Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen donderdag aan het einde van de vergadering:

  • - de brief van het Presidium inzake het vragen van een advies aan de SER (26800-XV, nr. 61).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter! De verklaringen die gisteren in het televisieprogramma Reporter over de Lockheedaffaire, over het aannemen van steekpenningen door prins Bernhard, werden gedaan, hebben bij ons opnieuw opschudding veroorzaakt. Mijn fractie vindt dat bij gerezen twijfel over de integriteit van een lid van het Koninklijk Huis zo snel mogelijk een standpunt van de regering moet volgen. Ik heb over deze kwestie al schriftelijke vragen gesteld. Bij nader inzien is het van belang dat deze schriftelijke vragen met spoed, het liefst per ommegaande, door de minister-president worden beantwoord en dat hij snel reageert op de berichten en verklaringen die gisteren zijn gedaan. Het is van belang dat hij snel opheldering verschaft en de vraag beantwoordt of de regering wel of niet bereid is opnieuw een onderzoek naar deze zaak in te stellen.

De voorzitter:

Voor de duidelijkheid, mevrouw Kant: u wilt zo snel mogelijk, het liefst per ommegaande, antwoord op uw schríftelijke vragen.

Mevrouw Kant (SP):

Maar misschien is het vanwege het aanstaande reces verstandig een tijdslimiet aan te geven: morgenochtend uiterlijk 12.00 uur. Dan kunnen wij ons nog beraden op het standpunt van het kabinet.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Ik ben het met mevrouw Kant eens, dat het verstandig is in deze zaak zo spoedig mogelijk helderheid te verschaffen. Praten we over een oude koe in een nieuwe verpakking of is er echt wat aan de hand? Is het waar of is wat allemaal wordt gesuggereerd niet waar? Ik meen ook dat je op dit punt zo snel mogelijk duidelijkheid moet krijgen. Misschien is bij sommigen de indruk ontstaan dat de VVD-fractie heel ver wil gaan en bijvoorbeeld een parlementair onderzoek of een parlementaire enquête wil organiseren. Uitlatingen van mij met die strekking zijn niet gequote; ik heb dit ook niet gezegd. Wij hebben op dit moment absoluut geen behoefte aan een enquête of een onderzoek. Wel willen wij helderheid en weten wat er aan de hand is. De minister-president is de eerstverantwoor- delijke als het om zaken gaat die het Koninklijk Huis betreffen en de eerstaangewezene om antwoord geven.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Gelet op de aard van het onderwerp zal de minister-president ongetwijfeld beseffen dat het snel geven van een antwoord in het belang van de zaak is. Ik heb er geen behoefte aan om als Kamerlid, niet kennende de zaak en niet kennende de vragen die mevrouw Kant geformuleerd heeft, met een extra aansporing te komen. Wat mij betreft wordt een goede afweging gemaakt tussen aan de ene kant het belang van de snelheid en aan de andere kant dat van de degelijkheid. Ik zou het echt verkeerd vinden als wij een half antwoord kregen omdat we morgen met kerstreces gaan. Die link wil ik dus niet leggen.

Mevrouw Kant (SP):

Het lijkt mij duidelijk dat ik steun krijg voor mijn verzoek. Inderdaad kan men niet zien welke schriftelijke vragen ik heb gesteld, maar hoe die luiden, zal men bij de beantwoording merken. Het belangrijkste is dat er met spoed een reactie komt. Tegelijk zeg ik tegen de heer Schutte dat het ook van belang is dat met die reactie wordt aangegeven wat de regering gaat doen. Het moet dus niet blijven bij het afleggen van een verklaring, maar het kabinet moet ook zeggen wat het naar aanleiding van deze nieuwe berichten gaat doen.

De voorzitter:

Daarom wees de heer Schutte erop dat de snelheid niet de kwaliteit en de degelijkheid nadelig mag beïnvloeden.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. De Kamer mag dan verwachten dat hierop wordt gereageerd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben vanmorgen een algemeen overleg gehad over het zogenaamde vereveningsstelsel revolving fund. Ik zou het op prijs stellen als wij nog deze week een voortgezet algemeen overleg kunnen voeren. Ik meen dat het daartoe nodig is te verzoeken het verslag van het AO op de agenda van de plenaire vergadering te zetten.

De voorzitter:

Ja, en het is geen voortgezet overleg. Het heet een verslag van een algemeen overleg en het is een afronding van het debat. Het debat wordt niet overgedaan, waarop streng wordt toegezien. Ik zal op verzoek van mevrouw Van Gent een nader voorstel doen.

Het woord is aan de heer Eurlings.

De heer Eurlings (CDA):

Voorzitter! September jongstleden heeft de Kamer verschillende malen met de minister van Verkeer en Waterstaat van gedachten gewisseld over de invoering van de maatregel "bromfietser op de rijbaan". In reactie op schriftelijke vragen van onze fractie heeft de minister aangegeven dat invoering binnen de termijn reikende tot vandaag geen probleem zou zijn. Zij zei letterlijk: "De betrokken wegbeheerders hebben nog voldoende tijd om aanpassingen door te voeren". Tot onze grote teleurstelling en schrik constateert de ENFB vandaag dat 60% van de gemeenten de maatregel geheel of gedeeltelijk negeert. Wij vinden dat ernstig. De bromfietser weet niet meer waar hij aan toe is. Gezien het gevaar van deze situatie vraag ik de minister van Verkeer en Waterstaat om een schriftelijke reactie vóór 10.00 uur morgenochtend. In deze reactie dient zij antwoord te geven op de volgende vragen.

De voorzitter:

Dat kan niet. In zo'n geval moet u schriftelijke vragen stellen die u per ommegaande beantwoord wilt zien. De regeling van werkzaamheden leent zich niet voor het stellen van inhoudelijke vragen. Ik begrijp dat u een brief over dit probleem wilt.

De heer Eurlings (CDA):

Ik zal heel kort aangeven welke issues daarbij de revue moeten passeren.

De voorzitter:

Dan gaat u dus toch op de inhoud in. Laten wij elkaar daar niet mee vermoeien. Daar dient de regeling van werkzaamheden niet voor. Wij hebben vele manieren van werken in dit huis en dit is er niet één van. Als u denkt dat u toch nog een zin moet toevoegen, krijgt u daarvoor thans de gelegenheid.

De heer Eurlings (CDA):

Dank u zeer, voorzitter. Het gaat onder meer om het informatiebeleid. Wat is huidige de stand van zaken en wanneer kunnen wij alsnog 100% invoering bereiken? Hoe gaan wij om met gemeenten die een uitzonderingspositie claimen? Wat is het effect op de verkeersveiligheid van deze onduidelijkheid?

De voorzitter:

Misschien moet ik in het reces nog eens lesgeven over de manier van omgaan met de regeling van werkzaamheden. Goed, wij hebben het allemaal gehoord en het staat in de Handelingen.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, opdat wij morgenvroeg voor 10.00 uur horen hoe de stand van zaken is.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter! Morgen is er een algemeen overleg met de staatssecretaris van Onderwijs over de aanpassingen van de tweede fase. Ik vraag u het verslag van dat algemeen overleg op de plenaire agenda te plaatsen. Niet omdat ik denk dat wij er morgen niet uitkomen, maar omdat ik niet wil uitsluiten dat er fracties zijn die de mogelijkheid willen hebben om een motie aan de Kamer voor te leggen.

De voorzitter:

Zoals ik gisteren al zei, stel ik het zeer op prijs als er vooraankondigingen worden gegeven. Het is helemaal niet erg als morgen het bericht komt dat het niet hoeft. Maar voor het geval dát, zal ik er vast rekening mee houden in de agenda.

Het woord is aan mevrouw Van Zuijlen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik treed even op als mevrouw Van Zuijlen ad interim. Mede namens mijzelf, vraag ik u om de stemmingen over de moties over het frequentiebeleid niet morgen, maar pas na het kerstreces te laten plaatsvinden. Er is nieuwe informatie die wij nog even met elkaar moeten doornemen en er is geen dwingende reden die zich tegen dit uitstel verzet.

De voorzitter:

Behalve natuurlijk het feit dat de noodzaak voor het indienen van een motie altijd het moment van de stand van zaken in het debat is. In feite worden met deze actie dus moties aangehouden. Ik zal echter aan het verzoek voldoen.

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Vanmorgen heeft de vaste commissie voor Economische Zaken een algemeen overleg gehouden over de Vestigingswet. Ik verzoek u het verslag hiervan nog voor deze week op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen.

De voorzitter:

Ik zal een nader voorstel doen.

Naar boven