Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Atsma aan de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Van der Ploeg) en van Verkeer en Waterstaat, over de uitspraken van de Opta inzake het kabelaanbod en de effecten daarvan voor de abonnementsgelden.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! De afgelopen week is bekend geworden dat de Opta van mening is dat het kabelbedrijf CasTel of Essent Kabelcom verplicht is de zender MCM toegang te verlenen en daarvoor te betalen. Dit laatste, omdat CasTel ook de zenders Eurosport en Discovery betaalt. Verder krijgt CasTel opdracht van de Opta om de spelregels voor toegang tot de kabel te verduidelijken. CasTel weigert het programma Muzzik op te nemen, omdat het niet wil betalen. Betalen betekent immers, aldus het kabelbedrijf, het doorberekenen van de kosten aan de consument. De CDA-fractie heeft begrepen dat reeds per 1 december de toegang gegarandeerd moet worden, terwijl volstrekt onduidelijk is wat de gevolgen zijn. Behalve dat de klant hierdoor mogelijk ongevraagd met een tariefsverhoging wordt geconfronteerd, moet wellicht ook rekening worden gehouden met het feit dat andere commerciële zenders om een vergoeding gaan vragen.

Ik wil derhalve vragen stellen aan de staatssecretarissen die de Opta dan wel het programma-aanbod van de kabelexploitanten in de portefeuille hebben. Hoe oordeelt staatssecretaris Van der Ploeg over de uitspraak van de Opta? Is het in zijn ogen terecht dat de Opta op grond van mededingingsregels het advies van de programmaraad van CasTel terzijde kan leggen? Hoe denkt hij over de rol van de programmaraad, nu en in de toekomst? Moeten de bevoegdheden van deze raad wellicht aangepast worden? Is staatssecretaris De Vries van mening dat wij in de toekomst moeten kijken naar een andere taakafbakening voor de Opta op dit punt? Als een verdubbeling of een verdrievoudiging van het tarief van toepassing zou zijn, moet er dan wellicht ook worden ingegrepen? Hoe denkt de staatssecretaris van mediazaken hierover? Wij kunnen daarbij denken aan een prijsmaatregel of aan een nader onderscheid tussen het basis- en het standaardpakket. Verder wijs ik op de al eerder genoemde discussie over de bevoegdheden van de Opta.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik dank de heer Atsma voor zijn vragen. Het besluit van de Opta is dat het programma doorgegeven moet worden, net zoals Eurosport en Discovery. Ik voeg daarbij de clausule: zolang de daarbij betrokken programmaraden bij de inachtneming van de overweging van dit besluit geen nader advies hebben uitgebracht over de samenstelling van de betrokken standaardpakketten waarmee doorgifte van het programma Muzzik niet meer is te rijmen. Dat betekent dus ook dat de Opta er rekening mee houdt dat, als het doorgegeven moet worden met die kleine doorgiftevergoeding, dat dan eventueel het oordeel van de programmaraad kan wijzigen. Dat heeft dan dus ook een betekenis. Ik verwijs de heer Atsma derhalve ook naar dat besluit van de Opta.

Er is niet zoveel nieuws onder de zon. Het gaat veelal om buitenlandse publieke omroepen die niet zoveel belang hebben bij doorgifte in Nederland. Zij kunnen zich ook niet zozeer richten op de Nederlandse reclamemarkt. De inkomsten van de op Nederland gerichte advertenties zijn voor hen minimaal. Muzzik voert overigens helemaal geen reclame in tegenstelling tot die andere twee, Discovery en Eurosport. Vaak zijn die bedragen zeer minimaal. Het gaat dan om 10 of 20 cent per maand per abonnee. In de kabelnota van vorig jaar, van juni 1999, spreekt de regering als beleid uit dat er geen commerciëleomroepbijdrage geheven mag gaan worden. Zodra het om substantiële bedragen gaat, horen die zenders achter de decoder thuis. Dan kan de kijker zelf kiezen of hij voor een dergelijke zender wil betalen. De heer Atsma begrijpt dat ik daar nu geen uitspraak over doe, want het is allemaal "als, als, als". In ieder geval kan het kabeltarief voor het basispakket in de hand worden gehouden door zo nodig op grond van artikel 82j van de Mediawet een prijsmaatregel te treffen. Ik denk dat ik hiermee de vraag van de heer Atsma wel beantwoord heb.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Voorzitter! Ik kan mij bij de beantwoording van mijn collega-staatssecretaris aansluiten. Ik moet erbij zeggen dat ik zeer terughoudend zal zijn, gezien het feit dat het hier gaat om een uitspraak van de Opta. De Opta, een zelfstandig bestuursorgaan, heeft dat gedaan bij de Wet toegedeelde bevoegdheden. Tegen de uitspraak staan mogelijkheden van bezwaar en beroep open. Als dat niet voldoende is, is een gang naar de rechter nog mogelijk door de partijen. In dat kader oordeel ik dat de Opta zich binnen de bestaande regelgeving gehouden heeft aan haar taakopdracht. Vanuit het oogpunt van de media heeft de Opta rekening gehouden met de voorwaarden zoals wij die eerder gesteld hebben. Er is dus voor mij geen reden om op dit moment tot een nader oordeel te komen.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik stel vast dat staatssecretaris Van der Ploeg en staatssecretaris De Vries niet inhoudelijk hebben gereageerd op mijn vraag. Ik vroeg wat men ervan vindt dat de Opta de uitspraak van een programmaraad – een vertegenwoordiging van de kijkers, de huishoudens, de abonnees – heeft overruled. Toen in tweede instantie bekend werd dat het zou leiden tot een substantiële tariefsverhoging heeft de programmaraad gezegd dat het niet hoefde. Staatssecretaris Van der Ploeg heeft gezegd dat de Opta daar rekening mee zou kunnen houden en dat zij dat misschien ook wel wil. Naar aanleiding van de informatie die ons heeft bereikt, stel ik vast dat het tot op heden niet is gebeurd. Vindt de staatssecretaris dat de Opta een uitspraak van de programmaraad in die zin kan overrulen? Ik heb nog een andere vraag gesteld aan staatssecretaris Van der Ploeg. Op dit moment zit een groot aantal commerciële zenders in het standaardpakket. Als de Opta zegt dat een commerciële zender een bedrag mag vragen, dan zullen meerdere zenders die stap overwegen. Wat betekent dat voor de kijkers? Is dat geen aanleiding om toch met nadere regelgeving te komen en nog eens kritisch te kijken naar de taken en de bevoegdheden van de Opta?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Kortheidshalve zou ik kunnen zeggen dat ik niets heb toe te voegen aan de antwoorden die ik zojuist gegeven heb. De vragen die de heer Atsma heeft gesteld zijn dezelfde vragen als de vragen die hij hiervoor heeft gesteld, maar ik zal het nog een keer zeggen. Er is een aantal kleine zenders, vooral vanuit het buitenland, Eurosport, Discovery en nu dus ook Muzzik, waar zeer bescheiden vergoedingen voor gevraagd worden. Het gaat om 15 à 20 cent per abonnee per maand. Daarnaast hebben wij de grote commerciële omroepen die op Nederland gericht zijn. Die hebben daar helemaal geen belang bij. In de kabelnota hebben wij duidelijk gesteld dat wij geen voorstander zijn van het heffen van commerciëleomroepbijdragen. Mochten die tarieven heel erg stijgen, dan hebben wij altijd een instrument achter de hand, namelijk een prijsmaatregel. In de praktijk is gebleken dat het feit dat dit instrument er is, al genoeg werking heeft.

Ik heb de heer Atsma ook nog verwezen naar een besluit. Als hij dat wil, kan ik hem het besluit doen toekomen. Ik raad hem aan om met name naar bladzijde 12 te kijken. Daar is te lezen dat de Opta ook zelf refereert aan de bevoegdheden van de programmaraden.

De heer Atsma (CDA):

De staatssecretaris zegt eigenlijk dat de programmaraad in wezen geen oordeel heeft geveld en dat de Opta in die zin ook niets te verwijten is.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

In feite zou het zo kunnen zijn wat de Opta hier zegt, maar ik wil hier een beetje terughoudend in zijn. Het betreft ook een beetje de portefeuille van mevrouw De Vries. In dat besluit staat: "zolang de daarbij betrokken programmaraden met inachtneming van de overweging van dit besluit geen nader advies hebben uitgebracht". Daarmee geeft ook de Opta aan dat, als er een paar centen voor de doorgifte moet worden betaald, dit kan leiden tot adviezen van de programmaraad die betekenis hebben. Ik wil niet vooruitlopen op allerlei interpretaties van dit besluit, maar ik zie hierin zeker een clausule die aanknopingspunten biedt.

De heer Atsma (CDA):

Dat is de kern van de zaak. De programmaraad had een nader oordeel geveld, dat nu kennelijk door de Opta wordt overruled. Vindt u dat dit kan? Dit is heel principieel.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nogmaals, ik wil terughoudend zijn in de interpretatie van Opta-besluiten, omdat de rechter hiermee ook te maken kan hebben. Toch hoef je er niet zoveel verstand van te hebben om te zien dat de Opta uitging van het principe van gelijke behandeling voor gelijke gevallen: als Eurosport en Discovery erin zitten, dan hoort Muzzik er ook in. Een nader oordeel van de programmaraad kan eventueel betekenis hebben, maar daarop wil ik, gegeven dit besluit, niet vooruitlopen.

De heer Stellingwerf (RPF/GPV):

Voorzitter! Het is heel interessant wat de programmaraden en de Opta vinden, maar misschien is het interessanter wat de wetgever oorspronkelijk oordeelde. Terecht schetst de staatssecretaris een beweging van kleine stapjes die op den duur grote stappen kunnen worden. Hoe moeten wij die ontwikkeling zien in het licht van de Mediawet en de artikelen daarin die over het basispakket en het minimumpakket gaan? Zijn wij niet toe aan het stellen van een soort maximum voor het minimumpakket en moet de Mediawet niet op die grond worden gewijzigd?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! De heer Stellingwerf vroeg of wij toe zijn aan een maximum op een minimumpakket. In de Mediawet staan die regelingen zoals ze er staan. Nogmaals, de hoofdlijn van het kabinet, zoals in de kabelnota van vorig jaar verwoord, is: geen bijdrage voor de commerciële omroep. Ten tweede geldt de prijsmaatregel zolang er nog geen vrije markt is. De doelstelling is overigens wel dat de prijsmaatregel niet meer nodig is als nieuwe technologieën echte concurrentie mogelijk maken. Ik heb dat aan de Kamer toegezegd en het is belangrijk dat wij dat in de gaten houden. Het is ook belangrijk dat ons instrumentarium toereikend is om de ontwikkeling in de hand te houden.

De heer Stellingwerf (RPF/GPV):

Ik ben niet erg tevreden met dit antwoord. U verwijst naar wat in de Mediawet staat, maar ik vroeg nu juist of de praktijk niet aantoont dat de Mediawet nu al gedateerd is en of de regels niet moeten worden aangescherpt om dit proces voldoende te kunnen keren.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

De Opta heeft een uitspraak gedaan, waarin zij zegt dat Muzzik op grond van gelijkheid met Eurosport en Discovery ook in het pakket moet komen. Daarnaast zijn er alarmerende berichten die stellen dat de kabeltarieven met tientjes zullen moeten stijgen. Dit zijn maar berichten. Ik heb daar in mijn zakken nog niets van gevoeld en kijkers ook niet. Ik kan niet reageren op berichten die slechts zijn gebaseerd op angsten. Die angsten zijn ongerechtvaardigd, want wij hebben een prijsmaatregel en het is niet de bedoeling dat er bijdragen worden betaald voor commerciële omroepen die zich op de Nederlandse markt richten, al dan niet vanaf Nederlandse bodem of in de buurt daarvan. Daarvoor hebben we pay-tv en andere kanalen.

De heer Stellingwerf (RPF/GPV):

Het gaat niet alleen om onberedeneerde angsten; deze ontwikkelingen zijn al bij de Mediawet aan de orde geweest.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! Hierop voortbordurend vraag ik de staatssecretaris het volgende. De Vereniging van kabelexploitanten heeft de uitspraak aangegrepen om te roepen dat, als dit zo doorgaat, de tarieven voor consumenten wel eens met enige tientjes omhoog kunnen gaan. De PvdA zou hiermee natuurlijk grote moeite hebben. Is de Vecai bezig met paniekzaaierij of doet zij een reële voorspelling?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Mij past enige terughoudendheid tegenover de Vecai. Ik denk echter wel dat de Vecai niet mag spreken over precedentwerking. Kabelexploitanten betalen namelijk ook op dit moment aan kleinere commerciële zenders. Overigens zat de Vecai in een eerder persbericht geheel op de lijn dat de kabelabonnementen niet om deze reden omhoog zouden moeten gaan. De uitlatingen van de Vecai bevatten dus een zekere contradictie. Al met al denk ik dat wij niet te paniekerig moeten doen.

De heer Nicolaï (VVD):

Twee jaar geleden heeft de VVD-fractie het kabinet gevraagd, ervoor te zorgen dat mensen op zo kort mogelijke termijn per zender kunnen kiezen. Wij vinden namelijk dat mensen een abonnement moeten kunnen nemen zoals zij ook een abonnement voor een tijdschrift of een krant kunnen nemen. Mensen moeten namelijk zelf kunnen afwegen wat zij duur of goedkoop vinden.

Is de staatssecretaris het ermee eens dat dit probleem zich niet had voorgedaan als dit model nu al had bestaan? Mensen hadden dan immers zelf kunnen uitmaken of zij iets wel of niet te duur vinden en per zender kunnen kiezen, zonder afhankelijk te zijn van de kabelbedrijven.

De laatste anderhalf jaar heeft de VVD-fractie erop aangedrongen om snel met een notitie te komen die bevordert dat mensen per zender kunnen kiezen. Inmiddels is meer dan een halfjaar geleden een motie kamerbreed aangenomen waarin het kabinet wordt gevraagd om voor 1 januari 2001 met een nieuw stuk te komen waarin duidelijk wordt ingegaan op die keuzevrijheid. De Kamer dringt hierop aan, omdat zij op dit punt nog steeds niet tevreden is over de kabelnota's die tot nu toe zijn uitgebracht. Wanneer kan de Kamer die notitie verwachten?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Mijn politieke beweging kent het credo dat de media zo vrij zouden moeten zijn als papier. Dit credo komt de heer Nicolaï ongetwijfeld bekend voor. Dat betekent dat wij eraan zouden moeten werken dat mensen op zo kort mogelijke termijn echte keuzevrijheid hebben en zelf kunnen bepalen of zij bereid zijn een bepaalde prijs voor een zender te betalen. In een debat over de kabelnota hebben wij hierover van gedachten gewisseld. Wij waren het er toen over eens dat hiervoor goede concurrentie nodig is. Met het oog daarop doet het kabinet zijn best om zoveel mogelijk alternatieve infrastructuren aan te bieden die dit mogelijk maken. Daarbij kan worden gedacht aan de digitale televisie, de schotel, de ether en de kabel. Zodra er een continuüm van mogelijkheden bestaat – dat zal overigens heel snel het geval zijn – hoeven wij ons over heel veel van dit soort vraagstukken geen zorgen meer te maken, sterker: dan zal het geen enkele rimpeling in de vijver meer veroorzaken. Ik ben het dus met de visie van de heer Nicolaï geheel eens. Ik heb daarom ook al eerder gezegd dat ik liever zie dat een en ander spoedig en niet later wordt gerealiseerd.

De heer Nicolaï vraagt mij en staatssecretaris De Vries met een nota te komen. Ik denk niet dat dit zoveel zin heeft. Er zullen op een aantal van de deeldossiers overigens wel nota's naar de Kamer worden gestuurd. Zo wordt de Kamer bericht over de digitale televisie, omdat wij dit snel op gang willen laten komen. Ik stel voor om deze deelnota's af te wachten en mij niet te vragen, een speciale nota te schrijven.

De heer Nicolaï (VVD):

Het is aardig om te horen dat de staatssecretaris denkt dat het volgens hem niet zoveel zin heeft. De Kamer heeft echter Kamerbreed uitgesproken dat het wel zin heeft. Daarmee lijkt mij de zaak helder en min of meer afgedaan. Wij hebben geen bericht ontvangen dat dit niet zou gebeuren en daarom gaan wij er nog steeds van uit dat er voor 1 januari een stuk aan de Kamer zal worden gezonden met daarin een plan van aanpak dat aangeeft hoe de overheid kan bevorderen dat er zo snel mogelijk keuzevrijheid voor de consument komt.

De voorzitter:

Ik zie dat hierover wordt overlegd in vak K.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Laat ik niets toezeggen. Ik heb echter nota genomen van dit verzoek en u hoort nog van mij of ik op dit verzoek inga. Het is mij nog niet helemaal duidelijk wat de heer Nicolaï wil. Er zijn immers al twee kabelnota's naar de Kamer gestuurd. Verder hebben wij met elkaar besproken welke aanpak de voorkeur verdient. Ik heb dan ook wat meer informatie nodig over wat de heer Nicolaï precies verwoord wil hebben in een brief.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! Met alle respect, maar dit is nogal ernstig. De Kamer heeft twee keer om een kabelnota gevraagd waarin een van de belangrijke punten de keuzevrijheid per zender zou moeten zijn. Hierop is in geen van beide nota's ingegaan.

Vervolgens werd in juni een motie ingediend – Kamerbreed onderschreven en Kamerbreed aangenomen – waarin duidelijk en precies wordt gevraagd: kabinet, komt u als de wiedeweerga – na twee mislukte pogingen – alsnog met een notitie en een plan van aanpak over de invoering van de keuzevrijheid per zender en per kijker. Dat zou er voor 1 januari moeten zijn. De staatssecretaris zegt dat een dergelijk stuk zo snel mogelijk komt, maar de Kamer wacht hier al anderhalf jaar op. Het kabinet heeft in feite anderhalf jaar op dit punt niets gedaan.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Het is mij nu duidelijk waarop de heer Nicolaï doelt. U hebt inderdaad een motie ingediend waarin de regering verzocht wordt te bevorderen dat digitalisering zo spoedig mogelijk plaatsvindt en eventuele keuzevrijheid per zender wordt geïntroduceerd. Daartoe moet voor 1 januari 2001 een plan van aanpak worden opgesteld. Ik heb al eerder in mijn antwoord toegezegd dat wij terugkomen op de digitale tv en infrastructuur. Sterker, collega De Vries en ik zijn doende om daarvoor een plan van aanpak op te stellen. U krijgt dat zeker voor 1 januari 2001. Dat punt uit uw motie is allang toegezegd. Ik dacht dat u een derde kabelnota wilde, maar dat is niet aan de orde. De motie op stuk nr. 5 wordt echter gewoon uitgevoerd.

De heer Bakker (D66):

Ik sta me nu, luisterend naar dit verhaal, eerlijk gezegd in toenemende mate op te winden. De staatssecretaris weet heel goed dat de oplossingen niet alleen zitten in het digitaliseren. Twee jaar geleden heeft de Kamer naar aanleiding van wat toen in Amsterdam gebeurde – A2000, CNN, enz. – om een kabelnota gevraagd. De opvatting van de Kamer daarover werd tot uitdrukking gebracht in de motie-Nicolaï, die Kamerbreed werd gesteund: de mensen moeten zélf een keuze kunnen maken. Op het moment waarop men kan kiezen voor hun tv-pakket, bovenop het basispakket, hebben wij dit soort problemen niet meer. De vraag is echter of de staatssecretaris dit alles op zijn beloop laat, zodat wij iedere week met een nieuw incident te maken krijgen. Of neemt hij de leiding in het debat en zorgt hij ervoor dat er een keuzevrijheid komt?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik neem de leiding in dat debat.

De heer Bakker (D66):

Daar blijkt toch niets van?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik begrijp uw staat van opwinding niet. Overigens ziet u er niet zo opgewonden uit, maar ik snap uw vraag niet. Ik kan er niets mee.

De heer Bakker (D66):

Mijn vraag is: wat doet het kabinet om ervoor te zorgen dat mensen zo snel mogelijk zelf hun zenderpakket kunnen samenstellen? De motie-Nicolaï c.s. gaat over introductie van eigen codes, eigen keuze, enz. U laat dit echter op zijn beloop. Iedere keer hebben wij met nieuwe incidenten te maken, maar u zegt: die digitalisering komt eraan. Het gaat echter om concurrentie op de kabel. U moet ervoor zorgen dat mensen zelf kunnen kiezen.

De voorzitter:

Volgens mij is de vraag nu wel duidelijk. Het is trouwens ongeveer dezelfde vraag als de heer Nicolaï stelde.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik heb gezegd dat het kabinet hard bezig is om op 1 januari 2001, als uitvoering van de motie-Nicolaï c.s., digitalisering en het digitaal beschikbaar maken van de ether mogelijk te maken. U vraagt het kabinet de leiding te nemen en ervoor te zorgen dat er decoders in alle huishoudens van Nederland komen. Desnoods moeten wij ze kopen. Maar zo gek verloopt dit natuurlijk niet. Er is overleg gevoerd met de kabelsector en wij hebben u dit medegedeeld. Er is een soort traject afgesproken over wat er zal plaatsvinden. Een te actieve invulling van deze rol, waaruit kan blijken dat de overheid op de stoel van de ondernemer gaat zitten, is niet aan de orde.

De voorzitter:

De laatste keer, mijnheer Bakker.

De heer Bakker (D66):

Ik stel vast dat de staatssecretaris het niet wil begrijpen. Twee jaar geleden zei de Kamer al – en dat werd Kamerbreed ondersteund via de motie-Nicolaï c.s. – dat de mensen zelf een keuze moeten kunnen maken. Wij hebben niet gezegd dat de overheid decoders moet kopen of neerzetten. Wel meenden wij dat de overheid bijvoorbeeld kan stimuleren dat er op dat punt een standaard wordt ontwikkeld. Deze standaard is er nog steeds niet, waardoor kabelmaatschappijen met hun pakketten alle kanten opvliegen, en de eigen keuzevrijheid is niet dichterbij gekomen. Daar gaat het om.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik geloof dat wij niet van mening verschillen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begin met een compliment aan de regering, omdat het volgens mij de eerste keer is dat de drie verantwoordelijke bewindslieden zich tegelijkertijd hebben kunnen vrijmaken voor dit onderwerp.

Ik stel twee vragen. Voor de eerste vraag ga ik even terug naar het werkelijke onderwerp. Wij kunnen niet in de toekomst kijken, dus wij weten niet of er inderdaad prijsstijgingen zullen volgen op de uitspraak van de Opta. Wel wil ik op dit moment graag de garantie van de staatssecretaris dat hij gebruik zal maken van het prijstoezicht dat hij op grond van de Mediawet bezit, mocht het zover komen. Is hij daartoe bereid?

Mijn tweede vraag gaat over het toezicht zelf. Er ligt een ander oordeel van het Commissariaat voor de media dan de Opta nu heeft gegeven. Het lijkt mij dat er onduidelijkheid over bestaat wat precies het vigerend toezicht is. Er wordt ook niet samengewerkt door de verschillende toezichthouders. Hoe gaat de staatssecretaris met dit probleem om? Is hij bereid met de verschillende toezichthouders in gesprek te treden? Zal hij ze dwingen tot een verdergaande vorm van samenwerking dan waar zij nu schijnbaar toe bereid zijn?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Als iets ongewenst is, als er duidelijk sprake is van misbruik van een monopolie of als er allerlei andere redenen zijn waardoor de kabeltarieven exploderen, hebben wij de prijsmaatregel achter de hand. Als je die hebt, moet je ook de wens hebben om die maatregel te gebruiken indien dat nodig is.

De tweede vraag ligt ietsje gecompliceerder. Mevrouw Halsema vraagt wat de verhouding is tussen de verschillende toezichthoudende organen: het Commissariaat voor de media versus de Opta. Misschien is het wel aardig om even het juridisch kader te schetsen. De Mediawet zegt dat er op de kabel ten minste 15 televisiezenders moeten worden doorgegeven. Dat is het basispakket. Vaak zijn het er meer, maar het minimum is 15. De programmaraad adviseert de kabelexploitant over de samenstelling van het basispakket. De kabelexploitant mag van dat advies alleen om zwaarwegende redenen afwijken. Geschillen over toegangsregelingen, waar wij het nu over hebben, worden door het Commissariaat voor de media beoordeeld. Daarnaast kan de kabelexploitant de programmaraad om advies vragen over de overige programma's die hij naar alle aangeslotenen uitzendt. Geschillen over toegangsregelingen terzake van dat punt worden door de Opta beoordeeld. De Opta heeft al eens eerder beslist dat een programmaraad ook zwaarwegend kan adviseren over dit gedeelte van het standaardpakket. Dat berust dan niet op de Mediawet, maar op een contract tussen de programmaraad en de kabelexploitant. Voor alle duidelijkheid zeg ik dat de Opta bij haar beoordeling uitgaat van richtsnoeren. Daarin is neergelegd dat de Opta zich bij conflicten over de samenstelling van het standaardpakket zeer terughoudend zal opstellen en dat zij zal volstaan met de toetsing of de toegang tot de kabel op een zorgvuldige, redelijke, transparante en non-discriminatoire manier tot stand komt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ga nog even in op het laatste punt, want dat demonstreert nog eens dat de gedane uitspraak precies op het kruispunt van bevoegdheden van twee toezichthouders heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris en de Opta gaan volstrekt voorbij aan het oordeel dat het Commissariaat voor de media heeft geveld. Ik wil dus graag alsnog van de staatssecretaris weten wat hij van dat oordeel vindt. Het is namelijk wel een diskwalificatie van de uitspraak van het Commissariaat voor de media. Dat lijkt mij niet wenselijk.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Als het gaat om het gedeelte dat is gebaseerd op de Mediawet, namelijk het basispakket van minimaal 15 zenders, gaat het via het Commissariaat voor de media. In artikel 8.7 van de Telecommunicatiewet staan de bevoegdheden van de Opta vermeld. Dan gaat het onder andere over geschillen over toegangsweigeringen voor de zenders waarover de kabelexploitant advies vraagt aan de programmaraad, als het gaat om programma's die ook naar alle aangeslotenen worden doorgestuurd. Dat is dus een extra, een apart deel van de bevoegdheden, dat speciaal bij de Opta ligt. Dat is dus een heel ander iets dan de zaken waar het Commissariaat voor de media bij moet komen. Het overlapt elkaar niet.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie is van mening dat de verantwoordelijkheid voor de positie van de consument hier moet blijven liggen en dat concurrentie een middel is en geen doel op zich mag worden. Daarom stel ik een korte vraag. Is de staatssecretaris het met de CDA-fractie eens dat hij verantwoordelijk blijft voor het basispakket en voor de prijscondities waaronder de consumenten uiteindelijk hun programma's krijgen en dat de programmaraad dat basispakket zal moeten blijven vaststellen, dus dat het niet een orgaan als de Opta kan zijn? Is de staatssecretaris het ermee eens dat hij zich niet kan verschuilen achter de Opta?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

De Opta schrijft in haar besluit ook dat het zo kan zijn dat de programmaraad, in aanmerking nemend het feit dat er een doorgiftetarief betaald gaat worden, misschien tot een ander oordeel komt en dat dit relevant is. Het lijkt mij dus dat de positie van de programmaraad duidelijk wordt erkend door de Opta.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit antwoord over de uitspraak van het Commissariaat voor de media is niet helder. Misschien kan de staatssecretaris, omwille van de tijd, toezeggen dat hij ons een brief stuurt met daarin de uitspraak van het commissariaat in deze zaak en het oordeel van de staatssecretaris daarover. Hij doet het nu voorkomen alsof het commissariaat in deze kwestie niet bevoegd is, maar voor ons is het niet helder. Misschien kan hij die helderheid geven in een brief en dan hoeven wij nu niet verder te vragen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik meen dat ik die helderheid reeds gegeven heb in de beantwoording; u kunt dat teruglezen in het stenografisch verslag. Maar als u om een brief vraagt, zal ik het daarin nogmaals – en dan nog beter en mooier – uitleggen. Dan wordt het ook u volledig duidelijk.

Naar boven