Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 oktober 2000 over maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Een sterk en betrouwbaar bedrijfsleven dat zich houdt aan een zelf gemaakte, zelf ontwikkelde gedragscode "maatschappelijk verantwoord ondernemen" heeft behoefte aan een sterke en betrouwbare overheid, juist nu de economie, maar ook de samenleving steeds meer internationaliseert. Daar is echter nog niet in alle gevallen sprake van. Om die reden heeft de Kamer vorig jaar al een motie aangenomen waarin de staatssecretaris werd opgeroepen om een gedragscode voor maatschappelijk verantwoord ondernemen voor de overheid te ontwikkelen, want de overheid is in veel gevallen inkoper, aanbesteder en betrokken bij internationale handel en het afgeven van garanties etc. Omdat de staatssecretaris heeft aangegeven dat hij die motie niet zal uitvoeren, dien ik vandaag een andere motie in, die zelfs iets uitgebreider, iets breder is. Ik leg die motie graag mede namens de collega's Koenders van de Partij van de Arbeid, Vendrik van GroenLinks en Van Dijke van RPF/GPV voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - maatschappelijk verantwoord ondernemen van grote betekenis is in de voortschrijdende internationalisering van de economie;

  • - de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals vastgesteld op 29 juni 2000, hieraan een belangrijke bijdrage kunnen leveren, met name als het gaat om het gedrag en aanspreekbaarheid daarop van ondernemingen;

voorts overwegende, dat de overheid zelf op diverse terreinen als ondernemer opereert en ook moet kunnen worden aangesproken op maatschappelijk verantwoord ondernemen;

verzoekt de regering op basis van de OESO-richtlijnen een gedragscode maatschappelijk verantwoord ondernemen voor de overheid te ontwikkelen, in EU-verband actief te bevorderen dat alle lidstaten een soortgelijke code ontwikkelen en de Kamer regelmatig over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verburg, Koenders, Vendrik en Van Dijke. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (26485).

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter! Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een verantwoordelijkheid voor overheid en bedrijfsleven in zowel binnenlandse als buitenlandse activiteiten. In het internationale economische leven – gelet op het belang van het instrumentarium dat daarbij hoort – geldt zeker ook voor een exportnatie als Nederland dat er een overheidsverantwoordelijkheid is. Wat mijn fractie betreft, geldt dat in het bijzonder voor de exportkredietverzekeringen en de uitvoering van het ORET-Miliev-programma. Ontwikkelingsrelevante exporttransacties en investeringen in milieuprogramma's zijn beide belangrijke onderwerpen. Hierbij moet worden uitgegaan van ecologische, ethische en sociale normen. Daarvoor gelden de inmiddels bekende diverse internationale verdragen en ook de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. In dat licht stel ik de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het verstrekken van exportkredietverzekeringen en het uitvoeren van het ORET-Miliev-programma voor Nederlandse bedrijven belangrijke instrumenten zijn;

van mening, dat de Nederlandse overheid bij de voorwaarden voor het verstrekken van die verzekeringen en uitvoering van het ORET-Miliev-programma dient uit te gaan van ecologische, ethische en sociale normen zoals die vastgelegd zijn in bijvoorbeeld internationale verdragen en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen;

verzoekt de regering te onderzoeken en vast te stellen hoe op basis van bovengenoemde normen op de beste wijze regels ingezet kunnen worden bij het verstrekken van exportkredietverzekeringen en het uitvoeren van het ORET-Miliev-programma, en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk in te lichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koenders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (26485).

Staatssecretaris Ybema:

Voorzitter! Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Mevrouw Verburg zei dat de staatssecretaris niet bereid is om haar motie, die door de Kamer is aangenomen, uit te voeren. Dat is een iets te korte formulering van mijn opvatting. Ik heb al een aantal keren gezegd – maar ik wil dat graag herhalen – dat de bedoeling achter de aangenomen motie van mevrouw Verburg door mij volledig wordt onderschreven. Het gaat de Kamer en mij om een verantwoord gedrag van de overheid als ondernemer bij zaken in het binnenland, maar zeker ook bij zaken in het buitenland. Op dat punt verschillen wij absoluut niet van opvatting; dat heb ik tot nu toe tenminste nog niet gemerkt.

In de discussie heb ik steeds gevraagd of de motie die destijds is aanvaard, iets toevoegt aan wat wij al doen. Kunnen wij de gedragscode die in de motie wordt gevraagd, produceren en heeft die een aantoonbare meerwaarde? Wij doen zoiets natuurlijk niet zomaar; het moet invloed hebben op het aankoop- en aanbestedingsbeleid van de overheid. Mijn stelling is altijd geweest dat die meerwaarde er niet is. Ik zou die meerwaarde graag zien, maar ik zie 'm niet. Wij hebben dus geen verschil van opvatting over de achterliggende intentie; die delen wij helemaal.

De motie die nu is ingediend, is wat breder geformuleerd, zoals mevrouw Verburg ook al zei. Ik loop even de overwegingen van de motie langs. De eerste overweging wordt door mij uiteraard volledig onderschreven; dat is ook de kern van het beleid dat ik voer. De tweede overweging heeft eveneens volledig mijn instemming: deze OESO-richtlijnen zijn heel belangrijk en daar proberen we maximaal inhoud aan te geven. Ook de derde overweging wordt volledig door mij onderschreven. Het betreft eigenlijk het punt dat ik zo-even al noemde, namelijk dat ook de overheid als ondernemer de verantwoordelijkheid heeft zich maatschappelijk verantwoord te gedragen bij zijn aankoop- en aanbestedingsbeleid. Ook hier blijkt heel duidelijk uit dat we de achterliggende opvatting volstrekt delen.

Voorts vraagt deze motie een gedragscode voor de overheid te ontwikkelen op basis van de OESO-richtlijnen. Van dit eerste element, het begrip gedragscode, denk ik dat het wat verwarrend in dit verband kan zijn. Waar het mijns inziens mevrouw Verburg en de andere ondertekenaars om gaat, is dat de overheid als ondernemer bij haar aankoop- en aanbestedingsgedrag een aantal criteria hanteert op grond waarvan het maatschappelijk verantwoord ondernemen inhoud wordt gegeven. Welnu, met die criteria zijn we bezig, in Europees verband. Ik heb in het laatste overleg met de Kamer erop gewezen dat dit sterk raakt aan de discussie op Europese schaal over het Europese aanbestedingsbeleid. Ik heb de Kamer toen toegezegd dit punt nadrukkelijk aan de orde te stellen in het overleg dat ik vrij kort daarna had met eurocommissaris Lamy. Ik heb dat uiteraard ook gedaan, maar dit onderwerp is niet de eerste verantwoordelijkheid van eurocommissaris Lamy, maar van eurocommissaris Bolkestein. Ik heb na het gesprek met de heer Lamy in een brief aan eurocommissaris Bolkestein nog eens gewezen op deze zaak en op het feit dat de Nederlandse regering daar veel waarde hecht. Ik heb hem gevraagd nu ook haast te maken met de Europese richtlijn voor aanbestedingen. De Kamer kan desgewenst een afschrift van deze brief krijgen.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Voorzitter! Ik wilde graag de staatssecretaris het volgende vragen. We begrijpen dat het spoor via de Europese Unie en de betrokken eurocommissarissen wordt gevolgd, maar wat verzet zich er nu tegen om het nationaal op deze wijze al vorm te geven?

Staatssecretaris Ybema:

Deze vraag betreft de discussie over de consequenties van het feit dat je verdragspartner bent in EU-verband. Natuurlijk, we voeren nationaal de discussie en we hebben nationaal onze opvattingen en die brengen we vervolgens in Europees verband in, omdat daar een dergelijke richtlijn wordt ontwikkeld. Dat lijkt mij de goede werkwijze. U weet dat het beleid dat ik voer op het terrein van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, niet wacht op Europa maar probeert daarop vooruit te lopen. We proberen eigenlijk op bijna alle beleidsterreinen voorop te lopen en ook proberen we Europese collega's te inspireren en te stimuleren tempo te maken, iets wat we ook ten opzichte van de Europese Commissie doen. Alleen, dat heeft zijn begrenzing in het feit dat je te maken hebt met bestaand beleid. Nu, u weet dat wij Europees beleid hebben op het punt van aanbestedingen. Er is wat dat betreft een Europese gedragslijn en daar heb je je als lidstaat aan te houden. Af en toe is dat lastig, maar dat zijn nu een keer de consequenties van het feit dat wij in de Europese Unie zitten.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Voorzitter! Ik begrijp goed dat dit spoor gevolgd moet worden. Ik kom echter weer terug op mijn vraag, wat zich er principieel tegen verzet om het nationaal op deze wijze al te doen. Krijgt de staatssecretaris dan een reprimande van de betreffende eurocommissaris of krijgt hij last met omliggende landen of sluiten we dan het Nederlandse bedrijfsleven uit van datgene waaraan we het graag zouden willen laten deelnemen? Kortom, wat gebeurt er, als we dat zouden doen?

Staatssecretaris Ybema:

Het Europese aanbestedingsbeleid is vastgelegd in richtlijnen en daar hebben wij ons aan te houden. Wij kunnen daar niet zo maar even iets bovenop zetten. Dat zijn de consequenties van de interne markt en van het lidmaatschap van de Europese Unie. Dat wil niet zeggen, dat we geen ruimte hebben om de discussie in Europa te bevorderen en om te proberen de Europese richtlijn in die zin verder aan te scherpen. Dat is uiteraard ook de achtergrond geweest van mijn gesprek met Lamy en mijn brief aan commissaris Bolkestein. Daarin heb ik vrij uitvoerig aangeduid hoe wij daarover denken en hoe wij willen, dat de Europese Commissie op dat punt tempo maakt om dat in de zin van de maatschappelijk verantwoorde criteria verder aan te passen.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Voorzitter! Als wij bijvoorbeeld in Europees verband afspreken een nationale CO2-doelstelling vast te stellen en Nederland daar overheen gaat door bijvoorbeeld 8% te realiseren in plaats van de afgesproken 6%, gebeurt er niets. Dan doen we het beter dan de rest maar dan gebeurt er niets. Nu in dit verband: als wij meer doen dan Europa van ons vraagt, wat gebeurt er dan? We doen het alleen beter op dit dossier dan de rest van Europa maar er gebeurt toch verder niets?

Staatssecretaris Ybema:

Maar deze vergelijking gaat volstrekt mank. Europese aanbestedingsregels beschrijven het economisch proces. Spreek je echter over de regels die je naar die bedrijven hanteert die inschrijven op aanbestedingen, dan doen die bedrijven – dat kunnen ook buitenlandse bedrijven zijn – uiteraard een beroep op de Europese richtlijn voor aanbestedingen. Daar hebben zij zich aan te houden en niet iets extra's wat Nederland formuleert.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! Met alle respect, maar ik begrijp er niets meer van. Als de staatssecretaris gelijk heeft, zou dat betekenen dat de OESO-gedragscode voor multinationale ondernemingen haaks staat op de Europese aanbestedingsafspraken. Dat zou de staatssecretaris mij nou eens moeten uitleggen. Ik geef een voorbeeld en daar koppel ik dan ook de vraag aan vast. Als een Nederlands bedrijf de gedragscode onderschrijft of een eigen gedragscode ontwikkelt op basis van de OESO-richtlijnen en het met een buitenlands bedrijf handelt, dat evenzeer te maken heeft met de Europese aanbestedingsregels maar zich toch houdt aan die gedragscode, staat dat toch niets in de weg? Ik herinner de staatssecretaris aan zijn eigen woorden, namelijk dat Nederland probeert voorop te lopen. Dan zou hij de motie van de meerderheid van de Kamer toch moeten beschouwen als een ondersteuning van zijn beleid. Hij zou daarmee fors aan de gang moeten om ervoor te zorgen dat de andere lidstaten eveneens een dergelijke gedragscode ontwikkelen. Het wil er bij mij echt niet in dat de Europese aanbestedingsregels en een gedragscode voor de overheid elkaar zouden bijten.

Staatssecretaris Ybema:

Voorzitter! Mevrouw Verburg moet zich wel realiseren, dat de OESO-richtlijnen weliswaar heel belangrijk maar niet verplichtend zijn. Dat is een heel groot verschil. Het Europese aanbestedingsbeleid is vastgelegd in de Europese richtlijnen en hebben dus kracht van wet.

Mevrouw Verburg (CDA):

Maar geeft u ons dan eens aan waar de OESO-richtlijnen en de Europese aanbestedingsregels elkaar bijten? Waar staan de OESO-richtlijnen haaks op die aanbestedingsregels? Wijst u ons die plaatsen dan eens aan!

Staatssecretaris Ybema:

Ik probeer u aan te geven hoe zij zich tot elkaar verhouden. Ik probeer dat aan te geven. Aan de ene kant hebben wij te maken met Europese richtlijnen die op Europees niveau kracht van wet hebben en aan de andere kant met OESO-richtlijnen die geen kracht van wet hebben. Dat maakt dus verschil. Er is een discussie over de implementatie van de OESO-richtlijnen en wij proberen bedrijven erop aan te spreken dat zij zich daaraan houden. Wij kunnen echter niet naar de rechter lopen als bedrijven dat onverhoopt niet zouden doen. U moet dat goed uit elkaar houden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik probeer het nog een keer.

De voorzitter:

Nog één vraag want het loopt echt een beetje uit de hand. De Kamervoorzitter zou absoluut ontevreden zijn over haar eerste ondervoorzitter als zij mij hier zo bezig zag. Helpt u mij, één korte vraag en dan gaan wij weer terug naar het regime!

Mevrouw Verburg (CDA):

Kan de staatssecretaris aangeven waar de OESO-richtlijnen en de Europese aanbestedingsregels innerlijk tegenstrijdig zijn?

Staatssecretaris Ybema:

Die twee zaken moet je uit elkaar houden. Europese aanbestedingsregels zijn ook bedoeld voor overheden die aanbesteden, die hebben zich daaraan te houden. OESO-richtlijnen daarentegen zijn bedoeld voor multinationale ondernemingen en niet voor overheden. Je kunt de OESO-richtlijnen dus niet leggen op het bordje van de overheden; nee, die zijn juist bedoeld voor multinationale ondernemingen. U brengt dingen samen die niet bij elkaar horen en die uit elkaar gehouden moeten worden, mevrouw Verburg.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is er een mededeling van de Europese Commissie beschikbaar waaruit blijkt dat de motie van mevrouw Verburg strijdig is met de Europese aanbestedingsregels? Is dat een keer uitgeprobeerd? Is dat getoetst? Ligt er een heldere afspraak tussen de Europese Commissie en de EU-lidstaten dat de aanbestedingsregels zo gelezen moeten worden als de staatssecretaris ons nu voorhoudt?

Staatssecretaris Ybema:

De motie van mevrouw Verburg vraagt de regering een gedragscode voor de overheid te ontwikkelen op het punt van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat raakt dus aan het gedrag van de overheid als ondernemer bij aankopen en aanbestedingen. Mijn punt is dat dit zich moet verhouden tot de Europese aanbestedingsregels waarmee de overheid ook te maken heeft. Ik zeg niet dat er op dat punt helemaal niets kan, maar het is niet zo dat de overheid aan de bestaande Europese richtlijnen een aantal dingen kan toevoegen. Zo gemakkelijk ligt dat niet. Vandaar ook mijn verwijzing naar de desbetreffende discussie op Europees niveau en de inspanning die de Europese Commissie op dat punt moet plegen.

In het tweede deel van het dictum vraagt mevrouw Verburg de regering in EU-verband actief te bevorderen dat alle lidstaten een soortgelijke code ontwikkelen. Die vraag heeft dus betrekking op de discussie op Europees niveau die reeds aan de gang is. Als ik het meer toespits, vraagt zij of de Europese richtlijnen zodanig kunnen worden aangescherpt dat het punt van het maatschappelijk verantwoord ondernemen van de overheid daarin explicieter tot uitdrukking komt.

Ik ben het op dat punt helemaal met haar eens. Daarmee zijn wij ook bezig. Ik verwijs naar het gesprek met de heer Lamy en naar de brief aan de heer Bolkestein. Daarmee proberen wij om in Europees verband tot zoiets te komen. Dat is helemaal in lijn met hetgeen waarmee wij reeds lang bezig zijn.

Voorzitter! Misschien is het een oplossing als wij wat meer afstand nemen van het begrip gedragscode? Dat suggereert namelijk dat er een lijstje is van tien punten waaraan de overheid zich moet houden. Dat is in de praktijk heel moeilijk te hanteren. De overheid is immers geen dropjesfabriek maar een heel bijzondere ondernemer. Het is de verantwoordelijkheid van de regering om voortdurend beleid te ontwikkelen dat zich verdraagt met de uitgangspunten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wij zijn daarmee iedere dag bezig. De Kamer controleert de regering iedere dag op het beleid en kijkt of het beleid zich verhoudt tot de uitgangspunten van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Naar mijn mening kan het zinvol zijn eens te bekijken of er verdere criteria geformuleerd kunnen worden die dat element in het gedrag van de overheid verder kunnen concretiseren. Die zouden dan uiteraard ook een rol kunnen spelen, zowel op nationaal niveau als in de Europese discussie over de verdere aanscherping van de Europese richtlijn. Als mevrouw Verburg en de andere Kamerleden zich in die uitleg kunnen vinden, dan wil ik bekijken of dat mogelijk is. Ik zie echter absoluut niet de meerwaarde in van een gedragscode, één A4'tje met tien geboden voor de overheid als ondernemer. De overheid is niet een normale ondernemer. De overheid, dat is de Kamer en dat ben ik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De staatssecretaris keert zich nadrukkelijk van de motie af en daarom het volgende. Stel dat de overheid een aanbesteding doet om een rivier te laten uitbaggeren. Kan de Nederlandse overheid dan op grond van de voorliggende regels uitsluiten dat daarvoor een baggeraar in aanmerking komt die een dubieuze reputatie heeft, bijvoorbeeld aanwezig is in een ontwikkelingsland waar de mensenrechten geschonden worden? Daar gaat het namelijk om. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet wat voorstellen, namelijk dat de overheid regels wil stellen voor het gedrag van ondernemingen hier en elders. Als ondernemingen zich daar niet aan wensen te houden, komen zij niet in aanmerking voor een opdracht, in dit geval een baggeropdracht. Overigens is dit een tamelijk actueel voorbeeld.

Staatssecretaris Ybema:

Deze benadering verschilt totaal van hetgeen wij nu bespreken. Wij hebben het over het gedrag van de overheid als ondernemer. De heer Vendrik praat echter over het gedrag van de overheid als subsidieverstrekker. Daar gaat de motie van de heer Koenders over. In de motie van mevrouw Verburg c.s. wordt gevraagd om criteria, een gedragscode, voor de overheid als ondernemer. Een andere discussie, die ook wordt gevoerd in de Kamer, betreft de vraag of de overheid in haar rol van subsidiegever – ORET-Miliev – aanvullende criteria moet formuleren. Ik noem als voorbeeld een bedrijf dat betrokken is bij een groot project in het buitenland dat schade toebrengt aan het milieu. De overheid is in dat geval niet de ondernemer maar de subsidiegever. Dat is een totaal andere discussie.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

De overheid als aanbesteder.

Staatssecretaris Ybema:

Nee, als de overheid als aanbesteder optreedt, doet zij aankopen. Als de overheid subsidie verstrekt, heeft zij de rol van subsidiegever. Een en ander moet uit elkaar gehouden worden, want anders wordt alles door elkaar geklutst.

De heer Koenders (PvdA):

Ik begrijp dat er verschillende aspecten zijn en dat er een verschil is tussen de overheid als subsidiegever of als aan- of verkoper. Dat verschil is echter niet principieel als het gaat om hetgeen in de motie van mevrouw Verburg wordt gevraagd: het op basis van de OESO-richtlijnen ontwikkelen van een gedragscode voor de ondernemersfunctie. Dit betekent dat er een aantal voor de overheid specifieke elementen ingebracht kunnen worden. Daaraan kan op allerlei verschillende manieren vormgegeven worden. De staatssecretaris heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij dat niet kan doen.

Staatssecretaris Ybema:

Ik heb geprobeerd om het aan te geven. Bij het formuleren van criteria die de overheid op dit punt zou moeten hanteren, moeten twee zaken uit elkaar worden gehouden. De motie-Verburg betreft de overheid als ondernemer. Ik heb vorig jaar in een brief uitvoerig aangegeven welke budgetten door de overheid als ondernemer worden besteed in landen met een zekere gevoeligheid. Naar verwachting betreft het enkele tientallen miljoenen. Dat zijn kleine budgetten. Ik zeg overigens niet dat het daarom niet belangrijk is. Het overgrote deel van het budget wordt besteed binnen de Europese Unie en binnen de OESO-landen. Enkele tientallen miljoenen worden besteed in min of meer kwetsbare ontwikkelingslanden. Er moet dus gekeken worden naar hetgeen op dat punt gedaan kan worden.

De motie van de heer Koenders handelt over de overheid in haar rol als uitvoerder van het ORET-Miliev-programma. Kan de overheid op dat punt aanvullende criteria formuleren om bedrijven die daarvoor in aanmerking wensen te komen, op te toetsen? Die discussie loopt. Al eerder heb ik aan de Kamer toegezegd dat ik graag wil uitzoeken of dat mogelijk is. Die benadering om bedrijven op een bredere maatschappelijke verantwoordelijkheid aan te spreken, waaraan consequenties zouden moeten worden verbonden als het gaat om overheidsfaciliteiten, heeft in principe mijn instemming. Ik zal, zoals toegezegd, de Kamer daarover eind van dit jaar rapporteren. Dit is echter een gecompliceerde aangelegenheid, omdat bij het formuleren van aanvullende criteria criteria moeten worden geformuleerd die volstrekt eenduidig zijn, en die voor de rechter absoluut overeind blijven. Immers, als je bedrijf A een subsidie weigert omdat dat bedrijf in het verleden dingen heeft gedaan die de beoordelaar niet aanstaan, en dat bedrijf loopt naar de rechter om aan te geven dat het in vergelijking met bedrijf B ongelijk wordt behandeld, moet dat voor de rechter wel overeind blijven. Dat is geen gemakkelijke zaak, want die criteria moeten dan zó worden geformuleerd dat ze volstrekt eenduidig zijn en de rechtszekerheid volstrekt overeind laten.

Voorzitter! De motie van mevrouw Verburg vul ik als volgt in: kijken of er criteria – ik wil af van het woord "gedragscode" – zijn te ontwikkelen voor de overheid. Ik wil dat doen. Met het actief bevorderen in EU-verband ben ik, zoals ik al heb aangegeven, bezig. Ik stuur de Kamer graag een kopie van de brief aan commissaris Bolkestein. De motie van de heer Koenders is het vastleggen van een al lopend proces, waarover de Kamer zeer binnenkort zal worden geïnformeerd. We kijken daarbij in principe naar alle relevante faciliteiten die de overheid beschikbaar heeft als het gaat om het verstrekken van subsidies aan bedrijven. In de motie wordt gesproken over ecologische, ethische en sociale normen, wat een heel brede formulering is van alle maatschappelijk verantwoorde normen die hierbij aan de orde zijn. Aan die motie wil ik op deze manier een invulling geven, en daarover wil ik de Kamer heel binnenkort rapporteren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.15 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Cornielje

Naar boven