Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 april 1999 over het emancipatiebeleid.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Vorige week werden wij opgeschrikt door het bericht, dat werkende moeders die met hun deeltijdbaan minder dan 70% van het wettelijk minimumloon verdienen, erop achteruitgaan in de plannen voor het nieuwe belastingstelsel. Dat komt omdat in het nieuwe stelsel werknemers een arbeidskorting krijgen, maar die korting geldt pas voor salarissen hoger dan 70% van het minimumloon. Dat wil zeggen dat veel vrouwen die met hun deeltijdbaan werk en kinderen proberen te combineren en vaak op een laag functieniveau werken, niet in aanmerking komen voor die arbeidskorting, en er dus ook geen voordeel van hebben. Dat verslechtert niet alleen hun economische zelfstandigheid, het verslechtert ook hun inkomenspositie in het huishoudinkomen en hun relatieve inkomenspositie van andere werknemers, en het is ook niet bevorderlijk voor hun arbeidsparticipatie, laat staan een stimulans, bijvoorbeeld voor mannen, om zorg te gaan verrichten, een punt waaraan vanmorgen in het emancipatieoverleg veel aandacht is besteed.

Voorzitter! Wij hebben van de staatssecretaris begrepen dat zij onze zorg deelt. Toch willen wij vanuit de Tweede Kamer een signaal afgeven dat de nieuwe belastingplannen niet relatief in het nadeel van werknemers met zorgtaken uit mogen pakken. Daarom wil ik graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in het nieuwe belastingstelsel de voorziene lastenverlichting ook dient toe te vallen aan werknemers met zorgtaken die op lage functieniveaus deeltijdfuncties vervullen;

verzoekt het kabinet in de uitwerking van het nieuwe belastingstelsel bovengenoemd streven nadrukkelijk te verwerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schimmel, Bussemaker, Weekers, Visser-van Doorn en Van Gent.

Zij krijgt nr. 8 (26206).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben vanmorgen een uitgebreid algemeen overleg gevoerd over emancipatie. Daarbij zijn zeer veel zaken aan de orde geweest, maar vooral deeltijd en de wens dat mensen niet worden benadeeld door het nieuwe belastingstelsel waren belangrijke punten. Vandaar dat ik de motie van mevrouw Schimmel steun. De emancipatie-effectrapportage is belangrijk voor het belastingplan voor de 21ste eeuw. Wij hebben vanochtend afgesproken dat wij daarover nog komen te spreken in een algemeen overleg met de staatssecretaris.

Ik heb vanmorgen bijna de helft van mijn betoog besteed aan de positie van de alfahulpen en aangegeven dat het voor de fractie van GroenLinks belangrijk is dat de alfahulpen onder een normale CAO komen te vallen. Deze hulpen dienen een volwaardige rechtspositie te krijgen. De staatssecretaris heeft daarop geantwoord dat het een principiële politieke keuze is om het op die manier te willen regelen. Er is verder gevraagd om een integrale afweging van het kabinet over de toekomst van de alfahulpen. De discussie spitste zich toe op de benadeling van de alfahulpen bij het zwangerschaps- en bevallingsverlof, omdat een 100% doorbetaling voor hen niet is gegarandeerd. Ik heb begrepen dat een motie zal worden ingediend waarin wordt gevraagd om die integrale notitie over de rechtspositie van de alfahulpen. Kan de staatssecretaris in die notitie aangeven wat de consequenties, ook de financiële, zullen zijn van die volwaardige rechtspositie? In een notitie kan alles wel mooi op een rijtje worden gezet, maar het gaat natuurlijk ook om de consequenties die aan zo'n notitie worden verbonden. Als de staatssecretaris haar overwegingen duidelijk weergeeft, kunnen wij mede op grond daarvan onze politieke keuze maken hoe die volwaardige rechtspositie kan worden gerealiseerd.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben de motie van mevrouw Schimmel over de belastingen ondertekend, maar wij hopen tevens dat de emancipatie-effectrapportage de Kamer snel zal bereiken. Vanmorgen werd over een termijn van een week gesproken.

Ik meen dat mevrouw Van Gent iets voor haar beurt sprak, want zij leverde commentaar op een motie die ik nog moet indienen. Mijn motie gaat over de rechtspositie van alfahulpen in relatie tot het VN-vrouwenverdrag. Een van de belangrijke problemen daarbij is dat alfahulpen bij zwangerschapsverlof niet meer vergoed krijgen dan het minimumloon, zelfs als zij meer verdienen. Er zijn ook andere vragen gesteld. Sommige daarvan zijn in de afgelopen tien jaar al aan de orde geweest, zoals de beperkte mogelijkheid van alfahulpen om zich bij te verzekeren. Mede vanwege de verwachte toename van de informele zorg, onder andere door vergrijzing, en de relatie tussen arbeid en zorg achten wij meer aandacht voor de rechtspositie van alfahulpen gewenst. Met het oog daarop dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de voornemens van de regering om de relatie tussen arbeid en zorg te verbeteren mede betrekking hebben op informele zorg en degenen die die zorg verlenen;

constaterende, dat de rechtspositie van alfahulpen in vergelijking tot die van werknemers zwak is;

constaterende, dat hierbij sprake kan zijn van het vermoeden van ongelijke behandeling;

verzoekt de regering de Kamer een integrale notitie aan te bieden over de rechtspositie van alfahulpen, in het bijzonder ten aanzien de onderlinge samenhang tussen sociale zekerheid, pensioenopbouw en de fiscale positie, en daarin alternatieven te formuleren voor de verbetering van de rechtspositie van alfahulpen, alsmede de budgettaire consequenties die daarmee gemoeid zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker, Schimmel en Weekers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (26206).

Staatssecretaris Verstand:

Mevrouw de voorzitter! De eerste motie betreft het nieuwe belastingstelsel, waarvoor het wetgevingsproces nog moet worden gestart. Er wordt aandacht gevraagd voor werknemers met zorgtaken. Op zichzelf is dat een ruim begrip. Ik heb vanmorgen in het AO gezegd dat ik – conform het regeerakkoord en gezien mijn portefeuille in relatie tot het fiscaal stelsel – bijzondere aandacht heb voor de minst verdienende partner met kinderen. In het regeerakkoord is op het punt van de arbeidskorting, die op 70% is gesteld, een voetnoot opgenomen waarin staat dat zij ook teruggebracht kan worden tot 50% mits dat positieve effecten heeft. Er is dan de mogelijkheid om dat verder uit te werken. Als in de motie de precisering wordt aangebracht dat het gaat om de minst verdienende partner met kinderen, zal ik conform mijn eerdere inbreng ten aanzien van het fiscale stelsel, deze lijn verder doortrekken. Ik beschouw de motie in dat geval als ondersteuning van mijn emancipatiebeleid.

De tweede motie betreft de alfahulpen. Over de ongelijke rechtspositie van alfahulpen ten opzichte van andere werknemers wordt al twintig jaar gediscussieerd. Indertijd is om een aantal redenen daarvoor gekozen. Kennelijk is de gedachteontwikkeling uit een oogpunt van emancipatie – gericht op gelijke behandeling en een gelijke rechtspositie – weer wat verder voortgeschreden. De motie biedt mij voldoende ruimte om als coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid – er zijn namelijk duidelijke relaties met Financiën en VWS – alle aspecten die aan de positie van alfahulpen verbonden zijn, uit te werken. Ik kan met de desbetreffende bewindspersonen bezien welke conclusies hieraan verbonden moeten worden ten aanzien van de rechtspositie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanmiddag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven