Vragen van het lid Rietkerk aan de minister van Justitie, over het vrijkomen van honderden gevangenen als gevolg van het sluiten en slopen van cellen.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter! Nog niet zo lang geleden, eind verleden jaar, zei minister Korthals dat er een overschot aan cellen was. Het ging om 1600 à 1700. Ook verwachtte de minister in 2000 een overschot van ongeveer 1100 cellen. Groot was mijn verbazing toen ik vanmorgen in de krant las dat de komende weken wellicht honderden gevangenen op vrije voeten komen vanwege een tekort aan cellen. Dit tekort zou mogelijk 350 cellen bedragen. Van een overschot van ongeveer 1600 in 1999 en een begroot overschot van 1100 in 2000, komt men nu uit op een tekort van 350 cellen. Het CDA vindt dat een bizarre planning; wij zien hier een jojobeweging.

Laat het duidelijk zijn: ik begrijp inmiddels ook dat de burger er niets meer van snapt. Er is namelijk geen slechter beeld mogelijk dan een overheid die gevangenen vervroegd vrijlaat vanwege een tekort aan cellen nú, terwijl kortgeleden nog melding werd gemaakt van 1600 cellen over; een overschot. Ik vraag de minister nu aan de Kamer opheldering van zaken te geven en ik heb daartoe de volgende vier vragen.

1. Wat is er gebeurd tussen eind vorig jaar, 1600 cellen over, en nu, 350 tekort? Wat is er misgegaan met de planning?

2. Zijn er door het ministerie brieven verzonden aan de Bijlmerbajes en aan andere gevangenissen? Zo ja, wat is de strekking van deze brieven en staat erin dat er binnenkort gevangenen heengezonden worden wegens plaatsgebrek?

3. Vorige week schreef de minister de Kamer een brief over bewaring in politiecellen, waarin de minister aangeeft geen politiecellen nodig te hebben vanwege het cellenoverschot. Hoe past deze brief bij de brieven van de minister aan de gevangenissen?

4. Kan de minister de Kamer toezeggen dat er geen gevangenen op vrije voeten komen vanwege het tekort aan cellen?

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik had er zelf eerlijk gezegd de voorkeur aan gegeven om naar aanleiding van dit artikel, dat natuurlijk ook mijn aandacht heeft gevraagd, er de Kamer schriftelijk over in te lichten. Uit het artikel leid ik drie punten van kritiek af. In de eerste plaats de omstandigheid dat er te veel cellen zouden zijn afgebroken; voorts het bestaan van een wachtlijst van 350 gedetineerden én het feit dat er gedetineerden vervroegd worden vrijgelaten. Ik zou op deze punten afzonderlijk kunnen ingaan, maar ik geef er toch de voorkeur aan de problematiek van het vullen van cellen te benaderen uit een meer algemeen gezichtspunt.

Bij de beoordeling van de wijze waarop de beschikbare cellen in het gevangeniswezen worden benut, spelen twee factoren een rol: 1. de differentiatie van het gevangeniswezen en 2. de wisselingen in het aanbod van de te plaatsen gedetineerden. Een gedetineerde die in het kader van zijn inbewaringstelling in een penitentiaire inrichting moet worden ondergebracht, kan niet op elke willekeurige plaats die vrij is, worden geplaatst. Er zijn wettelijke onderscheidingen aangebracht naar geslacht, al dan niet reeds veroordeeld zijn, beveiligingsniveau, wel of geen bijzondere opvang. Daarnaast zijn er in het gevangeniswezen ook speciale inrichtingen waar de vreemdelingenbewaring wordt ten uitvoer gelegd.

Er wordt continu bezien of de feitelijke verdeling van de verschillende soorten capaciteit spoort met de behoefte aan dat soort cellen en periodiek worden de bestemmingen aangepast. We doen dat periodiek, want het is onmogelijk om dat dagelijks te doen. Als op een dag blijkt dat we te veel plaatsen hebben voor vreemdelingen en te weinig voor preventieven, dan is dit niet een kwestie van even het bordje verhangen. Een ander bestemming betekent namelijk in de praktijk een ander regime, een meer of minder intensieve personeelsinzet. Niet alle regimes kunnen onder een en hetzelfde dak en personeel heb je niet in één dag erbij. Deze differentiatie leidt dus per definitie tot enige mate van inflexibiliteit. Er zijn nooit iedere dag precies evenveel gedetineerden in soorten en smaken als de differentiaties zouden vragen.

Natuurlijk proberen wij het systeem zo flexibel mogelijk te maken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de keuze die wij gemaakt hebben voor de huis-van-bewaringcapaciteit die veel flexibeler kan worden ingezet, in plaats van de capaciteit van de gevangenis ruimer te bedelen. Een veroordeelde kan in een huis van bewaring worden opgenomen, maar een preventief gedetineerde kan niet in een gevangenis worden geplaatst.

De wachtlijst waarover De Telegraaf spreekt en waarnaar ook de heer Rietkerk vraagt, betreft inderdaad 350 in huizen van bewaring verblijvende veroordeelden die wachten op overplaatsing naar een gevangenis. Het gaat dus niet om mensen die zich in vrijheid bevinden en eigenlijk gedetineerd hadden moeten zijn. Nee, het gaat om mensen die in aansluiting op hun preventieve hechtenis veroordeeld zijn en die hun straf ondergaan op, zo zou je het kunnen zeggen, de verkeerde plaats. Het is dus een herverdelingsvraagstuk en geen schaarstevraagstuk.

Voorzitter! Ik kom op het verschil tussen de gemiddeld benodigde capaciteit en de incidenteel benodigde capaciteit. De capaciteit van de penitentiaire inrichtingen wordt afgestemd op het gemiddelde aanbod van te plaatsen gedetineerden. Hetzelfde geldt voor de afzonderlijke inrichtingen. Dat aanbod kan enorm variëren en om dit te illustreren zoom ik even in op de huizen van bewaring. Er zijn dagen waarop minder dan 30 preventief gedetineerden moeten worden ondergebracht in een huis van bewaring, maar er zijn ook dagen waarop 180 mensen moeten worden ondergebracht. De capaciteit wordt afgestemd op het gemiddelde aanbod. Bij het vinden van 30 lege plaatsen op een dag hebben de plaatsende instanties een kleiner probleem dan wanneer zij 180 klanten moeten onderbrengen. Ook het aanbod voor de overige inrichtingen varieert en de pieken in het aanbod maken dat de capaciteit door de bank genomen zo'n 3% boven het gemiddelde ligt.

Voorzitter! Ik heb al gezegd dat er een differentiatie zit in het aanbod in gevangenissen. Als je een gevangeniscapaciteit hebt van 400, is een deel daarvan bestemd voor de vreemdelingenbewaring, een deel voor de vrouwen, een ander deel voor de halfopen en open inrichting en weer een ander deel, bijvoorbeeld 123 plaatsen, voor preventief gehechten. Als er in zo'n situatie sprake is van een aanbod van 180 mensen, zullen daarvoor maatregelen moeten worden genomen. Er zijn drie manieren om dat te doen. Je kunt zorgen voor zoveel capaciteit dat je nooit "neen" hoeft te verkopen. Dat betekent een continue beschikbaarheid van circa 450 plaatsen.

De voorzitter:

Ik moet u even onderbreken. U had vijf minuten voor uw beantwoording en die hebt u ruimschoots overschreden. Er zijn nog andere leden die op grond van wat u tot nu toe heeft gezegd opmerkingen willen maken en ook de heer Rietkerk zal nog wel wat vervolgvragen willen stellen. Ik verzoek u dan ook daarmee rekening te houden.

Minister Korthals:

Zeker, voorzitter. Ik meende echter met een uitgebreide inleiding ook wat vragen te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Dan moet ik tegen u zeggen dat zeker iemand met uw ervaring als Kamerlid toch moet weten dat het op deze manier niet werkt.

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik ga dan direct in op de vragen van de heer Rietkerk. De 1600 plaatsen waren altijd geprognosticeerd en het gaat inderdaad om 1100 plaatsen. Daarvan worden er 600 aangewezen voor andere bestemmingen of zij worden gerenoveerd of helemaal herbouwd. Dan blijven er dus zo'n 450 plaatsen over en daarvoor heb ik aangegeven dat zij voor verschillende categorieën bedoeld zijn. Het moet daarom op een gegeven moment mogelijk zijn om mensen ook elders te plaatsen. Wij proberen om een zoveel mogelijk sluitende oplossing te vinden. Als de mensen in een huis van bewaring horen maar daar niet geplaatst kunnen worden, worden zij vanuit het huis van bewaring in de gesloten gevangenis geplaatst. Zijn er daar te veel mensen, dan gaan zij naar de halfopen inrichting. Een enkele keer zal er ook gebruik gemaakt worden van politiecellen. Dat neemt niet weg dat het in sommige gevallen onmogelijk is om alles zo in orde te hebben dat je niemand moet wegsturen. Om die reden hebben we gekozen voor een vervroegde wegstuuroplossing, anders dan de heenzendproblematiek die wij in het verleden kenden. Overigens is daarover al eens eerder met de Kamer gesproken.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor een deel van de beantwoording. Hij heeft echter een aantal vragen laten liggen. Ik zal hem proberen te helpen in mijn tweede termijn.

Ik wil graag "ja" of "neen" horen op de vraag of hij een brief heeft gezonden aan de Bijlmerbajes en, zo ja, of in die brief staat dat er binnenkort gevangenen worden heengezonden wegens plaatsgebrek.

Kan de minister de Kamer toezeggen dat er geen gevangenen op vrije voeten komen vanwege het tekort aan cellen? Ja of nee?

In de brieven die vanuit het ministerie naar de gevangenissen worden gestuurd, wordt gerefereerd aan het masterplan van de minister van Justitie, een politiek stuk. Daarin staan wellicht maatregelen en cijfers. Op basis van dat masterplan schrijft de minister nu brieven en komen er berichten in de kranten. De situatie in de Noordsingel in Rotterdam, waar gesproken wordt over een crisissituatie wat het personeel betreft en waar bovendien wordt gesteld dat er cellen weggaan, is daarvan een voorbeeld.

Mijn laatste vraag is of de minister kan toezeggen dat het masterplan hier in de Kamer wordt besproken opdat er in de samenleving, in de gevangenissen en bij het gevangenispersoneel geen onduidelijkheid blijft bestaan.

Minister Korthals:

Er is vanwege het ministerie van Justitie inderdaad een brief geschreven. Daarin wordt gevraagd te bekijken of er mensen in aanmerking kunnen komen om vervroegd te worden weggezonden als de piek zodanig is dat er een capaciteitsprobleem komt. Daarmee heb ik in feite ook de tweede vraag van de heer Rietkerk beantwoord. Er kan nooit een garantie gegeven worden dat er niemand vervroegd wordt weggezonden. Dat is ook niet de bedoeling. Bij vervroegde wegzending gaat het in het algemeen om enkele dagen of een week. Dat vinden wij beter dan mensen die preventief gehecht worden, heen te zenden zoals in het verleden gebeurde.

Het masterplan wordt binnenkort naar de Kamer gezonden. Vanwege de omvang van dat masterplan moeten wij daarop al wel anticiperen. Zo zijn wij onder andere bezig te bekijken of gevangeniscapaciteit ingezet kan worden voor jeugdinrichtingen. Logischerwijs wordt daarop geanticipeerd.

De heer Zijlstra (PvdA):

Voorzitter! De minister heeft antwoord gegeven op veel vragen die niet gesteld zijn. Dat doet ook afbreuk aan het antwoord. Het gaat om een heel simpele kwestie: worden de mensen heengezonden, ja of nee, dan wel worden de mensen niet opgeroepen om hun straf uit te zitten?

Deze minister heeft een verleden als Kamerlid. Ik herinner mij nog dat hij nogal grote moeite had met het cellentekort. Dat had ik destijds ook. Ik had dus niet kunnen bedenken dat dit ooit nog een keer zou gebeuren nadat er vorig jaar prognoses waren van een overschot van 1600 cellen. Of de minister óf zijn ambtenaren kunnen niet rekenen, maar dit kan dus niet. De PvdA is er echt op tegen dat mensen eerder worden heengezonden dan volgens de veroordeling is bepaald.

Minister Korthals:

Ik heb aangegeven dat wij streven naar een reservecapaciteit van ongeveer 450 plaatsen. Die 450 plaatsen moeten onderverdeeld worden in categorieën voor vreemdelingenbewaring, voor een vrouwengevangenis en dergelijke. Dat betekent dat je met de beschikbare capaciteit inderdaad in de problemen kunt komen. Als er een enkele keer een dermate grote piek zou zijn dat er sprake is van onvoldoende capaciteit, is het uitgangspunt van beleid dat mensen niet worden heengezonden wanneer zij preventief gehecht worden, maar dat mensen die reeds in de gevangenis zitten een paar dagen eerder worden weggezonden.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! De minister heeft een hele lap tekst voorgelezen, maar de essentie stond daar niet in. De essentie is namelijk dat wij eind 1999 bij de behandeling van de justitiebegroting gesproken hebben over een cellenoverschot. De minister heeft toen gezegd dat er een masterplan gemaakt werd. Op dat masterplan wordt nu reeds vooruitgelopen zonder dat de Kamer daarvan kennis heeft kunnen nemen. Bovendien wordt blijkbaar bij gevangenissen al geïnventariseerd welke gevangenen eventueel voor eerder naar huis sturen in aanmerking komen.

Laat ik vooropstellen dat de fractie van D66 niet wil dat, wanneer de rechter heeft gezegd dat iemand moet zitten – preventief of voor het uitzitten van een straf –, deze minister ervoor gaat zorgen dat die persoon eerder naar huis gaat.

Waarom heeft de minister het masterplan niet eerst naar de Kamer gestuurd en over de ins en outs met ons van gedachten gewisseld? Vervolgens had dan bekeken kunnen worden wat er moet gebeuren met de gevangenissen.

Minister Korthals:

Voorzitter! Een dezer dagen of een dezer weken komt het masterplan. Dan kunnen wij daarover spreken. Ik heb al twee keer aangegeven dat je, ondanks het feit dat je reservecapaciteit hebt, vanwege de pieken in de situatie kunt komen dat er nog te veel mensen zijn. Dan zijn er drie mogelijkheden: óf je bouwt een structurele reservecapaciteit van 450 plaatsen ten bedrage van 44 mln. per jaar, óf je gaat preventief gehechten heenzenden, wat wij niet willen, óf je gaat kijken wat de beste oplossing is voor die uitzonderlijke situaties die zich kunnen voordoen. Die oplossing zou kunnen zijn om de mensen die ik weet niet hoelang al hebben gezeten, twee of drie dagen eerder naar huis te laten gaan. Daarmee anticiperen wij inderdaad op het masterplan, maar voorzover ik weet, was de Kamer ervan op de hoogte gesteld dat die oplossing zou worden gezocht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb de Handelingen er nog eens op nagelezen van de behandeling van de justitiebegroting. Toen zei de minister met grote stelligheid: in 2000 zijn er 1100 cellen leeg en in 2001 1600 cellen. De foutmarge in de prognose voor 2000 is 4%. Kan het ministerie niet prognosticeren? Hoe valide zijn de cijfers die het ministerie nu produceert? Kan de Kamer zich daarop baseren? Of is het mogelijk dat wij over twee maanden weer met heel andere cijfers zitten dan de prognoses die de minister nu geeft?

De minister heeft er bij de begrotingsbehandeling op gehamerd dat er voor het EK 2000 een buffercapaciteit moest zijn van 600 cellen. De Kamer vond dat rijkelijk veel. Bestaat die buffercapaciteit nog? Zo ja, kan die nu worden gebruikt?

Minister Korthals:

Voorzitter! De prognose is indertijd niet helemaal goed geweest, zoals ik ook heb gezegd. Dat had twee oorzaken. In de eerste plaats was de opgelegde gemiddelde strafduur niet zo lang als waarmee men oorspronkelijk rekening hield. In de tweede plaats werden minder straffen bij vermogensdelicten opgelegd. Vandaar dat er een nieuwe prognose is gekomen. Deze wijst uit dat, als wij op dezelfde manier doorgaan, wij in het jaar 2001 een overcapaciteit hebben van 1600 cellen. Logischerwijs hebben wij die situatie niet willen laten voortduren. Wij hebben inmiddels maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de overcapaciteit in het jaar 2001 geen 1600 cellen zal bedragen, maar ongeveer 3%, dus zo'n 400 tot 450 plaatsen. Dat is de nieuwste berekening. Aangezien er in het verleden fouten zijn gemaakt, zullen wij ieder jaar een nieuwe prognose maken van de gevangeniscapaciteit. Deze zal ook in de komende begroting worden opgenomen.

Dan kom ik op de vraag: is er genoeg capaciteit voor het Europees kampioenschap, namelijk 600 cellen? Die is er inderdaad. Hiervoor is ook een aparte projectgroep ingesteld. Er komt onder andere een nieuwe gevangenis in Hoogvliet, er komt een deel in Amsterdam bij en een deel dat in Rotterdam was gesloten, wordt daarvoor vrijgemaakt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter! Ook de SGP-fractie heeft met verbazing kennisgenomen van het bericht. Wij dachten aanvankelijk dat het misschien op onwaarheid zou berusten, maar ik vrees nu toch dat het voor een groot deel waar is. Als dat niet zo is, als het bericht op essentiële onderdelen verkeerde informatie bevat, hoor ik dat graag. Dat is mijn eerste vraag.

Mijn tweede punt is dat ik in het betoog van de minister het gevoel van urgentie ten aanzien van deze problematiek heb gemist. Vindt hij het niet ook onaanvaardbaar dat als gevolg van plaatsgebrek in de cellen mogelijk honderden mensen vrijkomen, weliswaar niet zomaar heengezonden maar wel vervroegd vrij?

Mijn laatste punt gaat over die vervroegde invrijheidstelling. Heb ik het goed begrepen dat het dan niet gaat om de gebruikelijke vervroegde invrijheidstelling die de wet al mogelijk maakt en die ook praktijk is, maar om een extra vervroegde invrijheidstelling?

Minister Korthals:

Voorzitter! Om met het laatste te beginnen: het gaat bij een invrijheidstelling die eerder plaatsvindt dan was gepland, om enkele dagen.

Er is wel degelijk een gevoel van urgentie. Wat nu wel het geval is en wat in het verleden niet zo was, is dat er sprake is van een overcapaciteit van zo'n 1000 cellen. Die cellen zijn niet allemaal beschikbaar, omdat een deel ervan wordt gerenoveerd en een ander deel voor iets anders bestemd wordt. Op het ogenblik hebben wij dan ook een bruikbare overcapaciteit van 450 cellen. Nogmaals – ik had het verhaal best helemaal willen houden – die 450 cellen kun je niet voor alles en iedereen gebruiken. De overcapaciteit bestaat voor een deel, te weten 120 cellen, bij de vreemdelingenbewaring. Ook bij vrouwen is er sprake van overcapaciteit. Het probleem dat wij nu hebben, is gelegen bij de preventief gehechten. Uiteindelijk zal er natuurlijk een keuze gemaakt moeten worden. Wil je 450 cellen uitsluitend voor deze categorie hebben, dan kost dat op jaarbasis 44 mln. Wij hebben inderdaad pieken. Een enkele keer zal die piek zodanig zijn dat die de capaciteit te boven gaat. Je mag de oplossing dat een enkeling op grond van bepaalde criteria een enkele dag eerder naar huis wordt gestuurd, dan ook niet helemaal terzijdestellen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

De minister is, wat mij betreft, in ieder geval op één punt onduidelijk. Hij zegt een- en andermaal dat hij streeft naar een reservecapaciteit van 450 cellen. Daar komt bij dat er nu zo'n 600 cellen leeggeruimd moeten worden in verband met het EK. Dan staan er dus meer dan 1000 cellen leeg of zo goed als leeg. Ondertussen sturen wij mensen die een straf hebben gekregen eerder naar huis, omdat wij geen cellen hebben. Ik begrijp er echt niets van.

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik heb al uiteengezet dat er op het ogenblik nog capaciteit bij aan het komen is. Dat is allemaal nog het gevolg van de planning die wij in het verleden gemaakt hebben. Ik noem een gevangenis die wij in Hoogvliet hebben, en een deel van de gevangenis in Scheveningen dat gerenoveerd wordt en dat dan weer beschikbaar is. Die cellen worden buiten de 450 die wij hebben, beschikbaar gehouden voor het Europees kampioenschap.

De heer Niederer (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb nog een tweetal vragen aan de minister. Heeft hij overwogen om alternatieven toe te passen bij die voortijdige heenzendingen, zoals nachtdetentie of elektronisch huisarrest? Op die manier kan de straf die de rechter heeft opgelegd, toch ten uitvoer gelegd worden.

Mijn andere vraag betreft de herbestemming van een aantal cellen voor met name jeugdcapaciteit en TBS-capaciteit, zoals de minister die eerder heeft aangekondigd. Loopt die hierdoor gevaar of juist niet? Met andere woorden: gaat dat proces nog door? Ik vraag dit temeer, daar er vele wachtlijsten bestaan voor TBS-plaatsen en jeugdplaatsen.

Minister Korthals:

Voorzitter! In de nabije toekomst zullen wij inderdaad voor alternatieven zorgen. In dit geval heeft dat niet meegespeeld. Zoals men evenwel weet, wordt nachtdetentie een van de mogelijkheden waar wij rekening mee houden. Hetzelfde geldt voor het elektronisch huisarrest.

Waar het om de jeugdcapaciteit gaat, gaan wij gewoon door met hetgeen wij gezegd hebben. Daar speelt overigens nog een andere vraag bij, namelijk wat wij met de situatie in Vught moeten doen. Wij hebben het hier indertijd in de Kamer over gehad. Een en ander wordt niet verder doorgezet dan nadat de Kamer daarover geïnformeerd is.

De heer Van de Camp (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Kan de minister aangeven of er de afgelopen weken al heenzendingen op basis van die blijkbaar nieuwe instructie hebben plaatsgevonden en, zo ja, hoeveel? Is hij bereid om, gehoord deze discussie, een instructie te doen uitgaan om dit alsnog stop te zetten?

Minister Korthals:

Voorzitter! Een paar weken geleden zijn inderdaad mensen vervroegd weggezonden. Het juiste aantal weet ik niet. Het gaat echter niet om maanden of wat dan ook. Ik heb overigens wel intern doorgegeven dat de capaciteit die wij hebben, nog beter op elkaar aan moet aansluiten en dat er nog meer vindingrijkheid tentoongespreid moet worden om zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen eerder weggaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Er is een overcapaciteit van meer dan 1000 cellen. Intussen stuurt de minister mensen naar huis en wordt er gebouwd. Dat kunnen wij echt niet volgen. Kan de minister in simpel Nederlands vertellen hoe het komt dat wij met dit probleem zijn opgezadeld, terwijl er een overcapaciteit is?

Minister Korthals:

Ik val dan helaas in herhaling. Laat ik het zo simpel mogelijk zeggen.

Er is een overcapaciteit van grosso modo 1000 cellen. 600 daarvan worden gerenoveerd, herbestemd, of wat dan ook. Wij houden dus een overcapaciteit van 400 cellen over. Die 400 cellen overcapaciteit zijn niet allemaal voor preventief gedetineerden. Er is een overcapaciteit voor vreemdelingenbewaring, voor vrouwen, enz. Er zijn dus meer vormen van overcapaciteit mogelijk. Over blijft een overcapaciteit van 123 cellen voor preventief gedetineerden. Als nu op een bepaalde dag meer dan 123 mensen preventief gedetineerd moeten worden – en wij hebben wel pieken van 180 – heb je ineens een probleem. Dat is wat ik heb willen aangeven. Dat is het probleem waarvoor wij een oplossing moeten zoeken. En dat willen wij niet doen door de preventief gedetineerden eerder heen te zenden, maar door een verschuiving te realiseren van de huizen van bewaring naar de gevangenissen om als dat nodig is – en als de mensen niet doorgeschoven kunnen worden naar bijvoorbeeld de halfopen inrichtingen – de mensen een enkele dag eerder naar huis te sturen.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! De minister heeft gezegd dat 100% bezetting niet mogelijk is door differentiatie- en frictieproblemen. Dat erkennen wij. Die frictieleegstand is aan de hand van ervaringsregels te becijferen. Wanneer komt het moment dat het, de frictieleegstand in aanmerking genomen, niet meer nodig is om mensen vervroegd heen te zenden?

Minister Korthals:

Dat is altijd afhankelijk van de pieken. Als er pieken zijn van maximaal 50 of 100 per dag, kunnen wij die opvangen, maar als de pieken extreem hoog zijn, zoals een enkele keer gebeurt, en 180 per dag bedragen, valt het niet op te vangen. Je kunt dat dus niet in algemene zin zeggen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Welke criteria worden gehanteerd bij het besluit tot een dergelijk vervroegd heenzenden? Welke mensen komen daarvoor in aanmerking?

Waarom is over die criteria niet van tevoren met de Kamer overlegd?

Minister Korthals:

Ik kan niet precies aangeven welke criteria dat zijn. Het lijkt mij het beste dit eens in een brief aan de Kamer te schrijven. Voorzover ik weet, staat het in een richtlijn van het openbaar ministerie. Als ik mij niet vergis, zijn die richtlijnen van het openbaar ministerie openbaar.

De voorzitter:

Gelet op de belangstelling van de leden, is het misschien goed om de minister van Justitie alvast te vragen datgene te doen wat hij al aan het begin van zijn beantwoording zei. Hij zei namelijk dat hij van plan was de Kamer hierover een brief te schrijven. Het lijkt mij dat wij daar een spoedprocedurevergadering van de vaste commissie mee kunnen voorkomen.

Minister Korthals:

Ik was door deze vraag niet van dat voornemen afgebracht.

Naar boven