Vragen van het lid Kant aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over het aantrekken van verpleegkundigen van buiten de EU.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Verpleegkundigen worden aangetrokken uit Suriname, Zuid-Afrika en de Filippijnen. Ze worden hier naartoe gehaald om enkele jaren in ons land de nood in de zorg te lenigen. Als dergelijke noodgrepen worden gedaan, klopt er volgens mij iets niet. Het is een absurde situatie dat nieuwe gastarbeiders naar Nederland worden gehaald, terwijl de voormalige gastarbeiders en hun kinderen verre van voldoende kansen krijgen in ons land en oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidsstatistieken. Wij doen iets goed verkeerd als vele toegewijde en gemotiveerde zorgverleners de zorg de rug toekeren. Wat is er aan de hand? Waarom is het niet mogelijk om in eigen land voldoende mensen te vinden om dit maatschappelijk waardevolle werk te doen? Waarom zijn er nu 150.000 mensen met een diploma voor de zorgsector, die toch niet in die sector werken? Waarom haken zoveel mensen af tijdens of na de opleiding voor de zorgsector?

De kern van het probleem is dat in ons land slecht betaald wordt voor dit verantwoordelijke werk. Bovendien moet dit werk onder hoge lichamelijke en emotionele druk plaatsvinden. Een beginnend verpleegkundige verdient evenveel als het meisje bij de Albert Heijn achter de kassa.

Voorzitter! Ik heb de volgende vragen aan de minister. Wat vindt zij van dit initiatief? Kan het, mag het en vindt zij het gewenst? Moet niet eerst alles op alles gezet worden om al die mensen in Nederland met een zorgdiploma terug te winnen voor de zorg? Moet niet alles op alles gezet worden om voldoende nieuwe mensen te motiveren om voor de zorg te kiezen en vervolgens ook op te leiden? Moet niet alles op alles worden gezet om mensen te behouden voor de zorg? Nog elke dag zijn er mensen die uiteindelijk moeten afhaken vanwege onder andere de te hoge werkdruk. Is de minister het met mij eens dat die negatieve spiraal niet doorbroken wordt met een bootje verpleegkundigen uit de Filippijnen, maar dat het kabinet alle zeilen moet bijzetten en een flinke greep moet doen in de extra miljarden om de arbeidsvoorwaarden voor de verpleegkundigen te verbeteren?

Voorzitter! Vindt de minister het ethisch aanvaardbaar om zorgverleners te werven uit landen waar het slecht gaat met de gezondheidszorg? Wat vindt zij ten slotte van de initiatieven van de Luzac Foundation om als een soort koppelbaas zo'n 1000 verpleegkundigen tegen betaling van 20% van hun jaarsalaris naar Nederland te halen?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Er zijn twee soorten buitenlandse verpleegkundigen die goed van elkaar moeten worden onderscheiden. De eerste is de groep uit Indonesië en Zuid-Afrika. Daarbij gaat het om een werkervaringstraject waarover ik afspraken heb gemaakt met mijn collega's uit beide landen. Die afspraken houden in dat vers gediplomeerde verpleegkundigen uit Indonesië of Zuid-Afrika op verzoek van de regeringen van die landen ervaring komen opdoen in Nederland voor een periode van twee jaar of korter. Uitdrukkelijk is afgesproken dat zij daarna terug gaan. Met Indonesië lopen die afspraken al zo'n tien jaar.

Werving uit andere landen kan en mag. Ik vind dat echter tot zeer beperkte hoogte gewenst. Het streven is er in het algemeen op gericht om in de eerste plaats Nederlanders toegang te verschaffen, eventueel na een kleine aanvullende training, tot de arbeidsmarkt. De zorgsector heeft wat dit betreft geen slechte staat van dienst. Wij waren een van de eerste sectoren die aan de hand van het project Topaz allochtone medewerkers probeerden aan te trekken voor de zorg. Dat had veel succes. In 1998 waren er zo'n 8000 mensen aangetrokken en sindsdien kwamen er 4000 allochtone medewerkers bij de in de zorg. Dat is 20% van de mensen die in de zorg een baan vinden. U weet dat het percentage allochtone inwoners van Nederland veel lager is dan 20. Het is goed en het is ook uitdrukkelijk de bedoeling dat er naar verhouding veel allochtonen een baan krijgen in de zorg. Het kunnen er echter nog steeds meer zijn, want er zijn inderdaad mensen uit deze groepering die een zorgdiploma hebben en alleen nog wat aanvullende training nodig hebben. Verder is er natuurlijk ook de groep herintreders. Deze meestal autochtone herintreders hebben echter nog wel enige aanvullende training nodig voordat zij weer aan het werk kunnen gaan.

Het ministerie stelt op dit moment samen met de arbeidsvoorziening en de sociale partners een gedragscode op, waarin de afspraak is opgenomen dat men een buitenlandse verpleegkundige voor maximaal twee jaar mag aanstellen als men gediplomeerde verpleegkundigen in onvoldoende mate kan werven. Voorwaarden hierbij zijn dat men deze twee jaar benut om een gelijk aantal mensen uit Nederland naar de arbeidsmarkt toe te leiden en dat men zonder succes in Nederland en de EU personeel heeft proberen te werven.

Ik hoop dat deze gedragscode binnenkort van kracht wordt. De onderhandelingen over de definitieve afspraken zijn namelijk bijna afgerond. Deze gedragscode maakt het mogelijk om tijdelijk soelaas te bieden als er in Nederland geen gediplomeerde verpleegkundigen te krijgen zijn. De nadruk ligt hierbij op het woord "tijdelijk". Verder is men verplicht een inspanning te leveren om de geschikte mensen die in Nederland op dit moment in onvoldoende mate worden aangesteld, bij te scholen. Het doel hiervan is dat men zijn Filippijnse medewerker door iemand uit Nederland kan vervangen als die na twee jaar afscheid neemt.

Wij zetten op dit moment in op deze algemene lijn. Ik kan echter niet zeggen dat het volledig ongewenst is om verpleegkundigen van buiten de EU aan te trekken, omdat het op dit moment moeilijk is om gediplomeerde verpleegkundigen te vinden. Hieraan doen de woorden van mevrouw Kant niets af. Ik heb al vaker met haar van gedachten gewisseld over de rol die het salaris in dit geheel speelt. Die is, naar mijn mening, van ondergeschikt belang. De secundaire arbeidsvoorwaarden, waaraan overigens op dit moment hard wordt gewerkt, zijn namelijk het allerbelangrijkste.

Ik kan over het initiatief van de Luzac Foundation niet meer zeggen dan dat wij hiervan een beperkte indruk hebben. Ik heb mijn ambtenaren gevraagd om hier diepgaander onderzoek naar te doen. Ik wil de vraag hierover dan ook graag schriftelijk beantwoorden.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp uit de woorden van de minister dat zij het beperkt toelaatbaar acht. Zij zegt met een gedragscode te zullen komen waarin de voorwaarde is opgenomen dat in een ziekenhuis dat mensen tijdelijk naar Nederland laat komen, mensen moeten worden opgeleid die de functies kunnen vervullen die vrijkomen als de tijdelijke krachten naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd. In deze gedragscode is dus het element van tijdelijkheid opgenomen. Ik teken daar echter bij aan dat er aan die tijdelijkheid een gevaar is verbonden, ook al lijkt dit gevaar voor de langere termijn er op dit moment misschien nog niet te zijn. Dit gevaar bestaat eruit dat de vrijkomende functies misschien wel kunnen worden opgevuld, maar dat er intussen zoveel meer mensen in de zorg nodig zullen zijn dat de problemen uiteindelijk toch blijven bestaan.

Het antwoord van de minister op de vraag waarom mensen niet in de zorg willen werken, is onvoldoende. Zij gaat namelijk niet echt in op de reden van mensen om niet in de zorg te willen werken. Er moet eerst en vooral een antwoord worden gegeven op de vraag waarom de 150.000 mensen in Nederland die een diploma in de zorg hebben, niet opnieuw aan de slag gaan. Ik denk dat het antwoord op deze vraag gezocht moet worden in de hoge werkdruk en het salaris. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Als ik over dit onderwerp met de minister debatteer, geeft zij vaak aan dat de oorzaak niet moet worden gezocht in het salaris. Mensen in de zorg zullen, als zij worden gevraagd of zij een hoger salaris willen, inderdaad vaak aangeven dat hun grootste probleem niet het salaris is. Een groot probleem is echter wel de maatschappelijke waardering van de mensen die in de zorg werkzaam zijn. Een algemene opwaardering moet het probleem oplossen dat deze mensen voor de maatschappij veel meer verdienen dan zij in hun salariszakje terugzien. Een goede opwaardering zal de neerwaartse spiraal in de aantallen mensen die kunnen worden geworven, moeten doorbreken. Ik hoor hierop graag een reactie.

De minister spreekt ook over de allochtone Nederlanders met een zorgdiploma. In de krant las ik dat er zo'n 250 migranten zijn die wel een zorgopleiding hebben gevolgd, maar vanwege de bureaucratische regels niet aan de slag kunnen. Is het niet zaak om eerst dit soort problemen op te lossen?

Ten slotte een vraag die niet door de minister is beantwoord. Vindt de minister het ethisch aanvaardbaar om zorgverleners te werven uit landen waar het nu slecht gaat met de gezondheidszorg?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Door de gemaakt afspraken blijft het een tijdelijkheid. Het is ook de bedoeling om die vergunning niet in één keer voor twee jaar te verlenen, maar voor een jaar. Als de werkgever een verlenging vraagt voor het tweede jaar, moet worden bekeken of die werkgever inmiddels bezig is met te doen wat wij hebben afgesproken over het naar de arbeidsmarkt toeleiden van al die mensen die een diploma hebben. Nagegaan moet worden of de praktijkervaring is verouderd en of zij in het buitenland een diploma hebben waarbij sprake is van een beperkte vakbekwaamheid en een aanvullende opleiding nodig is. Een zorginstelling die na een jaar daar niets aan doet, krijgt ook geen vergunning voor het tweede jaar. Het is de bedoeling dat wij uit de Nederlandse en Europese markt halen wat erin zit. Het gaat in de eerste plaats om de Nederlandse markt. Het moet gecombineerd met alle maatregelen die wij nemen op het punt van de daling van het ziekteverzuim – dat is op zichzelf voldoende om het personeelsprobleem op te lossen; in het arbeidsmarktconvenant hebben wij daarover afspraken gemaakt – ertoe kunnen leiden dat wij over een paar jaar die mensen uit het buitenland niet nodig hebben.

Komt maatschappelijke waardering vooral tot uiting in de honorering? Dat mag in het algemeen wel een element zijn, maar ik meen dat wij op allerlei andere manieren laten merken dat de maatschappelijke waardering voor het verpleegkundig beroep groot is; onder andere door het huidige adequate salaris, als ik dat vergelijk met leraren en politie. Met z'n allen, inclusief de mensen zelf, besteden wij het geld liever aan betere kinderopvang, flexibele arbeidstijden, al die dingen die maken dat mensen de zorgsector niet verlaten omdat zij te veel diensten moeten draaien en te weinig mogelijkheden hebben voor kinderopvang.

Ik kom te spreken over de 250 niet-gediplomeerden. Ik weet dat er 50 mensen zijn met een beperkte vakbekwaamheid die een aanvullende trainingsplaats moeten hebben. Er zijn er zo'n 200 die volledig vakbekwaam zijn en aan de slag kunnen, maar die zitten voor een deel nog in de procedure waarbij beoordeeld wordt of het diploma gelijkwaardig is. Ik zeg toe dat ik dat proces een versnelling wil laten doormaken. Wij hebben onze regels die binnen de hele EU gelden.

Mevrouw Kant vroeg of ik het verantwoord vind mensen te werven uit landen waar het slecht gaat met de gezondheidszorg. Wij moeten niet werven uit landen die zelf tekorten hebben. Het is een kwestie van fatsoen. Je gaat daar geen verpleegkundigen weghalen omdat het in de ogen van mevrouw Kant te lage salaris toch altijd veel hoger is dan wat men daar verdient. Ik zal met de Vereniging van ziekenhuizen op korte termijn bespreken dat ik vind dat men daarmee rekening moet houden. Dezelfde boodschap gaat naar Randstad en Luzac. In Indonesië en Zuid-Afrika heeft men de mensen wel opgeleid, maar is er geen mogelijkheid om die allen aan het werk te hebben. Men vindt het fijn als wij die twee jaar betalen en dat betrokkenen nog iets extra's kunnen leren.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

De minister zegt dat wij niet genoeg mensen hebben met een diploma. Als wij erkennen dat er niet voldoende mensen met een diploma zijn, dan moeten wij bekijken wat wij hieraan in eigen land kunnen doen. De minister is begonnen met de campagne Kies voor zorg. Wat heeft die opgeleverd? Mijn indruk is dat die een terugloop heeft opgeleverd. Dit jaar is een terugloop van 20% aan te geven. Wat gaat de minister daarmee doen? Hoe hard gaat de minister haar best doen om ervoor te zorgen dat hier mensen een diploma krijgen? Van de mensen die, bijvoorbeeld door die campagne, in het eerste jaar instromen, blijkt dat 50% in het tweede jaar uitstroomt, heb ik begrepen. Wat gaat u daaraan doen? Hoe wilt u ervoor zorgen dat mensen die instromen hun opleiding blijven volgen? Kortom, wat gaat u doen om de zorgopleiding op te waarderen?

De voorzitter:

U bent over uw spreektijd heen, dus verzoek ik u het verder kort te houden.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Goed, voorzitter.

Vaak is er sprake van gebrek aan middelen voor de opleiding en van weinig docenten. Wat gaat u doen, minister, om ervoor te zorgen dat de mensen híér hun opleiding krijgen en hun diploma halen, zodat wij geen mensen uit andere landen hoeven te halen?

Minister Borst-Eilers:

Mevrouw de voorzitter! Aan alle punten waarover mevrouw Singh Varma rept, wordt gewerkt. Dat klinkt natuurlijk niet bevredigend. Zij had liever gehoord: dat heeft allemaal tot succes geleid. Als politici zijn wij wel eens wat ongeduldig. Ik lees tenminste steeds in de krant dat men zo over ons denkt. Ik geloof ook wel dat het waar is. Ik krijg regelmatig berichten uit de verschillende regio's waaruit blijkt dat men daar op alle fronten bezig is om met de honderden miljoenen die het kabinet in deze periode in de arbeidsmarktzorgsector heeft gestoken goede dingen te doen, zoals mensen werven, mensen behouden en herintreders aanvullende training geven. Van gebrek aan middelen is op dit moment geen sprake. Verbeteringen zie ik overal. Ik zie ook dat de belangstelling voor de opleiding nog niet toeneemt, maar dat kunnen wij natuurlijk niet toeschrijven aan het falen van de campagne. Zonder al deze inspanningen was er misschien wel sprake van een verdere terugloop. Daar kun je eindeloos met elkaar over stoeien. Ik meen dat de Kamer, in elk geval de vaste commissie voor VWS, alle informatie heeft over de convenanten die wij met de sector en sociale partners hebben gesloten over het verbeteren van de arbeidsmarkt in de gezondheidszorg. Ik kan garanderen dat in iedere regio in Nederland daaraan op het ogenblik flink getrokken wordt. Dergelijke zaken hebben echter altijd enige tijd nodig.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Kant heeft een groot probleem bij de kop. Aan de ene kant zijn er...

De voorzitter:

U moet eerst zeggen aan wie u een vraag wilt stellen.

De heer Kamp (VVD):

Ik wil een vraag stellen aan mevrouw Kant.

De voorzitter:

Dat dacht ik al. Ik vroeg het voor de zekerheid. Dan weet zij het ook.

De heer Kamp (VVD):

Zij heeft een groot probleem bij de kop. Aan de ene kant zijn er 600.000 mensen met een bijstands- of een WW-uitkering en aan de andere kant zijn er 30.000 mensen die vorig jaar een vergunning hebben gekregen om van buiten de EU naar Nederland te komen. Ik vraag mij af of de discrepantie op de arbeidsmarkt, het niet kunnen vinden van mensen, niet voor een deel door haar fractie veroorzaakt wordt. De heer De Wit heeft het over bijstandsmoeders van wie je niet kunt verwachten dat zij rotbaantjes vervullen en de heer Marijnissen heeft gezegd: liever een uitkering dan een minder betaalde pariabaan. Hoe kun je aan de ene kant eerlijk werk als onaantrekkelijk bestempelen en aan de andere kant zeggen dat geen mensen uit het buitenland gehaald mogen worden om dat werk te verrichten? Wat wilt u eigenlijk, mevrouw Kant?

De voorzitter:

Ik laat het aan mevrouw Kant over die vragen te beantwoorden, maar zij gaan natuurlijk over een breder terrein dan het onderwerp van de mondelinge vragen van mevrouw Kant die op dit moment aan de orde zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Die vragen gaan inderdaad over een breder terrein, maar ik wil mij de kans niet laten ontgaan erop te reageren, want zij raken de kern van de zaak.

Er staan veel mensen in Nederland aan de kant die graag willen werken. Ik vraag van deze regering, waarvan de fractie van de heer Kamp deel uitmaakt, eens te investeren in de opleiding van deze mensen en in beroepen die wij maatschappelijk meer zouden moeten waarderen dan nu gebeurt. Ik denk aan hogere salarissen voor mensen die werken in het onderwijs en hogere salarissen voor mensen die werken in de zorg en gelijktijdig aan fors investeren in deze sectoren, zodat mensen daarin weer willen werken.

Als ik spreek over mensen die op dit moment in Nederland aan de kant staan, heb ik het niet over de bijstandsmoeders die nu een maatschappelijk belangrijke taak uitvoeren, maar dan heb ik het bijvoorbeeld over de 150.000 mensen in Nederland die een opleiding hebben genoten, die een zorgdiploma hebben, die met veel verve hun beroep in de zorg hebben uitgeoefend en die afgeknapt zijn vanwege de hoge werkdruk en slechte salarissen. Die mensen willen heel graag weer aan de slag en via een lagere werkdruk en hogere salarissen kunnen wij die mensen weer motiveren.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik vraag aandacht voor het benutten van het allochtone arbeidspotentieel. Daarbij gaat het niet alleen om allochtonen met een diploma, maar ook zonder diploma die graag in de zorg willen werken. Kan die laatste groep een verkorte opleiding worden geboden? Dan kunnen ze zo spoedig mogelijk aan de slag. Het belangrijkste is toch dat ze gemotiveerd zijn en dat ze twee handen hebben?!

Aandacht vraag ik verder voor de rol van de arbeidsvoorziening. Uit berichten in de media maak ik op dat gemakkelijk vergunningen worden verleend aan arbeidskrachten uit het buitenland. Het voor korte tijd mensen uit het buitenland werven, mag niet betekenen dat de hier aanwezige werklozen niet moeten worden aangespoord om in zorg te gaan werken. De arbeidsvoorziening zou veel meer inspanningen moeten doen waar het gaat om de eigen kaartenbakken. Er zitten zo'n 900.000 mensen in de WAO, waaronder veel vrouwen. Ook zijn er veel langdurig werkloze allochtonen. Daar moet de arbeidsvoorziening zich ook voor inspannen.

Minister Borst-Eilers:

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Arib heeft volkomen gelijk als zij zegt dat wij het arbeidspotentieel moeten benutten van mensen zonder diploma. In dat verband sprak zij over een verkorte opleiding, maar gezien de verantwoordelijkheid die aan sommige werkzaamheden in de zorgsector verbonden is, moeten wij erg uitkijken met het al te zeer inkorten van de opleiding. Desalniettemin is op mijn aandringen, zij het onder veel weerstand van de beroepsgroepen, een kwalificatieniveau 1 in de verpleging en verzorging geïntroduceerd. Iemand die nog nooit in de zorg heeft gewerkt, kan thans binnen een halfjaar met een diploma op zak starten in een loopbaan in de zorgsector. Vanuit die werksituatie kan hij of zij dan doorstromen naar de volgende niveaus, al naar gelang de eigen ambities en mogelijkheden. Qua intentie zijn mevrouw Arib en ik het derhalve geheel met elkaar eens.

Mevrouw Arib had de indruk dat te gemakkelijk vergunningen verleend worden voor arbeidskrachten uit het buitenland. In het laatste jaarverslag van het register heb ik gezien dat zich 250 mensen uit het buitenland hebben aangemeld voor een baan als verpleegkundige. Van die 250 zijn er 23 afgewezen. Een twintigtal aanvragen was aan het eind van het jaar nog in behandeling. De rest is aan de slag gekomen. De regels die gelden in gevallen waarin iemand aanvraagt om in Nederland te komen werken, worden correct gehanteerd.

Verder suggereerde mevrouw Arib nog dat te weinig wordt geput uit het aanwezige Nederlandse potentieel, allochtoon en anderszins. Per jaar stromen 20.000 extra mensen de zorgsector in, waaronder 4000 allochtonen. Dat betekent dat de zorgsector op dit punt goed presteert. Dat laat onverlet dat ik graag zou zien dat er nog twee keer zo goed werd gepresteerd. Kortom, dit is voor mij geen reden om achterover te leunen, maar ook zou ik het niet terecht vinden om te concluderen dat er te weinig aan wordt gedaan. Nogmaals, de campagne en het geld dat wij in de diverse arbeidsmarktconvenanten hebben ingezet, zijn erop gericht om de doelen te realiseren die mevrouw Arib terecht ook benadrukt. Landelijk gezien is uit de cijfers nog niet zoveel succes af te leiden, maar in de regio's blijkt mij tijdens werkbezoeken dat men goed en enthousiast bezig is. Het kan dus bijna niet anders dan dat binnenkort successen zichtbaar worden.

De heer Buijs (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Dit soort problemen komt niet uit de lucht vallen. De minister zegt dat er per jaar 20.000 mensen instromen, waarvan 4000 allochtonen. Ofwel: kijk eens hoe goed ik het doe! Dat is echter in schrille tegenstelling met de berichten van de arbeidsvoorziening en de SIBIO en strookt ook niet met de problemen die herintreders ondervinden. Kortom, hier staan twee meningen tegenover elkaar. Verleden jaar hebben wij uitvoerig met de minister gedebatteerd over het arbeidsmarktbeleid. Toen is een pakket maatregelen voorgesteld. Graag verneem ik op korte termijn van de minister welke belemmeringen op dit moment worden ondervonden en in hoeverre er mogelijkerwijs strijd is met het door haar voorgestelde pakket maatregelen. Mag ik ten slotte aannemen dat de minister thans ook spreekt namens haar collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie?

Minister Borst-Eilers:

Mevrouw de voorzitter! De laatste vraag kan ik met "ja" beantwoorden. Wat betreft de opmerking dat er meningen tegenover elkaar staan, kan ik zeggen dat het natuurlijk wel om verschillende groepen gaat. De SIBIO is een speciale club die door mij gesubsidieerd wordt. Deze stichting verzorgt trainingsprojecten voor buitenlandse artsen en verpleegkundigen die hier met een zogenoemde beperkte vakbekwaamheid zijn, maar die toch graag het vak willen uitoefenen. Aanvullende trainingen wringen met de initiatieven van de ziekenhuizen, omdat ik natuurlijk graag de trainingsplaatsen die er zijn, in de eerste plaats wil laten toewijzen aan mensen uit de doelgroep van de SIBIO. Als er nieuwe mensen uit het buitenland komen die ook nog eens aanvullend getraind moeten worden, verdringen zij andere mensen die hier al zijn en dolgraag hun vak willen uitoefenen. Vandaar dat ik daar nog eens ernstig met de Nederlandse Vereniging van ziekenhuizen over wil spreken. Ik vind dat Randstad en Luzac vooral mensen moeten aantrekken die, even los van taalproblemen, bij wijze van spreken morgen aan de slag kunnen, omdat hun diploma voldoende is om hier patiënten te verzorgen. Ik wil op korte termijn met mijn staatssecretaris u de stand van zaken mededelen. Dit wordt echter een beknopt stuk, omdat wij anders te veel tijd besteden aan het sturen van cijfers naar de Kamer.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter! De minister wil aan de vergunningverlening aan onderdanen die niet uit de EU komen de voorwaarde verbinden dat de instellingen één op één mensen opleiden die nu aan de kant staan, zodat de plekken in de zorgsector worden opgevuld. Hoe concreet is die voorwaarde? Gaat het over met naam genoemde personen? Wie controleert vervolgens de handhaving van die voorwaarde en welke sancties worden opgelegd als de instelling zich daar niet aan houdt? Ik doel hierbij op sancties buiten het niet verlengen van de vergunning.

Minister Borst-Eilers:

Mevrouw de voorzitter! Wij zijn bezig dit convenant voor te bereiden en die voorbereiding is op een oor na gevild. Wij zullen de overeenkomst sluiten met de sociale partners en de arbeidsvoorziening. Het lijkt mij wijs als ik vervolgens die afspraak aan de Kamer stuur. Dan zullen alle vragen van de heer Weekers beantwoord worden. De sanctie ligt in ieder geval in de verlenging van de vergunning, dus dat is simpel. Wij gaan niet mensen met naam en toenaam aanwijzen. Wij beschikken, zoals u weet, over kaartenbakken. In de twee jaar waarin men buitenlandse mensen in dienst heeft, moet men trainingsplaatsen aanbieden en opvullen met mensen in Nederland die met een korte aanvullende training weer de markt op kunnen. Dat is de gedachte erachter.

Naar boven