Vragen van het lid Crone aan de minister van Justitie en de minister van Economische Zaken, over de concurrentie op de autobrandstoffenmarkt.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik stond hier in mei en toen heb ik de minister van Economische Zaken om nieuwe initiatieven gevraagd, omdat de concurrentie op de Nederlandse benzinemarkt zoek lijkt te zijn. Onze prijzen zijn hoger dan in het buitenland en de stijging van de prijzen is ook groter dan in andere Europese landen. Wij worden nu geconfronteerd met een nieuw politiek feit, namelijk dat Brussel vorige week bekend heeft gemaakt dat dit beeld klopt en dat de prijs hier tot 30% hoger ligt dan in Duitsland. Het gaat dan om de kale prijs, exclusief belastingen. Vier jaar geleden is dat al in een openbaar onderzoek van Coopers & Lybrand, dat aan de Kamer is gestuurd, bevestigd. Daaruit bleek dat er in Nederland een oligopolistische markt is – dus weinig concurrentie – en dat het geen toeval is dat derhalve de prijs te hoog is. Dat kost de burgers honderden miljoenen tot een miljard. Vervolgens is er een nieuw onderzoek gestart door de Economisch controledienst. Dat onderzoek was kennelijk niet mis, want het heeft geleid tot een gerechtelijk vooronderzoek.

Mijn vraag aan de minister van Justitie is de volgende. Het heeft lang geduurd, maar wij hebben vandaag een brief ontvangen, waarin staat dat de officier van justitie in discussie is met de rechter-commissaris over de vraag of het onderzoek al dan niet doorgaat. Wij zijn nieuwsgierig of het onderzoek doorgaat en hoe dit zal aflopen. Kan de minister toelichten waarom hij op de radio zei dat er mogelijk geen strafrechtelijk vervolg komt? De minister weet kennelijk veel meer dan wij en wij horen dit graag van hem.

Maar er is niet alleen sprake van een strafrechtelijk onderzoek; er is ook een mededingingsonderzoek door de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMA) aan de orde. Een strafrechtelijk onderzoek is toch iets heel anders dan een economisch onderzoek, ook qua bewijsvoering, lijkt mij. Mijn vraag aan de minister van Economische Zaken is of de NMA dit onderzoek doet op basis van hetzelfde ECD-rapport. Heeft de NMA dit rapport of doet de NMA zelf onderzoek? Dat is relevant, want in andere onderzoeken in andere Europese landen is ook sprake geweest van mededingingsonderzoek. In Italië is al een boete opgelegd van 730 mln. en in Zweden een boete van 35 mln. Als in beide gevallen het ECD-onderzoek de grondslag is geweest van het onderzoek door de mededingingsautoriteit, vraag ik mij af of het onderzoek wel goed is geweest. Vanochtend werd door de heer Vallenduuk gezegd dat het slechts om een papieren onderzoek van juristen ging. Er heeft geen inval plaatsgevonden bij de oliemaatschappijen. Er heeft wel een inval plaatsgevonden bij fietsenfabrieken, maar bij oliemaatschappijen doet men dat kennelijk anders. Er is wel sprake van marktcoördinatie. Ik wil de kwaliteit van het onderzoek zelf kunnen beoordelen en mijn slotvraag is dan ook: kunnen de ministers het onderzoek openbaar maken, zodat de Kamer het onderzoek kan beoordelen? Kan de minister van Economische Zaken zonodig aanvullend onderzoek verrichten? En kan zij over dit onderwerp met Brussel in overleg treden? Het lijkt mij toch dat niet Brussel ons straatje moet schoonvegen, maar dat de minister van Economische Zaken moet zorgen dat concurrentie kan plaatsvinden. Ik vraag de openbaarheid van het onderzoek overigens op basis van de Grondwet en niet op basis van de WOB. Wij hebben natuurlijk de brief gelezen over de Wet openbaarheid van bestuur, maar wij hebben op basis van de Grondwet recht op meer informatie dan waartoe het kabinet verplicht is op basis van de Wet openbaarheid van bestuur.

Minister Korthals:

Voorzitter! De heer Crone heeft gezegd dat de officier van justitie op het ogenblik in discussie is met de rechter-commissaris over het al dan niet doorgaan van een verdere strafvervolging. De officier van justitie heeft gevorderd dat een deskundige benoemd wordt om een zogenaamde nadere economische analyse te geven. Op grond van die analyse zou tot een sterkere bewijsvoering kunnen worden overgegaan. De rechter-commissaris heeft dat geweigerd. Daartegen is door het OM beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. Nu zijn wij in het stadium dat het OM moet beslissen of het hier al dan niet een cassatieprocedure moet gaan instellen. Als het openbaar ministerie beslist geen cassatieprocedure in te stellen, betekent dit dat er op korte termijn een vervolgingsbeslissing komt. Ik zal daarop aandringen.

De heer Crone veronderstelt dat ik kennelijk meer weet dan hij. Dat valt echter tegen. In dit soort zaken is het ongelooflijk moeilijk om een sluitende strafrechtelijke bewijsvoering van strafbare kartelvorming te krijgen. In die situatie is het altijd mogelijk dat het OM afziet van strafrechtelijke vervolging.

De heer Crone zou graag het ECD-onderzoek krijgen. Laat ik daarover heel duidelijk zijn. Zolang er een strafrechtelijk onderzoek is, vind ik het niet juist om dergelijke onderzoeken aan de Kamer te verstrekken. De Kamer heeft daar in het verleden wel meer naar gevraagd. Ik weet dat de heer Crone zijn verzoek niet doet op grond van de WOB, want hij heeft gezien wat de argumenten zijn om dat niet toe te staan. Ik zou de heer Crone en de Kamer in overweging willen geven hier niet nader naar te vragen op grond van artikel 68 van de Grondwet. In het kader van opsporing en vervolging is het gewoon beter dat deze zaak in het strafdossier blijft.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb wel degelijk gevraagd of de minister meer wist dan ik omdat hij op de radio gezegd heeft dat wij niet al te optimistisch mochten zijn over de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek. Dat moet de minister op basis van inhoudelijke kennis hebben gezegd. Dat is geen procedurele opmerking meer.

Het onderzoek kan openbaar gemaakt worden als het geanonimiseerd wordt. Natuurlijk gaat de Kamer de strafrechter niet voor de voeten lopen. Kennelijk blijkt uit de hoofdconclusies dat hier wat aan de hand is. Dat is ook aangetoond door Coopers & Lybrand.

Het onderzoek kan worden geanonimiseerd. Dat kan ook gebeuren met de samenvatting. Er is ook geen sprake van verzet van de kant van de industrie, Shell zelf heeft immers gevraagd om openbaarmaking. Bovendien overvalt Shell ons ook voortdurend met geheime informatie paginagroot!

Minister Korthals:

Het eerste punt is ook een kwestie van logica. Het feit dat het OM het zo noodzakelijk vindt om een deskundigenrapport te krijgen, betekent dat er in dit stadium nogal wat twijfels zijn over vervolging. Dat is voor mij reden geweest erop te wijzen dat dit er ook toe kan leiden dat er geen strafvervolging zal plaatsvinden.

Het tweede punt is bepaald een moeilijk punt. In mijn brief heb ik aangegeven dat het niet van belang is het onderzoek openbaar te maken omdat het fabricage- en bedrijfsgegevens bevat. Verder spelen daarbij het belang van de opsporing en vervolging, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en onevenredige benadeling. Nu valt er natuurlijk heel wat te anonimiseren. Als de Kamer erop blijft aandringen, bestaat in theorie de mogelijkheid dat rapport ter vertrouwelijke informatie aan de Kamer toe te zenden. Ik zou daarvan echter niet graag gebruik maken.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik proef uit de vraag van de heer Crone dat hij denkt dat de NMA het ECD-onderzoek als basis gebruikt voor haar onderzoek. Dat is echter niet het geval. Het zijn twee afzonderlijke onderzoeken. Dat kan ook bijna niet anders, want het ECD-onderzoek dateert van drie jaar geleden terwijl de NMA nu met het onderzoek bezig is. Het NMA-onderzoek vindt plaats op basis van de huidige Mededingingswet, het valt onder het bestuursrecht en het heeft ook een vrije bewijslast. Op 1 januari 1998 is ook de basis veranderd. Tot die tijd was er sprake van een gebodstelsel en vanaf 1 januari 1998 is er een verbodstelsel waarbij kartels in principe verboden zijn, tenzij de NMA ontheffing geeft. Daardoor is de NMA ook beter toegerust. De ECD onderzoekt nog altijd economische delicten en moet vervolgens de resultaten via de strafrechter tot veroordeling laten komen. Over de stand van zaken rond het onderzoek het volgende. Zoals bekend, doet de NMA dat onderzoek. Er is overigens inmiddels ook een klacht binnengekomen van het bekende Tango, wat meehelpt als basis. Men kijkt nu of de Mededingingswet wordt overtreden, waarbij zowel naar de horizontale als naar de verticale gedragingen op de markt wordt gekeken. Met andere woorden: men kijkt naar de gedragingen tussen olieproducenten onderling, en naar gedragingen tussen olieproducenten en de pomphouders. Ik ben blij dat de heer Crone opmerkte dat daarbij zeker afstemming plaatsvindt met de buitenlandse kartelautoriteiten. Natuurlijk oriënteert de NMA zich ook op de zaken die in landen als Zweden en Italië hebben gespeeld. Ik moet zeggen dat ik niet veel nadere informatie kan geven. Wat ik wel kan zeggen, is dat het bevragen van de producenten van motorbrandstoffen deel uitmaakt van het onderzoek dat gaande is. Hierbij speelt nog meer dan bij datgene wat de heer Korthals net heeft gezegd, namelijk dat het een lopend onderzoek is, dat ik mij afvraag of de consument er belang bij heeft als wij het lopende onderzoek met de Kamer communiceren. Dat zou namelijk gewoon "finito" betekenen. Dan is het onderzoek "naar de Filistijnen", als ik het onparlementair mag zeggen. Elke vorm van wat er inmiddels is gevonden zou dan bekend worden, wat niet zal bijdragen aan het onderzoek zelf.

Overigens ben ik met de heer Crone van mening dat een en ander wel vervolgd moet worden. Ik herinner mij nog heel goed dat ik de markt op het terrein van de rijkswegen graag sneller had geopend, maar op verzoek van de Kamer heeft dat erg lang geduurd. Ik heb het verslag van het algemeen overleg nog maar eens opgezocht, en daaruit blijkt dat de Kamer vond dat ik slechts met de rijkswegen verder mocht gaan als ook alles duidelijk was rond het onderliggende wegennet. Bij de rijkswegen zitten wij zelf aan de knoppen – ik kijk naar mijn collega's ter linkerzijde van mij, voor de Kamer rechts – zodat wij daar zelf wat kunnen doen. Nu het convenant nog niet helemaal is afgerond – de afwerking ervan hopen wij binnen een maand rond te hebben – kan ik dus nog niets doen jegens de gemeenten. Op verzoek van de Kamer moet ik wachten met me in de richting van de gemeente te bewegen tot wij klaar zijn met dat convenant. Ik had het graag anders gewild.

De heer Crone (PvdA):

Het argument dat we nog in discussie zijn over nieuwe vestigingen van benzinepompen is geen reden waarom er nu al meer dan twintig jaar sprake is van onderzoeken, waaruit blijkt dat er kartelvorming plaatsvindt. Misschien mag ik mijn vragen nog wat specificeren, omdat natuurlijk ook in het buitenland niet zo eenvoudig aan te tonen was geweest wat er gebeurde. Ik wil niet in UMTS-achtige vergelijkingen treden: Italië 700 mln., wat dan in Nederland? Maar het is wel evident dat de burgers belang hebben, maar ook de oliemaatschappijen, bij zoveel mogelijk openbaarheid van dit onderzoek. Het lijkt mij dat u er veel aan gelegen moet zijn ook aan Brussel te laten zien wat we hier gedaan hebben. Of vindt u dat Brussel uw straatje moet schoonvegen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Neemt u nu maar van mij aan dat onze NMA zeker ook met de Brusselse kartelautoriteiten rond de tafel gaat zitten. Ik ben erg blij dat ook Brussel onderzoek gaat doen. Laten we eerlijk zijn: het is lastig genoeg om hier bewijslast te vinden voor onoorbaar gedrag, want dat moet er dan wel zijn. In dit land ben je nog niet eerder schuldig dan wanneer dat is aangetoond. In dit land hebben wij wat extra marktimperfecties vergeleken bij nogal wat ons omringend buitenland. Dat hebben we zelf gewild. Daarover moeten we niet geheimzinnig doen: via ons PDV- en GDV-beleid hebben wij ervoor gezorgd dat wij geen weidewinkels hebben. Dankzij ons milieu- en RO-beleid hebben wij ervoor gezorgd dat niet op allerlei plekken benzinestations konden ontstaan.

De heer Crone (PvdA):

Dat zijn toch allemaal doekjes voor het bloeden? Dat geeft geen enkele rechtvaardigingsgrond voor een markt, waarin 60% oligopolistischer is dan in het buitenland. Dat heeft niet alles met elkaar te maken. Ik verwacht van de minister van Economische Zaken toch een iets actievere rol, om juist in beeld te brengen hoe de markt eruitziet. Ik verwijs naar het onderzoek van Coopers & Lybrand.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Daarvan hebben wij voldoende analyses. Bij de MDW-operatie voor de benzinemarkt heeft u een volstrekt helder beeld gekregen hoe de markt er in Nederland uitziet.

De heer Crone (PvdA):

Maar dat onderzoek is vier jaar oud.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Sindsdien is er niets veranderd. Wij hebben het beleid nog niet mogen veranderen.

De heer Crone (PvdA):

Als de markt vier jaar geleden al oligopolistisch en monopolistisch was en u zegt dat er niets is veranderd, dan is er dus vier jaar niets gebeurd.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat klopt. Van u moet ik namelijk elke keer wachten met de invoering. De heer Zalm en ik hebben samen regelmatig met de Kamer gepraat. Het onderzoek dat het rijk zou willen doen naar het verbeteren van de markt, om ervoor te zorgen dat er nieuwe toetreders komen, was al veel eerder klaar, en daar hadden we al iets kunnen doen, als de hele Kamer, uw eigen fractie incluis, niet had gezegd: wij willen eerst ook weten hoe het onderliggende wegennet eruitziet. Misschien had u daar goede redenen voor.

De heer Crone (PvdA):

Dat is misschien een element van de discussie, maar Tango is nu op de markt gekomen zonder dat uw veilingsystematiek bestaat. Daar komt bij dat de markt in sterke mate verdeeld blijft. Alleen al op basis van een normale machtsverdeling kan de NMA wellicht constateren dat er sprake is van een marktleider met 50% van het totaal en dat dit in feite een monopolie is. In de huidige wetgeving zitten wat dat betreft al tal van argumenten. Het veilingsysteem van de minister is overigens pas op zijn vroegst over tien jaar van kracht. Het is dan flauw de Kamer te verwijten dat het een halfjaar later wordt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Neen, voorzitter! Reeds per 1 januari volgend jaar is er sprake van een eerste aanzet tot een klein beetje meer marktwerking, al is het is bescheiden. De gemeenten moeten het overigens voor het grootste deel doen, want het betreft altijd gemeentelijke wegen. Dan komen er 50 stations vrij, ook voor nieuwe toetreders. In die zin kunnen wij een paar dingen dus wel snel doen, ondanks de ellende van de laatste tijd.

Een kartel is overigens bij wet verboden. Daar gaat het onderzoek van de NMA over. Dat betekent niet dat je kunt voorkomen dat, als er sprake is van een grote marktleider, heel veel partijen de grote marktleider volgen, ook zonder kartelafspraken. Ik ben niet erg tevreden over de advertentie die Shell heeft geplaatst. Daarin wordt gesuggereerd dat Shell en andere oliemaatschappijen heel zielig zijn en dat de staat de grote winnaar is. Ik heb het nog eens uit laten zoeken, maar de informatie in de advertentie is in ieder geval niet compleet.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Dan hebben kabinet en Kamer toch een gezamenlijk belang als het erom gaat de burgers de feiten te laten zien!

Minister Jorritsma-Lebbink:

Zeker, graag!

De heer Crone (PvdA):

Daarom vraag ik deze minister en de minister van Justitie om de resultaten van het desbetreffende onderzoek openbaar te maken, in ieder geval als het gaat om de samenvatting. Ik neem aan dat de samenvatting geanonimiseerd is, dan wel kan worden. De maatschappijen hebben daar ook grote behoefte aan. Op basis van de feiten en de conclusies kunnen wij bezien welke stappen wij aan het kabinet zullen vragen. Wij kunnen het kabinet vragen nader onderzoek te doen. Het is mooi als de bewindslieden ons daarover een brief kunnen sturen, maar ik houd vast aan de openbaarheid van het onderzoek.

Minister Jorritsma-Lebbink:

De minister van Justitie heeft over het ECD-onderzoek gezegd wat hij erover heeft gezegd. Het lijkt mij echter dat ik een lopend onderzoek slecht bekend kan maken. Wat wil de heer Crone nu? Wil hij dat de bewijslast die momenteel wordt verzameld door de NMA aan de Kamer wordt verstrekt en dus bekend wordt gemaakt? Ik vind dat wij die broedende kip moeten laten zitten. Ik hoop ook dat het snel gaat, maar ik kan dat niet garanderen. Natuurlijk maakt de NMA ook gebruik van de bestaande kennis in Italië en Zweden. Ik hoop dat er dan sprake is van een case, want één ding steekt mij ook als een graat in de keel. Dat is dat de distributiemarge in Nederland aanmerkelijk hoger is dan in andere landen, ook hoger dan in de advertentie werd gesuggereerd. Ik kan de foute informatie in de advertentie overigens ook nog wel geven.

De heer Crone (PvdA):

Dat zou heel plezierig zijn. Wat mij betreft mag het kabinet zich fermer opstellen. Wij hebben in ieder geval belang bij openbaarheid van het onderzoek, tenminste als het gaat om de samenvatting, voorzover die kan worden geanonimiseerd.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dan hebben wij het over het ECD-onderzoek.

De heer Crone (PvdA):

Daar spreek ik steeds over. Het spreekt vanzelf dat wij geen broedende kip storen.

De voorzitter:

Wil de minister van Justitie er nog op ingaan? Ik constateer dat dit niet het geval is.

De heer Crone (PvdA):

De minister wil nog weten of andere Kamerleden het onderzoek ook openbaar willen hebben.

De voorzitter:

Ik kan u geruststellen. Ze hebben zich bijna allemaal gemeld.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie steunt de verdediging van de minister van Justitie. De Kamer moet die dingen niet openbaar willen maken. Het verbaast mij wel dat er een advocaat in dit land rondloopt die het onderzoek blijkbaar wel heeft gezien, want ik hoorde hem er vanochtend nog via de radio over spreken. Is dat niet raar? Ik sluit aan bij collega Crone. Wellicht bestaat de mogelijkheid dat de minister een aantal relevante delen, die niet te maken hebben met de bezwaren die de minister heeft genoemd, toch als informatie aan de Kamer verstrekt. Dat kan helpen. Dan nog een vraag aan de minister van Economische Zaken. Hoe staat het met de relatie tussen het NMA-onderzoek en Europa? Ook wij hechten sterk aan een betere concurrentie op de benzinemarkt. Op welke moment kunnen wij dat rapport verwachten?

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik ben verbaasd over het feit dat de heer Hofstra verbaasd is dat er een advocaat in Nederland is die het proces-verbaal kent. Dat is een onderdeel van wat wij in ons rechtsstelsel noemen equality of arms: ook de advocaat van de betrokkene neemt kennis van het gehele dossier. In dat dossier zit natuurlijk ook het proces-verbaal van de ECD.

Ik kan redelijk tellen en ik begrijp dat er een meerderheid is, overigens zeer genuanceerd, die zich afvraagt of het niet mogelijk is om delen van het proces-verbaal aan de Kamer ter vertrouwelijke informatie – dus niet ter openbare informatie, want daar begin ik niet aan – te zenden. Ik ben bereid daar intern onderzoek naar te doen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik ben nog een antwoord verschuldigd op de suggestie dat in tegenstelling tot de andere instellingen hier nog geen invallen waren gedaan. Ik meen echter te weten dat de NMA invallen doet op het moment dat men meent dat men daardoor bewijslast kan verzamelen. Als men daar geen vermoeden van heeft, kan men geen inval doen. Ik weet niet of dat nog volgt, want het onderzoek loopt nog.

Ik heb geen idee op welk moment het rapport gereed zal zijn. Ik hoop zo snel mogelijk, maar het zal echt nog wel even duren. Natuurlijk gaat ook de NMA met de Europese collega's daarover praten, ook met DG4, want ik neem aan dat DG4 het onderzoek zal gaan doen als het vanuit Europa komt, dan wel in samenwerking met de DG-energie. Vanuit die hoek zal het moeten komen. Ik neem aan dat de NMA dan ook bevraagd zal worden over waar zij staat en geïnformeerd zal worden op het moment dat Brussel tot bevindingen komt. Het kan mij niet snel genoeg gaan. Ik durf daar echter geen data voor te noemen. Het is overigens altijd lastig om kartels aan te tonen.

De heer Reitsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie is in ieder geval verheugd dat delen van het rapport nu vertrouwelijk naar de Kamer gaan. Wij blijven er echter op staan dat op enig moment de elementen in de openbaarheid moeten komen. Die zijn namelijk nodig voor de discussie met het kabinet over de vraag of er prijsafspraken zijn en, zo ja, welk beleid daarop gezet moet worden. Daarom heeft mijn fractie twee aanvullende vragen.

Collega Leers heeft een aantal schriftelijke vragen gesteld en daar heeft de minister van Economische Zaken in augustus op geantwoord. Is dat rapport van de ECD nu volledig afgerond of komt er nog een vervolgonderzoek? Als wij dat weten kunnen dat beoordelen als wij die delen lezen.

Linksom of rechtsom zal dat verschil van 5 tot 10 cent, dat veroorzaakt wordt door de oliemaatschappijen, dat de benzine in Nederland duurder is dan in het buitenland op tafel moeten komen. Wanneer is de minister in staat aan de Kamer voor te leggen wat exact de oorzaken zijn van dat verschil van die 5 tot 10 cent, zodat wij een beleid kunnen afspreken waardoor dat doorbroken wordt?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Het ECD-onderzoek is een oud onderzoek. Het is drie jaar oud en het is een afgerond onderzoek. De NMA is nu bezig met een onderzoek op basis van de nieuwe Mededingingswet, de klachten die er zijn gekomen en haar eigen ideeën over wat er de afgelopen maanden is gebeurd. Dat is dus een nieuw onderzoek dat nog gaande is. De Kamer zal duidelijkheid krijgen over het totaal. Wij weten al wat uit het MDW-onderzoek. Daar zitten een deel van de marktimperfecties in. Als het OM zou besluiten tot een strafrechtelijk onderzoek, komt er op dat punt meer duidelijkheid. Als de NMA conclusies trekt, komt er ook meer duidelijkheid. Ik kan echter niets zeggen over die termijn. Kon ik dat maar! Dan zou ik daar graag met de Kamer over praten. Er komt op enig moment echter wel duidelijkheid. Dan moeten wij besluiten of ons dat aanleiding geeft om het beleid nader vorm te geven. Ik wil er wel op wijzen dat de Kamer heeft ingestemd met hetgeen wij tot nu toe hebben gedaan. Of wij meer moeten doen, zal afhangen van die uitkomst. Als er een positieve uitkomst komt, zal de NMA overigens zelf stappen ondernemen, want dan komen er beperkingen aan de mogelijkheden van samenwerking.

De heer Reitsma (CDA):

De discussie die wij nog gaan voeren over de hoge benzine- en dieselprijzen, is toch een aanleiding voor de minister om een indicatie te geven van wanneer de Kamer een aantal bouwstenen kan verwachten om die mogelijke prijsafspraken te kunnen doorbreken.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik kan dat alleen zeggen als het onderzoek van de NMA is afgerond. De NMA zal dat ook niet kunnen aangegeven, want de daarvoor benodigde informatie ontbreekt nog.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! De minister heeft gezegd dat het onderzoek naar de knoppen dreigt te gaan als er te snel informatie daaruit wordt prijsgegeven. Het onderzoek loopt nu al geruime tijd en het enige dat kan gebeuren, is dat het bewijs niet meer geleverd kan worden en dat betekent dat eventuele afspraken komen te vervallen. Dat lijkt mij alleen maar in het belang van de degenen die al zeer lang op het resultaat van dit onderzoek wachten. Is de minister dat met mij eens?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dit onderzoek loopt nog niet zo lang, want de NMA is daar in april jongstleden mee gestart.

Mevrouw Giskes (D66):

Dit betreft wel nog steeds hetzelfde onderwerp.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het gaat om een ander type onderzoek. Het ECD-onderzoek werd verricht op basis van de WEM, dus een onderzoek op grond van geboden. Inmiddels is de mededingingswetgeving echter ingrijpend gewijzigd en doet de NMA onderzoek op basis van verboden. Dit brengt een andersoortige maar wel eenvoudiger bewijslast met zich.

Mevrouw Giskes (D66):

Men is bang dat de bewijslast teloorgaat als men te snel informatie verstrekt. Het lijkt mij echter in ons belang dat die bewijzen, dus de afspraken, er niet meer zijn.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat zou dan aan de prijzen te merken moeten zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van Groenlinks hecht aan openbaarmaking van het onderzoek. De minister van Justitie merkte op dat het strafrechtelijk onderzoek verhindert dat het rapport van de ECD openbaar wordt. Uit zijn toelichting heb ik echter opgemaakt dat dit onderzoek stokt en wellicht binnenkort bij gebrek aan succes beëindigd wordt. Waarom kan het onderzoek dan niet snel openbaar gemaakt worden?

Ik begrijp dat de minister van Economische Zaken wacht op de bevindingen van de NMA. Uit de uitspraken van de minister van Verkeer en Waterstaat leid ik af dat de prijzen naar beneden kunnen, omdat er overwinsten worden gemaakt. Er is dus sprake van een kartel of in ieder geval van onvolmaakte concurrentie op de Nederlandse benzinemarkt. Een deel van het kabinet lijkt die conclusie al getrokken te hebben. Moet het kabinet wellicht ook een paginagrote advertentie opstellen, waarop een lachende minister van Financiën de winstmarge van de oliemaatschappijen toont? Hoe zit het nu eigenlijk?

Minister Jorritsma-Lebbink:

De juiste informatie over de benzineprijzen kunt u vinden op de website van Financiën. Dat lijkt mij een zeer goede bron. De minister van Financiën zal daar straks ongetwijfeld meer over kunnen zeggen dan is op te maken uit de grote advertentie van gisteren.

Nederland kent de hoogste basisprijs van benzine van de EU. Dat duidt ergens op. Als je dit via de Mededingingswet wilt aanpakken, moet je kunnen bewijzen dat er een kartel is. Voor je tot een veroordeling komt, moet eerst de bewijslast geleverd worden. Een deel van deze prijs wordt vermoedelijk veroorzaakt door martkvolgersgedrag, dus oligopolide gedrag. Via regelgeving proberen wij hier iets aan te doen. Het rijk heeft per 1 januari maatregelen aangekondigd. Ik hoop dat gemeenten het rijk in dezen zullen volgen. Een enkele gemeente doet dat al, bijvoorbeeld Nijmegen. Ik juich dat zeer toe.

Minister Korthals:

Voorzitter! Het strafrechtelijk onderzoek stokt niet, maar er wordt binnenkort een besluit genomen: of men er wordt via een cassatieprocedure een vervolg aan gegeven of men neemt een vervolgingsbeslissing. Als die vervolgingsbeslissing inhoudt dat er wordt afgezien van verdere vervolging zijn er minder redenen om de Kamer geanonimiseerd informatie te verstrekken. Daar wil ik echter niet op vooruitlopen. Het duurt nog wel een maand voordat daarover duidelijkheid wordt gegeven.

Los daarvan ben ik bereid om, als de procedure wordt voortgezet, te bezien of het mogelijk is om de Kamer in ieder geval over delen van de onderzoeksresultaten vertrouwelijk te informeren.

Naar boven