Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 100, pagina 6470-6473 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 100, pagina 6470-6473 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 augustus 200, over het kabinetsstandpunt "Handhaven op niveau".
De heer Van Heemst (PvdA):
Voorzitter! Er is een zeer uitvoerige rapportage plus een regeringsstandpunt gekomen over de handhaving van de zogeheten ordeningswetgeving. Deze kunnen worden beschouwd als een eerherstel voor handhaving. Wij hebben geen moeite met dat regeringsstandpunt, maar er is helaas weinig tot geen aandacht besteed aan de noodzaak om systematisch werk te maken van handhaving door het opstellen van handhavingsplannen, een van de kernaanbevelingen van het advies over dit vraagstuk. Het spreekt vanzelf dat zo'n aanpak door de betrokken sectoren moet worden opgesteld, maar ik vind dat dit door Justitie moet worden aangemoedigd en gevolgd, zodat er een overzicht is of dat goed verloopt en of er knelpunten zijn, zodat wij een bredere beoordeling kunnen maken. Wij hebben het verslag van het algemeen overleg op de plenaire agenda laten plaatsen om hierover een motie in te kunnen dienen. Deze motie is medeondertekend door de collega's Dittrich, Van der Staaij en Van Wijmen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de geloofwaardigheid van de overheid mede wordt bepaald door de mate waarin zij wet- en regelgeving effectief handhaaft;
constaterende, dat initiatieven ontbreken om systematisch vast te leggen en te beoordelen welke inspanning met betrekking tot de handhaving van ordeningswetgeving wordt geleverd;
verzoekt de regering periodiek te rapporteren wat de stand van zaken is bij de totstandkoming van handhavingsplannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heemst, Dittrich, Van der Staaij en Van Wijmen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 85 (26800 VI).
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter! Ook de SGP-fractie heeft op hoofdlijnen instemming betuigd met het kabinetsstandpunt over het rapport "Handhaven op niveau". Ik kom terug op twee punten. Naast moeilijk handhaafbare regelgeving en een tekort aan samenwerking noemt de commissie het ontbreken van een adequaat handhavingsbeleid een van de belangrijkste oorzaken van het handhavingstekort. Het kabinet wil projecten opzetten om samenwerking te stimuleren en professionaliteit op te voeren. Dat waarderen wij, maar wij vinden dat er nog onvoldoende wordt gedaan om het formuleren van handhavingsplannen te stimuleren, ook buiten deze projecten om. Daarom hebben wij de motie-Van Heemst medeondertekend.
Het tweede punt waarvoor wij aandacht hebben gevraagd in het overleg, is handhaving in de elektronische omgeving. Het belang van criminaliteitsbestrijding op internet is onderstreept door recente krantenberichten over drugshandel via internet. De minister heeft gezegd dat rechtshandhaving in de virtuele omgeving een belangrijke kwestie is waarover volgend jaar een rapport komt. De minister heeft in het overleg ook gezegd dat de handhaving van de ordeningswetgeving bijvoorbeeld bij de verkoop van medicijnen via internet niet aan de aandacht ontsnapt. Ik vraag hem te bevestigen dat er wordt gewerkt aan plannen om de handhavingstekorten in dit opzicht weg te nemen. Omdat de minister hier positief op reageerde, heb ik geen motie ingediend, maar ik hoor nog wel graag een bevestiging daarvan.
De heer Vos (VVD):
Voorzitter! Het algemeen overleg is al gebruikt om in grote lijnen de instemming van de VVD-fractie met de plannen aan te geven. Ik wil nog één punt naar voren brengen en dat is de bestuurlijke boete. Het hanteren van het instrument "bestuurlijke boete" zal de betrokken overheden die daar gebruik van maken meer confronteren met een eigen verantwoordelijkheid voor de handhaving van ordeningsregelgeving. Echter, er moet ook een stimulans zijn om dit instrument te gaan hanteren. Het lijkt mij bijna onvermijdelijk dat de betrokken overheden daarvan ook een financieel voordeel zullen genieten. Ik nodig de minister uit om daar wat helderder over te zijn en aan te geven hoe zijn plannen op dat terrein zijn. Wanneer zal het onderzoek dat hij op dit moment voor ogen heeft klaar zijn? Kan hij al een tipje van de sluier oplichten en ons laten weten welke prikkel daaruit naar voren zou kunnen komen?
De heer Dittrich (D66):
Mevrouw de voorzitter! Ook de fractie van D66 is in hoofdlijnen akkoord met het beleid van de regering op dit punt. Ik heb nog twee opmerkingen. De eerste gaat over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van overheden, inclusief de staat. De commissie-Michiels heeft daar in het rapport "Handhaven op niveau" een apart hoofdstuk aan gewijd en een principiële uitspraak gedaan, namelijk dat de overheid strafrechtelijk aansprakelijk zou moeten kunnen worden geacht. Wil de regering daar in een brief nog eens specifiek op ingaan? Dan kunnen wij die brief bespreken bij verdere debatten die er over dit onderwerp komen, want ik merk dat dit onderdeel wat onderbelicht is gebleven.
Het tweede punt gaat over additionele middelen voor handhaving op lokaal niveau. Als er sprake van is dat er extra geld vrijkomt voor lagere overheden om die voor handhaving te bestemmen, dan moeten ze ook wel voor handhaving bestemd worden. Dan zou het niet zo moeten zijn dat een gemeente vanuit de vrije beschikkingsruimte en beoordelingsruimte plotseling een zwembad gaat bouwen of iets dergelijks. Daarom dien ik op dit punt de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het handhavingsinstrument van bestuurlijke boetes de leefbaarheid in gemeenten kan vergroten;
overwegende, dat lagere overheden steeds meer uitvoerings- en handhavingstaken toebedeeld krijgen die, om goed uitgevoerd te kunnen worden, additionele middelen kunnen vergen;
overwegende, dat deze additionele middelen dan ook door die lagere overheden specifiek bestemd dienen te worden voor handhaving en niet voor andere doeleinden;
verzoekt de regering in de afweging of additionele middelen aan de lagere overheden ten behoeve van handhaving dienen te worden toegekend, te betrekken het oormerken van die middelen ten behoeve van dat specifieke doel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich, Van Heemst en Van Wijmen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86 (26800 VI).
Minister Korthals:
Voorzitter! Het verheugt mij dat uw Kamer mijn doelstelling van verdere professionalisering van de handhaving onderschrijft. Het ontwikkelen en uitvoeren van een planmatige werkwijze beschouw ik als een belangrijk onderdeel van de professionaliseringsslag die handhavers momenteel doormaken. Ik zie de betogen van uw Kamer dan ook als een wens om de kwaliteit en de effectiviteit van de handhaving te verbeteren. Bij de handhaving is ook naar mijn opvatting geen ruimte meer voor vrijblijvendheid. Ook ik interpreteer de wens van de Kamer als een zorg om de aandacht voor handhaving niet te laten verzanden, om de handhavingsdoelstellingen transparant en afrekenbaar te laten zijn en om zichtbaar te maken wie waarop aanspreekbaar is. Ik benadruk dan ook dat deze wensen en zorgen geheel in lijn zijn met het kabinetsstandpunt "Handhaven op niveau".
Ik hecht er ook waarde aan om de Kamer een beeld te geven van de ontwikkelingen die reeds in gang zijn gezet om handhaving planmatig te benaderen. Ik doe dat vooral, omdat in de tweede overweging van de motie van de heer Van Heemst staat: "constaterende, dat initiatieven ontbreken om systematisch vast te leggen en te beoordelen welke inspanning met betrekking tot de handhaving van de ordeningswetgeving wordt geleverd". Ik wil echter eerst benadrukken dat handhaving van ordeningswetgeving primair een zaak is van de vakministers. Terecht stelde de heer Van Heemst in het algemeen overleg van twee weken geleden dat het debat over handhaving niet alleen een debat mag zijn tussen de minister van Justitie en de vaste commissie voor Justitie, want dit debat zal ook moeten worden gevoerd tussen de andere commissies en hun betrokken vakministers.
Welke ontwikkelingen spelen een rol bij de planmatige benadering van de handhaving? Planmatig werken met handhavingsvraagstukken is op een aantal terreinen al ingezet. Inspecties en bijzondere opsporingsdiensten beschikken immers over jaarplannen en jaarverslagen waarin de handhavingsdoelstellingen zijn verwoord. Ook worden er door de departementen jaarlijks gezamenlijke voortgangsrapportages opgesteld op beleidsterreinen die meerdere departementen aangaan. Ik verwijs hiervoor naar de voortgangsrapportages inzake financieel-economische criminaliteit en milieu. Deze rapportages geven de voortgang weer van de gezamenlijk gemaakte afspraken tussen de departementen en van de bereikte resultaten.
Ook worden er handhavingsarrangementen op bepaalde beleidsterreinen gesloten tussen de bijzondere opsporingsdiensten, het openbaar ministerie en de vakdepartementen. Het arrangement tussen het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het OM en de AID over de handhaving van de landbouwwetgeving bevat, bijvoorbeeld, afspraken die zijn gericht op prioriteitenstelling, de vraag wie wanneer optreedt bij overtreding van bepaalde wettelijke normen en de wijze waarop de handhavers onderling worden gehandhaafd. Ik kan meer voorbeelden geven, maar zal dat terwille van de tijd niet doen. Het zal echter duidelijk zijn dat er over de hele linie wordt gewerkt aan de concrete handhaving. Thans wordt bovendien in het kader van het project handhavingsstrategieën onderzoek verricht naar onder meer de vraag hoe handhavingsorganisaties beleidsplannen opstellen. Het onderzoek zal zich verder richten op de vraag of er behoefte is aan handvatten of modellen om handhavingsplannen op te stellen. Met belangstelling zie ik de uitkomsten tegemoet van dit onderzoek dat eind dit jaar openbaar zal worden.
Ten slotte wijs ik op de stuurgroep Handhaven op niveau die een rol speelt in het stimuleren van professionalisering en het leveren van een kwaliteitsimpuls aan de handhaving. Naast het ontwikkelen van "best practices" op bepaalde beleidsterreinen is in het actieprogramma van deze stuurgroep nadrukkelijk voorzien in activiteiten die moeten zorgen voor kwaliteitswaarborgen voor de handhaving. De stuurgroep zal initiatieven nemen om te bevorderen dat het bestuur de eigen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de handhaving kan waarmaken, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een model van kwaliteitscontrole en handhaving door gebruik te maken van moderne middelen tot kwaliteitsverbetering zoals visitaties en audits.
Hiermee wil ik illustreren dat er tal van initiatieven zijn ontplooid om de kwaliteitsimpulsen aan een meer planmatige benadering van de handhavingsvraagstukken te onderwerpen. Het kabinetsstandpunt "Handhaven op niveau" herbergt een pakket inspanningen om mogelijke vrijblijvendheid bij de handhaving terug te dringen.
Voorzitter! Als ik tegen deze achtergrond de motie van de heer Van Heemst mag interpreteren, kan ik met de intentie van de motie instemmen. Ik ben dan ook bereid om de inhoud van deze motie mee te geven aan mijn collega's. Al met al kan ik zeggen dat ik geen bezwaar heb tegen de aanneming van de motie-Van Heemst c.s. op stuk nr. 85.
In hetgeen ik tot nu toe naar voren heb gebracht, ben ik reeds ingaan op de vraag van de heer Van der Staaij of het niet ontbreekt aan een adequaat handhavingsbeleid. Hieraan wordt dus over de gehele linie gewerkt. Hij heeft verder een vraag gesteld over de handhaving van de elektronische omgeving in het kader van de ordeningswetgeving. Ik kom over enige tijd terug op dit specifieke en belangrijke punt. Hieraan zal veel aandacht moeten worden besteed. Het is overigens ongelofelijk moeilijk om een en ander precies in kaart te brengen. Wij werken op dit moment aan het antwoord op de vraag hoe dit precies moet worden gedaan. Het duurt echter nog wel enige tijd voordat wij met concrete voorstellen naar buiten kunnen treden. In de richting van de heer Van der Staaij zeg ik dat wij daarmee heel nadrukkelijk bezig zijn.
De heer Van Heemst (PvdA):
De minister heeft gezegd: als dat de intentie van de motie is, kan ik verder met die motie wel uit de voeten. De motie gaat echter om meer dan het verzoek aan deze minister om bij zijn collega's een vraag neer te leggen. De motie verzoekt de minister van Justitie, zoals ik in het AO al heb gezegd, om in het kader van het verbeteren van de handhaving en het maken van handhavingsplannen een positie in te nemen vanuit zijn ministerie, in die zin dat departementen ergens op aangesproken kunnen worden en dat bekeken kan worden of de handhavingsplannen toereikend zijn dan wel knelpunten vertonen. Ik neem aan dat de minister bereid is toe te werken naar het verkrijgen van een plek voor Justitie ten behoeve van het op orde brengen en houden van de handhavingsplannen.
Minister Korthals:
Voorzitter! Daar ben ik het mee eens. Wij moeten weliswaar niet uit het oog verliezen dat het primair een zaak is van de vakministers, maar ik denk dat er zeker van Justitie uit – zo versta ik ook de motie – een stimulans in die richting kan worden gegeven. De precieze plaats moet dan nog wel bepaald worden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Heb ik het goed begrepen dat in de aangekondigde notitie het niet alleen zal gaan om de handhaving van de strafrechtelijke normen, maar ook om de handhaving van de ordeningswetgeving?
Minister Korthals:
Dat zal heel nadrukkelijk gebeuren. Ik heb aangegeven dat alles wat met internet en dergelijke te maken heeft misschien nog wat onderbelicht is. Wij zijn bezig met het in kaart brengen van dat alles. Ik zal een en ander neerleggen in een brief aan de Kamer. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat deze brief niet eerder te verwachten is dan na medio volgend jaar, omdat wij tot een brede opstelling willen komen.
Voorzitter! De heer Vos heeft gevraagd hoe het zit met de bestuurlijke boete en heeft gezegd dat er ook een stimulans moet zijn voor de gemeenten. Ik ben mij dat wel degelijk bewust. Een werkgroep gaat na wat er precies met de financiën moet gebeuren. De heer Vos wil dat ik nu al een tipje van de sluier oplicht, maar ik wil die werkgroep niet in de wielen rijden, omdat het gaat over een zeer gevoelig punt. Het streven is erop gericht rond de komende jaarwisseling de werkzaamheden van die werkgroep af te ronden, waarna de resultaten aan de Kamer zullen worden overgelegd.
De heer Dittrich heeft, ondersteund door de heren Van Heemst en van Wijmen, een motie voorgesteld waarin wordt uitgesproken: als er additionele middelen zijn voor de lagere overheden, bedoeld voor de handhaving, bekijk dan of die daarvoor op enigerlei wijze zijn te bestemmen. Ik wil dit doen, maar ik wil dit ook bespreken met mijn collega van Binnenlandse Zaken die met name met de lagere overheden te maken heeft en die wellicht enige voorzichtigheid wil betrachten ten aanzien van de decentrale overheden die ook zelfstandige bevoegdheden hebben.
Voorzitter! De heer Dittrich vroeg nog: wat doen wij met de strafrechtelijke aanspraak van de overheid, inclusief de staat? Wij hebben daarover vlak voor het zomerreces een interessant debat gehad, erin uitmondend dat de regering het standpunt steunde van de Hoge Raad, dat erop neerkomt dat de centrale overheid niet strafrechtelijk aansprakelijk zou moeten zijn en de lagere overheden wel. De Raad van State was ervoor dat noch de lagere overheid noch de centrale overheid strafrechtelijk aansprakelijk zou zijn. Ik ben in dat debat geconfronteerd met het feit dat bij de meerderheid van de Kamer het gevoelen bestaat – ik wijs erop dat de fractie van D66 daarover een wat andere opvatting huldigt – toch te gaan in de richting van een strafrechtelijke aansprakelijkheid van de centrale overheid. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer daarover een brief zou doen toekomen. Het is zeer moeilijk gebleken om een en ander precies uit te leggen en om de consequenties ervan helemaal te overzien, maar ik denk dat de Kamer nog deze maand die brief krijgt.
De heer Dittrich (D66):
Kan in die brief specifiek worden gerefereerd aan het hoofdstuk van de commissie-Michiels waarin zij pleit voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van de centrale overheid?
Minister Korthals:
Wij gaan natuurlijk in op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de centrale overheid. Daar gaat het om. Of daarbij een verwijzing komt naar het feit dat de commissie-Michiels vond dat die aansprakelijkheid er moest komen, weet ik niet. Ik weet ook niet of dit noodzakelijk is. Ik kan er een noot bij doen waarin de mening van de commissie op dit punt staat, maar ik weet niet of ik daarop expressis verbis zal wijzen.
De heer Dittrich (D66):
Ik zou dat zeer betreuren, omdat de commissie-Michiels juist de opdracht had gekregen om daarnaar te kijken. Zij komt nu met een principiële stellingname. Ik zeg niet dat ik het daarmee eens ben, maar in de debatten tot nu toe heb ik gelezen dat het gaat om de uitspraak van de Hoge Raad en wat de Raad van State ervan vindt. De commissie speelt echter geen rol en dat vind ik vreemd, omdat zij een principiële stellingname heeft gekozen. Ik vraag u als enige om niet alleen in een voetnoot, maar concreet in te gaan op de argumenten. Misschien bent u het daarmee niet eens, maar dat lezen wij dan wel in de brief. Dat lijkt mij niet te veel gevraagd.
Minister Korthals:
Het is niet te veel gevraagd. In wezen komen wij via de argumenten die wij geven voor het regeringsstandpunt ook terecht bij de argumenten van de commissie-Michiels. Er lijkt mij geen bezwaar tegen te zijn als dit wat nadrukkelijker wordt gesteld.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19992000-6470-6473.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.