Aan de orde is de behandeling van:

de Najaarsnota (26899).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Het debat over de Najaarsnota is het laatste financiële debat in deze Kamer in deze eeuw, en zelfs van dit millennium. Het is verheugend dat dit debat kan plaatsvinden op een moment dat een situatie van begrotingsevenwicht in zicht komt en mogelijk zelfs al is bereikt. Het tempo waarin dit zonnige beeld is bereikt, heeft menigeen verrast. Het behoedzame begrotingsbeleid in combinatie met forse, maar ook wel kwetsbare bestedingsimpulsen en een aantrekkende economie hebben dit mogelijk gemaakt. Als alles mee blijft zitten, zullen de geschiedenisboeken te zijner tijd – al dan niet vergezeld van een foto van de huidige minister van Financiën – de financiële mijlpaal melden van het bereiken van een begrotingsevenwicht. De financiële les die uit het verleden kan worden getrokken, is dat steeds gekoerst moet worden op het kompas van het duurzaam op orde brengen en vooral houden van de overheidsfinanciën en op dat van extra behoedzaamheid in tijden dat het goed gaat om zodoende buffers te hebben voor de magere jaren.

Een solide financieel beleid is natuurlijk maar één kant van de medaille, de andere kant is dat het overheidsbeleid steeds sociaal, rechtvaardig en toekomstgericht moet zijn. In dit verband wil de CDA-fractie nadrukkelijk wijzen op de positie van mensen met wie het niet zo goed gaat, zoals gezinnen met kinderen met lage inkomens, boerengezinnen in financiële nood en bepaalde groepen ouderen. Nu de klem van voortdurende ombuigingen steeds minder wordt gevoeld, ontstaat er ruimte voor nieuwe toekomstoriëntaties en ook daarover moet in dit debat iets worden gezegd.

Voorzitter! Ik neem mij voor stil te staan bij drie punten. Ik zal kort iets zeggen over het financiële beeld van 1999. Vervolgens houd ik een beschouwing over de formule voor de inkomstenmeevallers nu er een begrotingsoverschot lijkt aan te komen. Ten slotte ga ik in op de premieontwikkeling in de sociale zekerheid.

Eerst zal ik iets zeggen over het financiële beeld 1999. De vraag is: hoe staan wij ervoor? In het kader van het stabiliteitspact heeft Nederland zich verplicht tot begrotingsevenwicht of in goede tijden zelfs tot een begrotingsoverschot. Die situatie is in feite bereikt. De Najaarsnota noemt nog een tekort van 0,2%, maar als ik gisteren goed naar de minister heb geluisterd, dan geeft hij aan dat wij dit jaar mogelijk kunnen afsluiten met een overschot. Dit is een interessante politieke situatie. Wij krijgen straks de discussie over het belastingplan en natuurlijk de vraag wat wij doen als er een begrotingsoverschot is, want dat is een nieuwe politieke situatie. Het zou goed zijn als de minister hier ingaat op zijn meest recente verwachtingen voor het jaar 1999.

Ook zou het goed zijn als hij ingaat op de vraag of de meevallers incidenteel dan wel structureel zijn. Bij de voorlopige rekening weten wij meer, maar als de minister tijdens een VVD-bijeenkomst oppert dat de belastingmeevaller kan worden gebruikt voor de koopkrachtreparatie van de middeninkomens in het kader van het nieuwe belastingplan, dan gaan wij ervan uit dat het gaat om structurele meevallers. Hij zal geen incidentele meevallers gebruiken voor zo'n belastingplan. Het is natuurlijk wel de vraag wat structureel nu precies is. Het gaat goed met de economie, maar als de belastingmeevallers samenhangen met de economische groei – door hogere opbrengsten van de en door de extra verkoop van auto's – dan is er natuurlijk ook altijd een niet-structurele component. Ik vraag de minister nog enkele woorden te wijden aan het structurele karakter van de meevallers waarmee wij nu te maken hebben.

Ik kom nu bij de politieke betekenis van wat wij momenteel meemaken. Als het huidige financieel gunstige beeld wordt voortgezet, krijgen wij te maken met een situatie waarin het regeerakkoord niet voorziet. Met het huidige EMU-tekort gaan inkomstenmeevallers voor de helft naar lastenverlichting en voor de andere helft naar reductie van het financieringstekort. Maar wat gebeurt er als het financieringstekort is verdwenen en er mogelijk zelfs sprake is van een overschot? Ik heb die vraag ook gesteld in de feitelijke vragen. De minister antwoordt daarop dat het financiële beleid van de regering volgend jaar overeenkomstig de afspraken van het regeerakkoord zal zijn. Het probleem is nu juist dat er geen afspraken zijn gemaakt over een begrotingsoverschot. Het uur van de waarheid begint nu te naderen. Tijdens het debat over de regeringsverklaring kregen wij een voorproefje. De toen wat academische discussie – premier Kok opperde de mogelijkheid van een overschot en fractievoorzitter Melkert wilde heel nadrukkelijk de scheiding tussen inkomsten en uitgaven niet heilig verklaren – begint nu realiteit te worden. Kortom, wat gaat het kabinet doen bij een begrotingsoverschot? Het is van belang dat er, nu er een nieuwe politieke situatie lijkt in te treden, helderheid wordt geschapen. Er moet helderheid komen met het oog op de discussie over het belastingplan in januari, de extra intensiveringen die in het jaar 2000 mogelijk zijn – ik denk aan de Voorjaarsnota – en vooral de toekomstgerichte financiële keuzes.

De heer Crone (PvdA):

De PvdA-fractie houdt ook van helderheid. Ik hoor daarom graag wat de CDA-fractie zelf wil doen. De heer Balkenende controleert nu de regering, maar is hij ook in staat, haar een bepaalde richting op te sturen. Ik denk daarbij aan het belastingplan, de positie van de middeninkomens, enzovoort. Hij roept wel veel, maar...

De heer Balkenende (CDA):

Deze eerste interruptie van de heer Crone is wel een heel onvriendelijk begin van dit debat. Ik heb aangegeven dat ik eerst iets zou zeggen over het financiële beeld van 1999. Ik kom in de loop van mijn betoog zeker terug op de vraag die hij nu stelt. Ik zal dat antwoord geven aan de hand van het centrale punt van het regeringsbeleid, te weten de betekenis van de inkomstenmeevallersformule.

In 1998 bestond onzekerheid over de financieel-economische ontwikkeling. Die onzekerheid is inmiddels omgeslagen in een soort euforie. Het is goed om te bedenken dat de Sociaal-economische raad in 1998 adviseerde om halverwege de kabinetsrit nog eens stil te staan bij de prioriteiten. Hoe sta je ervoor en is er reden om eventueel over te gaan tot veranderingen? De SER suggereerde toen om de inkomstenmeevallers te benutten voor uitgavenintensiveringen. De CDA-fractie denkt dat er op het ogenblik reden is om opnieuw stil te staan bij de vragen: hoe staan wij ervoor en hoe gaan wij nu verder? Wij krijgen immers te maken met een begrotingsoverschot. Dat is een nieuwe situatie.

In het publieke debat zien wij dat er in toenemende mate wordt gewezen op de betekenis van de reductie van de staatsschuld. Wij hebben niet de behoefte om het behoedzame uitgavenkader ter discussie te stellen. Wij hebben echter wel te maken met een aantal tekorten in de samenleving. Wij hebben ook geen behoefte om die groeiveronderstelling bij te stellen. Als je alles op een rijtje zet, zie je dat de inkomstenmeevallersformule een centrale betekenis begint te krijgen. In die formule komen de centrale categorieën, lastenverlichting en sanering van de overheidsfinanciën, samen. Hoe je ook tegen die formule aankijkt, op dit moment is er alle reden om opnieuw te bezien hoe moet worden omgegaan met het begrotingsevenwicht en zeker met een eventueel begrotingsoverschot. In dat kader wil mijn fractie bij twee punten stilstaan.

Het eerste punt is de vraag of wij door moeten gaan met de mate van lastenverlichting, zoals die in het regeerakkoord is vastgelegd. In een eerder stadium werd gezegd dat het goed zou zijn om meer aandacht te besteden aan de terugdringing van de staatsschuld. Ik heb een symposium bijgewoond van de PGGM, georganiseerd in Scheveningen. De minister hield daar een heldere beschouwing over de pensioenvoorziening in Nederland. De boodschap van de minister luidde dat er iets aan de staatsschuld moet worden gedaan, als wij de pensioenvoorziening in de toekomst veilig willen stellen. Hij stelde dat de staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen en in nominale termen omlaag moet worden gebracht. Vervolgens kwam hij echter met een nog veel interessantere opmerking. Hij zei namelijk dat de staatsschuld in een jaar of twintig kan worden afgelost, als jaarlijks een begrotingsoverschot van 2% wordt gerealiseerd.

Een en ander klonk mij als muziek in de oren, want deze opmerking komt overeen met mijn insteek bij de algemene financiële beschouwingen. Het belang van de uitspraak van de minister is ook gelegen in het feit dat hij zei dat hiervoor geen draconische bezuinigingen nodig zijn. Om dit overschot te bereiken volstaat een behoedzaam en voorzichtig beleid, waarin het begrotingsoverschot wordt aangewend om de staatsschuld terug te dringen. Hij pleitte voor een meerjarige strategie als waarborg dat de gevolgen van de vergrijzing kunnen worden opgevangen.

De minister heeft toegezegd dat de Studiegroep begrotingsruimte op dit punt nader onderzoek zal verrichten. Als wij echter niet nu al bepaalde stappen zetten, schuiven wij toch bepaalde zaken voor ons uit. Ik denk dat het goed is om de jaren dat het goed gaat met de economie, te benutten om de staatsschuld terug te dringen. Daar moeten wij nu mee beginnen en daarin moeten wij consistent zijn. Wij moeten bereid zijn ons aan een dergelijk beleid te committeren en om er nu al mee te beginnen. Elk jaar dat wij dit beleid opschuiven, is een verloren jaar. Uit de opmerkingen van de minister in Scheveningen vloeit een politieke boodschap voort en wel: zet het financieringstekort niet alleen om in een evenwicht, maar ook in een overschot en houdt langere tijd vast aan dat beleid. Op die manier kunnen de financiën op orde worden gebracht.

Voorzitter! Nu het Nederland financieel voor de wind gaat, moet de inkomstenmeevallersformule tegen het licht worden gehouden. Wij kunnen ons voorstellen dat een deel van de lastenverlichting, gelden die beschikbaar komen, moet worden ingezet voor de verdere reductie van de staatsschuld. Het is goed denkbaar dat 75% van de inkomstenmeevallers wordt benut voor deze reductie. De vrijval van rentelasten kun je dan op termijn weer gebruiken voor extra uitgaven. Wij overwegen om op dit punt een motie in te dienen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hoe weegt de heer Balkenende het gegeven, dat er sprake moet zijn van een aanzienlijke reductie van de staatsschuld, wil er een substantiële opbrengst in de sfeer van rentemeevallers zijn? Dat is de keerzijde van het feit dat de minister van Financiën de laatste jaren zo verstandig heeft geleend.

De heer Balkenende (CDA):

Ik volg voor mijn redenering de sheets van de minister. Als je op langere termijn iets aan de staatsschuld wilt doen, moet je nu beginnen met de strategie daarvoor. Kiezen voor het terugbrengen van de staatsschuld uitgedrukt als een percentage van het nationaal inkomen is een onvoldoende ambitie om de toekomstige uitdaging aan te kunnen. Als je iets wilt doen, moet je nu beginnen, zeker in een tijd dat het goed gaat.

Vervolgens kun je je afvragen of je niet te veel alleen focust op de staatsschuld. Hoe zit het met de uitgavenkant? Daar doelt de heer Vendrik eigenlijk op. Als er een vrijval van rentelasten komt, kun je die gaan inzetten. Dat geluid heb ik ook wel eens gehoord van de VVD. Naarmate je succesvoller bent met het terugdringen van de staatsschuld zal de vrijval van rentelasten groter worden. Je creëert dus een voordeel op termijn. Het lijkt mij verstandig om het daarover te hebben met elkaar. Als wij dat niet doen, ontstaan de problemen later.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Stel dat de heer Balkenende de staatsschuld met 25 mld. terugbrengt. Dat is een enorm bedrag. Als je daaraan de hoogste prioriteit geeft, staat Nederland stil. In de sfeer van meevallende rente-inkomsten levert dat een miljard op. Dat is natuurlijk geen beste verhouding. De staatsschuld loopt sowieso al terug, vanwege de economische groei en een begrotingsevenwicht. Eigenlijk is er niets aan de hand. In de 20ste eeuw is het gebruikelijke patroon van de westerse landen om hun schulden terug te brengen gewoon: groeien en verder niet al te moeilijk doen. Nu wil het CDA, bij een relatief lage staatsschuld, een extra inspanning plegen. Hoe kijkt het tegen die verhouding aan? Die opbrengst van een miljard bij een impuls van 25 mld. schiet natuurlijk niet echt op.

De heer Balkenende (CDA):

Wij moeten niet te dramatisch doen. Wat is er de laatste tien jaar met de overheidsfinanciën gebeurd? Elk jaar zijn wij in staat geweest, ongeveer 0,5% terug te gaan met het financieringstekort. Nu begint het begrotingsevenwicht in zicht te komen. Als wij de behoedzame lijn van de afgelopen jaren doortrekken en gaan werken met een begrotingsoverschot, heb je een aantrekkelijke optie om in te spelen op de toekomstige uitdaging. De minister ging op zijn sheet uit van 2% vanaf het begin, maar ik zie ook wel dat dit te rigide is. Laten wij eerlijk zijn. De rekening voor alles dat wij nu gebruiken voor uitgaven en niet inzetten voor de vermindering van de staatsschuld komt later toch een keer. Daarover moeten wij met elkaar spreken.

De heer Van Beek (VVD):

Ik kan het betoog van de heer Balkenende heel goed volgen. Ik begrijp ook wat hij ermee wil bereiken. Maar hoe verhoudt zijn verhaal van vandaag zich tot zijn bijdrage bij de algemene financiële beschouwingen, toen hij zei dat hij de staatsschuld eigenlijk in 20 jaar wilde aflossen? Komt deze aanpak daarvoor in de plaats of is er een relatie?

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb mij bij de algemene financiële beschouwingen niet vastgelegd op 20 jaar. Ik heb ook een termijn van 25 jaar genoemd. Dat rekent gemakkelijker. De minister heeft een perspectief van 20 jaar genoemd. Het gaat ook niet zozeer om 20 of 25. Het gaat om het perspectief dat je met elkaar al dan niet schept, om in een tijdsbestek van een jaar of 20, 25 van die staatsschuld af te komen. Als wij dat willen, moeten wij er nu mee beginnen.

Een andere optie is om geen extra inspanning te doen. Als je de staatsschuld nominaal gelijk houdt en het nationaal inkomen stijgt, daalt het percentage. Ik denk dat die ambitie onvoldoende is. Dat lijkt mij ook de opvatting van de heer Van Beek. Er is geen licht tussen wat ik nu zeg en wat ik bij de financiële beschouwingen heb gezegd.

De heer Van Beek (VVD):

Dat licht is er volgens mij wel. Het heeft vooral te maken met het ambitieniveau, het tempo. In een gelijksoortig debat met de heer Balkenende heb ik gezegd, dat het aflossen van meer dan 500 mld. in 20 of 25 jaar behoorlijk ontwrichtend werkt. De heer Balkenende wil nu driekwart van de meevallers gebruiken. Dat is economisch heel goed verdedigbaar, maar dan haalt hij het niet in 20 of 25 jaar.

De heer Balkenende (CDA):

Laat ik de minister als getuige oproepen; dat is voor u misschien de beste bron. Volgens de minister kan je er bij een jaarlijks begrotingsoverschot van 2% in 20 jaar vanaf zijn. Maar natuurlijk kan er nu niet zo'n begrotingsoverschot zijn. Dat was ook een exercitie van de minister. Als er echter elk jaar 0,5% wordt toegevoegd aan de reductie van het financieringstekort c.q. -overschot, dan kom je er.

De heer Van Beek (VVD):

Daarover zijn wij het met elkaar eens.

De heer Balkenende (CDA):

Dat is dan helder.

Voorzitter! Zoals gezegd, overwegen wij daarover een motie in te dienen, maar eerst vernemen wij graag de reactie van de minister.

Een volgend punt in de discussie gaat over de verhouding tussen de lastenverlichting en de uitgaven. Het regeerakkoord is helder daarover: de inkomstenmeevallers mogen niet worden benut voor uitgavenintensivering in verband met de scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Als de economische groei echter duidelijk hoger is dan toen het regeerakkoord werd opgesteld, dus 2,25%, zou een strikte toepassing van de inkomstenmeevallersformule ertoe leiden dat er steeds meer ruimte komt voor lastenverlichting. Wij denken evenwel dat een overmaat aan lastenverlichting in het huidige economische beeld eigenlijk niet nodig is. Het leidt namelijk te zeer tot een procyclisch beleid. Dit betekent dat extra uitgaven alleen mogelijk zijn door meevallers in de uitgavensfeer of uit oud voor nieuw. Tegen die achtergrond en gelet op het draagvlak in de huidige coalitie om ruim 5 mld. te besteden aan lastenverlichting in het kader van de belastingherziening, acht de CDA-fractie het gewenst dat de financiële ruimte van nog eens extra lastenverlichting wordt aangewend voor investering in de kwaliteit van de samenleving, zorg, veiligheid, onderwijs en infrastructuur.

De heer Crone (PvdA):

Het is heel respectabel om te zeggen dat een lastenverlichting van 5 mld. al genoeg is en dat de rest voor investeringen aangewend wordt. Maar wat wordt dan de inbreng van het CDA bij het belastingplan? Daar wachten wij al een tijdje op. Het CDA wil voor de middeninkomens allerlei aftrekposten niet schrappen. Wat wij allemaal horen, kost veel meer dan 10 mld., dus 5 mld. extra in plaats van minder.

De heer Balkenende (CDA):

Dit is weer een slimme vraag van de heer Crone. Hij probeert hiermee bij mij uitspraken te ontlokken vooruitlopend op het belastingdebat. Welnu, ik heb bij de financiële beschouwingen gezegd dat een belastingoperatie ook wat de CDA-fractie betreft niet zonder een bepaald extra bedrag kan om de koopkrachtgevolgen en andere zaken op te vangen. Daarbij komt dat in het debat over de belastingherziening de maatvoering aan de orde komt, dus de mate van lastenverlichting en de verhouding tussen generieke en gerichte lastenverlichting en het instrument van de arbeidskorting. Op dit moment wil ik dan ook geen debat starten over de vraag wat het standpunt van het CDA is over de mate van lastenverlichting. Ik constateer nu alleen dat er in de coalitie een duidelijk draagvlak voor is om 5 mld. te besteden aan de lastenverlichting in het kader van de belastingherziening. De minister heeft ook gesuggereerd dat de meevaller van dit jaar bij de inkomsten kan worden benut voor reparatie van de middeninkomens. Dan ga ik ervan uit dat daarvoor krap 6 mld. beschikbaar is. Ik zie dat, eerlijk gezegd, als een soort gegeven in de coalitie. Mijn punt is evenwel dat, als de inkomstenmeevallersformule onverkort wordt gehanteerd, er dan waarschijnlijk nog veel meer geld komt voor het onderdeel lastenverlichting. Daarover wil ik graag met de andere fracties een debat voeren naar aanleiding van de vraag wanneer de lastenverlichting een keer ophoudt.

De heer Crone (PvdA):

U herhaalt voortdurend wat het kabinet vindt en dat het misschien wel 6 mld. wordt. Met dit laatste heb ik overigens nog helemaal niet ingestemd. Ik vraag echter naar uw eigen mening. De woordvoerder van uw fractie roept voortdurend: de pensioenen worden hard aangepakt, de kleine deeltijdbanen, de middengroepen en noem maar op. Uw woordvoerder komt met berekeningen die eerder tot 8 mld. à 9 mld. leiden dan tot minder dan 5 mld. Wat is nu dus de positie van het CDA? U kunt namelijk niet én de schuld verlagen én het belastingplan met veel geld invoeren én bezuinigingen bij Defensie schrappen en weet ik al niet meer.

De heer Balkenende (CDA):

Een goed debat houdt in dat je ook naar de ander luistert. U moet dan ook goed luisteren naar wat ik namens het CDA heb gezegd over de CDA-standpunten. Zo heb ik gezegd dat het om 5 mld. gaat en dat wij gaan spreken over de maatvoering. Voor het instrument arbeidskorting is een behoorlijk bedrag gereserveerd. Al die zaken gaan wij afwegen. Het kan best zijn dat wij binnen de beschikbare budgettaire ruimte voor het belastingplan wijzigingen zullen voorstellen. Ik loop nu echter niet vooruit op dat debat in januari.

De heer Crone (PvdA):

Het is een helder politieke uitspraak dat u binnen die 5 mld. misschien andere accenten gaat leggen. Dat is een heel legitiem standpunt. Dat is ook een goed vertrekpunt voor het debat. Wij zullen u en uw woordvoerder daaraan houden: 5 mld. en streep eronder! Extra lastenverlichting vindt u zonde en u vindt schuld en uitgaven belangrijker.

De heer Balkenende (CDA):

Ik heb u meermalen in een debat meegemaakt en u hebt de neiging om een uitspraak van iemand net een kwartslag te draaien en die persoon daar vervolgens op vast te nagelen. Ik denk niet, dat we zo met elkaar moeten omgaan. Ik heb namelijk gezegd, ook voor de helderheid van het betoog, dat ik ervan uitga dat er binnen de regeringscoalitie een draagvlak is voor die ruim 5 mld. en misschien 6 mld. Ik heb ook gezegd dat wij de discussie over de maatvoering nog krijgen, evenals over de macro-economische betekenis van het belastingplan. Ik leg mij daarom op dit moment niet vast op welk bedrag dan ook. Het enige wat ik wel zeg, is dat als je uitgaat van het draagvlak binnen uw regeringscoalitie voor die 6 mld. en je daaraan de ruimte voor de lastenverlichting toevoegt die is ontstaan op grond van de inkomstenmeevallersformule, we straks te maken hebben met een veel hoger bedrag beschikbaar voor lastenverlichting. Als dat bedrag voor die belastinghervorming is gerealiseerd, bent u dan niet van mening dat er nog steeds meer geld bij moet met de lastenverlichting op grond van de inkomstenmeevallersformule? Ik vind zelf, dat dit niet het geval moet zijn en daarover hoor ik ook graag van u.

De heer Crone (PvdA):

Ik herhaal dan uw uitspraak, dat die 5 mld. of 6 mld. van de coalitie het moet zijn en dat het CDA van mening is dat er niet meer mag bij komen. Ik heb u zojuist op precies hetzelfde geciteerd en ik begrijp dan ook niet waarom mij verweten wordt dat ik niet goed luister. U heeft nu twee keer gezegd dat 5 mld. en desnoods die 6 mld. het moeten zijn, want meer meevallers mogen niet voor lastenverlichting worden gebruikt maar moeten voor schuldverkleining worden geïnvesteerd. Dat is politiek gezien een heel legitiem standpunt, maar dan moet u mij niet verwijten dat ik geen standpunt inneem. U neemt zelf eindelijk een herkenbaar standpunt in en ik ben daar heel tevreden mee. Nu weten we namelijk waar het CDA staat: 5 mld. heeft de voorkeur maar als het van de coalitie moet wordt het 6 mld. en dat is het dan.

De heer Balkenende (CDA):

Ik leg mij niet vast op het bedrag. Ik heb gezegd, dat het draagvlak binnen de coalitie 6 mld. is. Mijn vraag aan u is, of er bovenop de nu voorziene 6 mld. op basis van de inkomstenmeevallersformule nog meer geld naar het onderdeel lastenverlichting mag. Dat is ook feitelijk mijn intentie als ik hier spreek over de verhouding tussen uitgaven en lastenverlichting. Ik vraag u dus feitelijk of u in een situatie van een begrotingsoverschot de inkomstenmeevallersformule handhaaft. Moet er ruimte zijn voor uitgaven of niet?

De heer Crone (PvdA):

Ik zal daar straks uitvoerig op terugkomen, maar het is geen doel van een interruptie dat ik ga zeggen hoe het moet. U heeft nu twee keer gezegd, dat u 5 mld. respectievelijk 6 mld. voldoende vindt. Dat vind ik een helder vertrekpunt. Doet u nu niet zo moeilijk om dat te bevestigen, want u heeft het twee keer gezegd! U wilt niet meer dan 5 mld. of 6 mld. U mag niet alleen de vraag steeds terugspelen naar wat ik wil!

De voorzitter:

Ja, maar u heeft nu voor de derde keer de vraag gesteld. Ik krijg de indruk, dat de heer Balkenende misschien iedere keer een miljard erbij gaat doen.

De heer Balkenende (CDA):

Dat was even niet de bedoeling, voorzitter.

Ik wil nog één opmerking maken aan het adres van de heer Crone. Ik constateer, dat er binnen de regeringscoalitie een draagvlak is voor 6 mld. Dan is de politieke vraag of je nog meer gaat doen aan lastenverlichting of niet. Dat is de inzet van mijn verhaal en ik leg mij verder nergens op vast.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik zal de woorden van de heer Balkenende geen kwartslag draaien en hem er vervolgens op vastnagelen, maar ik wel graag weten wat ik nu na afloop van vandaag onze fiscale woordvoerder moet meegeven voor de bespreking van het belastingplan. Het CDA heeft namelijk niet deelgenomen aan de eerste discussie daarover en wat dat betreft, tasten we in het duister. Begrijp ik nu, dat we ook nog voorstellen van het CDA kunnen verwachten over de dekking binnen die 6 mld.? Eerst was het 5 mld. maar met een schepje er bovenop van de minister zijn het inmiddels ongeveer 6 mld. Als het CDA al die zaken neemt, komt het dan met voorstellen om bijvoorbeeld tot hogere tarieven te komen, de arbeidskorting te halveren of iets dergelijks? Als u daar nu "ja" op zou zeggen, nagel ik u daar wel op vast!

De heer Balkenende (CDA):

Maar dat ga ik dus ook niet doen. Ik heb namelijk ook in procedurele zin moeite met uw vraag. Als ik volledig zou ingaan op datgene wat u nu naar voren brengt, zitten wij midden in het debat over het belastingplan en over de prioriteiten van het CDA en de financiële dekking. Ik zie de minister instemmend knikken maar wij moeten dat debat op dit moment niet voeren.

De heer Bakker (D66):

U hebt toch de minister niet nodig om mijn vraag te beantwoorden?

De heer Balkenende (CDA):

Soms is het handig om even naar de minister te kijken!

De heer Bakker (D66):

U kijkt voortdurend naar der minister en hij heeft de dag van zijn leven, want hij heeft gisteren een overschot mogen aankondigen. Persoonlijk had ik erop gegokt, dat hij dat na deze week zou doen want hij had dit debat nog te gaan. U had het over 6 mld. aan lastenverlichting en zei erbij dat het niet meer moest zijn; u gebruikte het woord procyclisch enzovoorts. Hierover kunnen wij van gedachten wisselen. Natuurlijk! Straks zal ik er zelf ook het nodige over zeggen. Maar vervolgens kwam u te spreken over het belastingplan. De heer Crone heeft ook al geconstateerd: van het CDA komt het ene na het andere voorstel en het zegt dat het belastingplan niet deugt. Dan zeg ik: uw voorstellen vergen het uittrekken van extra geld of het moet op iets anders in mindering worden gebracht. Misschien kunt u er nu mee instemmen, dat aan uw wensen wordt voldaan zonder dat meer uitgegeven wordt dan die 6 mld. U hoeft geen specificatie te geven, maar wij weten dan waaraan wij toe zijn.

De heer Balkenende (CDA):

Mijnheer Bakker, u stelt nu met andere woorden de vraag die u zo-even ook al stelde. U krijgt van mij hetzelfde antwoord als zojuist. U wilt een debat openen dat op dit ogenblik niet gevoerd moet worden, gewoon niet omdat dat niet hoort. Wij wachten eerst de tweede schriftelijke ronde af. We krijgen een wetgevingsoverleg en vervolgens krijgen we een spetterend plenair debat over de betekenis van het belastingplan en de financiële keuzes, maar niet nu.

De heer Bakker (D66):

Oké, dan zal ik er nu geen verdere vragen over stellen en het debat afwachten, maar u moet er dan ook niet over beginnen. U moet nu de kwestie niet aan de orde stellen. Dat doet u wel. U zegt: 6 mld. is de grens. Daarom vraag ik u: betekent dit dat u voor elk voorstel dat extra geld kost dekking zult aangeven? Zult u dus elk voorstel voorzien van een soort tegenvoorstel dat het benodigde geld oplevert?

De heer Balkenende (CDA):

Ik begrijp best, mijnheer Bakker, dat ook uw fractie bij het debat vorige week de oppositie heeft gemist. En ik zie u instemmend knikken. Wij moeten dan nu niet het debat over de inhoud van het belastingplan gaan voeren. Dat probeert u wel te doen. Waar gaat het nu om? Laten wij even aannemen, dat voor het nieuwe belastingplan al 6 mld. is geraamd. Bij een begrotingsoverschot en bij een goed draaiende economie is het dan de vraag of de inkomstenmeevallers opnieuw moeten worden benut voor verdere lastenverlichting. Dat is mijn punt. Het antwoord op deze vraag is van belang voor duidelijkheid over het financiële kader van het belastingplan en om te weten welke intensiveringen in het komend jaar mogelijk zouden zijn. Hoe gaan wij om met de verhouding uitgaven-lastenver- lichting? Het is van belang dat op dat punt duidelijkheid wordt geschapen. Onze stelling is: als de formule voor de inkomstenmeevallers in heroverweging genomen moet worden doordat de economische ontwikkeling anders is, benut driekwart van die meevallers dan voor terugdringing van de staatsschuld en benut het resterende kwart niet voor verdere lastenverlichting, maar voor het doen van uitgaven. Ook op dat punt overwegen wij een motie in te dienen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb gedaan wat de heer Balkenende heeft gevraagd en intensief geluisterd naar het debat tussen hem en de heren Bakker en Crone. Ik herinner de heer Balkenende eraan, dat ik in het debat over het kleine belastingplan 2000 een motie heb ingediend, uitgelokt door deze minister van Financiën. Hij had namelijk in Schoorl een aantal zinnen uitgesproken die daartoe aanleiding gaven. De strekking van mijn motie was, dat de lastenverlichting in 2001 in haar totaliteit, dus met inachtneming van het grote en kleine belastingplan, beperkt zou moeten worden tot 5,7 mld. De coalitie heeft die motie niet ondersteund, dus die heeft straks nog wat uit te leggen. Het CDA heeft de motie echter ook niet ondersteund. Daarom is nu mijn vraag aan de heer Balkenende wanneer hij wel voor de motie gaat stemmen. Als ik haar straks opnieuw indien, zal hij dan zeggen: deze is conform de geest van mijn betoog? Overigens, het gaat mij om de strekking, niet om de precieze hoogte van het bedrag. Ik wil er best 6 mld. van maken, als het maar niet meer wordt. Maar gaat de heer Balkenende wel voor de motie stemmen als ik die nu opnieuw indien? Op welke manier zou ik hem daartoe kunnen verleiden?

De heer Balkenende (CDA):

De aandrang is erg groot om mij hier aan iets te verplichten. Ik voel dat. U probeert dat met een motie. Wat u wilt, zij het met een andere intentie dan de andere sprekers, is het laten bepalen van de hoogte van het bedrag. Ik vind echter dat dit niet het moment is om van een bepaald bedrag uit te gaan. Wat ik wel gemerkt heb, ook bij de voorbereiding van mijn betoog, is dat ook u een constatering hebt gedaan. U hebt gezien dat er 5 mld. is en dat daar nog wat bij komt. Daarop heb ik nu ook gewezen. Ik doe evenwel geen uitspraak over de maatvoering die de CDA-fractie hanteert. Nogmaals, daarvoor is dit niet het geschikte moment. Wel heb ik nadrukkelijk willen stipuleren: ga er nu eens van uit dat straks een kleine 6 mld. beschikbaar is. Wat doen wij dan met de extra gelden voor lastenverlichting? Het spijt mij, maar als ik de heren Bakker en Crone niet tegemoet kan komen, zou het toch wel een beetje vreemd zijn u wel tegemoet te komen, mijnheer Vendrik. Dat kan ik gewoon niet doen. Dat zou oneerlijk zijn tegenover de anderen.

De heer Crone (PvdA):

Mijnheer Balkenende, misschien kunt u uw eigen kiezers tevredenstellen en ze zeggen wat uw inzet is. Ik hoef het niet te weten.

De heer Balkenende (CDA):

Voor de kiezers is mijn standpunt duidelijk. Ik geef aan: maak ernst met de reductie van de staatsschuld. Daarmee richt je je op de toekomst en dat getuigt van goed rentmeesterschap. Daarover lees ik ook iets in de beantwoording van het kabinet. Verder zeg ik: ga eens anders aankijken tegen de lastenverlichting. Gisteren las ik NRC Handelsblad, dat de steeds groter wordende krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt volgend jaar de economische groei kan belemmeren. Die kwestie houdt verband met de vraag over de mate van het bieden van lastenverlichting. Daarom meen ik echt dat we de discussie daarover met elkaar moeten voeren en dat wij niet op de automatische piloot moeten werken.

De heer Bakker (D66):

Er wordt flink gediscussieerd over de vraag of de lastenverlichting wel nodig is in het kader van de temperatuur van de economie. Indien goed gericht ingezet, kan lastenverlichting echter wel leiden tot een groei van het arbeidsaanbod en daarmee tot afkoeling.

De heer Balkenende (CDA):

Deze discussie hebben wij eerder gevoerd bij de financiële beschouwingen. Ik ontken zeker niet dat lastenverlichting gericht, arbeidsmarktgerelateerd kan worden toegepast.

De heer Bakker (D66):

De heer Balkenende spreekt steeds over oververhitting van de economie, maar het arbeidsaanbod kan vergroot worden door op een goede manier belastinginstrumenten in te zetten en bijvoorbeeld op te houden met het voortdurend bevoordelen van kostwinners, want dat houdt vrouwen maar thuis.

De heer Balkenende (CDA):

Ik zie best de relevantie van de discussie over lastenverlichting in relatie tot arbeidsmarktbeleid. Zo leidt het belastingplan tot heel veel nieuwe banen. Tegelijkertijd zien wij dat het arbeidsaanbod een stuk lager is. Het probleem is dat wij straks niet de mensen hebben voor al die nieuwe banen.

De heer Bakker (D66):

Dat zou ervoor pleiten om ernaar te streven dat zich meer mensen op de arbeidsmarkt melden. Dan moeten wij echter ophouden met datgene wat de heer Balkenende voortdurend wil, namelijk het bevoordelen van kostwinners.

De heer Balkenende (CDA):

Dat hangt weer samen met de visie op het functioneren van huishoudens, de keuzevrijheid van mensen, enz. Het gaat mij even om iets anders. Het belastingplan kost 5 mld. en heeft tot gevolg dat er een gat ontstaat tussen het aantal nieuwe mensen en het aantal beschikbare mensen. Er komen dus nieuwe banen bovenop de huidige schaarste op de arbeidsmarkt. Wat is dan nog de zin van extra lastenverlichting? Precies om die reden heb ik gezegd dat de inkomstenmeevallersformule moet worden heroverwogen.

Voorzitter! Ik kom op de premieontwikkeling bij de sociale zekerheid. Vorig jaar maakten wij ons grote zorgen over die premieontwikkeling. Wij zagen grote vermogenstekorten en hebben gemerkt dat die tekorten in een hoog tempo zijn weggevloeid. Thans is sprake van een overschot. Hoe gaan wij in zo'n situatie om met de premievaststelling? Het kabinet kiest voor een premie die hoger is dan strikt nodig voor de vermogenstekorten. Ik wijs op de motie-Bolkestein uit 1993, conform welke de premiehoogte jaarlijks kostendekkend en onafhankelijk van de overheid zou moeten worden vastgesteld. De premies zouden niet op inkomenspolitieke overwegingen mogen worden vastgesteld. Wat zien wij nu? Het kabinet plaatst de premievaststelling in het kader van een evenwichtig lastenbeeld, zodat een koopkrachtverbetering met zo'n 1% wordt gerealiseerd. De premievaststelling begint dus een inkomenspolitiek karakter te krijgen en ik denk niet dat dat de bedoeling van de genoemde motie was. Het LISV-bestuur stelt met verbazing vast dat de geadviseerde premiehoogte niet door het kabinet is gevolgd. Waarom is gekozen voor een inkomenspolitieke lijn en waarom worden de premies niet lager vastgesteld?

Ik voeg daar nog iets aan toe. Als de strikte regel van kostendekkendheid van premies zou worden gehanteerd, ontstaat een procyclisch karakter in de premievaststelling. Immers, als het goed gaat met de economie, kunnen de premies omlaag. Gaat het slecht, dan maken meer mensen aanspraak op een uitkering en gaan de premies omhoog. Wij kunnen ons echter voorstellen dat wij gaan werken aan buffers in tijden dat het goed gaat, zodat de premieontwikkeling een vlakkere lijn te zien geeft. Ik weet dat deze discussie vooral bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid thuishoort, maar het lijkt mij goed om van de minister van Financiën te horen hoe hij hier tegenaan kijkt.

Het eind van de vorige eeuw ging samen met een fin-du-sièclegevoel. De toekomst werd met enig pessimisme tegemoet gezien. Ook nu zijn er zorgen over de toekomst, en terecht. Ik denk aan de veiligheid, de demografische ontwikkeling, de sociaal-economische veerkracht en de financiële positie van kwetsbare groepen. Op financieel-economisch gebied is er echter voorlopig geen reden tot pessimisme. Wel moet steeds worden gekozen voor behoedzaamheid, want het is al te gemakkelijk om financiële successen te laten wegspoelen. Er moet worden gekozen voor een beleid dat sociaal rechtvaardig en toekomstgericht is. Om die reden heb ik gepleit om, juist nu het goed gaat, meer werk te maken van terugdringing van de staatsschuld, te zoeken naar extra financiële ruimte om te kunnen investeren in de toekomst – dit mag ten koste gaan van een deel van de lastenverlichting – en een open oog hebben voor de groepen die het moeilijk hebben. Wij moeten ons niet alleen richten op betaald werk, maar ook kijken naar degenen die zich op andere wijze inzetten voor de samenleving. Bovenberg en Lubbers hebben recent aandacht gevraagd voor de mensen die zich nuttig maken buiten het perspectief van arbeidsparticipatie. Er moet nog eens goed worden nagedacht over de wijze waarop wordt omgegaan met de meevallers. Van welke visie op de staatsschuld wordt uitgegaan en wat zijn de opvattingen over lastenverlichting? Het is nodig dat er iets gebeurt, want wij krijgen te maken met een andere situatie, namelijk met een begrotingsoverschot.

Voorzitter! Sinds enige tijd heeft het CDA een nieuw tijdschrift: het CDA Magazine. De achterpagina bevat de rubriek "brieven aan hoge bomen". In het jongste nummer is zo'n brief gericht aan de minister van Financiën. Ene Alexander heeft kennelijk een probleem en schrijft: "Beste Gerrit, ik ben niet zo'n brievenschrijver, maar dit moet ik toch echt kwijt. Je lacht zo weinig de laatste tijd. Dit valt mij op als trouwe kijker naar intelligente televisie, maar ook, gezien jouw bulderende lach, als trouwe luisteraar naar intelligente radio. De afwezigheid van jouw lach begint zorgwekkende vormen aan te nemen. Als het goed gaat met de geldzaken en het nieuwe belastingssysteem en je lacht niet, dan denk ik dat er iets mis is. Bij die charmante Wouke kon er bijvoorbeeld nauwelijks een glimlach af."

De brief gaat zo een tijdje door. Aan het slot komt de aap uit de mouw: "Ik ben tot een beangstigende conclusie gekomen. Jij weet iets. Misschien weet jij wel iets over de vulkaan van Kok of over huizenprijzen of over de aandelenmarkt. Zo ja, waarom weten wij dat niet? Gerrit, vertel mij nou gewoon wat er mis is. Lach ons weer toe. Succes en doe de groeten aan Willem."

Voorzitter! Zo'n brief vraagt natuurlijk om een reactie van de minister. Als wij straks de drempel overgaan naar een nieuwe eeuw en een nieuw millennium en dat gebeurt dan ook nog eens met mooie begrotingscijfers, dan mag dit niet zonder de bekende bulderende lach van de minister van Financiën.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De heer Balkenende heeft gesproken over investeringen in de toekomst. Wellicht vindt ook hij het een goed idee dat Nederland een aantal bilaterale schulden van de armste ontwikkelingslanden – de 17+3 – kwijtscheldt. Het gaat in veel gevallen om schulden uit hoofde van vroegere exporten. Dit jaar is hiermee een bedrag van enkele honderden miljoenen gemoeid en wellicht komt er nog een post-Najaarsnotameevaller.

De heer Balkenende (CDA):

Het schrappen van dergelijke schulden kan ook bij mijn fractie op grote sympathie rekenen. Mevrouw Van Ardenne heeft zich daar positief over uitgelaten. Ik ben er niet over begonnen omdat ik vanmorgen in de krant las dat de PvdA, VVD en D66 die schulden willen kwijtschelden en ik wil eerst dat voorstel afwachten. De wijze waarop een en ander vorm krijgt, is van groot belang. De coalitiepartijen willen kennelijk de uitgavenmeevaller hiervoor aanwenden. Ik vraag mij af of de systematiek dit wel toestaat. Ik vraag mij ook af of de kosten hiervan niet ten laste moeten komen van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking. Wij staan echter zeer positief tegenover het idee om iets aan die schulden te doen.

De heer Crone (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Wanneer is het moment van balance budget day? Ik vermoed dat die dag nadert, terwijl de Najaarsnota alleen maar handelt over de begrotingsuitvoering 1999. Deze verloopt overigens prima, zoals wij ook verwacht hadden. Er zijn nieuwe uitgavenmeevallers in de rijksbegroting die het kabinet in de door ons gewenste richting besteedt. De begrotingskaders voor zorg zijn sluitend. Ik moet echter toegeven dat zij sluitend zijn gemaakt. De tegenvallers bij hulpmiddelen en medicijnen zijn opgevangen door meevallers elders. Wij maken ons hier ernstig zorgen over, omdat onduidelijk blijft of de care wel voldoende aan zijn trekken komt. Collega Oudkerk zal daar vanmiddag bij de behandeling van de "najaarszorgnota" uitvoerig bij stilstaan. Ik zeg nu alvast dat wij met ingang van de Voorjaarsnota gescheiden kaders willen voor de diverse sectoren: care, cure, preventie en genees- en hulpmiddelen, zoals ook in het regeerakkoord staat.

De heer Bakker (D66):

Op dit punt is vorige week een motie ingediend, maar die is door de Kamer verworpen. Dus wat dat betreft zijn wij snel klaar. Het verbaast mij echter dat de heer Crone zich afvroeg of de care wel voldoende aan zijn trekken komt? Als ik het wel heb, zijn de tegenvallers op de genees- en hulpmiddelen weliswaar incidenteel gedekt, maar zonder dat dit ten koste gaat van de care. Anders zou de handtekening die staatssecretaris Vliegenthart heeft gezet geen knip voor de neus waard zijn.

De heer Crone (PvdA):

Het lijkt nu net of u de knip voor de neus van mevrouw Borst wilt weghalen, maar dit terzijde. Het serieuze antwoord op uw vraag is, dat wij blij zijn dat wij voor 1999 de zaak met incidentele meevallers hebben kunnen rechtstrijken. Wij zijn echter absoluut niet tevreden met de tendens dat men verwacht dat het volgend jaar wel weer incidenteel kan worden opgelost, nog los van de onvervulde wensen die wij nog hebben. Het verbaast mij enigszins dat u zich zo tevreden toont. Ik heb niet voorgesteld om de begroting voor 1999 nog te wijzen. Ik vraag bij Voorjaarsnota middels de gestelde kaders om betere sturingsinstrumenten, zodat wij weten hoe het werkt. Ook is het van belang om te weten hoe hoog de overschrijdingen zijn in de niet-gebudgetteerde delen van de sector. Dat kan verschillende kanten op. De kosten kunnen erg tegenvallen, maar het is ook mogelijk dat de verzekeringsmaatschappijen die niet-gebudgetteerde sector als een ventiel gebruiken om hun problemen in het gebudgetteerde deel op te lossen. Dat is terug te zien in hoge reserves, enz. Dus daar zit een beleidsvraag achter die u ook zou moeten interesseren.

De heer Bakker (D66):

Die interesseert mij zeer en ik zal er straks ook iets over zeggen. Verder moeten de woordvoerders voor volksgezondheid vanmiddag het debat maar voeren. Toch moet mij nog één ding van het hart. Het is wel zo dat ieder voorstel dat wordt gedaan om iets te doen aan de overschrijdingen in de sfeer van hulp- en geneesmiddelen ogenblikkelijk op een zeer kritische benadering van de PvdA-woordvoerder, de heer Oudkerk, kan rekenen. Het rapport-De Vries noemt hij slecht. Ook het rapport-Wijers vindt hij slecht. Voorstellen om te bezuinigen op hulpmiddelen vindt hij slecht. Wij willen natuurlijk geen van allen dat er bezuinigd wordt op bijvoorbeeld stoma's, maar daar gaat het wel over. Wij kunnen niet aan de ene kant minister Borst of staatssecretaris Vliegenthart – of het gehele kabinet – verantwoordelijk houden voor het probleem en ons aan de andere kant distantiëren van elk voorstel om iets aan het probleem te doen nog voordat de inkt droog is.

De heer Crone (PvdA):

De heer Oudkerk heeft terecht ernstige vraagtekens geplaatst bij die plannen. Hij heeft niet gezegd dat alle plannen slecht zijn, maar hij heeft gezegd dat de problematiek met geen van de plannen totaal wordt opgelost. Voor een deel wordt de problematiek er misschien wel door versterkt. Zoals ik al zei, gaat het om de niet-gebudgetteerde delen. Dus wie geeft de garantie dat de verzekeraars er met die nieuwe systematiek wel bij komen? Wij zoeken ook naar een nieuw evenwicht tussen overheidssturing en meer marktwerking. De heer Oudkerk heeft naar mijn mening nog nooit afstand genomen van het standpunt dat daarin meer evenwicht moet komen. Ik vind dat wij hem alle gelegenheid moeten geven – uiteraard niet op dit moment, maar vanmiddag – om daar uitvoerig bij stil te staan. Wij hebben gesignaleerd dat de problemen groot worden en steeds meer gevolgen hebben voor de cure en de care. Daar moeten wij gezamenlijk oplossingen voor vinden. Vanmiddag wordt het debat hierover voortgezet. Nu hebben wij de gelegenheid om te zeggen hoe wij de budgettering zien, want wij hebben als financieel woordvoerders met elkaar een algemeen probleem geconstateerd.

De heer Bakker (D66):

Ik hecht eraan om vast te stellen dat de heer Crone nu een heel ander verhaal vertelt dan de heer Oudkerk, zoals wij vorige week in de krant konden lezen. Ik begreep uit het verhaal van de heer Oudkerk dat er sprake was van financieel wanbeheer. Hij had het erover dat er geen kurk op de fles zat en dat er absoluut geen beleid werd gevoerd. De veel genuanceerder benadering van de heer Crone spreekt mij aan en dat lijkt mij ook een veel vruchtbaarder opstelling.

De heer Crone (PvdA):

Ik kan mij in het algemeen volledig vinden in de nuances die collega Oudkerk aanbrengt. Dus ik geloof niet dat de heer Bakker op dit punt veel licht tussen ons kan laten schijnen. Wat een toeval dat de heer Oudkerk hier al hoofdschuddend bij de inbreng van de heer Bakker en instemmend knikkend bij mijn inbreng laat merken dat de heer Bakker de zaken iets overdrijft.

De voorzitter:

En de rest van het debat wordt vanmiddag gevoerd. De heer Crone vervolgt zijn betoog.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Wij zullen op dit punt het antwoord van de minister afwachten.

De begrotingskaders sociale zaken laten een onderuitputting zien van 1,8 mld. Voorts zijn er flinke inkomstenmeevallers die voorlopig via de formules van het regeerakkoord kunnen worden verdeeld over tekorten en lastenverlichting. Opmerkelijk is het wel dat het financieringstekort nu naar verwachting uitkomt op 0 tot 0,2%, terwijl vorig jaar bij exact dezelfde groeiverwachting van 3% en een ongewijzigd uitgavenkader nog werd uitgegaan van een tekort van 1,3%. Een verschil van 1,2%, van 8 tot 11 mld. Kennelijk is hier sprake van ramingsfouten – van 8 naar 11 mld. in een jaar is nogal wat – dan wel van structureel hogere belasting- en premie-inkomsten per procent economische groei. Het kabinet geeft voor een deel van deze meevallers een aannemelijke verklaring, zoals doorwerking van de meevallers uit 1998, lagere tekorten van lagere overheden, lagere uitgaven sociale zekerheid en extra gasinkomsten, zoals common-areabaten, die bij elkaar echter maar 3,5 mld. van het gat verklaren. Er blijft een gat over van minstens 5,5 mld., dat door het kabinet wordt verklaard uit een ander patroon van de economische groei: meer binnenlandse consumptie en werkgelegenheidsgroei en minder export dan was geraamd. En het is bekend dat exportgroei pas met vertraging tot hogere overheidsinkomsten leidt.

Deze redenering kan kloppen, maar leidt ertoe dat de volgende jaren de inkomsten op een hoog peil zullen kunnen blijven, omdat hetzij dit patroon van hogere consumptiegroei zich voortzet, dan wel dat de exportgroei bijtrekt. Dit laatste wordt nu alom gesignaleerd. Staatssecretaris Ybema verwacht recordexportcijfers. Dat leidt misschien tot een vertraagde groei van de inkomsten van de overheid. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat wij structureel op een fors hoger niveau van belasting- en premie-inkomsten zijn aangeland en wellicht zodanig hoog dat zelfs de verwachte stijging van het tekort met 5 mld. door het belastingplan slechts een rimpeling in de tekortontwikkeling zal verklaren.

Voorzitter! Wanneer verwacht minister Zalm eigenlijk een begrotingsevenwicht? Is het juist dat hij gisteren in de Eerste Kamer met mijn voorganger Thijs Wöltgens er een fles wijn onder wilde verwedden, dat wij dit per 1 januari 2000 al zullen halen? Zo ja, dan zet ik het dubbele in op het omgekeerde, namelijk dat wij het niet halen. En hij wint altijd, want als wij het toch halen, vind ik dat hij sowieso twee flessen verdient: een voor hem en een voor zijn directe voorganger, want zij hebben dan die klus samen mooi geklaard.

De heer Balkenende (CDA):

Er zullen structurele meevallers zijn, zo stelt de heer Crone. In dit verband noemt hij de inkomstenmeevallersformule uit het regeerakkoord. Ik heb begrepen dat de fractievoorzitter van de PvdA heeft gezegd dat, als het begrotingsevenwicht is bereikt – een situatie die aangebroken lijkt te zijn – hij voorrang wil geven aan extra uitgaven. Hij wil pas denken aan het aflossen van de staatsschuld bij een groei van 3%. De formule is niet zo helder. Nu wij weten dat wij te maken hebben met een begrotingsevenwicht en wellicht zelfs een overschot, wordt de inkomstenmeevallersformule gehandhaafd of pleit de PvdA voor extra uitgaven?

De voorzitter:

Mijnheer Balkenende, u hebt al geprobeerd dit punt uit te wisselen met de heer Crone. Ik verzoek de leden, kijkend naar de agenda voor vandaag, de interrupties kort te houden.

De heer Crone (PvdA):

Het is mij niet gelukt het standpunt van het CDA exact geformuleerd te krijgen, maar ons standpunt is vrij helder. In het regeerakkoord is een inkomstenmeevallersformule opgenomen die geldt tot het begrotingsevenwicht is bereikt. In debatten hierover met de premier en andere leden van het kabinet hebben wij ook vastgesteld dat er daarna geen regeerakkoordregel meer is. Wij moeten afspreken wat er vervolgens gebeurt. Oorspronkelijk dacht het kabinet dat het evenwicht pas wordt bereikt bij een groei van 3% in 2002, terwijl het misschien al morgen is. Die discussie moet dan ook eerder worden gevoerd. Als er een balance budget is, wellicht zelfs op basis van minder dan 3% groei, kan dit naar de mening van de PvdA leiden tot een extra uitgavenimpuls. Wij blijven belang hechten aan belastingverlaging. Als de groei hoger wordt dan 3%, is extra aflossing van de staatsschuld gewenst.

De heer Balkenende (CDA):

Op dit moment is er al enig overschot. Moet de inkomstenmeevallersformule nu veranderd worden?

De heer Crone (PvdA):

Ik ben nog niet zover. Ik geef slechts onze inzet aan. In het vervolg van mijn betoog kunt u de nuanceringen proeven.

Voorzitter! Ik heb de inbreng van de PvdA tijdens de regeringsverklaring reeds genoemd, als het evenwicht eerder wordt bereikt. Ik voeg daar aan toe dat naar onze mening bij een groei boven 3% versneld de staatsschuld afgelost kan worden en bijvoorbeeld ook het AOW-fonds versneld gevuld kan worden.

Vervolgens is de vraag hoe bijvoorbeeld met de fondsen omgegaan moet worden. In de fondsen is de vermogenspositie op peil gebracht en bij een hogere groei zullen er hogere premieontvangsten zijn, waardoor meer dan een buffer voor slechte tijden wordt gecreëerd. Het is misschien goed om bijvoorbeeld ten aanzien van de premies AWBZ en Ziekenfondswet vast te stellen dat het automatisme op basis waarvan de premies omlaag moeten gaan, wordt afgewogen tegen de volgende redenering. Als wij de micropremiedruk op peil houden – dus niet verlagen – zullen door een hoger economisch draagvlak de macro-inkomsten toenemen. Dat geeft misschien de mogelijkheid om extra te investeren in het oplossen van de problemen in de zorg door de intensiveringen die zijn opgenomen in het regeerakkoord een of twee jaar eerder uit te voeren. De belasting- en premiedruk voor de burgers neemt daarmee niet toe, want de microlast blijft gelijk. Ook belast dit voorstel het financieringstekort niet. Wellicht kan door deze suggestie een aantal problemen in de zorgsector worden opgelost. Wat is de reactie van de minister hierop?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voor de minister van Financiën is de scheiding tussen inkomsten en uitgaven zo heilig, dat er een brandscherm tussen staat. Is voor de PvdA, als een begrotingsevenwicht bereikt is, die scheiding niet langer aan de orde? Kiest de PvdA voor de principiële lijn dat inkomstenmeevallers gebruikt kunnen worden voor uitgavenversterking?

De heer Crone (PvdA):

Laten wij nu niet op de feiten vooruitlopen. Ik wil eerst weten wanneer wij een balanced budget hebben. Vervolgens wil ik weten welke ruimte wij daarbinnen hebben. Dat is ook niet mis. Ook bij een balanced budget en een groei van 3% hebben wij enorme meevallers aan de uitgavenkant. Ik neem aan dat wij die eerst invullen, net als het kabinet heeft gedaan met die 450 mln. Wij hebben bij de Miljoenennota ook een deel van de reserve ingevuld. Daarmee kunnen wij doorgaan, ik zal er straks bedragen voor noemen.

Vervolgens is de vraag welke onvervulde wensen er zijn. Als je dan nog meevallers hebt, staat voor mij de vraag voorop hoe je deze op de meest effectieve manier inzet. Dat kan door belastingverlaging of door vergroting van de uitgaven. Ik wil niet in het dogma stappen, waarin het CDA en GroenLinks gevangen lijken te zijn, dat lastenverlichting slecht is en dat uitgavenverbetering goed is. Er moet een effectieve afweging plaatsvinden op basis van efficiency.

Wij hebben onlangs in de inkomenssfeer de jonggehandicapten extra belastingaftrek gegeven. Die lastenverlichting past prima in onze doelstellingen. Wij hadden dat ook via de uitgaven kunnen doen, maar dit was efficiënter. Wij doen dat ook door fiscale milieuprikkels en talrijke andere maatregelen. Ik heb voorlopig geen behoefte om de afspraken die helder zijn tot het moment van een balanced budget, ter discussie te stellen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Crone pleit ervoor om premiemeevallers te gebruiken om intensiveringen in de gezondheidszorg die in het regeerakkoord zijn afgesproken, naar voren te halen. Daarmee wordt een regel van de budgetdiscipline geschonden, omdat inkomstenmeevallers worden gebruikt voor uitgavenversterking. Als dat de lijn is van de PvdA in een situatie van begrotingsevenwicht, is dat helder, maar dan moet hij dat wel bevestigen. Hij moet dat niet voorstellen en vervolgens zeggen dat hij niet toe is aan een herordening van die regels. Het is het één of het ander.

De heer Crone (PvdA):

Er is nu een onderschrijding van 1,8 mld. bij de sociale zekerheid. Je kunt verschuivingen aanbrengen in de totale uitgavenkaders.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb het over inkomstenmeevallers. U vlucht voortdurend naar uitgavenmeevallers, maar daar heb ik het nu niet over. Het gaat nu over de regel die heilig is in het regeerakkoord, namelijk dat inkomstenmeevallers niet gebruikt mogen worden voor uitgavenversterking. Dat is een gulden regel van het begrotingskader. Als u namens de PvdA zegt dat het anders moet, vind ik dat prima. Daarbij treft u mij aan uw zijde, want ik heb het altijd een merkwaardige regel gevonden. Dat moeten wij politiek markeren en daarover moet u helderheid geven. U kunt niet zeggen dat u dat niet hebt gezegd en vervolgens iets roepen over premiemeevallers die voor uitgavenversterking in de zorg worden aangewend. Het een kan niet samengaan met het ander.

De heer Crone (PvdA):

Ik laat mij niet in een positie dringen die ik op dit moment nog niet inneem, in de context die u schetst. Ik tel een aantal criteria en omstandigheden bij elkaar op. Aan het eind maak ik een optelsom van een pakket van feitelijke ontwikkelingen en afspraken in het regeerakkoord. Dan maken wij een optelsom hoe wij meer investeringen in de zorg en het onderwijs tot stand kunnen brengen, bijvoorbeeld als versnelling van afspraken in het regeerakkoord. Als u er een elementje uitpikt, moet u niet zeggen dat het in strijd is met het regeerakkoord of wat dan ook. Dat is niet aan de orde.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Wij zien de worsteling van de heer Crone. Ik denk dat hij duidelijk moet zijn. Zijn fractievoorzitter, de heer Melkert, heeft bij het debat over de regeringsverklaring gezegd dat de schotten tussen inkomsten en uitgaven niet heilig zijn, zeker niet bij een begrotingsoverschot. Die situatie komt er nu aan. Dan is het heel goed dat de Kamer vraagt wat er wordt gedaan met de formule voor inkomstenmeevallers. Hoe heilig is het schot tussen inkomsten en uitgaven? Als de heer Crone bepleit dat er meer uitgaven moeten komen, waarvoor ik ook steeds pleit, moet hij daar helder over zijn. Ik vind dat hij te veel mist laat bestaan over die formule. Wordt de lijn van de heer Melkert onderschreven of niet?

De heer Crone (PvdA):

Ik heb daarnet al klip en klaar gezegd dat er extra ruimte kan komen voor uitgavenvergroting als wij een balanced budget hebben bereikt. Dat zeggen wij al twee jaar, vanaf het moment van de regeringsverklaring. Als er meer uitgaven mogelijk zijn, omdat er meer meevallers zijn, doen wij dat. Deze kunnen deels uit de uitgaven komen, maar ook uit de inkomsten. Daarover hebben wij geen twijfel laten bestaan. Ik heb eraan toegevoegd dat een deel ervan bij 3% groei of meer kan worden gebruikt voor absolute verkleining van de staatsschuld, want de staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen daalt al als een tierelier.

De heer Balkenende (CDA):

De boodschap is helder. Als er sprake is van een begrotingsoverschot, is het schot tussen inkomsten en uitgaven weg.

De heer Crone (PvdA):

Er is geen schot in het regeerakkoord opgenomen, mocht zich de situatie voordoen dat er een begrotingsevenwicht is. Ik weet niets van afspraken af, want die waren er niet. Als je een begrotingsevenwicht hebt, is de vraag hoe je verder omgaat met de systematiek van de uitgavenbegrotingskaders, op welk niveau je het uitgavenplafond legt en op welk niveau je de verdeling bepaalt tussen andere inkomstenmeevallers. Dat is een heel legitieme vraag. Ik zeg niets anders dan wij hier al twee jaar zeggen. Het moment dat wij dit zullen effectueren in samenspraak met kabinet en Kamer komt steeds dichterbij.

Voorzitter! Aan de uitgavenkant hebben wij ook nog meevallers te verwachten. Het kabinet heeft al eerder bedragen genoemd. Bij 3% groei tot 2002 zou er uitgavenruimte ontstaan van 2,5 à 3 mld. in 2002 structureel door onderuitputting, inclusief de uitgavenreserve. Deze ruimte kan dan vanzelfsprekend worden ingezet voor andere uitgaven. Mij lijkt dat inmiddels een zeer zuinige raming, want wij hebben in één jaar tijd met een economische groei van 3% al een onderuitputting van bijna 3 mld., namelijk 1,8 mld. bij Sociale Zaken, incidenteel bijna 0,5 mld. voorschot ESF en nog een extra uitgavenpakket in de Najaarsnota. Mij lijkt dat eerder een ondergrens, waarvan een deel overigens ook nodig kan zijn voor tegenvallers in de nominale sfeer: de loon- en collectieve sector en de koppeling.

Ten slotte meldt het kabinet dan nog dat bij de huidige hoge olieprijs en dollarkoers meevallers in de gasbaten zijn te verwachten van ten minste 1,5 mld. Er wordt zelfs over 3 mld. gesproken, maar dat is misschien erg optimistisch. Deze meevaller in de aardgasbaten kan volgens het regeerakkoord leiden tot hogere investeringen in FES en ICES, dan wel tot andere uitgavenvergrotingen. Het regeerakkoord zegt heel duidelijk dat als er middelen in het FES voldoende zijn om de daarvoor overeengekomen uitgaven te doen, dit kan leiden tot ontlasting van andere begrotingen. Laten wij dus eerst maar eens zorgen dat wij de onderschrijding in de uitgaven omzetten in intensiveringen waarmee wij verder kunnen en vervolgens balanced budget day afwachten.

Het kabinet besteedt nu de uitgavenmeevallers van 1999 à 450 mln. in een pakketje dat ons zeer aanspreekt. Het verraadt ook dat het kabinet zeer goed geluisterd heeft naar de wensen die tijdens de algemeen politieke en financiële beschouwingen naar voren zijn gebracht. Ik heb er drie korte vragen over.

Voor de ecologische hoofdstructuur wordt 50 mln. extra uitgetrokken. Bij ons bestond de indruk dat het kabinet per jaar eigenlijk wel 70 mln. nodig had om het tekort ten gevolge van de stijging van de grondprijzen te compenseren. Is dat juist? Die 50 mln. is uiteraard een welkome bijdrage, maar misschien niet voldoende voor de langere termijn.

Mijn tweede vraag betreft het opknappen van oude rijkscomputers. Hebben wij vorig jaar niet het omgekeerde afgesproken, namelijk dat deze regeling per 1 januari zou eindigen en dat wij naar een meer vraaggerichte aanpak zouden overgaan? De scholen krijgen dan meer geld als vragers van computers. Vervolgens brengen grote bedrijven en ministeries hun computers op de markt, waar zij weinig waard zijn. Het alternatief is dat zij ze storten op de afvalberg en dan moeten zij zelfs bijbetalen. Als die computers op de markt komen, kunnen zij worden opgekocht door bedrijven die ze opknappen volgens een gecertificeerde standaard. Dat blijkt veel efficiënter, goedkoper te zijn. Mij lijkt het ook meer te passen bij de aanpak van een liberaal duo als de ministers Zalm en Hermans waarbij de markt de vraag stuurt in plaats van een centralistische overheid die monopolistische stichtingen in het leven roept. Wil minister Zalm niet zijn toezegging van een jaar geleden herhalen en heroverwegen of de aanpak van deze 40 mln. niet op een betere manier voor hetzelfde doel kan worden benut? Dit zal vanmiddag overigens ook in het debat met minister Hermans nog wel besproken worden.

In de derde plaats zijn wij blij dat er een extra impuls komt om de operatiewachtlijsten te verkorten. Het is ons duidelijk dat ook bij de GGZ, dus bij de Riagg's, met een eenmalige impuls grote resultaten kunnen worden geboekt. De wachtlijsten gaan dan drastisch terug. Mensen kunnen dan weer eerder functioneren op het werk, zodat voorrangszorg geen thema meer behoeft te zijn. Dit geldt ook voor kinderen die weer eerder op school kunnen functioneren en niet langer een jaar verliezen. Het zou dus goed zijn als het kabinet nagaat of bij verdere eventuele meevallers ook een eenmalige impuls op het terrein van de wachtlijsten bij de Riagg's gegeven kan worden.

Voorzitter! Misschien valt er nog wel meer ruimte aan uitgavenmeevallers in de begroting voor 1999 te verwachten. Er zijn al extra uitgaven gedaan à 450 mln. Bovendien was er geen behoefte aan een taakstellende onderuitputting, zoals de laatste jaren vaak wel het geval was. Wij weten ook dat de laatste jaren tussen het moment van verschijnen van de Najaarsnota en 1 januari er altijd nog vele honderden miljoenen aan onderuitputting bleken te zijn. Dat was destijds goed, omdat er nog krapte was op de begroting. De onderuitputting was toen nodig. Ziet de minister die ruimte nu ook ontstaan of in ieder geval in januari of februari als de boeken gesloten zijn? Het is niet ongebruikelijk dat verdere onderuitputtingen pas in februari bekend worden gemaakt en dan vervolgens bij de Voorjaarsnota via de eindejaarsmargesystematiek weer worden uitgedeeld aan de desbetreffende begrotingen. In het antwoord op vraag 12 suggereert de minister dit in elk geval wel; misschien was dat de reden waarom die vraag niet in de stukken was gekopieerd, maar op de internetsite van Financiën was die vraag klip en klaar te vinden.

Het is niet mogelijk om bij de Najaarsnota structurele bedragen toe te voegen aan de begroting voor 2000. Dat zullen wij dus ook niet doen, maar wij kunnen wel, zoals het kabinet nu zelf al doet, de eenmalige meevallers toevoegen aan fondsen of eenmalige verplichtingen. Ik zie daarvoor vooralsnog de volgende mogelijkheden. Allereerst denk ik aan de schuldaflossing van de armste landen. Die landen betalen nu netto vaak meer aan Nederland aan rente en aflossing dan zij aan hulpmiddelen ontvangen. Het millennium is een goede gelegenheid om niet alleen onze eigen schuld versneld af te lossen – wat wij nu in hoog tempo doen – maar ook die van de armste landen. Dat sluit aan op de Jubilee 2000-actie. Het gaat daarbij meestal om bilaterale schulden, waarbij aflossing voor die landen een structurele oplossing biedt, omdat zij de vrijvallende rente en aflossingsmiddelen dan kunnen inzetten voor de ontwikkeling van onderwijs, gezondheidszorg en armoedebestrijding, uiteraard onder de voorwaarden van goed beleid en bestuur en dus in de 17 door het kabinet geselecteerde landen. De schuldaflossing betreft vaak exportkredieten die nooit op ontwikkelingsrelevantie zijn getoetst en die nu zelfs de ontwikkeling van ontwikkelingslanden blokkeren. Landen betalen nu oude leningen af met nieuwe. Het mes van Zalm kan hier aan twee kanten snijden: geen beperking van de ontwikkeling, maar ruimte voor nieuwe ontwikkeling in de ontwikkelingslanden. Dat sluit vast aan bij zijn door ons zeer gewaardeerde inzet – dat hebben wij ook bij de financiële beschouwingen gezegd – om samen met collega Herfkens op dit punt in internationaal verband resultaten te boeken bij vergaderingen van het IMF en de Wereldbank.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Crone heeft het over de actie Jubilee 2000. Daar staan wij zeer sympathiek tegenover en op dat punt is er geen enkel verschil van opvatting. Het is echter de vraag hoe wij met de financiële systematiek moeten omgaan. In het antwoord op vraag 12 lees ik immers de volgende passage: "Eventuele extra financiële ruimte na de Najaarsnota blijkt eerst bij de Voorlopige rekening die in februari aan de Tweede Kamer wordt gezonden en biedt de Kamer geen ruimte meer voor eenmalige extra uitgavenverhoging in 1999". Dat is helder. Dan komt de volgende zin: "Wel is het zo dat deze eventuele extra financiële ruimte via het regime van de eindejaarsmarge en de bandbreedtesystematiek voor de HGIS tot extra ruimte kan leiden voor de begrotingen in 2000". Wij gaan uit van een hoofdmoment voor de besluitvorming; dat is normaal gesproken de Voorjaarsnota. Leidt de suggestie van de heer Crone er nu toe dat wij nu nog een soort bestemming creëren voor de uitgavenmeevallers die dit jaar nog zullen optreden? Of praten wij over een moment later in het jaar? Zo lees ik eerlijk gezegd de zin over de begroting in 2000. Ik wil graag duidelijk van de heer Crone horen wat zijn visie is op de financiële systematiek van de actie Jubilee 2000 in relatie tot de uitgavenmeevaller die er nog aan zit te komen.

De heer Crone (PvdA):

Die vraag kan opgehelderd worden. Ik houd vast aan het ene besluitvormingsmoment van de Voorjaarsnota, maar de parlementaire behandeling van de resultaten daarvan vindt natuurlijk pas plaats in het kader van de Miljoenennota: dan krijgen wij pas de gelegenheid om de kaders te bespreken en zo nodig te veranderen. Omdat wij uitgaan van een behoedzame raming, weten wij vaak al dat er meevallers zullen komen. Het past daarom bij het ene besluitvormingsmoment om te zeggen dat je bij meevallers met het kabinet van gedachten kunt wisselen over de aanwending van die meevallers. Zo is het ook gegaan in september. Dat heeft ertoe geleid dat het kabinet een besluit heeft genomen over die 450 mln. Ook mijn suggestie over andere meevallers, die eventueel in januari of februari duidelijk worden, past volstrekt in die systematiek, omdat je dan in januari of februari net als bij die 450 mln. een aantal begrotingen voor 2000 bij de Voorjaarsnota via de eindejaarsmargesystematiek verhoogt. Omdat het echter wellicht om eenmalige meevallers en niet om structurele verhogingen gaat – die breng je immers bij de Miljoenennota en de Voorjaarsnota aan – kan het kabinet dit technisch oplossen met eenmalige verhogingen, zoals het nu met die 450 mln. doet.

De heer Balkenende (CDA):

Dan wacht ik eerst maar even het antwoord van de minister en zijn reactie op de financiële systematiek af, want daar is het een en ander over te zeggen.

De heer Crone (PvdA):

Ja, die vraag is zeer relevant, maar ik zie in ieder geval inhoudelijk een zeer sterke parallel met die 450 mln.; wat mij betreft, past dit bij de deal van behoedzaam ramen, want daardoor heb je verwachte meevallers. Als je daar niets mee doet, heb je in de praktijk structureel een lager uitgavenkader dan je hebt vastgesteld, want dan worden de meevallers nooit ten gunste van de uitgaven gebruikt. De eindejaarssystematiek is er mede op gericht om decemberkoorts te voorkomen.

Voorzitter! In de zorgsector is ook een eenmalige impuls wenselijk. Het oplossen van de wachtlijsten stuit vaak op registratieproblemen. Wij weten eenvoudig niet genoeg van de wachtlijsten af en ook voor het oplossen ervan is dat een ernstige belemmering. Dit is bijvoorbeeld aangetoond in het onderzoek van de commissie-Dees. Het zou met een eenmalige impuls mogelijk zijn een betrouwbaarder wachtlijstsysteem in de thuiszorg, gehandicaptenzorg en verpleegsector te realiseren, mede met behulp van de inzet van ICT en samenwerking tussen de instellingen.

De heer Bakker (D66):

Als dit zou helpen, lijkt het mij een goed idee. Maar de heer Crone zal het toch met mij eens zijn dat informatisering en automatisering tegenwoordig zo gewoon zijn, dat dit normaal gesproken allang uit de reguliere budgetten van ziekenhuizen en zorginstellingen had moeten zijn geregeld?

De heer Crone (PvdA):

Alles ware beter geweest om problemen te voorkomen, maar wij moeten vaststellen dat de oplossing daarvan nu geld kost. Ook van de computers in het onderwijs kan worden gezegd dat zij eigenlijk uit de reguliere budgetten moeten worden bekostigd, maar soms geef je juist voor dit soort impulsen eenmalig extra ruimte waardoor de reguliere budgetten niet extra hoeven te worden belast. Die geven in de zorg immers al problemen genoeg. Ik ben blij met de steun van de heer Bakker op dit punt.

Voorzitter! Het FES vertoont nog steeds een tekort. Het kabinet loopt daar 100 mln. op in, maar het is natuurlijk ook mogelijk die tekorten verder terug te dringen door een extra bijdrage uit eventuele meevallers.

Het is voor ons onbegrijpelijk dat het kabinet de intensiveringen van het taalonderwijs aan oudkomers die de Kamer al sinds 1997 heeft bepleit en die zijn vastgelegd in moties en begrotingen, niet heeft waargemaakt. Het kabinet meent nu zelfs via de begroting van het ministerie van OCW een bezuiniging van 28 mln. te realiseren. Wij zullen die bezuiniging vanmiddag bij de behandeling van de suppletore begroting niet accepteren. Ik wil in het brede kader van dit overleg echter nog eens onderstrepen hoe belangrijk het is om deze intensiveringen wel uit te voeren. Taal speelt immers een hele belangrijke rol in de integratie van allochtonen, maar ook van analfabete Nederlanders. Wij accepteren deze bezuiniging dus niet: dit bedrag moet volgend jaar ten volle beschikbaar zijn.

De heer Bakker (D66):

Ik ben het met de heer Crone eens over de ernst van dit probleem. De taalachterstand van met name oudkomers is ook een schuld uit het verleden. In die zin is er dus sprake van een staatsschuld en ook die schuld moet worden afgelost. De vraag is echter waar het nu precies om gaat. Het gaat toch om middelen uit 1996 en 1997 die de gemeenten niet konden uitgeven en die volgens de toen gebruikelijke systematiek zijn teruggevorderd en in de begrotingen zijn verdwenen. Hierover heb ik de Partij van de Arbeid echter nooit gehoord. Ik begrijp best dat de heer Crone bij het scheiden van de markt zegt: nu wil ik nog wat. Dat is echter wat anders dan het krantenbericht dat ik las, namelijk dat de PvdA woedend is op minister Van Boxtel. De heer Crone kan die woede beter voor zichzelf bewaren, omdat hij hiermee niet eerder is gekomen.

De heer Crone (PvdA):

Het hoofdpunt is dat wij nu van gemeenten horen dat zij zelfs een deel van de infrastructuur willen afbreken. Aan de andere kant geeft het ministerie van OCW impulsen aan een deel van de ROC-opleidingsinstituten. Dit zijn echter dezelfde instituten die ten dele verantwoordelijk zijn voor dit taalonderwijs. Hier gebeuren dus hele rare dingen. Die zijn zo onbegrijpelijk dat de Kamer ons verzoek heeft gesteund om aan de Algemene rekenkamer te vragen te inventariseren hoe een en ander tussen deze drie begrotingen is verlopen. Wij hebben dit punt bij alle begrotingsbehandelingen met nadruk naar voren gebracht. Bovendien is in het regeerakkoord bevestigd hoe belangrijk dit is, want er is extra geld voor uitgetrokken. Deze nadrukkelijke aandacht is herhaald bij de algemene beschouwingen in september jongstleden. Wij moeten nu echter vaststellen dat er 28 mln. en misschien zelfs 53 mln. naar andere posten van het ministerie van OCW wordt gesluisd. Wij willen dit geld volgend jaar gewoon beschikbaar hebben, al is het maar voor een eenmalige bijdrage boven op de structurele subsidievoorziening die wij sinds 1 januari 1998 kennen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik stel vast dat deze middelen behoorden tot de begroting van de minister van OCW en de staatssecretaris van VWS. Zij hebben die middelen ook weer verspijkerd. De heer Crone moet de discussie zuiver houden en ordentelijk voeren. Het gaat hier immers om geld dat door minister Hermans en staatssecretaris Vliegenthart is ingezet voor andere goede doelen.

De voorzitter:

Ik vind dat dit debat vanmiddag moet worden voortgezet.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! U heeft gelijk, maar ik vind dit een kwalijke beschuldiging.

Ik heb de schuld niet bij minister Van Boxtel gelegd. Ik heb ook niet gezegd dat de andere twee bewindslieden geen schuld hebben. Ik heb slechts aangegeven dat het gehele kabinet verantwoordelijk is voor iets wat wij niet begrijpen. Meer heb ik niet gezegd en de heer Bakker moet mij dan ook alleen daarop aanspreken. Minister Van Boxtel is de eerstverantwoordelijke voor dit dossier en hij is zeer wel in staat om zich vanmiddag te verdedigen.

De voorzitter:

Dat is helemaal waar. Ik stel voor dat u nu uw betoog vervolgt. Ik sta geen interrupties op dit punt meer toe.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Mijn fractie is niet helemaal tevreden met de regeling die is getroffen voor de brandweer en de rampenbestrijding. Na de Herculesramp is gekozen voor versterking en professionalisering. De brandweer zal echter vooral op vrijwilligers blijven draaien en die hebben bijscholing nodig. Door de extra impulsen die worden gegeven, worden tekorten verwacht en gemeld. Een eenmalige financiële bijdrage zou de brandweer een beter toekomstperspectief kunnen geven.

Verwacht wordt dat de economische groei uit zal komen op 3%. De EU voorspelt zelfs dat deze groei ook de komende jaren op dit percentage zal uitkomen. Verder is er binnenkort waarschijnlijk sprake van een financieringsevenwicht. Dit is een mooi perspectief, hetgeen niet wegneemt dat er ook problemen zijn. Zo wordt de economische groei bedreigd door knelpunten op de arbeidsmarkt. Bij de financiële beschouwingen heb ik daar uitgebreid bij stilgestaan en ik zal er daarom nu niet dieper op ingaan. Mijn fractie staat een intensivering voor van het beleid dat is gericht op het oplossen van de knelpunten op de arbeidsmarkt. Ik denk daarbij aan zorg en arbeid, het belastingplan dat nadrukkelijk op het versterken van het arbeidsaanbod is gericht en het verbeteren van de kwaliteit van de banen in de collectieve sector.

Verder vindt mijn fractie dat de kwaliteit van de publieke sector moet worden verbeterd en dan met name onderwijs en zorg. Hier spelen grote problemen, zie de discussie over de voorrangszorg en de kwaliteit van het onderwijs. Al deze onderwerpen zijn van groot belang voor een voortgezette economische groei. Ten slotte wijs ik op het belang dat de infrastructuur en de milieurandvoorwaarden op z'n minst op peil worden gehouden en zo mogelijk worden verbeterd.

De afweging tussen belastingverlaging en schuldverkleining enerzijds en uitgavenvergroting anderzijds is voor ons afhankelijk van de vraag waardoor het hoogste rendement is te bereiken. Staatsschuldreductie heeft een rendement van 5%. Een intensivering in het onderwijs heeft, door de bank genomen, een rendement dat tussen de 8 en de 12% ligt. Dat is keer op keer uit internationale onderzoeken gebleken. Een ander zeer hoog rendement is te bereiken door het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt. Ik denk daarbij aan de mogelijkheden die het belastingplan biedt. Deze zakelijke en zeker niet dogmatische afweging zullen wij in het debat van volgend jaar maken.

De voorzitter:

Ik sta een discussie over procenten en dergelijke niet toe. Mijnheer Vendrik, ik sta een interruptie toe, als die een nieuw punt betreft.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Kan de heer Crone aangeven wat in januari de inzet van de PvdA-fractie zal zijn bij de discussie over het belastingplan? Er ligt een pakket van 5 mld. De minister van Financiën heeft daar in een opwelling 750 mln. aan toegevoegd. Welk bedrag aan belastingverlichting vindt de PvdA-fractie gewenst?

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, ik krijg de indruk dat hier zojuist al uitputtend over is gedebatteerd. Ik sta uw interruptie niet toe.

De heer Van Beek (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De Najaarsnota handelt heel specifiek over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar, te weten 1999. Hierover is vanochtend nog niet echt gesproken. Het merendeel van de beschouwing was tot nu toe gericht op zaken die ons in het voorjaar of daarna zullen bereiken. Ik zal mij wel op het jaar 1999 richten.

In de loop van de tijd zijn er heel wat verwachtingen over de economische groei in 1999 uitgesproken. Al die prognoses hebben één ding gemeen: ze waren te laag. Bij het bekend worden van de jaarcijfers moet keer op keer het voortschrijdend jaartotaal naar boven worden bijgesteld.

Het jaar 1999 wordt een goed jaar, waarin onze economie presteert op een niveau dat wij intussen al jaren gewend zijn. Wat de VVD betreft hoeft het niet meer te zijn dan de 3% tot 3,5% groei die nu wordt gerealiseerd, maar zeker ook niet minder. Gelijkmatige prestaties, zonder oververhitting, zijn op langere termijn prima. Het is goed dat het kabinet ook voor de toekomst de voorwaarden schept om die te realiseren.

De inflatie, waarover wij ons bij de vorige ontmoeting met de regering nog enigszins zorgen moesten maken, heeft zich nadien ontwikkeld op een niveau waarop wij Europees gezien ongeveer thuishoren. 2,2 is een aanvaardbaar percentage. Hoger hebben wij het bij voorkeur niet. Het zal niet gemakkelijk zijn om het lager te krijgen. Bij de behandeling van de Najaarsnota spreken wij over de consequenties van al deze ontwikkelingen voor de rijksbegroting.

De uitgaven hebben zich keurig ontwikkeld binnen de gestelde kaders. De cijfers uit de Najaarsnota geven een beperkt overschot te zien. Weliswaar zitten er tussen begrotingen en tussen sectoren plussen en minnen, maar die zullen bij de diverse behandelingen aan de orde worden gesteld, onder andere vanmiddag, als over de ontwikkeling van de kosten binnen de zorgsector wordt gesproken. Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen sluit de regering niet uit, dat het overschot ten aanzien van de uitgaven uiteindelijk nog iets hoger zal uitkomen. Het is duidelijk dat dan, zeker ook gelet op hetgeen gisteren aan de overzijde van het Binnenhof is gesteld, hier wordt gevraagd wat de laatste indicaties zijn. Uit de ervaring van de laatste jaren mag toch verondersteld worden, dat er bij de voorlopige rekening nog iets meer ruimte zal blijken te zijn dan waarvan nu wordt uitgegaan.

De heer Van Dijke (RPF):

Het valt mij op dat u er zo weinig kritisch over bent dat er in het uitgavenplaatje overschotten zijn op plaatsen waar wij dat eigenlijk niet zouden moeten willen. Ik denk aan hoofdstukken als WVG, IND en REA.

De heer Van Beek (VVD):

Het doel van ons beleid is niet om overschotten te creëren. Wij hebben de begrotingen vastgesteld om het beleid te realiseren en de gewenste uitkomsten te krijgen. In die zin ben ik het eens met de heer Van Dijke, dat een aantal overschotten zeer ongewenst zijn. Ik behandel die onderwerpen nu echter niet, omdat het onderdelen zijn van aparte begrotingen. Ik bekijk vandaag het totale financiële beeld en de uitkomsten daarvan. Op veel plaatsen heb ik al vaak gezegd, dat wij niet een bank vormen, met de doelstelling om maximale overschotten te creëren. Onze doelstelling is om de gestelde beleidsuitgangspunten te realiseren.

Het beeld van de inkomsten is dat deze per saldo aanzienlijk hoger zijn dan aangenomen werd in voorgaande overzichten. Ook hier lijkt het niet uitgesloten dat het uiteindelijke beeld nog in gunstige zin zal worden bijgesteld. Heeft het kabinet ook op dat punt nog nadere informatie?

De VVD houdt zich ten aanzien van de extra inkomsten strikt aan de afspraken die wij hebben gemaakt met de coalitiepartners. Extra inkomsten zijn voor 50% beschikbaar voor verlaging van het financieringstekort c.q. voor de verlaging van de staatsschuld en voor 50% worden de middelen toegevoegd aan de bedragen die nog voor deze periode beschikbaar zijn voor belastingverlaging. De middelen die binnen de begroting als overschot op uitgavenposten over zijn, mogen naar onze mening worden uitgegeven aan beleidsprioriteiten. De voorstellen van de regering van in totaal 455 mln. zijn herkenbaar als uitvloeisel van de begrotingsbehandeling en de daarbij door de Kamer gevraagde bedragen met een eenmalig karakter. De fractie van de VVD gaat akkoord met de bestedingsvoorstellen. In de schriftelijke beantwoording is nog eens uiteengezet hoe deze bedragen nog dit jaar kunnen worden besteed.

Het is in die zin goed gegaan, dat bij de algemene beschouwingen een aantal wensen van eenmalige aard – dat is essentieel voor het moment van besluitvorming – zijn geformuleerd en nu in de stukken verwerkt. Wij hadden niet verwacht dat de gevraagde onderzoeksopdracht voor het Rijksmuseum in Amsterdam onmiddellijk zou leiden tot een volledige inboeking van een bedrag van 100 mln., maar wij gaan daarmee wel akkoord. Het past namelijk precies in het kader om een eenmalig overschot eenmalig te besteden.

De wachtlijsten in de ziekenhuizen vormen een heel specifieke problematiek die in de algemene beschouwingen heel nadrukkelijk aan de orde is geweest. Daarbij was het mogelijk om bij beschikbare technische capaciteit een drietal typen wachtlijsten via een eenmalige financiële injectie te reduceren dan wel weg te werken. Dat was een zodanig aantrekkelijk aanbod dat de VVD-fractie die uitdaging wilde aangaan.

De VVD heeft zich de afgelopen maanden heel nadrukkelijk onthouden van het doorschuiven van financiële claims naar de Voorjaarsnota. Bij de algemene beschouwingen zijn wat ons betreft de prioriteiten gesteld. Het kan niet zo zijn dat daarna na iedere begrotingsbehandeling daaraan een aantal wensen worden toegevoegd. Het is dus niet de bedoeling dat er uiteindelijk een lange lijst met ongesorteerde wensen ontstaat. Voor de VVD dient structureel geld zoveel mogelijk bij de belangrijkste beleidsprioriteiten te komen en die zijn vastgelegd in het regeerakkoord. Ik noem zorg en Van Beekonderwijs. Daarnaast zoekt de VVD vooral geld, incidenteel en structureel, voor infrastructuur. Zowel openbaar vervoer als de aanleg van wegen is van het allergrootste belang. Als je je oor te luisteren legt op welke ontmoeting dan ook, hoor je dat het altijd neerkomt op de infrastructuur, de zorg en het onderwijs. Daar ligt een groot maatschappelijk probleem dat echt onze financiële aandacht vraagt.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Van Beek is helder over de financiële systematiek: de verhouding tussen politieke prioriteiten en Voorjaarsnota en dergelijke. De heer Crone heeft een suggestie gedaan over de kwijtschelding van de schuldenlast en die hangt samen met de financiële systematiek. Misschien kan de heer Van Beek daar iets over zeggen.

De heer Van Beek (VVD):

In het antwoord op vraag 12 wordt eigenlijk uitgelegd dat er na nu aanvullende prioriteiten ingeboekt worden. Tegen deze achtergrond zou de eindejaarsmarge moeten worden ingevuld. Als dat leidt tot een aanvullende prioriteitenstelling, is dat een zaak voor de Voorjaarsnota. Als dit een concreet punt is, zou ik willen dat de discussie daarover met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd gevoerd. Het is normaal dat deze afweging in eerste instantie plaatsvindt in het desbetreffende budget. Pas als dat niet meer kan of als er andere redenen zijn om erop terug te komen, ontstaat de discussie over de vraag of er wat aan toegevoegd moet worden. Nu is dat echter nog een fase te vroeg.

Ik deel wel de procedurele bezwaren van de heer Balkenende tegen de opmerkingen van de heer Crone. Ik verwacht daarop later ook een helder antwoord van de minister. Als er inderdaad ruimte is voor het stellen van nadere prioriteiten en voor het beschikbaar stellen van nadere bedragen, voor welk doel ook, kunnen er wellicht ook nog andere zaken aan de orde komen.

Voorzitter! De regering maakt in het antwoord op vraag 12 duidelijk dat extra middelen die nu nog onbesteed blijven in het jaar 1999 niet meer voor andere zaken kunnen worden ingezet. Wel kan dat geld worden benut via het regime van de eindejaarsmarge. De logische vraag die hierop volgt, is: wat is de regering van plan, als er alsnog een aanzienlijk bedrag over is? De VVD-fractie vraag dit omdat zij niet tevreden is over de storting in het FES ten aanzien van de post infrastructuur. Nog steeds is er een tekort van 260 mln. in het FES en – nog veel belangrijker – er is nog steeds geen extra geld beschikbaar voor investeringen. Die zijn echt van het allergrootste belang. Welke mogelijkheden ziet de minister voor de aanvulling van het FES en de mogelijkheden voor extra investeringen? Onze hoop is gevestigd op een andere zinsnede in de Najaarsnota, waarin de regering aangeeft dat er mogelijk bij de Voorjaarsnota extra gasopbrengsten beschikbaar komen. Wij vragen de regering om maximale creativiteit om met name eenmalig geld dat overblijft binnen de vastgestelde ruimte beschikbaar te krijgen voor dit doel.

Voorzitter! De VVD-fractie gaat heel nadrukkelijk uit van de afgesproken scheiding tussen uitgaven en inkomsten. Zij gaat heel nadrukkelijk uit van de afspraken over de verdeling van extra inkomsten. Maar als zij de regels strikt hanteert, zoekt zij ook naar mogelijkheden om de ruimte die er wel is binnen het uitgavenkader dan ook echt te benutten. In dat verband is het voorstel prima om de ruimte die tot nu toe beschikbaar is ook echt in te zetten, maar als net als vorig jaar aanzienlijke bedragen tussen dit moment en het moment van de voorlopige rekening beschikbaar komen, is het toch een gemiste kans als een aantal eenmalige noden met name in de sfeer van investeringen niet gelenigd worden. Wil de minister aandacht geven aan dat punt in zijn beantwoording? Wil hij helpen met het zoeken naar een oplossing van die problemen?

Voorzitter! Ten aanzien van de langere termijn is vooral de verlaging van de staatsschuld het middel bij uitstek om door verlaging van de post rente de ruimte in de begroting te benutten voor structurele verhoging van een aantal echt belangrijke uitgavenposten. Mede gezien de demografische ontwikkeling is het van het grootste belang, dat wij vooruitkijken. Ik noem onder andere de financiering van de AOW maar zeker ook de ontwikkeling van de kosten van de volksgezondheid. Hier worden wij om politieke prioriteiten gevraagd. De VVD-fractie verwacht, dat in die zin het begrotingsjaar 1999 wellicht opnieuw historisch kan zijn. Het financieringstekort is vrijwel verdwenen en mogelijk zelfs geheel verdwenen als de voorlopige rekening bekend wordt. Wellicht is dat zelfs eerder en wel op het moment dat de minister in zijn beantwoording met nieuwe gegevens komt. Daarnaast wordt ook dit jaar een hoeveelheid tafelzilver verkocht en de opbrengst daarvan gaat naar de schuldreductie, zodat het ernaar uitziet dat de schuld dit jaar voor het eerst echt zal teruglopen. Ik krijg daarover graag nadere cijfers, want ik heb ze niet in de schriftelijke beantwoording kunnen vinden. Volgens mij hebben we op dit moment echt het omslagpunt bereikt, dat de staatsschuld een neerwaartse richting heeft aangenomen en dat is op zichzelf een belangrijk punt.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! De heer Van Beek heeft over de wat langere termijn gesproken en heeft in dat kader op de staatsschuld gewezen. De heer Crone heeft enigszins een voorschot genomen op deze discussie door de scheiding tussen inkomsten en uitgaven wat betreft het begrotingsoverschot weg te poetsen. Ik weet, dat de VVD net als het CDA de staatsschuld zeer ter harte gaat. Is de heer Van Beek van mening dat er ingeval van een begrotingsoverschot een impuls moet komen om de staatsschuld verder terug te dringen, bijvoorbeeld door in ieder geval de inkomstenmeevallers meer aan te wenden voor verkleining van de staatsschuld? Als de PvdA ruimte claimt voor een debat zult u dat ook wel willen over de toekomst van de overheidsfinanciën.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Ik heb het gevoel, dat de vraag niet alleen gesteld wordt maar ook door de heer Balkenende zelf beantwoord wordt. In de eerste plaats werkt de scheiding tussen uitgaven en inkomsten als methodiek – en niet zozeer als dogma – politiek heel goed. Die zorgt voor stabiliteit. Op die manier weten wij wat we aan elkaar hebben en raken wij niet verstrikt in de "spelletjes" waarmee iedere keer weer wordt geprobeerd de uitgaven te verhogen. Nogmaals, ook onze fractie kent heel veel goede doelen waaraan wij het extra geld graag zouden besteden.

Er zou overigens niets aan de hand geweest zijn als de formulering in het regeerakkoord had ingehouden, dat 50% van de overschotten beschikbaar zou zijn voor de reductie van het financieringstekort c.q. de verlaging van de staatsschuld. Dat "c.q." staat er evenwel niet. Dat houdt in dat een taalkundige exercitie mogelijk is op het moment waarop het nulpunt wordt overschreden. Ik geef nog eens aan, dat het vreselijk belangrijk is ruimte op de begroting te realiseren. In de toekomst kunnen wij dan datgene doen wat echt belangrijk is. Een van de manieren om aan die ruimte te komen, is het verlagen van de staatsschuld, zodat het geld dat vrijkomt echt goed besteed kan worden.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Ik maak uit de woorden van de heer Van Beek op, dat wij een begrotingsoverschot moeten zien te krijgen. Het surplus zou nu dan ook benut moeten worden voor reductie van de staatsschuld. Dat is feitelijk ook hetgeen de minister heeft gezegd. Ik heb de suggestie gedaan om een groter deel van de meevallers te benutten voor reductie van de staatsschuld. Blijft de heer Van Beek toch bij de stelling dat de helft gebruikt moet worden voor reductie van de staatsschuld? Of zegt hij nu dat daarvoor wat meer gedaan moet worden? Over die politieke vraag hebben wij het.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Ik wil mij zo lang mogelijk houden aan de afspraken die met het sluiten van het regeerakkoord zijn gemaakt. In het regeerakkoord wordt de 50%-50%-formule gehanteerd. Er is dus 50% van de meevallers beschikbaar voor lastenverlichting. In 1999 was echter sprake van een lastenverzwaring. De discussie daarover met het CDA kan ik mij nog heel goed herinneren. Voor het jaar 2000 wordt gerekend op een lastenverlichting van ongeveer 1,5 mld. In het belastingplan wordt voor het volgende jaar uitgegaan van een lastenverlichting van 5 mld. Voor het jaar 2002 ligt ongeveer 0,7 mld. op de plank. Als wij ervan uitgaan, dat de overschotten structureel zijn, dan komt er 1,5 mld. bij. Telt men de bedragen op, dat blijkt dat in deze periode ongeveer 7,2 mld. beschikbaar is voor lastenverlichting. Dat is minder dan de helft van het bedrag dat in de vorige periode beschikbaar was. In de vorige periode van vier jaar is 18 mld. besteed aan lastenverlichting. Het is dus niet terecht het te doen voorkomen dat wij excessief veel lastenverlichting geven. Dat is helemaal niet aan de orde. De eerste twee jaar van dit kabinet lopen we fors achter bij het gemiddelde van de afgelopen periode. Het bedrag dat voor het jaar 2000 in de pen zit is maar een fractie hoger dan het gemiddelde van de afgelopen regeerperiode. Nogmaals, men kan niet zeggen dat op dit moment te grote bedragen beschikbaar komen.

Het probleem met de afspraken voor de langere termijn is altijd, dat moeilijk te bepalen is of de verhouding 50/50, 40/60 of 60/40 moet zijn. Ik geef nu alleen aan, dat als wij het nulpunt overschrijden en de situatie krijgen waarin er geen financieringstekort meer is, het wat ons betreft zeer, zeer belangrijk is om op zijn minst de 50% van de meevallers in te zetten voor de reductie van de staatsschuld.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Het probleem is nu net, dat wij met een nieuwe situatie te maken krijgen, een situatie waarin er een begrotingsoverschot is. De huidige formule is: 50/50. De heer Van Beek zegt: het is zeer, zeer belangrijk op zijn minst 50% te gebruiken voor reductie van de staatsschuld. Op een gegeven moment zal men echter moeten aangeven of die 50% genoeg is of dat er meer aan de reductie van de staatsschuld zou moeten worden gedaan. Dat zou ik logisch vinden, gelet op het feit dat juist de VVD zoveel aandacht heeft gevraagd voor reductie van de staatsschuld. Dan zou de heer Van Beek de motie die ik heb aangekondigd toch moeten ondersteunen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Er is wel een procedurele reden waarom ik de motie niet kan steunen. Die betreft het regeerakkoord. De motie is daarmee in strijd. In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt. Als ik daarop terug wil komen, kan ik dat niet met de heer Balkenende regelen. Daarvoor moet ik overleg plegen met de twee andere collega's.

Ik heb al gezegd, dat ik het zeer belangrijk vind dat wij ons houden aan de aangegeven lijn. Ik hoop straks te horen dat wij wat de staatsschuld betreft dit jaar de slag gaan maken en dat wij echt een daling inzetten. Ik zou het een prima uitkomst van de discussie vinden als wij 50% handhaven. Een van de andere elementen, de belastingverlaging, heeft ook een hoge prioriteit.

De heer Balkenende (CDA):

In de situatie van een begrotingsoverschot kan de heer Van Beek geen beroep doen op het regeerakkoord. Dat is de vrijheid die ook de heer Crone heeft. De heer Van Beek vindt 50% genoeg. Eerlijk gezegd had ik gedacht dat hij wat verder wilde gaan in de reductie van de staatsschuld.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb aangegeven hoe belangrijk de staatsschuld is, maar ik heb ook aangegeven dat het niet de enige prioriteit is. Wij moeten ruimte houden voor een beperkte lastenverlichting in jaar 2002. Zowel uit economisch als uit sociaal oogpunt is dat voor de VVD belangrijk.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dit betoog niet. De heer Van Beek pleit voor een hoge prioriteit voor de reductie van de staatsschuld. Ik heb al aangegeven dat dat niet opschiet. Als je 25 mld. besteedt, heb je 1 mld. bestedingsruimte op de rijksbegroting georganiseerd. Je moet heel veel doen wil je een klein beetje resultaat hebben. Als de VVD dit belangrijk vindt, moet zij gewoon voluit gaan. Bij een begrotingsevenwicht pleit de VVD er dan voor om alle meevallers naar de staatsschuld te doen. Dan weten wij waar wij over praten. Het is nu een beetje vlees noch vis.

De heer Van Beek (VVD):

Wij hebben meer dan 500 mld. schuld, die tegen een heel lage rente uitstaat. Elke procent rentestijging leidt tot een aanzienlijk hogere belasting. Ik moet er niet aan denken dat wij daarmee de kleine financiële ruimte die wij hebben, zouden kwijtraken. Het is daarom goed om de lijn in te zetten waarin geprobeerd wordt zoveel mogelijk van de schuld af te lossen. Wij doen dat via twee kanalen. Het eerste is dat van de overschotten. Het tweede is de afspraak over de verkoop van staatsdeelnemingen, het tafelzilver. Ook de rente- en aflossingseffecten daarvan moeten beschikbaar komen voor besteding binnen de begroting zelve. Het kan niet zo zijn dat een politieke partij, zeker niet eentje van deze omvang, maar één prioriteit heeft en alles wil besteden aan staatsschuldreductie. Wij hebben altijd gepleit voor ruimte voor lastenverlichting, omdat de economische effecten daarvan buitengewoon belangrijk zijn. Het bewijsmateriaal van de afgelopen vijf jaar ligt er. Het ligt bij de VVD wat genuanceerder: wij vinden op zijn minst twee dingen belangrijk.

De voorzitter:

De vragen en antwoorden duren wel heel erg lang. Het moet hier wat flitsender worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er is sprake van een nieuwe nuance en een nieuwe VVD. Immers, in het verkiezingsprogramma pleitte de VVD bij een begrotingsevenwicht voor 100% besteding van meevallers aan staatsschuldreductie. Kennelijk is er sindsdien sprake van voortschrijdend inzicht. Wij stellen dat zeer op prijs.

De heer Van Beek (VVD):

Complimenten neem ik altijd graag in ontvangst, maar of ik dit compliment echt verdiend heb, weet ik niet. In ons verkiezingsprogramma is het punt van de lastenverlichting zeer dominant aanwezig. Die lijn is onveranderd.

Voorzitter! Op langere termijn pleit de VVD, mede gezien de Europese afspraken, voor een structureel overschot van minimaal 1% dat jaarlijks kan worden benut voor de aflossing van de staatsschuld en tegelijkertijd een marge geeft voor een situatie met een incidenteel slechter resultaat. Het doet ons op zichzelf genoegen dat langzaam maar zeker ook signalen uit de maatschappij erop wijzen dat een dergelijke opstelling begrepen wordt. Recent is door de nieuwe voorzitter van VNO-NCW gepleit voor een dergelijke normering. Wij dienen deze discussie de komende tijd voort te zetten.

Voorzitter! Samengevat vraagt de VVD de regering de overschotten binnen de vastgestelde kaders te benutten voor investeringen. Ik hoop dat de minister daar ruimte voor biedt. Daarnaast moeten extra inkomsten benut worden voor verdere verlaging van de staatsschuld en gereserveerd worden voor de belastingverlagingen in de komende jaren.

De heer Van Dijke (RPF):

Mevrouw de voorzitter! Ik zal mede het woord voeren namens de fracties van SGP en GPV.

De vorige Najaarsnota was voor ons een koude douche. Het kabinet had bij de eerdere presentatie van de cijfers een buitengewoon rooskleurige voorstelling van zaken gegeven, maar bij de Najaarsnota bleek het allemaal zwaar tegen te vallen. Deze Najaarsnota laat eigenlijk precies het tegenovergestelde zien. Het gaat niet slechter, maar juist beter met de Nederlandse economie. Ik wil het kabinet daarmee graag feliciteren. Dat laat onverlet dat er wel een paar opmerkingen te maken zijn.

Het meest in het oog springende cijfer betreft het tekort, dat maar liefst drie maal zo laag uitvalt als geraamd. Nu is dat bij een betrekkelijk laag tekort geen moeilijke opgave, zo lijkt het, maar wij hebben het dan toch over een meevaller van 0,4%. En dat allemaal ondanks het "feestmiljard" bij de algemene beschouwingen, dat zonder problemen voor een deel zelfs al in 1999 kon worden verwerkt. Dat roept verschillende vragen op. Wat is nu precies de feitelijke stand van zaken van het tekort? Wordt het tekort vooralsnog, vooral uit voorzichtigheid, cosmetisch hooggehouden? Dat het steeds onwaarschijnlijker wordt dat in de loop van het jaar nog tegenvallers opdoemen – meevallers lijken veel eerder te verwachten – lijkt daarop te wijzen. Immers, de verwachting dat het tekort uiteindelijk op niet meer dan 0,2% uitkomt, is wel heel degelijk onderbouwd.

De meevallers, zowel inkomsten- als uitgavenmeevallers, vertonen ook een samenhang: meer groei, meer werkgelegenheid, minder uitkeringen, meer inkomsten uit belastingen en premies. En in dat licht rijst opnieuw de vraag die ook bij de algemene beschouwingen aan de orde was, namelijk hoe adequaat de minister nu eigenlijk de Kamer voorlicht. Je kunt natuurlijk zeggen dat er nu eenmaal is afgesproken dat van een behoedzame raming uit te gaan, maar dat is nog wat anders dan een raming die onder reëel te verwachten uitkomsten wordt gehouden. En daar doet deze gang van zaken toch wel aan denken. Ik herinner alleen maar de cijfers die via internet worden gepubliceerd over het twaalfmaandsgemiddelde. Al enkele maanden tonen die een overschot van 0,4 tot 0,5%.

Een vraag die in het licht van het steeds waarschijnlijker wordend financieringsoverschot langzamerhand wel moet worden beantwoord, is wat met de meevallers gedaan moet worden. Hoe verhouden extra uitgaven, schuldreductie en lastenverlichting zich tot elkaar? Onze fracties willen, zoals eerder al wel is gebleken, de aandacht vooral richten op schuldreductie en investeren om tekorten die er nog wel zijn, weg te werken. Ik denk aan de zorgtekorten, de milieutekorten en de sociale tekorten. Laten wij niet vergeten, dat een samenleving niet duurzaam kan groeien als die groei ten koste gaat van genoemde zaken. Voor een deel gebeurt dat nu wel.

Voorzitter! Dan de cijfers zelf. De meevallers ontstaan op een aantal terreinen waarop die eigenlijk helemaal niet zouden mogen voorkomen. Ik denk aan de meevaller bij IND-uitgaven, die is veroorzaakt door niet weggewerkte achterstanden. Kort gezegd: als het dossier op de plank blijft liggen, heeft de asielzoeker geen rechtshulp nodig. Dat is wel erg goedkoop, in de dubbele betekenis van het woord.

Ook bij de uitgaven voor bodemsanering en WVG zijn deze kanttekeningen te maken. De uitgaven zelf zijn niet te vermijden, zeker op den duur niet. Het is dan wel de vraag op welke wijze met dergelijke meevallers omgegaan moet worden. Er moet namelijk worden voorkomen dat de meevallers van nu leiden tot de tegenvallers van de toekomst.

Er zijn ook onderuitputtingen bij de REA en de WIK. Over de situatie ten aanzien van de REA maak ik mij zorgen. Het is de zoveelste keer dat werkgelegenheidsgelden niet helemaal kunnen worden uitgegeven. Daar kunnen wij toch geen genoegen mee nemen?

Voorzitter! De scholen krijgen 40 mln. in de vorm van opgeknapte oude computers: 40 mln. om het boeltje op te knappen. Ik wil de vraag voorleggen of dat nu wel zo'n zinnige investering is. Hier in de Kamer hebben wij ervan afgezien om oude computers op te waarderen. De scholen moeten er nu wel aan geloven. Krijgen de scholen op die manier meer computers dan wanneer zij gewoon voor datzelfde geld nieuwe computers hadden kunnen aanschaffen? Komen wij daar dan op termijn ook beter mee uit?

Het Rijksmuseum krijgt 100 mln. voor een opknapbeurt. Een millenniumcadeau dat doet denken aan de Victory Boogie Woogie van vorig jaar. Ik denk dat de besteding van dit geld minder omstreden is dan het bijna gelijke bedrag dat voor dat schilderijtje werd gegeven. Daar wil ik het nu ook niet over hebben. Wel stel ik nog maar eens aan de orde dat wij ons ook zouden kunnen afvragen of niet andere millenniumcadeaus ons evenzeer heel goed zouden passen. Wij weten bijvoorbeeld dat er voor monumentenzorg een probleem lijkt te ontstaan. Er wordt een analyse gemaakt van de nieuwe verdeelsystematiek, maar wij kunnen nu al op onze klompen aanvoelen dat er meer geld nodig is. Daar zou in dit kader natuurlijk best aan te denken zijn. Ik denk ook aan acties die in het kader van Jubilee 2000 worden gevoerd. Waar blijft het Nederlandse millenniumcadeau voor 2000 als het om de ontwikkelingslanden gaat? Nu is er eerder sprake van het tegendeel. De kwijtschelding van de schulden valt zelfs 50 mln. lager uit, omdat minder landen zich voor die schuldregeling bij de Club van Parijs hebben gemeld. Waarom was het niet mogelijk om die 50 mln. te besteden aan landen die zich wel hadden gemeld? Graag een reactie van de minister, met name op onze suggesties voor het millenniumcadeau in het kader van de actie Jubilee 2000.

Tot slot nog het volgende. Max van der Stoel heeft vrij recent opmerkingen gemaakt over de dreiging die er bestaat ten aanzien van landen uit de voormalige Sovjet-Unie. Zou het niet denkbaar zijn dat wij om die dreiging te beperken, ook voor die doeleinden geld vrijmaken? Op die manier zouden wij ons steentje bij kunnen dragen aan stabilisatie van een situatie die toch heel dreigend is.

De heer Bakker (D66):

Mevrouw de voorzitter! Als de voortekenen niet bedriegen sluiten wij dit jaar af met een financieringsoverschot. Zelfs de zo terughoudende en voorzichtige minister van Financiën houdt daar nu openlijk rekening mee, zo zei hij gisteren in de Eerste Kamer. Zoals ik al zei, valt mij dat mee, want ik zou erop hebben gegokt dat hij dat pas na dit debat zou hebben gedaan. Maar het kon natuurlijk niet uitblijven. Sinds de Najaarsnota eind november zijn de verwachtingen alleen maar beter geworden. De economische groei en de groei van de export vallen mee, de sinterklaas- en kerstinkopen lopen als nooit tevoren en ook de voorspellingen voor het komende jaar worden met de dag beter. Het zit dus erg mee, maar niet minder gemeend is het als ik de minister van Financiën geluk wens met deze essentiële omslag in de financiële positie van de overheid. De economie kan het immers wel goed doen, maar er is beleid en volhouden voor nodig om daarvan ook te profiteren. Zonder een Zalmnorm was het niet zover gekomen. Ik herinner aan de economische voorspoed van tien jaar geleden, die ook toen leidde tot een lager tekort, maar mondjesmaat en het ging weer mis zodra zich enige tegenslag aandiende. "Een tandje lager" heette het toen. Ik meen echt dat het naast de economische voorspoed dan ook in belangrijke mate een verdienste is van a. de goede afspraken in twee regeerakkoorden en b. het beleid en de inzet van deze minister. Het is toch mooi dat een minister van Financiën van een "slechtnieuwsminister" een "goednieuwsminister" kon worden.

Maar die "goednieuwsshow" roept wel vragen op en die zijn dan ook breed gesteld, zowel tijdens de debatten over de Miljoenennota en de financiële beschouwingen in september als in de afgelopen maanden. Vorig jaar tijdens de discussie over het regeerakkoord heeft de D66-fractie in navolging van de SER – daar maken wij geen gewoonte van – bepleit om halverwege de kabinetsperiode een midterm review te hebben van het financiële beleid tijdens de kabinetsperiode.

Ik zet de redenen op een rijtje. Als er geen financieringstekort meer is, gelden strikt genomen ook de afspraken daarvoor niet. Men kan zeggen dat dan de staatsschuld moet worden verminderd – het gecumuleerde tekort immers van de afgelopen 25 jaar – maar het is verstandig om daarover expliciet afspraken te maken, die wat mij betreft ook breed gedragen moeten worden en niet noodzakelijkerwijs uitsluitend door de huidige regeringspartijen. Een gestage reductie van de staatsschuld is echt een nationaal belang en leidt tot meer draagvlak om de kosten van vergrijzing te betalen en stap voor stap ook tot een grotere uitgavenruimte. De heer Vendrik mag dan wel voorrekenen dat een reservering 25 mld. 1 mld. oplevert, maar als dat volgend jaar opnieuw wordt gedaan, gaat het al over 2 mld. enzovoorts.

De heer Van Dijke (RPF):

Hebt u de ambitie het regeerakkoord open te breken?

De heer Bakker (D66):

Ik zal op deze vraag in het vervolg van mijn betoog antwoord geven. Ik zal mij daarin zeer specifiek op deze vraag richten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U doet alsof het gemakkelijk is om elk jaar 25 mld. te reserveren voor reductie van de staatsschuld. Paars II is van start gegaan met een intensivering van de uitgaven voor een bedrag van krap 10 mld. gedurende vier jaar. Daar wordt dus een streep door getrokken. Als deze intensivering nog anderhalve kabinetsperiode wordt volgehouden, wordt er in tien jaar een bedrag van 25 mld. bereikt. Daarmee wordt op de rijksbegroting een extra besteding van 1 mld. gerealiseerd. Nederland ligt dan tien jaar stil. Wil D66 dat?

De heer Bakker (D66):

Dat hoort u mij niet zeggen. U bent eerder met het bedrag van 25 mld. gekomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is een simpele rekensom. Bij een rente van zo'n 4% levert elke reductie van de staatsschuld van 25 mld. een rentemeevaller van 1 mld. op. Over die begrotingsruimte spreken andere collega's. De vraag is of dat een zinvolle besteding is voor de komende jaren.

De heer Bakker (D66):

U noemde het hypothetische voorbeeld dat er bij 25 mld. bij een rente van 5% 1,25 mld. te besteden is. Het punt is echter dat de staatsschuld structureel, dus van jaar tot jaar, wordt teruggebracht. Dit heeft dus een cumulatief effect. Het bedrag van 1 mld. was structureel. Komt dat bedrag er het volgend jaar weer bovenop, dan wordt het 2 mld. enzovoorts.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Elk miljard vraagt een reductie van de staatsschuld met 25 mld. Ik reken u voor dat Paars in vier jaar 10 mld. extra uitgaven weet vrij te maken op deze begroting. Dat geeft een indicatie van de wanverhouding, als je vervolgens jezelf de taak oplegt om jaarlijks 25 mld. vrij te maken op de rijksbegroting ten gunste van de staatsschuld. Ik zie bij God niet in hoe dat kan.

De heer Bakker (D66):

Ik heb dat helemaal niet gezegd. Ik speel de vraag terug.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik stel de vraag aan u. Wilt u jaarlijks 25 mld. vrijmaken? Dat lijkt mij een gotspe.

De heer Bakker (D66):

U hebt mij dat ook helemaal niet horen zeggen. U doet alsof ik dat zeg.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee, ik verwijs naar uw interruptie tijdens het betoog van de heer Crone.

De heer Bakker (D66):

Als het om de financiën van de GroenLinks-fractie gaat, luister ik graag straks naar de heer Vendrik. Ik was afgelopen week op het vliegveld in München. Ik zag daar een ansichtkaart van de heer Fischer, waarop stond: unsere Wahlversprechen von Gestern sind eure Steuern von Morgen. Ik overhandig u deze straks graag!

Een andere reden om de afspraken nog eens goed te bezien, is de omvang van de lastenverlichting. Wij kennen allemaal de systematiek. Naast de 4,6 mld. uit het regeerakkoord voor het belastingplan en het goedmaken van de lastenverhoging in 1999 loopt de teller voor de lastenverlichting op dit moment snel op. Dat is all in the game, zolang wij hierover niets anders afspreken.

Maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om toch kritisch te bezien of het wel de beste afspraak is om de lastenverlichting nog een paar jaar op te lieren of dat het beter is voor de economische temperatuur en de kans op oververhitting en voor de verhouding tussen private welvaart en publieke armoede om ons af te vragen of de afspraken nog wel actueel zijn.

De derde vraag is of er niet versneld moet worden geïnvesteerd in belangrijke sectoren, zoals onderwijs, zorg en milieu. Onder druk van de bezuinigingen in de afgelopen twintig jaar hebben deze eveneens gecumuleerde tekorten opgebouwd die nu pijnlijk aan het licht komen, of het nu is via wachtlijsten, het lerarentekort of de vertraging bij de aankoop van natuurgebieden.

Een afgeloste staatsschuld maakt ook extra investeringen mogelijk dankzij de bespaarde rente-uitgaven, maar als de nood hoog is, is dat niet voldoende. En de nood is hoog in sommige sectoren. Extra investeringen zijn dan nodig en geboden, ook voor het publieke draagvlak. Het is niet uit te leggen dat de economie alle records breekt en dat ondertussen de wachtlijsten blijven bestaan.

Kortom, deze vragen moeten beantwoord worden door een coalitie die niet alleen maar op de automatische piloot wil vliegen, maar zich juist als er veel rugwind is, blijft afvragen wat het beste is voor het land en voor het beleid. Daarom wil mijn fractie komend voorjaar, na het gereedkomen van het nieuwe Centraal economisch plan, dus tijdens de discussie over de kaderbrief, een midterm review.

Ik voeg er nog iets aan toe. Wat D66 betreft is en blijft er alle reden voor soliditeit. Het stomste wat wij zouden kunnen doen, is de trossen losgooien en toegeven aan politieke kortetermijnreflexen. Wij moeten onszelf niet voor de gek houden dat wij er al zijn, want het verschil tussen financieringstekort en staatsschuld is louter boekhoudkunde. Ik denk veeleer aan een eenmalige herziening van de afspraken dan aan het structureel doorbreken van de scheiding tussen uitgaven en inkomsten.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! De oriëntatie van de heer Bakker is volstrekt helder: meer oog voor de staatsschuld op grond van het langetermijnperspectief, relativeren van de lastenverlichting in verband met oververhitting en kijken naar de kwaliteit van de samenleving. De formule voor inkomstenmeevallers is dat de helft naar lastenverlichting gaat en de helft naar het financieringstekort. Welke consequenties trekt de heer Bakker dan uit zijn analyse, die ik in belangrijke mate kan delen?

De heer Bakker (D66):

Ik heb gezegd: zolang wij niets anders hebben afgesproken, hebben wij dit afgesproken. De opbrengsten die binnenkomen door extra inkomstenmeevallers, worden gereserveerd voor reductie van het financieringstekort, zolang daar nog sprake van is. Een andere mogelijkheid is aflossing van de staatsschuld, als je die analogie zou hanteren, maar de vraag is of je dat mag doen. Daarover moeten wij rond de tafel gaan zitten. De andere 50% is voor lastenverlichting.

De heer Balkenende (CDA):

U zegt dat de helft-helftregel kan worden gecontinueerd, maar tegelijkertijd vraagt u of de lastenverlichting nog wel nodig is en of wij niet meer oog moeten hebben voor eventuele investeringen c.q. uitgaven.

De heer Bakker (D66):

Die vragen werp ik op, omdat het mij verstandig lijkt om halverwege de rit, dus bij de begrotingsvoorbereiding voor 2001, te kijken of alle afspraken nog even actueel zijn als vorig jaar, toen zij werden gemaakt. Geen misverstand, zolang zij er zijn, zijn zij er.

De heer Van Dijke (RPF):

Als ik het goed begrijp, wil de heer Bakker af van de afspraken die in het regeerakkoord zijn gemaakt. Hij wil graag met de collega's van de coalitiepartijen spreken over een andere verdeling van de inkomsten en uitgaven.

De heer Bakker (D66):

Dat is toch niets nieuws? Zowel vorige zomer als bij het debat over de algemene politieke en financiële beschouwingen in september heb ik gezegd dat er wat ons betreft aanleiding was om ons halverwege de rit, zeker als het zo voorspoedig gaat als nu, af te vragen of het totaal nog wel voldoet aan alle politieke en economische condities die je eraan moet stellen.

De heer Van Dijke (RPF):

Ik zie dat de fractie van D66 zich heel gemakkelijk neerlegt bij een "nee" van de VVD op dat punt en dat het niet meer dan loze praat is als de heer Bakker daar steeds op terugkomt. Hij moet dan actie ondernemen om dat te bereiken of erover zwijgen.

De heer Bakker (D66):

Natuurlijk. Daarom zeg ik ook dat wij in het voorjaar bij de kaderbrief en het Centraal economisch plan, dus in maart of april, dat gesprek zullen moeten voeren. Zolang dat gesprek nog niet is gevoerd, geldt de afspraak.

De heer Van Dijke (RPF):

En dus hebben de coalitiepartijen van de fractie van D66 niets te vrezen. Zij zeggen gewoon dat zij het niet willen en dan legt D66 zich erbij neer.

De heer Bakker (D66):

Dat heeft de heer Van Dijke nog niemand horen zeggen. Het is een goed gebruik dat als je gedrieën een afspraak hebt gemaakt, je daar alleen gedrieën van terug komt, of je moet de boel opblazen, maar daar heb ik geen enkele behoefte aan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Of het al dan niet opblazen wordt, merken wij tegen het voorjaar wel. Vorig jaar heeft D66 zijn handtekening gezet onder een regeerakkoord dat geënt was op een behoedzaam scenario in goede en slechte tijden. Het idee van zo'n scenario is dat je dat echt voor vier jaar probeert vast te houden, want anders gaat de gewenste begrotingsrust weer teloor. De heer Bakker bepleit nu een eenmalige ophoging van ijklijnen en ijklatten. Dat betekent in de eerste plaats dat hij die afspraak van vorig jaar schendt en in de tweede plaats dat hij inkomstenmeevallers die onder het oude regime als meevaller worden getypeerd via verhoging van de ijklatten wil toevoegen aan de uitgaven. In gewoon Nederlands gezegd, pleit de heer Bakker ervoor om de eerste belastingmeevallers de komende jaren te besteden aan uitgavenversterking. Het is een ingewikkelde manier, maar daar komt het eigenlijk op neer.

De heer Bakker (D66):

Nee, het is geen ingewikkelde manier, maar een duidelijke manier om de afwegingen te maken die wij in de aanloop naar dat gesprek maken. De heer Vendrik heeft gelijk als hij vaststelt dat de conclusie die gedrieën bereikt moet worden, zou kunnen leiden tot meer uitgaven. Dat kan op basis van meer economische groei en meer inkomsten. Het verschil tussen de heer Vendrik en mij is, al heb ik hem nog niet horen spreken, dat ik dit hooguit eenmalig wens te doen.

Ik zou het heel onverstandig vinden om de kern van de Zalmnorm – de minister noemt het zelf zijn belangrijkste arbeidsvoorwaarde – waarin uitgaven en inkomsten gescheiden worden behandeld, aan te tasten. Het is geen economische norm, maar een politieke norm die én ministeries én Kamer disciplineert in hun uitgaven. Gebrek aan die norm heeft ons geleid tot de staatsschuld van nu.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die norm heeft alleen betekenis op het moment dat je politiek wilt vasthouden aan een kader waar je een jaar geleden je handtekening onder hebt gezet. Op het moment dat je met dat kader gaat rommelen – en dat is waarschijnlijk wat de heer Bakker wil – dan heeft die meevallerregel, die al dan niet een arbeidsvoorwaarde is van deze minister, verder niet zo veel betekenis. Die meevallerregel wordt van aanzienlijk geringere betekenis als de heer Bakker eenmalig wat nu als belastingmeevaller wordt gekwalificeerd als reguliere belastinginkomsten kwalificeert en dus beschikbaar acht voor uitgavenversterking. Ik constateer dat de heer Bakker de afspraken die hij zelf heeft vastgelegd in het regeerakkoord op dit punt breekt.

De heer Bakker (D66):

Nee. De heer Vendrik heeft mij horen zeggen dat wij ons houden aan onze afspraak. Als zich geen wijzigingen voordoen, veranderen wij daar niets aan. Wij debatteren hier openlijk over en niet in een achterkamertje, want dat zou anders weer een verwijt zijn. De heer Vendrik hoort mij nu niets anders zeggen dan tijdens het debat over de Miljoenennota. Mij lijkt het verstandig, de overwegingen die vorig jaar hebben geleid tot de formules, halverwege de rit te herijken. Dat is geen kwestie van kader opblazen of rommelen, maar van je verstand blijven gebruiken.

De heer Crone (PvdA):

Waar staat in het regeerakkoord dat als er een begrotingsevenwicht is en er een begrotingsoverschot komt, er een bepaalde formule, welke dan ook, geldt voor de uitgaven- en inkomstenmeevallers? Dat staat nergens! Je kunt geen afspraak schenden als er geen afspraak is. Wij komen dan in een leeg gebied. Na het sluiten van een regeerakkoord kunnen zich altijd onvoorzien situaties voordoen. Wij moeten dan gezamenlijk een oplossing vinden. Maar er staat toch nergens in het regeerakkoord welke formule geldt bij een begrotingsoverschot?

De heer Bakker (D66):

Daarin heeft de heer Crone strikt genomen gelijk. Het gaat mij te ver om te zeggen dat de afspraken ook geen indicatie zijn voor hetgeen je bijvoorbeeld met de staatsschuld moet doen. De staatsschuld is toch niets anders dan een anders opgeschreven financie- ringstekort? Een financieringstekort is de dynamiek van het lopende jaar en aan het eind van het jaar wordt het opgeteld bij de staatsschuld. C'est tout! Dat is puur boekhoudkunde. In die zin hebben wij gewoon nog een onverwerkt tekort uit het verleden. De staatsschuld moet dus niet gebagatelliseerd worden. Als u zegt dat er geen afspraken meer zijn en dat er daarom alle ruimte is, hebt u strikt genomen en naar de letter van het regeerakkoord gelijk, maar het zou te ver gaan om te zeggen dat er ook naar de geest niets is geregeld.

De heer Crone (PvdA):

Naar de geest staat er niets over de staatsschuld, maar wel over het financieringstekort. De tendens is: hoe dichter je bij nul komt, hoe lager de schuldaflossing is. Als je er overheen gaat, kun je het via het logisch algebraïsch continueren van een reeks dus zelfs omkeren. Mijn hoofdpunt is echter politiek en niet technisch. De afspraken van het regeerakkoord voorzien niet in een begrotingsoverschot; daar moeten wij dus een politieke oplossing voor vinden.

De heer Bakker (D66):

Dat klopt, maar juist omdat het regeerakkoord politiek is, is het meer dan een letter en gaat het om een politieke intentie. Die geldt natuurlijk ook op het moment dat het hoofdprobleem, het tekort, is opgelost.

De voorzitter:

De heer Van Dijke zou opnieuw een poging willen wagen, maar het lijkt mij dat de heer Bakker zijn betoog maar moet vervolgen. De heer Van Dijke heeft in deze ronde immers al eerder pogingen gewaagd.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik zei al dat het verschil tussen financieringstekort en staatsschuld louter boekhoudkundig is. In dat licht heb ik mij een beetje geërgerd aan de gegroeide praktijk van de begrotingsbehandelingen in de afgelopen maanden, waarin de ene na de andere woordvoerder meende dat het speelkwartier of zelfs de grote vakantie definitief was aangebroken; daarom werd wens op wens gestapeld, te regelen bij de Voorjaarsnota, die ging fungeren als een soort toverwoord. Ik heb het totale aantal niet geteld, maar er liggen tientallen moties, vaak van PvdA-zijde, maar onder druk van het begrotingsdebat niet zelden medeondertekend door D66, de VVD en natuurlijk ook door de oppositiefracties; wij hebben allemaal boter op het hoofd. Al die moties vragen het kabinet om extra geld bij de Voorjaarsnota. Nou is het wel prettig voor een minister van Financiën dat er tientallen moties zijn, want één of twee moties zijn veel moeilijker te negeren dan twintig of dertig moties, maar zo moet het dus niet. De regel is dat de boeken dicht gaan na de algemene politieke en financiële beschouwingen; wie daarna nog wat wil, kan amenderen en een extra uitgave dekken of de volgende gelegenheid afwachten, maar er is geen excuus voor ongedekte cheques. Dat is leuk om de krant te halen en leuk naar het veld, maar rampzalig voor het algemeen belang. Zo ging het in de jaren zeventig en tachtig en daarom betalen wij jaarlijks 30 mld. aan rente.

De heer Van Beek (VVD):

Ik vind het heel plezierig om dat van mijn collega te horen, maar misschien is het verstandig als hij dit betoog ook eens in zijn eigen fractie houdt. Ik kan mij immers niet aan de indruk onttrekken dat zijn fractie nogal wat moties heeft ingediend en dat veel van die moties door hem gesteund zijn. Ik weet in ieder geval zeker dat de VVD-fractie alle moties op dat punt gecheckt heeft en tegen elke motie van een dergelijke aard heeft gestemd. Als dat een keer fout is gegaan, is dat mijn fout geweest; de intentie van de fractie is immers om dat niet te doen. Ik ben dus blij met het betoog van de heer Bakker, maar ik denk dat het net iets te laat is.

De heer Bakker (D66):

Ik heb al gezegd dat wij allemaal boter op ons hoofd hebben, maar de heer Van Beek heeft gelijk: hij heeft minder boter op het hoofd dan de anderen. Ik vind echt dat wij als financiële woordvoerders, in ieder geval binnen de regeringsfracties, hier moeten vaststellen en afspreken dat wij daarmee ophouden; het is immers niets anders dan goedkoop scoren. In plaats van dat wij daar echt iets mee bereiken, maken wij ons daar belachelijk mee. Dat geldt in het algemeen al voor de enorme vloedgolf van moties die ons de afgelopen twee maanden bij de achtereenvolgende begrotingsbehandelingen ineens heeft overvallen. Wat zal de regering gelukkig zijn met zo'n Kamer! Een motie wordt immers zo gewoon dat zij niet eens meer wordt gehoord. Dat geldt zeker voor de opeenstapeling van financiële claims en wensen, hoe belangrijk de onderliggende problemen ook zijn; dat laatste is immers niet het punt. Als ik het kabinet was, zou ik dat alles niet zo serieus nemen. Nogmaals: daarbij kijk ik naar alle collega's en ik vind dat er reden is om de fracties hier en daar nog maar eens wat bij te spijkeren.

Ik kom bij enkele meer specifieke punten naar aanleiding van de Najaarsnota. Om te beginnen heb ik een vraag over de invulling van de moties naar aanleiding van de algemene politieke beschouwingen. Het eerste punt betreft het extra geld voor natuur. Tijdens het debat over de Miljoenennota is gewisseld dat de aanleg van de ecologische hoofdstructuur, de aankoop en aanleg van die keten van natuurgebieden, werd vertraagd door de gestegen grondprijzen. Verwacht werd toen dat er door de grondprijsstijging van 8% gedurende deze kabinetsperiode drie keer 70 mln. te weinig zou zijn om vertraging te voorkomen. Gedacht was dat dit tekort wellicht in één klap bij de Najaarsnota zou kunnen worden afgestort respectievelijk dat er drie keer 70 mln. zou moeten worden toegevoegd. In dit licht heeft het incidentele bedrag van 50 mln. dat bij de Najaarsnota is uitgetrokken, mij een beetje verbaasd. Daarom vraag ik of het kabinet kan analyseren hoe het nu precies zit met dit tekort en de vertraging, tegen de achtergrond van de grondprijsontwikkeling. Vervolgens is het de vraag of daarin nu is voorzien dan wel of wij daarin moeten blijven volharden. Wij hechten sterk aan dit punt. De Kamer ook trouwens, gelet op de steun voor de motie-De Graaf die is ingediend tijdens het debat over de Miljoenennota.

Voorzitter! Ik vind ook niets terug over het terugdraaien van de bezuiniging op geluidsisolatie langs de snelwegen. Minister Pronk stelde voor om achtereenvolgens 10, 15 en 20 mln. te bezuinigen op het huidige tienjarenprogramma. De Kamer heeft bij motie uitgesproken dat zij dit niet wil. Ik begrijp dat de minister van Financiën wil voorkomen dat ministers en ministeries proberen zich op zo'n manier onder op zichzelf legitieme bezuinigingstaakstellingen uit te draaien, maar die geluidsschermen moeten er wel komen. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van die motie?

Meer in algemene zin vraag ik naar de verwachtingen voor de rest van dit jaar met betrekking tot de onderuitputting. De benodigde onderuitputting die conform de in-uitmethode vorig jaar nog in de taakstelling van de Najaarsnota was opgenomen, is dit jaar al gerealiseerd. Dit betekent dat iedere gulden uitgavenmeevaller – en de ervaring van nogal wat jaren leren ons dat die guldens er zullen komen – ook direct beschikbaar is als onderuitputting binnen het uitgavenkader voor 1999. In dit licht vraag ik het kabinet om de eerder genoemde punten als natuur en geluidsschermen nog eens goed tegen het licht te houden, maar ook meer in het algemeen te willen aangeven of er mogelijkheden zijn om de broodnodige investeringen in de infrastructuur te versnellen of uit te breiden. Ik denk dan met name aan openbaar vervoer. Er is nog steeds een tekort van 261 mln. in het FES. Hoe eerder dit is afgestort, hoe eerder ook het zogenaamde bruggetje van De Graaf uit het regeerakkoord actueel kan worden als komend voorjaar de gasinkomsten meevallen. Wat mij betreft kan dit ook onderdeel vormen van de discussie over de midterm review.

Voorzitter! Ik zal niet veel woorden wijden aan de schuldenlast van de arme landen. Het initiatief terzake dat breed door de Kamer wordt gesteund, wordt ook van harte ondersteund door de D66-fractie. Technisch gesproken kan ik niet helemaal doorgronden waarom het hier gaat. Gaat het alleen om exportkredieten of ook om andersoortige kredieten? Ik maak hierbij de kanttekening dat de landen in Oost-Europa ook op die lijst moeten voorkomen, zeker na de beslissing afgelopen weekend in Helsinki. Er is een goede reden dat het kabinet een belangrijk gebaar maakt.

De heer Van Dijke (RPF):

Denkt de heer Bakker dan ook aan extra geld, te dekken uit meevallers of zo?

De heer Bakker (D66):

Het zou in ieder geval niet mijn voorkeur hebben om dit uit de begroting van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking te financieren, maar het moet natuurlijk wel verantwoord zijn.

De heer Van Dijke (RPF):

De heer Bakker zegt dat het niet zijn voorkeur heeft, maar ik mag aannemen dat hij dan toch wel een blokkade wil leggen zodat dit niet uit de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking wordt bekostigd? Er moet dus extra geld komen.

De heer Bakker (D66):

In dit debat is al eerder gesproken over de mogelijkheid om eventuele onderuitputting dit jaar via eindejaarsmarges toe te voegen aan de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking voor volgend jaar. Het gaat dan inderdaad om extra geld.

Ik heb in een interruptiedebat met de heer Crone gesproken over het taalonderwijs aan nieuwkomers. Ik wil de indruk wegnemen dat ik hierop ben ingegaan omdat een D66-minister in het geding is. Ik vind echter dat wij dit debat zorgvuldig moeten voeren. Ik houd de heer Crone voor dat ik moeite heb met de krantenkoppen "PvdA is woedend op Van Boxtel" en "PvdA'er Noorman voelt zich belazerd en eist uitleg van minister Van Boxtel van Integratiebeleid", omdat de betrokken middelen niet tot de begroting van Van Boxtel behoren, maar tot de begroting van de minister van OCW en de staatssecretaris van VWS.

Er volgt nog een debat over de suppletore begroting van VWS. Wij hebben bij interruptie hierover al het een en ander gewisseld. Dit laatste geldt vooral de eenmalige impuls voor informatisering en automatisering. Dat is op zichzelf een interessant punt. Ik hoor graag de reactie van de minister.

De voorzitter:

Mijnheer Crone, ik sta niet toe dat u het debatje over het onderwijs wederom oprakelt. Dat zult u vanmiddag moeten doen.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil toch iets rechtzetten. De heer Van Boxtel is de eerste ondertekenaar van de WIN. In het kader van deze wet moet dat geld worden uitgegeven. Als dat niet gebeurt, mogen wij hem daarop aanspreken.

De voorzitter:

Mijnheer Crone, meer sta ik niet toe. U heeft geconstateerd dat minister Van Boxtel de eerste ondertekenaar is. Dit debatje wordt vanmiddag voortgezet.

De heer Bakker (D66):

Voor alle duidelijkheid: dit geld stamt uit de periode voor de WIN. De heer Van Boxtel noch zijn voorganger had hier iets mee van doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Vorige week sprak de minister van Financiën zijn misnoegen uit over de boycot van het mondelinge overleg over het belastingplan. Hij zei dat het wel heel sneu is, als iemand na twee en een halve maand nog niets te melden heeft. Deze uitdagende woorden voegde hij ons toe in een uitzending van het journaal. Vandaag is de Najaarsnota 1999 aan de orde. Als ik de beantwoording op de vele vragen die bij deze nota zijn gesteld, zie, denk ik op mijn beurt: een beetje sneu als je zo weinig antwoorden hebt op zoveel vragen.

Hoe oud is deze Najaarsnota eigenlijk? Ik denk toch al gauw een maand of twee en een half. Kennelijk was diezelfde Najaarsnota wel zo oud dat de minister op een VVD-bijeenkomst kon melden dat de structurele belastingmeevallers over 1999 minimaal 1,5 mld. bedragen. Deze meevallers maken het mogelijk om in 2001 750 mln. te besteden aan de middeninkomens. Het is wonderlijk dat dit toen al bekend was. Waarom is dit geweldige nieuws niet bewaard voor dat geweldige overleg van vorige week?

Voorzitter! Vandaag spreken wij over de begroting voor het jaar 1999. Het is de eerste begroting die een vrijwel compleet nieuwe generatie financiële woordvoerders van het begin af aan heeft meegemaakt. Ik zou mijn collega's bijna willen vragen: en, beviel het? Dat geldt ook voor het tweede Paarse kabinet dat zich straks, op de derde woensdag in mei 2000, mag verantwoorden voor haar eerste begroting. Wie zal dan, namens het kabinet, de algemene verantwoording voor het beleid van dit jaar voor zijn rekening nemen?

Ik aarzel om mijn grote vreugde uit te spreken over deze Najaarsnota. Het gesprek over de begroting 1999, ruim een jaar geleden, stond in het teken van een nieuw kabinet dat met een behoedzaam geraamd kader, inclusief 2 mld. lastenverzwaring, van start ging. De Aziatische crisis leidde in het voorjaar zelfs bijna tot extra bezuinigingen, niet zozeer vanwege de groei, als wel vanwege de lagere inflatie. Het CPB sprak zelfs over een inflatie van 1,25%. Een en ander culmineerde in een Voorjaarsnota, die eigenlijk het karakter van een spooknota had, aangezien de definitieve inflatieraming ontbrak. Dat ene hoofdbesluitvormingsmoment ten spijt – ik doel op het moment waarmee de minister in de beantwoording van de vragen naar aan leiding van de Najaarsnota regelmatig schermt – kon pas afgelopen zomer de lopende begroting worden afgemaakt op een inflatie van 1,6%. Het blijft toch een beetje behelpen.

Uit de Najaarsnota blijkt op het eerste gezicht dat er per saldo 1,8 mld. bespaard wordt ten opzichte van de ijklijnen. Dat is – eerlijk is eerlijk – een schoon resultaat. De sociale zekerheid – het begint inmiddels een gouwe ouwe te worden – laat een substantiële onderuitputting zien. Die zal voorlopig wel niet structureel worden genoemd. Ik zie de minister namelijk weer zijn niet-structurele gezicht trekken. Het debat over de afboeksystematiek tijdens de jongste algemene financiële beschouwingen staat mij nog zeer helder voor de geest. In 2002 hebben wij die 40.000 werkelozen er weer bij. Vraag mij niet hoe, maar er is geen extra ruimte en dus ook geen nieuw beleid. Het antwoord op vraag 34 kwam mij dan ook weer zeer herkenbaar voor.

Alles overziend, vraag ik mij af hoe er 1,8 mld. kan worden bespaard ten opzichte van een raming die slechts één jaar oud is. Is dit behoedzaam beleid of is het gewoon een beetje slordig? Het is overigens de vraag of het bij deze 1,8 mld. blijft. Oorspronkelijk was de ingeboekte meevaller 455 mln. groter. Voor dat bedrag is een aantal wensen van de Kamer en het kabinet gehonoreerd. Dat laatste is opvallend, want ik dacht dat het kabinet een hoofdbesluitvormingsmoment hanteerde. Hoe zit het nu precies? Waar komen die computers en die mest nu toch opeens vandaan?

Voorzitter! De kans is reëel dat er nog meer geld vrijvalt. Vorig jaar viel er na de Najaarsnota immers ook nog het een en ander te beleven. Dat was deels georganiseerd door middel van een taakstellende onderuitputting, die nu reeds in de cijfers voor 1999 is verwerkt. Ik vind het antwoord op vraag 10 dienaangaande niet echt bevredigend. Ook in de jaren voor 1998 trad na de Najaarsnota onderuitputting op. De heer Crone heeft hier ook op gewezen. Het is dus goed mogelijk dat de uitgavenmeevallers tot boven de 2 mld. oplopen. De vraag is dan waar deze meevaller blijft. Die loopt zonder nader beleid weg in het tekort. Ik zie de minister van Financiën glunderen.

Het antwoord op vraag 6 leek mij trouwens niet helemaal accuraat. Het tekort daalt tot 0,2% als gevolg van meevallers in de sociale zekerheid. De stand wordt op min 0,1 gezet en dan wordt het weer echt spannend. We gaan dan kijken of wij die fles wijn echt kunnen gaan drinken. Graag geef ik namens de fractie van GroenLinks aan het slot van mijn betoog aan, of een andere incidentele besteding dan het weglopen van deze meevallers in het tekort voor de hand ligt.

Hoewel het het volgend jaar beter wordt, blijft er mist hangen rond de belasting- en premie-inkomsten. De belasting- en premieontvangsten zullen dan worden uitgesplitst naar herkomst, zo is ons beloofd. De confrontatie met de ijklatten, al dan niet gecorrigeerd voor het structurele deel van de inkomstenmeevaller uit 1998, en de daadwerkelijk te verwachten inkomsten is niet gegeven. Vraag 5 blijft onbeantwoord, hoewel de tabel op pagina 1 van de Najaarsnota een akelig stukje wit bevat. Terwijl heel Schoorl al weet dat de minister minimaal 1,5 mld. structureel mag inboeken, is voor ons nog onhelder wat er precies aan meevallers te noteren valt. Het antwoord op vraag 4 lijkt mij dus ook niet zo erg reëel meer en het antwoord op vraag 52 eigenlijk ook niet. Daar wordt – welke fractie heeft deze vraag eigenlijk gesteld? – gevraagd of bij uitzondering nu al inzicht gegeven kan worden in de robuustheid van de belastingmeevaller. Die vraagt lijkt mij zeer to the point. Het wordt toch tijd dat wij het kader voor 2001 eens daadwerkelijk gaan benoemen.

Als wij dan zelf de cijfers van de belasting- en premie-inkomsten over het jaar 1999 maar naast elkaar leggen, ontstaat een beeld van een inkomstenmeevaller over het hele jaar, ten opzichte van de ijklijnen die een jaar geleden werden vastgelegd, van precies 10 mld. Ik noteer 5,5 mld. belastingmeevallers en 4,5 mld. premiemeevallers. Een deel van dat verschil zal corresponderen met een extra groei. Er zijn nog een aantal redenen, die ook in de antwoorden worden genoemd. Ik krijg het totaal niet verrekend. Het lijkt erop dat hier tweemaal behoedzaam is geraamd. Dat geeft toch een beetje te denken over de robuustheid van de ramingen van de belastinginkomsten. Ik zou daar graag veel en veel meer helderheid over hebben. Hoe kan het verschil, 10 mld., zo groot zijn? Opnieuw, de ramingen zijn pas een jaar oud. De extra groei die wij voor dit jaar noteren komt uit in de buurt van 0,4% of 0,5%. Daar kan het toch echt niet allemaal in zitten.

Is het mogelijk dat de minister ook inzicht geeft in de ontwikkeling van de belastinguitgaven, de speeltuin van onze actieve staatssecretaris? Als dogmaticus van Financiën – ik geloof dat ik nog nooit zo'n groot compliment heb gehad – en voorstander van een ijklat voor belastinguitgaven, moet ik hier natuurlijk de vinger aan de pols houden.

Ten opzichte van de Miljoenennota 1999 is sprake van een daling van het tekort met meer dan een vol procentpunt BBP. Dat is prettig, maar ook hier is voor wie vertrouwt op een beetje robuuste begrotingssystematiek de vraag wat er precies aan de hand is. Wij zijn pas een jaar onderweg. Graag hoor ik het commentaar van de minister van Financiën.

Het benutten van de eindejaarsmarge wordt mij niet helder. Ik herinner mij een vergelijkbaar debat het vorig jaar. Ik heb de antwoorden op de vragen 31 en 32 goed gelezen. Ik zou denken dat de eindejaarsmarge van 1% op deze manier toch echt misbruikt wordt, door er eigenlijk een min of meer taakstellende oefening van te maken. Op deze manier wordt het instrument structureel vervuild, lijkt mij. Ooit heeft men willen vermijden om bezuinigingen door te voeren en nu moet voortaan elk jaar 465 mln. aan uitgaven doorgeschoven worden. Dat heet dan een taakstellende onderuitputting. Dat vertroebelt naar mijn opvatting het begrotingsbeeld. Bovendien is hier de oorspronkelijke intentie achter de eindejaarsmarge, het vermijden van de decemberkoorts, het in paniek wegzetten van overtollige budgetten, in de angst ze het volgend jaar kwijt te raken, verdwenen. Of kennen wij tegenwoordig een taakstellende decemberkoorts? Waarom wordt de ruimte binnen het uitgavenkader daar gewoon niet voor gebruikt? Die is er. Of kan anders de taakstellende ophoging van de begroting 2000 misschien buiten het uitgavenkader in 2000 blijven, zodat wij van een herhaling van deze oefening verschoond blijven? Of nog beter, wij kennen nu de onderuitputting voor 1999; waarom zou deze niet deels benut kunnen worden voor de verwerking van de 465 mln.? Die lijkt mij een vervuiling van een goed begrotingsbeleid.

Paars II heeft pas krap anderhalf jaar achter de rug, maar de cijfers getuigen van een al te behoedzame raming. Nauwelijks van start gaan de debatten al lang niet meer over de cijfers in de boeken, maar over de werkelijke gegevens, en die lopen uit elkaar. Dat stemt ons toch, zoals wij al eerder hebben gemeld, tot onvrede en tot nadenken. Misschien wil de minister van Financiën dat ook doen. Immers, behoedzaam ramen lijkt zo langzamerhand synoniem met er zover mogelijk naast zitten. Dat heeft drie consequenties.

1. De minister van Financiën verstrekt ons scenariotechnische informatie die in steeds toenemende mate afwijkt van het debat dat wij hier denken te moeten voeren over onze inschattingen van de reële werkelijkheid in de komende jaren.

2. De Tweede Kamer wordt bij herhaling gedwongen om het verschil tussen scenariofictie en budgettaire werkelijkheid te beschouwen en zo minimaal mogelijk te houden.

3. De minister van Financiën bepaalt zo eigenlijk het politieke speelveld door middel van zijn scenario; ramingen worden dan de voortzetting van de politiek met andere middelen.

Naar de mening van de fractie van GroenLinks voegt het parlement zich te zeer naar zijn boekhoudkundige waarheid dan naar de economische werkelijkheid. Al naar het de minister van Financiën goed dunkt, komt er beschikbare informatie vrij. Daarom waren wij ook niet zo te spreken over zijn optreden in Schoorl, hoezeer hij ook het recht heeft om het land te informeren over belastingplannen.

Dat doet ons verlangen naar een parlementair budgetbureau, een versterkte staf van de commissie voor de Rijksuitgaven, die meer dan nu van eigen onderzoek kan uitgaan. Dit alles pleit niet alleen voor een nieuwe Voorjaarsnota, maar vooral ook voor een nieuw kader met nieuwe eindlijnen. Wat ons betreft, gebeurt dit op basis van een trendscenario. Nieuwe eindlijnen zijn niet zonder meer nodig.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben een beetje verbaasd. Overigens ben ik het eens met wat de heer Vendrik over Schoorl zei. Wat de minister daar zei, merkte hij natuurlijk op als eenvoudig lid van de VVD. De heer Vendrik zei eerder in zijn betoog dat alle ramingen niet kloppen. Zijn vragen, die overigens erg lijken op die van mij, tonen evenwel aan dat je uit de stukken juist heel goed kunt halen wat het verschil is tussen de behoedzame raming en wat er feitelijk gebeurt. Ook kun je daaruit de genoemde gaten verklaren. Dit is toch een onderdeel van het spel tussen de Kamer en het kabinet? Ik heb namelijk geen gebrek aan informatie. Het afgelopen jaar heb ik steeds precies tot op een halfjaar nauwkeurig kunnen aangeven hoe het met mee- en tegenvallers zou gaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat voor een deel wel om het ontbreken van goede informatie. Ik denk aan de inkomstenmeevaller. Dat blijft een beetje in de mist. Ik heb dat ook al aangegeven. Daarnaast wordt er op een aantal plaatsen in het kader zoals het nu functioneert, dubbel behoedzaam geraamd. Ik noem sociale zekerheid en arbeidsmarkt. In de financiële beschouwingen hebben wij er ook uitvoerig over gedebatteerd dat er ineens 40.000 werklozen opduiken, waardoor structurele meevallers incidenteel worden. Zoals gezegd, zit dat op meer plaatsen in de rijksbegroting. Vandaar weer mijn vraag hoe er een gat kan zijn van 10 mld. tussen verleden jaar de eindlijn van belasting- en premie-inkomsten voor 1999 en wat wij nu kunnen realiseren. Voor een deel laat zich dat verklaren, maar voor een groot deel is dat niet mogelijk. Ik vind dat zorgwekkend. Ik constateer dat ik hierdoor voortdurend een debat moet voeren over het gat tussen realiteit en boekhoudkundige waarheid. Ik wil echter liever eerder dat de minister van Financiën die twee elementen zo snel mogelijk zo dicht mogelijk bij elkaar brengt.

Ik voorzie dat naarmate wij het beginpunt van het behoedzaamheidsscenario achter ons laten, dus dat de tijd voortschrijdt, het gat tussen economische waarheid en boekhoudkundige werkelijkheid steeds groter en gekker wordt. Bij de laatste beschouwingen over de Miljoenennota voor 2000 hebben wij weer geleerd dat de cijfers daarin niet kloppen en dat die enorm afwijken van de realiteit. Daarmee is er mijns inziens bijna sprake van een foutieve informatievoorziening aan het parlement. Er gaat heel veel debat zitten in het bij elkaar brengen van de te verwachten werkelijkheid, onze politieke reacties daarop en wat er in de boeken staat. Ik vind dat onwenselijk. Volgens mij is er een grens.

De voorzitter:

U hebt een heel ruim antwoord gegeven. Ik wil dat er wat korter geantwoord wordt, want wij moeten straks de vergadering voor de lunch schorsen.

De heer Crone (PvdA):

Het gaat erom dat het kabinet precies aangeeft waardoor in één jaar het verschil van 10 mld. in de belastingraming is ontstaan. Daar kan ik een politieke conclusie aan verbinden. Ik heb dus geen gebrek aan informatie. Ik vind het heel ernstig als de heer Vendrik opmerkt dat er zijns inziens wél een gebrek aan informatie is. Het is zijn taak om dat te snappen en daar zijn politieke conclusie aan te verbinden. Hij specificeert ook niet op welke punten hij informatie mist. Het kabinet geeft ook precies aan waar het tegen zit: de exportgroei is lager geweest; de consumptie en de werkgelegenheid worden ook toegelicht. Dat zijn allemaal heel evidente verklaringen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het punt is dat, als informatie beschikbaar komt, dit te laat gebeurt om het politieke debat nog te kunnen dienen. Wij spreken nu over een serie van meevallers, die kennelijk incidenteel zijn. Als wij eerder op een andere manier geraamd hadden en als wij op een andere manier waren omgegaan met het behoedzaam scenario, hadden die middelen inzet kunnen zijn bij het politieke debat. En daar gaat het mij om.

De heer Crone (PvdA):

U had...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Crone, geen interrupties meer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wij lopen daardoor achter de werkelijkheid aan. Naarmate de tijd voortschrijdt, vrees ik een vergroting van dit probleem.

De voorzitter:

Dit moeten wij nu afronden. De heer Vendrik heeft het recht om zijn vragen in zijn betoog te stellen. Ik stel dan ook voor dat hij nu zijn betoog afrondt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Er is sprake van in ieder geval een aantal incidentele meevallers. Over de omvang daarvan komen wij nog te spreken en de vraag is inderdaad of er nog een post najaarsmeevallers van enkele honderden miljoenen in het vat zit. Het zou niet verkeerd zijn om dat te veronderstellen. In die situatie zou de GroenLinks-fractie voor extra incidentele posten opteren. Er is al genoemd het probleem van de schuldkwijtschelding voor de Herfkenslanden. Het zou gaan om een eenmalig bedrag van ongeveer 220 mln., toe te voegen aan een faciliteit om uitstaande schulden in het kader van exportkredietverzekeringen versneld te verminderen. Daarbij noteer ik nadrukkelijk dat het hier niet gaat om middelen die later nog eens verrekend moeten worden met het ODA-budget. Immers, de exportkredietverzekeringsfaciliteit is – terecht – geparkeerd bij het ministerie van Financiën en niet bij het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik steun het pleidooi van de collega's op dat punt met grote kracht. Als iets geldt voor deze landen aan het begin het nieuwe millennium, is dat schuldkwijtschelding, schuldkwijtschelding en nog eens schuldkwijtschelding.

Een tweede punt dat ik graag in de aandacht van deze minister wil aanbevelen, is of hij toch nog eens wil kijken naar een extra reserveringsmogelijkheid voor het fonds voor kinderopvang in de zorg. Er wordt nu 15 mln. aan toegevoegd maar mij bereiken berichten, dat dit nogal aan de krappe kant is en dat er sprake is van een grote behoefte aan extra middelen op zeer korte termijn. Wij kennen het probleem van de kinderopvang in de zorg en daarom wil ik pleiten voor een eenmalige ophoging van het budget met 50 mln. Alle kleine beetjes helpen.

Voorzitter! In de derde plaats wil ik de minister vragen om een gelijk bedrag van 50 mln. alsnog toe te voegen aan de post voor het programma Duurzaam veilig, een begrotingspost bij het Infrastructuurfonds. Vele gemeentes hebben zich aangemeld voor deze middelen die het verkeer en de stad veiliger moeten maken en daarom is er een groot tekort aan middelen. Ook daar zou nu een eenmalige injectie van 50 mln. al heel veel goed doen.

Voorzitter! Wij constateren met enig leedwezen, dat er opnieuw bezuinigd wordt op ODA-hulp. Er wordt 100 mln. uitgehaald en overgebracht naar de begroting van Binnenlandse Zaken en daar worden enkele uitgaven met betrekking tot de Antillen uit gefinancierd. Dat is wat ons betreft toch een beetje de kat op het spek binden; er worden al zoveel aanslagen gepleegd op het ODA-budget: laat het nou eens met rust! Laat ook die 100 mln. zitten. Laat de minister kijken of die benodigde middelen in de begroting van Binnenlandse Zaken op een andere manier kunnen worden gefinancierd.

Voorzitter! Het doet buitengewoon deugd, dat de Tweede Kamer morgen zal besluiten tot het doen van een verzoekonderzoek in de richting van de Algemene Rekenkamer. Het doet de fractie van GroenLinks extra deugd, dat het uitgerekend mevrouw Noorman-den Uyl van de PvdA is, die gepleit heeft voor een onderzoek door de Algemene Rekenkamer naar enkele specifieke uitkeringen. Het is feest bij ons vandaag!

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.35 uur geschorst.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven