Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 maart 2001 over Euro 2000.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben kort geleden een algemeen overleg gehad over Euro 2000 dat ons veel goeds heeft opgeleverd, behalve dan de titel van Europees kampioen voetbal. Het batig saldo voor de overheid is naar schatting 27 mln. gulden. Tijdens het AO was iedereen het erover eens dat het geld binnen de sport moet blijven. Het gaat om een behoorlijk bedrag. Tijdens de laatste begrotingsbehandeling is bijna kamerbreed gepleit voor een accommodatie- en/of sportevenementenfonds. Het gaat of om één fonds of twee aparte fondsen. De staatssecretaris van VWS zou het voortouw moeten nemen, in samenwerking met Economische Zaken en het bedrijfsleven. Vanuit Economische Zaken zijn zeer verheugende berichten gekomen via mevrouw Jorritsma uit Sydney tijdens de Olympische spelen en de heer Ybema tijdens het laatste algemeen overleg. Het betekent een structuurversterking voor Nederland als je ervoor zorgt dat er meer en betere accommodaties komen. Om ervoor te zorgen dat de opbrengst van Euro 2000 voor de sport behouden blijft, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de organisatie van Euro 2000 de rijksoverheid een batig saldo heeft opgeleverd van ongeveer 27 mln. gulden;

voorts overwegende dat de Kamer zich onlangs uitgesproken heeft voor de vorming van een landelijk sportaccommodatie- Middelen evenementenfonds, waarbij de staatssecretaris van VWS het voortouw zou moeten nemen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat middelen die vrij vallen vanuit de organisatie van Euro 2000 beschikbaar blijven voor de sport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Middel, Atsma en Hermann. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (26227).

De heer Middel (PvdA):

Ik had graag gewild dat de coalitiepartijen mee zou tekenen, maar de VVD heeft daarvan afgezien en heeft dat al in een vroegtijdig stadium laten weten. D66 heeft op het laatste moment besloten niet mee te doen, hetgeen ik buitengewoon betreur.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over het Europees kampioenschap voetbal 2000 is er ook een discussie gevoerd over het organiseren van topsportevenementen in de toekomst, de daarvoor noodzakelijke accommodaties en de wijze waarop dit gerealiseerd kan worden. Zowel tijdens dit algemeen overleg als in het overleg over topsport 1999 bij de behandeling van de begroting van VWS 2001 heeft mijn fractie aangegeven, dat een sportaccommodatiefonds de bouw van nieuwe accommodaties kan stimuleren en een evenementenfonds het organiseren van grote sportevenementen kan ondersteunen. Dergelijke fondsen zullen een publiek/private samenwerking moeten zijn van de overheid, de georganiseerde sport en het bedrijfsleven. Tijdens de Olympische spelen in Sydney heeft de minister van Economische Zaken gezegd dat zij mogelijkheden ziet voor haar departement om in een dergelijk fonds te participeren. Ook haar staatssecretaris heeft gesteld, dat sport een grote bijdrage aan Holland promotie kan leveren. Hij ziet mogelijkheden voor het departement. Er is inderdaad een netto winst behaald door de overheid van 27 mln. gulden. Van tevoren zijn geen afspraken gemaakt over de vraag hoe wij daarmee om zullen gaan. Als wij een evenementenfonds hadden gehad, dan was dat binnen het evenementenfonds voor een volgend evenement beschikbaar gekomen. Ik leg de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Europees kampioenschap voetbal in 2000 organisatorisch, financieel en sportief succesvol is verlopen;

constaterende dat de organisatie van grote gehandicaptensport- en sportevenementen voor Nederland een belangrijke promotionele waarde kunnen hebben;

constaterende dat voor het organiseren van dergelijke evenementen accommodaties, goede voorbereiding, overleg en coördinatie nodig zijn;

constaterende dat hiervoor samenwerking noodzakelijk is tussen de overheid, de georganiseerde sport en het bedrijfsleven;

constaterende dat een sportevenementenfonds en een sportaccommodatiefonds hiervoor de geëigende weg bieden;

verzoekt de regering, de Kamer een voorstel te doen op welke wijze dergelijke fondsen kunnen worden ingesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rijpstra en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (26227).

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter. Graag hoor ik van de heer Rijpstra wat deze motie nu toevoegt aan datgene wat de Kamer bij de laatste begrotingsbehandeling heeft voorgesteld en wat al door de staatssecretaris is toegezegd.

De heer Rijpstra (VVD):

De fractie van de VVD is de discussie hierover al twee jaar geleden begonnen, bij de behandeling van de nota Topsport. Wij zijn nu twee jaar verder en hebben van verschillende kanten gehoord dat er brede steun leeft voor een dergelijke fondsvorming. Wij willen die steun graag wat breder maken door deze motie in te dienen, zodat de staatssecretaris in het kabinet kan zeggen dat de Kamer nog dit jaar dergelijke fondsen gerealiseerd wil zien.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Mevrouw de voorzitter! Met zijn motie vraagt de heer Rijpstra mij, nog dit jaar met een voorstel te komen. Zoals ik al tijdens het AO heb gezegd, zullen wij naar aanleiding van de studie van Twijnstra Gudde vóór de zomer met een brief naar de Kamer komen, waarin wordt ingegaan op het samenhangende topsport-, evenementen- en accommodatiebeleid. De vraag of daar de honorering van dit inhoudelijke voorstel inzit, zal het kabinet bij de definitieve bepaling van het standpunt over die notitie moeten beantwoorden. Echter, zoals de heer Rijpstra weet, maakt dit idee deel uit van de gedachtevorming; het stond ook al in terzake uitgebrachte adviezen. Inhoudelijk heb ik met deze motie dan ook geen probleem op het moment dat mij wordt gevraagd om te doen wat ik al van plan was.

Een ander element van deze discussie komt impliciet naar voren in de boodschap van de heer Rijpstra en wat meer expliciet in de boodschap van de heer Middel. Ik doel op de stelling dat die netto winst van 27 mln. gulden voor de sport behouden moet blijven. Voorzitter. Ik wijs er met betrekking tot die 27 mln. gulden op dat al in het evaluatierapport is vermeld dat het hierbij gaat om een voorlopig inzicht in opbrengsten voor de schatkist. Ze zijn het gevolg van BTW-afdrachten door meer bestedingen; men denke hierbij aan drank, hamburgers, hotelovernachtingen enz. Die bestedingsimpulsen leveren economische winst op. Dat geld is niet binnen de sport beschikbaar en kan dus ook niet binnen de sport behouden blijven. Het is geld dat bij de minister van Financiën is binnengekomen en het is gebruikelijk dat bij dergelijke opbrengsten geen doel-middelrelatie wordt bepaald.

De stelling van de heer Rijpstra dat, als wij een fonds zouden hebben gehad, dit geld in het fonds zou zijn gebleven, is niet juist. Immers, het gaat niet om geld dat wij voor de organisatie beschikbaar hadden en dat is overgebleven. Het gaat om geld dat bij de Staat waarschijnlijk is binnengekomen, zulks als gevolg van economische effecten die met de organisatie van een evenement te maken hebben. Als gesteld wordt dat dergelijke economische effecten moeten worden betrokken bij het organiseren en/of financieren van een evenement, weet ik eerlijk gezegd niet of de kosten-batenanalyse altijd een winst oplevert. Immers, bij de organisatie van sommige evenementen zullen de kosten van de overheid hoger zijn dan de baten. Zou je zo'n puur economische redenering ophangen, dan weet ik niet of je daar ver mee zou komen. Ik weet ook niet of dit de énige overweging zou moeten zijn waarom men al dan niet evenementen zou moeten organiseren. Kortom, ik heb wat moeite met de manier waarop die relatie nu wordt gelegd.

De heer Middel stelt in het dictum van zijn motie dat bewerkstelligd moet worden dat middelen die vrijvallen vanuit de organisatie van Euro 2000, beschikbaar blijven voor de sport. Voorzitter, die 27 mln. gulden behoren niet tot de middelen die vanuit de organisatie van Euro 2000 vrijvallen. Het is, geloof ik, een bedrag van 20 mln. gulden dat voor de Stichting Euro 2000 overblijft. De overheid heeft daarover geen enkele zeggenschap.

De heer Middel (PvdA):

Ik praat niet over het geld dat naar de KNVB gaat. Ik verontschuldig mij voor de onhandige formulering van de motie, maar ik dacht dat u het wel zou begrijpen. De achtergrond van de motie is, dat als de overheid behoorlijk investeert – hetgeen uitzonderlijk is – in een sportief evenement zoals Euro 2000 met tientallen miljoenen en als dit de overheid ook geld oplevert, het een goede zaak is dat dit geld beschikbaar blijft voor de sport. Dat is de strekking van de motie. Ik wil dit graag in zijn algemeenheid zien, maar het is uitzonderlijk dat de overheid zoiets doet. Daarom heb ik in deze motie Euro 2000 genoemd. Als het fonds er eenmaal is, en dat wil de gehele Kamer, dan gaan wij dit verder regelen. Het gaat er nu om dat het bedrag van ongeveer 27 mln. gulden beschikbaar blijft of teruggaat naar de sport. Ik hoop dat de strekking van mijn motie nu duidelijk is geworden.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Dan stel ik vast dat de uitleg die de heer Middel nu aan zijn motie geeft iets anders is dan wat in het dictum staat. Ik dank hem voor de verduidelijking. Als wij in het kabinet over de betekenis van een motie discussiëren, is een goede interpretatie van het dictum belangrijk.

Ik heb in verband met hetgeen de heer Middel vraagt weinig toe te voegen aan wat ik tijdens het algemeen overleg al heb medegedeeld. In het kader van de begrotingsvoorbereiding worden voorstellen gedaan wanneer er sprake is van uitgaven of belastinginkomsten die bij de minister van Financiën binnenkomen. Een doel-middelrelatie is echter niet gebruikelijk. Alleen al daarom moet ik aanvaarding van deze motie ontraden.

De heer Middel (PvdA):

Dat gaat erg snel. Tijdens het overleg zei de staatssecretaris dat zij van dit punt goede nota zou nemen. Ik kan mij voorstellen dat het, gegeven allerlei afspraken in het kabinet met de minister van Financiën, moeilijk is om dit nu toe te zeggen, maar nu ontraadt ze aanvaarding, terwijl ze naar aanleiding van de kamerbrede oproep voor de oprichting van een fonds opmerkte dat ze de sport verder wil stimuleren. Ontraden gaat dan heel ver.

Staatssecretaris Vliegenthart:

U haalt twee dingen door elkaar. Ik wijs op de overeenstemming die er verleden jaar al was, ook tijdens de behandeling van de begroting. Verder wees ook de heer Rijpstra erop dat er een geïntegreerd topsport-, accommodatie- en evenementenbeleid moet komen. Over die doelstelling zijn wij het eens. Ik voel ook mee met de heer Rijpstra toen hij opmerkte dat er een publiekprivate samenwerking moet komen. Sterker nog, bij de Najaarsnota is een discussie gevoerd met de minister van Economische Zaken die dit een interessante gedachte vond die verder uitgewerkt moet worden.

Wat de heer Middel vraagt, gaat een stapje verder. Hij vraagt om het idee te koppelen aan een voeding uit de belastingopbrengsten omtrent Euro 2000. Dat element is in strijd met bepaalde spelregels die zijn afgesproken. Daarom kan ik niet anders doen dan aanvaarding van deze motie ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties vinden op een later tijdstip plaats.

Naar boven