Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de stemmingen over de Raming te verplaatsen naar donderdag (de punten 10 en 11 van de agenda), evenals de stemmingen over de pluimveerechten (de agendapunten 8 en 9).

Ik stel voor, donderdag bij het begin van de vergadering te behandelen:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in verband met het laten vervallen van de bijzondere verjaringstermijn (27185).

Ik stel voor, donderdag te stemmen over:

  • a. het wetsvoorstel Wet ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing (Wet stedelijke vernieuwing) (26884);

  • b. de moties, ingediend tijdens het notaoverleg over het beleidskader jeugdzorg, te weten:

  • - de motie-Arib/Van Vliet over een meldingsplicht in de Wet op de jeugdzorg (26816, nr. 15);

  • - de motie-Örgü c.s. over licht ambulante zorg aan kinderen en hun opvoeders (26816, nr. 16);

  • - de motie-Eurlings over één stelsel van jeugdzorg (26816, nr. 17);

  • - de motie-Eurlings over het recht op plaatsing in een opvangvoorziening (26816, nr. 18);

  • - de motie-Van Vliet c.s. over een notitie met daarin een financieel kader (26816, nr. 19);

  • - de motie-Karimi over het aantal contacturen (26816, nr. 20);

  • - de motie-Rouvoet c.s. over zichtbaarheid, herkenbaarheid en laagdrempelige toegang van landelijke voorzieningen (26816, nr. 21);

  • - de motie-Van der Vlies c.s. over casemanagement (26816, nr. 22).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Blerck-Woerdman.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Mede namens de fractie van de PvdA verzoek ik u Voorzitterhet verslag van het algemeen overleg over geneesmiddelen op de agenda voor de plenaire vergadering van de Kamer te zetten om een en ander te kunnen afronden met een enkele Kameruitspraak.

De voorzitter:

Ik zal op een later tijdstip een voorstel daarover doen.

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter! Op 26 oktober jl. heeft de Kamer het integraal veiligheidsplan behandeld. De regering heeft daarbij toegezegd schriftelijk te zullen rapporteren over de effecten van de wet op de particuliere beveiligingsorganisaties voor vrijwilligers en organisatoren van evenementen, naar aanleiding van situaties zoals in Twente. Deze informatie was toegezegd vóór het debat in de Kamer. Nu voeren wij morgen overleg met zowel de minister van Binnenlandse Zaken als die van Justitie, maar ondanks de toezeggingen hebben wij nog niets ontvangen. Ik vraag via u, voorzitter, aan beide ministers een brief die tijdig voor het overleg moet verschijnen en waarin is opgenomen het effect van de door mij genoemde wet op de inzet van vrijwilligers als toezichthouders...

De voorzitter:

Ik begrijp dat u al eerder om deze inhoud hebt gevraagd. Of is dit nieuw?

De heer Rietkerk (CDA):

Neen, dit is niet nieuw.

De voorzitter:

Gaat u maar even door. Dat is misschien goed voor degene op het departement die hiernaar luistert.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik sprak dus over het effect van de genoemde wet op de financiële positie van de organisatoren van evenementen en de rol van de burgemeester en de lokale driehoek bij de inzet van vrijwilligers en/of particuliere beveiligingsorganisaties.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering met de grootste spoed door te geleiden naar het kabinet, waarbij ik ervan uitga dat ons op zijn minst hedenavond het bericht bereikt, anders lijkt het mij niet zoveel zin meer hebben voor het overleg van morgen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw De Boer.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Voorzitter! Ik wil graag het verslag van het algemeen overleg over het grotestedenbeleid van 22 juni jl. op de agenda van de plenaire vergadering geplaatst zien. Dat verzoek doe ik mede namens een aantal andere grote fracties.

De voorzitter:

Ook daarover zal ik de Kamer later een voorstel doen toekomen.

Het woord is aan mevrouw Duijkers.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Op de agenda van vandaag staat een viertal internationale verdragen over fraude en corruptie. Het betreft onder meer wetsvoorstel 26468 (R1637) (Goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie) en de herziening van de nationale wetgeving, wetsvoorstel 26469, betreffende fraude en corruptie door gekozen of benoemde bestuurders, ambtenaren of volksvertegenwoordigers (herziening corruptie-wetgeving).

De PvdA constateert dat de collega's Van Heemst en Van Oven een brief aan de Kamer gestuurd hebben. Deze brief behelst voorstellen die een relatie hebben met de herziening van de nationale wetgeving. De leden van de PvdA-fractie hebben behoefte aan nader inhoudelijk beraad over de inhoud van deze brief en de voorgestelde herziening van de wetgeving door de regering. Wij verzoeken de voorzitter de behandeling van de internationale verdragen en de herziening van de nationale wetgeving te splitsen en de concept-nationale wetgeving onder stuk nr. 26469 op een nader te bepalen datum opnieuw te agenderen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik heb met enige verbazing de brief van de collegae Van Heemst en Van Oven gelezen.

De voorzitter:

Die brief staat inhoudelijk nu niet ter discussie.

De heer Verhagen (CDA):

Volgens mij wel. Deze collega's proberen een initiatiefvoorstel via amendementen op het wetsvoorstel dat vanmiddag op de agenda staat aan de orde te stellen. Het staat uiteraard iedere fractie vrij om amendementen in te dienen, maar dan wil ik die ook zien. Ik wil niet dat op deze manier een initiatiefvoorstel wordt behandeld, ook al niet omdat wij geen kennis hebben kunnen nemen van het advies van de Raad van State. Ik hoor graag van de woordvoerster van de PvdA-fractie of deze fractie amendementen gaat indienen analoog aan het intiatiefwetsvoorstel-Van Oven/Van Heemst.

De voorzitter:

Voor alle duidelijkheid: mevrouw Duijkers stelt voor, het wetsvoorstel vandaag niet te behandelen. Dat voorstel heb ik mevrouw Duijkers horen doen.

De heer Rouvoet (RPF/GPV):

Los van dat punt, waarmee ik het op zich eens ben, is nu de vraag aan de orde of het verstandig is de behandeling te splitsen. Over dat verzoek van mevrouw Duijkers ben ik verbaasd, omdat er een sterke inhoudelijke samenhang is tussen de goedkeuring van de internationale verdragen en de uitvoering daarvan in nationale wetgeving. Sterker nog, de regering zoekt zelf deels haar motivering in de internationale verdragen. Ik ben er niet voor als wij nu formeel voldoen aan deze verdragen door ze goed te keuren, maar materieel daaraan niet voldoen doordat de nodige wijzigingen nog niet zijn doorgevoerd. Ik ben daar dus op voorhand geen voorstander van, nog daargelaten het gegeven dat de brief waaraan mevrouw Duijkers refereert al twee weken beschikbaar is. Zo'n verrassing is het dus ook weer niet.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De heer Verhagen vroeg of wij de amendementen overnemen, zoals wordt voorgesteld in de brief van de collega's Van Heemst en Van Oven. Dat punt is juist onderwerp van inhoudelijk beraad. De tijd die daartussen zat was onvoldoende om uitsluitsel te geven over de vraag of zij verder gaan met hun traject of dat wij dat integreren.

De heer Rouvoet stelde een vraag over internationale verdragen en nationale wetgeving. Ik ben mij bewust van de onderlinge samenhang daarvan, maar de internationale verdragen noden tot ratificering over te gaan en dus tot behandeling. De nationale wetgeving hangt hier wel degelijk mee samen, maar wij hebben toch redenen om te verzoeken de behandeling uit te stellen.

De heer Niederer (VVD):

Beide wetsvoorstellen, het kabinetsvoorstel en het voorstel van rijkswet, zijn al maanden gereed voor plenaire behandeling en uiteindelijk is het nu zover. Het is dus wat bevreemdend als te elfder ure de PvdA-fractie een scheiding wil aanbrengen tussen beide wetsvoorstellen die nauw met elkaar verbonden zijn, zoals collega Rouvoet al heeft aangegeven. Daarbij komt dat het initiatiefvoorstel van de collega's Van Oven en Van Heemst vandaag niet aan de orde is, omdat het niet op de agenda staat. Het initiatiefvoorstel volgt een heel eigen traject. Het kan ook niet zo zijn dat een initiatiefvoorstel wordt ingebracht bij de behandeling van geagendeerde wetsvoorstellen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Wat de fractie van D66 betreft, kan vandaag de behandeling van zowel de verdragen als het wetsvoorstel doorgaan. Eerlijk gezegd, denk ik dat, als er bij de PvdA-fractie nog behoefte is om in de toekomst wat aan die wet te wijzigen, die mogelijkheid er altijd is. Immers, geen enkele wet heeft eeuwigheidswaarde. Wat is dan de reden om zich nu te verzetten tegen een gezamenlijke behandeling, waarop wij ons allemaal voorbereid hebben?

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Voorzitter! De heer Niederer suggereert dat wij nu de initiatiefwet aan de orde willen stellen. Dat is echter juist niet de bedoeling. Wij willen ons nader beraden op de amendementen die door de collega's worden voorgesteld. De behandeling van de amendementen, gekoppeld aan de nationale wetgeving, kan dan tot uitsluitsel leiden.

De fractie van D66 heeft voorgesteld om het traject van het initiatiefvoorstel separaat te houden van het onderhavige wetsvoorstel. De PvdA-fractie denkt daar echter anders over; zij wil juist graag een relatie leggen tussen de brief van de heren Van Oven en Van Heemst en de nationale wetgeving.

De voorzitter:

Het komt mij voor, mevrouw Duijkers, dat u in de Kamer weinig bijval krijgt voor uw voorstel. Ik kan mij dat ook wel een beetje indenken, omdat het onderwerp al tijden geagendeerd is en iedereen er rekening mee gehouden heeft dat het vanavond behandeld wordt. Ik moet u dan ook vragen of u persisteert bij uw voorstel. Zo ja, dan moeten wij erover stemmen. Dat is het enige wat ik op dit moment kan doen. Een mogelijkheid is nog dat de collega's de behandeling willen splitsen, maar dat heb ik niet begrepen.

Mevrouw Duijkers (PvdA):

Voorzitter! Gehoord de reacties uit de Kamer, kunnen wij nauwelijks persisteren bij ons voorstel. Ik denk dat anders de stemming geen ander resultaat geeft dan wat ik nu afleid uit de reacties van de collega's.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik wil toch graag weten of de PvdA-fractie voornemens is om amendementen in lijn met het initiatiefvoorstel in te dienen. Er ligt namelijk een advies van de Raad van State en dat kennen wij niet. Dat schijnt evenwel nogal vernietigend te zijn voor de indieners.

De voorzitter:

Ik heb al eerder gezegd dat deze vraag over de inhoud gaat. Die wordt dus nu niet bij de regeling van werkzaamheden behandeld. Nu mevrouw Duijkers niet persisteert bij haar voorstel en de Kamer haar niet tegemoetkomt in haar voorstel, behandelen wij het wetsvoorstel gewoon vandaag. Dan zullen wij het allemaal horen.

Het woord is aan de heer Bakker.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Op de stemmingslijst staan de moties die zijn ingediend in het debat over de Voorjaarsnota. Gelet op het feit dat deze week nog de suppletore begrotingen aan de orde komen en daarover nog wel enige discussie verwacht mag worden, lijkt het mijn fractie en die van de PvdA verstandig om de stemming over de moties over de Voorjaarsnota aanstaande donderdag te houden en niet hedenmiddag.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat daartegen geen bezwaar bestaat.

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Op 30 maart jl. heeft de Kamer de motie-Verhagen c.s. aanvaard inzake de toekenning van de titel van medefinancieringsorganisatie aan het Foster Parents Plan. In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heb ik tot tweemaal toe aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gevraagd of zij voornemens is om deze motie uit te voeren. Tot twee keer toe heeft de minister een brief aan de Kamer gestuurd met de mededeling dat zij twee andere moties uitvoert. Zij heeft daarin niets gezegd over de motie-Verhagen c.s. Ik wil dan ook graag voor donderdag aanstaande van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking vernemen of zij voornemens is om die motie uit te voeren. Dat kan met een simpel "ja" of "nee". Zo nodig verzoek ik de Kamer om die brief donderdag aanstaande op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

U weet dat mijn standaard antwoord op dit soort vragen is dat, zolang wij het tegendeel niet horen, wij ervan uitgaan dat moties uitgevoerd worden.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Die redenering hebben wij ook gevolgd bij bijvoorbeeld de motie-Timmermans inzake Tsjetsjenië. Daarom hebben wij de minister niet gevraagd of hij de motie zou uitvoeren. Hij heeft nadien te kennen gegeven dat, aangezien niemand dit hem vroeg, hij van mening was dat die motie... Hij heeft dat met u besproken. Ik wil dus nu gewoon duidelijkheid.

De voorzitter:

Maar, mijnheer Verhagen, dan vind ik het heel merkwaardig dat u dit nu hier naar voren brengt. Ik wil best dit gedeelte van het stenogram doorgeleiden naar de minister en dat lijkt me ook de kortste klap om te zorgen dat zij daar antwoord geeft. Maar ik moet u voor de toekomst wel zeggen dat dit typisch iets is wat je in de procedurevergaderingen met elkaar bespreekt, want het gaat de hele Kamer aan, als een minister een motie van de Kamer niet wenst uit te voeren. Dat is niet een kwestie van degene die de motie ingediend heeft, zo wil ik daarmee maar zeggen. Op het moment dat de motie is aangenomen in de Kamer, is het een kwestie van de hele Kamer. Maar ik heb u uw zin gegeven, dus ik geloof niet dat we dit nu verder nog hoeven te bespreken.

De heer Verhagen (CDA):

Dan mag ik ervan uitgaan dat wij vóór donderdag een reactie krijgen van de minister?

De voorzitter:

Ja, mijnheer Verhagen, want dat ligt besloten in het feit dat ik, zoals we dat altijd doen, voorstel het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mevrouw de voorzitter! In het kader van de agendaplanning en -reservering uwerzijds breng ik naar voren dat de CDA-fractie niet wil uitsluiten, gehoord het antwoord van de vice-premier op de vragen van mijn collega Balkenende, dat wij na de behandeling van de suppletore begrotingen nog behoefte zouden kunnen hebben aan een derde termijn Voorjaarsnota met in ieder geval de minister van Financiën en de minister-president.

De voorzitter:

Ik hoop dat u met mij mee kunt denken, dat ik daarvoor wel een tijdstip in gedachten heb!

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mijn antwoord daarop zal u allerminst verbazen, voorzitter!

Naar boven