kan mij voorstellen dat wij de regering vragen die brief nog vóór morgenmiddag toe te zenden.

De heer Dittrich (D66):

Dat heb ik al gevraagd.

De heer Van Oven (PvdA):

Bij die werkwijze kunnen wij er in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie over praten.

De voorzitter:

Juist daarom heeft de heer Dittrich dit al gevraagd. Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. De agenda geeft aan dat zo dadelijk de stemmingen plaatsvinden in verband met de PKB Waddenzee. Echter, nog steeds dwarrelen nieuwe, gewijzigde moties op ons neer terwijl vandaag ook brieven zijn ontvangen van de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie. Dit alles vormt voor mijn fractie een aanleiding om heropening van de beraadslaging en dus uitstel van deze stemmingen te vragen.

De heer Van der Knaap (CDA):

Daar sluit ik mij graag bij aan.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Ik heb problemen met dit uitstel. De tijd die ons nog rest voor het verkiezingsreces, is nog maar kort terwijl het almaar uitstellen van stemmingen niet bevorderlijk is voor de duidelijkheid in de politiek. Ik kan mij voorstellen dat de stemming over de ene motie waarop de heer Weisglas nu doelt, wordt uitgesteld maar dat over de rest van de moties wél wordt gestemd.

De voorzitter:

Die werkwijze is niet mogelijk als het om een PKB gaat. Als men uitstel van een stemming over één motie verlangt, moeten álle stemmingen worden uitgesteld.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zou de heer Weisglas kunnen voorhouden dat hij, als hij deze zaken goed zou bekijken – dat mag ik overigens niet van hem verlangen – zou zien dat de in het geding zijnde wijzigingen niet zo opzienbarend zijn, terwijl de brief van de minister van Economische Zaken handelt over een motie die er niet meer ligt; die motie is ingrijpend gewijzigd. Hoe dan ook, als een fractie heropening vraagt, moet dat worden gehonoreerd. Wel zou ik het op prijs stellen als die heropening er zo snel mogelijk kwam. Naar ik begrijp, zijn er aanstaande donderdag nog stemmingen. Als dat daadwerkelijk zo is, zou ik graag zien dat deze stemmingen daarbij werden betrokken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook mijn fractie onderschrijft het belang van spoedige stemming. Dat laat onverlet dat wij het, gelet op de brieven en de vele gewijzigde moties die wij hebben ontvangen, terecht vinden dat nu om uitstel wordt gevraagd.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Mijn fractie zou graag nu willen stemmen. Als wij die stemmingen uitstellen, komt de voor vandaag geplande behandeling van de Mijnbouwwet in gevaar. Eerlijk gezegd, vind ik dat het parlement dit niet moet laten gebeuren. De kleine wijzigingen waarom het gaat, rechtvaardigen dit echt niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter. De fractie van D66 is er voor om nu te stemmen. De moties zijn ruim tevoren ingediend. Gisteren lagen ze er allemaal, ook de gewijzigde. Als het zou komen tot heropening, hebben wij er voorkeur voor om die onmiddellijk na de stemmingen van vandaag te houden.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Volgens mijn fractie is alles goed uitgepraat. Moties zijn duidelijk en op de brief van de minister van Economische Zaken hebben de indieners van de desbetreffende motie goed gereageerd. Er is dus geen enkele aanleiding om de stemming uit te stellen.

De voorzitter:

Uit informatie bij de griffiers heb ik begrepen dat de wijzigingen niet van zodanige aard zijn dat zij verhinderen om nu te stemmen. Er is echter gevraagd om heropening van de beraadslaging. Ik ga er derhalve van uit dat men nog inhoudelijk van gedachten wil wisselen met de betrokken bewindslieden. De fracties die hier een probleem mee hebben, houd ik voor dat wij de gewoonte hebben om zo'n verzoek toe te staan. Wij zullen trachten zo spoedig mogelijk duidelijk te krijgen wanneer de betrokken bewindslieden beschikbaar zijn voor een debat. Misschien kunnen wij nu wel alvast afspreken dat wij de stemmingen houden op donderdag, aan het begin van de middagvergadering.

De heer Luchtenveld (VVD):

Wanneer kunnen wij die heropening van de beraadslaging dan verwachten?

De voorzitter:

Daarover zal ik mij eerst moeten verstaan met de betrokken bewindslieden. Ik neem aan dat de Kamer ook die beleefdheid in acht wil blijven nemen.

De heer Luchtenveld (VVD):

Dat begrijp ik, maar wij zouden graag nog even gelegenheid hebben om met de fractie te overleggen over de gegeven antwoorden.

De voorzitter:

Dan komt u in het gedrang met degenen in de Kamer die vinden dat er eigenlijk vandaag zou kunnen worden gestemd. Op dit punt is het een beetje geven en nemen.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter. Wellicht is het goed als de VVD-fractie aangeeft welke ministers er bij de heropening van de beraadslaging aanwezig moeten zijn. Wij hebben het debat gevoerd met minister Pronk, maar ik heb het sterke vermoeden dat de VVD-fractie zich niet zozeer tot hem wil richten, maar tot één of meer andere bewindspersonen. Als men dat aangeeft, weet u wie u moet bellen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een goede suggestie. Kan de heer Luchtenveld hier uitsluitsel over geven?

De heer Luchtenveld (VVD):

Naast minister Pronk, willen wij ook spreken met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken.

De voorzitter:

Die was niet aanwezig bij de rest van het overleg.

De heer Luchtenveld:

Neen, maar zij heeft wel een brief geschreven over een belangrijk punt.

De voorzitter:

Dit vind ik erg merkwaardig.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Is het geen gewoonte dat de Kamer bepaalt wanneer het debat plaatsvindt en dat de ministers dan gewoon aanwezig moeten zijn? Voor mij hoeft de beraadslaging niet te worden heropend, maar als het op korte termijn kan...

De voorzitter:

Normaal gesproken gaat het zoals u zegt, maar dat laat onverlet dat wij ook daarbij de normale omgangsvormen in acht nemen. Als wij iemand uitnodigen, vragen wij natuurlijk eerst even of betrokkene kan. Er kunnen altijd omstandigheden zijn die iets verhinderen. Dat overkomt zelfs Kamerleden. U moest eens weten hoe vaak ik verzoeken krijg om iets uit te stellen of op een ander moment te zetten.

De heer Van der Knaap (CDA):

Voorzitter. Namens mijn fractie verzoek ik met klem om de stemmingen te verplaatsen naar volgende week dinsdag.

De voorzitter:

Als u daaraan vasthoudt, moet ik nu de Kamer vragen wanneer wij gaan stemmen. Ik stel voor om dat donderdag te doen. Trouwens, volgende week dinsdag is er geen vergadering. Dat zou betekenen dat de stemmingen verschuiven naar volgende week woensdag. Dan komt de behandeling in de Eerste Kamer ernstig in het gedrang. Dat weet u ook. Kortom, uw verzoek lijkt mij erg moeilijk te liggen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Wij willen de boel niet verder ophouden. Donderdag is wat ons betreft akkoord.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Wij sluiten ons bij uw voorstel aan.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter. Deze wijziging van de agenda kan een zeer sterk effect hebben op de behandeling van de Mijnbouwwet, zeker als er bepaalde moties worden aangenomen die van invloed zijn op bijvoorbeeld het kleineveldenbeleid voor de gaswinning. Wellicht kunnen wij de Mijnbouwwet wat later behandelen, opdat wij eerst duidelijkheid hebben omtrent de PKB Waddenzee.

De voorzitter:

Mijnheer Blaauw, u weet als geen ander dat de minister van Economische Zaken mij een- en andermaal gevraagd heeft de Mijnbouwwet zo spoedig mogelijk te behandelen. Ik heb daar ook werkelijk mijn uiterste best voor gedaan. Eigenlijk zouden wij deze verleden week al behandeld hebben, maar de behandeling is toen al uitgesteld tot deze week, omdat er verleden week niet over de PKB gestemd werd. Ik vind dat ik het als Kamervoorzitter niet tegenover de minister van Economische Zaken kan maken om de behandeling van de Mijnbouwwet weer uit te stellen. Bovendien kunt u bij die behandeling alles zeggen wat u nodig vindt, en deze week wordt er toch nog niet over de Mijnbouwwet gestemd. U heeft wat dat betreft dus nog vele mogelijkheden, maar daar hoef ik u meestal niet op te wijzen...

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mijn collega Blaauw heeft natuurlijk wel een punt als het gaat om het effect van de motie waarover de minister van Economische Zaken kennelijk een brief geschreven heeft.

De voorzitter:

Die kan toch aan de orde worden gesteld door de fracties die dat willen?

De heer Atsma (CDA):

Maar de heer Blaauw heeft aangegeven wat de strekking van die motie in relatie tot de Mijnbouwwet kan zijn.

De voorzitter:

Prima, doet u maar een voorstel om de Mijnbouwwet van de agenda af te voeren. En dan moet de Kamer daar maar over stemmen, want ik ga niet tegen de minister van Economische Zaken zeggen wat ik zojuist al gezegd heb. Zij heeft mij verschillende keren verzocht om deze wet zo snel mogelijk te behandelen; daar zijn wij nu eindelijk deze week toe in staat. Doet u maar een voorstel; als de Kamer dat aanneemt, zal ik het aan de minister voorleggen.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter. De soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend, want als het overleg over de PKB Waddenzee zeer snel wordt afgerond, kunnen wij deze week de Mijnbouwwet nog wel behandelen, maar niet al vanmiddag om vijf uur.

De voorzitter:

Maar als wij er straks niet mee beginnen, kunnen wij het wetsvoorstel niet meer deze week afhandelen.

De heer Blaauw (VVD):

Er ontstaat vanzelf ruimte, omdat het andere er ook tussendoor komt.

De voorzitter:

Dat is helemaal niet waar, de agenda voor deze week is vol.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij kunnen gewoon met de behandeling van de Mijnbouwwet beginnen, want de stemmingen komen toch pas volgende week. De interventie van de heer Blaauw geeft alleen een reden te meer om donderdag over de PKB te stemmen, wat u al voorstelde.

De voorzitter:

Ik ben blij met uw constatering, die ik ook gedaan zou hebben.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Ik moet eerlijk zeggen dat de woordvoerders van VVD en CDA het begrip "zand in de machine" nu een geheel nieuwe dimensie geven. Daarom houd ik graag vast aan uw voorstel om vanmiddag gewoon met de behandeling van de Mijnbouwwet te beginnen.

De voorzitter:

Zolang ik geen tegenvoorstel krijg, houd ik vast aan de agenda en aan mijn voorstel om donderdag te stemmen over de PKB Waddenzee, waar de heer Weisglas inmiddels mee heeft ingestemd.

De heer Blaauw (VVD):

Ik kan koppen tellen, mevrouw de voorzitter, ik haal het niet...

De voorzitter:

Ik kan ook tellen, mijnheer Blaauw.

Het woord is aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een minder ingewikkeld verzoek, namelijk om de stemmingen over de wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening uit te stellen, omdat wij gisteren een brief over het amendement-Arib/Van Vliet hebben gekregen en wij nog geen tijd hebben gehad ons daarover te beraden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben flinke spoed gezet achter de behandeling van het wetsvoorstel inzake de advies- en meldpunten. Het gaat om de precieze termijn voor de evaluatie; het is een brief van hooguit veertien regels en ik kan me haast niet voorstellen dat die zo gauw nog niet gelezen kon worden. Wat mij betreft zouden wij nu over dit wetsvoorstel kunnen stemmen.

De voorzitter:

Maar dan ontstaat weer dezelfde discussie als zo-even. Om beide kwesties op te lossen lijkt het mij goed om over beide donderdag te stemmen.

Het woord is aan mevrouw Molenaar.

Mevrouw Molenaar (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Verleden jaar heeft de Kamer een motie over de film-CV aangenomen. Dit werd door de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën afgeraden, omdat deze motie overbodig zou zijn. Alles zou voor het eind van het jaar geregeld zijn. Eind vorig jaar gaf de staatssecretaris in een brief aan dat de overgangsregeling drie maanden moest worden verlengd, omdat alles toch een klein beetje was uitgelopen. Deze termijn verloopt morgen, wat betekent dat een aantal uitstaande emissies niet "volgelopen" zijn. Men heeft ontzettend veel tijd verloren. Morgen loopt het af. Ik wil morgenochtend een brief van de staatssecretaris van Financiën hebben, waarin hij uiteenzet hoe hij deze situatie zal oplossen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ons is al enige tijd geleden de evaluatie van de Wet flexibiliteit en zekerheid beloofd. Die evaluatie hebben wij nog niet gekregen. Wanneer kan de Kamer de evaluatie en het bijbehorende kabinetsstandpunt verwachten van de Wet flexibiliteit en zekerheid én van de WAADI, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs?

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Buijs.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Kunt u bewilligen dat het verslag van het algemeen overleg over ambulancezorg op de agenda van de plenaire vergadering wordt geplaatst?

De voorzitter:

Ik zal de Kamer op een later tijdstip daarover een voorstel doen.

Naar boven