Aan de orde is een debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 april 1999 over het kunstvakonderwijs.

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA):

Voorzitter! In het algemeen overleg van vorige week donderdag gaf de staatssecretaris aan dat "de commissie-Van Heusden is gestart in de wetenschap dat er een taakstelling van 25 mln. lag. Men heeft de opdracht onder die voorwaarde aanvaard". Zoals ik in het overleg heb aangegeven, ben ik die mening niet toegedaan. Volgens ons heeft de voorganger van deze staatssecretaris, de heer Nuis, indertijd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de bezuinigingstaakstelling en de opdracht aan de projectorganisatie. Verder zei de staatssecretaris in het AO dat de bezuinigingsoperatie zodanig gestalte zal krijgen, dat geen sprake is van onherstelbare schade.

Afgelopen weekend ontvingen wij een brief van de projectorganisatie kunstvakonderwijs. Bovendien verscheen in Trouw van zaterdag jongstleden een artikel over dit onderwerp. Daarin zegt de voorzitter van de projectorganisatie dat "hij nooit de opdracht kreeg met zijn reorganisatie een bezuiniging te bereiken, dat dat ook later niet is gewijzigd en dat hij anders de opdracht ook nooit had aangenomen".

Tussen de uitspraken van de staatssecretaris en de opvattingen van de projectorganisatie zit nogal wat licht. Ik vraag de staatssecretaris om uit te leggen hoe dat kan. Daarnaast blijft volgens ons op deze manier de onduidelijkheid voortduren over de al dan niet bestaande samenhang tussen de taakopdracht van de projectorganisatie en de bezuinigingstaakstelling. De vele ongeruste reacties van academies en conservatoria die ik de afgelopen dagen kreeg, onderstrepen dit alleen maar. Op deze manier dreigt een belangrijk proces terecht te komen in "aanmodderen", met alle gevolgen van dien voor de sector.

Blijkbaar was mijn eerdere Kamerbreed gesteunde motie de staatssecretaris niet helder genoeg. Vandaar dat ik vandaag wederom een motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat in de Kamerbreed aanvaarde motie-Visser-van Doorn (26200-VIII, nr. 54) is uitgesproken dat de inhoudelijke herstructurering van het kunstvakonderwijs niet in het gedrang dient te komen door het doorvoeren van bezuinigingen;

overwegende, dat de projectorganisatie kunstvakonderwijs in de uitvoering van haar opdracht tot inhoudelijke herstructurering gehinderd wordt door de voortdurende onduidelijkheid over al dan niet bestaande samenhang tussen haar taakopdracht en de bezuini- gingstaakstelling;

spreekt uit dat het betrekken van (onderdelen van) de bezuinigingstaakstelling van 25 mln. bij de inhoudelijke herstructureringsvoorstellen van de projectorganisatie niet behoort tot de taakopdracht van die projectorganisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Visser-van Doorn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (25802).

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mevrouw de voorzitter! Vanaf het begin van de discussie over de herstructurering van het kunstvakonderwijs en de taakstelling van 25 mln. is door de fractie van D66 en eigenlijk de hele Kamer uitdrukkelijk gevraagd om de herstructureringsdiscussie niet te belasten met de taakstelling. Die wens is keer op keer herhaald. Bij het aantreden van Paars II is daarop ook niet teruggekomen. Zo zijn wij het traject ingegaan en zo willen wij het traject afronden. Waarom? Omdat het denken over vernieuwing en herstructurering onmiddellijk geblokkeerd zou worden op het moment dat men focust op die 25 mln. Het gaat niet aan om een taakopdracht tegen het eind van de rit te wijzigen. Van de staatssecretaris hebben wij inmiddels begrepen dat dat ook niet zal gebeuren. Als wij aan het eind van de rit moeten concluderen dat de herstructurering en de bezuiniging niet met elkaar accorderen, dat de bezuiniging wél van invloed is op de vernieuwing, dan zullen wij opnieuw in debat moeten treden. Het is niet uit te sluiten dat daarbij opnieuw over de taakstelling zal moeten worden gesproken. Zo lees ik de motie op stuk nr. 54, die tijdens de begrotingsbehandeling is ingediend. Daar staan wij overigens niet toevallig onder; daar staan wij onder, omdat wat daarin wordt gevraagd steeds onze inzet is geweest. Wij hebben dus niet echt behoefte aan een nieuwe motie, omdat er al een oude motie ligt die voldoende zegt waar het op staat, en omdat er een volstrekt heldere taakopdracht ligt aan de projectorganisatie, dat deze twee trajecten niet met elkaar verknoopt worden.

Ik vraag de staatssecretaris wel waarom hij in het overleg van 22 april gesuggereerd heeft dat hij op dit onderdeel met een projectorganisatie tot overeenstemming zou zijn gekomen, en dat er van twee kanten begrip was dat het uiteindelijke advies rekening zal houden met die bezuiniging. Verder suggereerde hij dat met de HBO-raad nog overleg zal zijn geweest, na de bewuste wat ongelukkige uitspraak in een artikel in NRC Handelsblad. Ik heb inmiddels begrepen – ik hoor dat graag van de staatssecretaris – dat er daarna geen contact meer is geweest.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is ongelukkig; zij vindt dat de staatssecretaris dit dossier op een heel ongelukkige wijze behandelt. Wij hadden eerst de brief van 3 maart aan de Kamer over het onderwerp herstructurering en bezuiniging kunstvakonderwijs, waarin melding werd gemaakt van wat in de onderhandelingen met de HBO-raad aan de orde zou zijn geweest: hij had gesuggereerd dat een deel van de taakstelling bij het wetenschappelijk onderwijs of de werkplaatsen gevonden zou kunnen worden. Dat was in de eerste plaats onjuist, en in de tweede plaats onkies. Het laatste is door de staatssecretaris bevestigd. De dag daarna lezen wij in NRC Handelsblad een interview, waarin staat dat het rapport van de projectorganisatie kunstvakonderwijs de prullenbak in kan als daarin de bezuinigingen niet voldoende zijn verwerkt of mogelijk worden gemaakt. Dat was ongelukkig, maar ook onterecht, omdat zoals hier door vorige sprekers terecht is opgemerkt, de Kamer van meet af aan heeft gezegd dat die inhoudelijke herstructurering in de taakopdracht aan het projectbureau losstaat van bezuinigingen.

Voorzitter! Ik zit al aan de vier o's, waarin we dezer dagen alles gieten. Maar nu komen er een aantal brieven bij ons binnen van de projectorganisatie die ik net noemde en van de instellingen zelf, waarin gesuggereerd wordt dat de staatssecretaris onwaar is geweest in zijn informatie over de omgang tussen de verschillende partijen. Dan zitten we aan de vijfde "o"!

Voorzitter! De motie op stuk nr. 54 is niet alleen Kamerbreed aangenomen, maar ook bijna Kamerbreed ondertekend. Die motie is klip en klaar, en bevestigt nog eens dat de gevolgen van de bezuinigingen nu niet onomkeerbaar mogen zijn als het gaat om de inhoudelijke herstructurering die wij allemaal voorstaan. Dat is wat mij betreft het springende punt. Daarnaar is in het algemeen overleg expliciet gevraagd. De staatssecretaris heeft op de valreep bijna letterlijk gezegd dat er geen sprake zal zijn van onherstelbare schade en dat de motie daarmee naar letter en geest blijft worden uitgevoerd door de bewindspersoon. Na de commotie die opnieuw is ontstaan, verzoek ik de staatssecretaris of hij ons opnieuw deze geruststelling kan geven. Wij hebben er geen enkele behoefte aan dat opnieuw in een motie te bekrachtigen, wat het geval zou zijn als wij mee zouden doen met de motie van het CDA.

Mevrouw Belinfante (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid heeft geen behoefte aan de motie die nu door mevrouw Visser-van Doorn is ingediend, en wel om het volgende. Van de bezuinigingstaakstelling, zoals becijferd in de motie, van 25 mln., weten wij allemaal dat het helemaal niet meer gaat om dit bedrag. In de stukken die de afgelopen dagen zijn gewisseld, wordt gesproken over 10 mln. Wat dat betreft hebben we de eerste 15 mln. dus al gehad. Verder heeft de PvdA-fractie er geen behoefte aan te treden in iets wat zich ontwikkelt als een conflict tussen de staatssecretaris en zijn ambtenaren over een taakopdracht waarvan het eindresultaat op 10 mei gereed zal zijn. De kans dat daarin nog heel veel verandert, is niet zo gek groot. Bovendien heeft de staatssecretaris in het overleg aan ons allen al doen weten dat hij niet alleen zijn best zal doen, maar dat hij...

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mevrouw Belinfante sprak over een conflict over de taakopdracht. Ik hoop dat zij het mij eens is dat de heldere taakopdracht voor de projectorganisatie onder leiding van Van Heusden niet moet worden veranderd?

Mevrouw Belinfante (PvdA):

Mevrouw Lambrechts is iets te snel, want ik wil de staatssecretaris hierover nog een vraag stellen.

Wij moeten constateren dat er een conflict is gerezen. Ik vind echter niet dat het aan de Kamer is om zich te mengen in een conflict tussen de staatssecretaris en een ambtenaar. Is het juist dat in het gedeelte van het rapport dat thans gereed is, geen cijfers worden genoemd?

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! In het algemeen overleg van vorige week heb ik herhaald dat de SGP-fractie van mening is dat het inhoudelijke herstructureringsproces niet gebruuskeerd mag worden door een financiële taakstelling. Je ziet namelijk altijd dat bij innovaties en herschikkingen het een het ander hindert. Door een financiële taakstelling kun je niet optimaal voldoen aan de doelstelling van een inhoudelijke herstructurering. Het is daarom goed dat de staatssecretaris in dat algemeen overleg heeft gezegd dat hij ook op het punt van de financiën "on speaking terms" is met de projectorganisatie. De projectorganisatie heeft daarna echter kenbaar gemaakt dat het in haar perceptie toch een slagje anders ligt. Het is goed dat de staatssecretaris nu klip en klaar aangeeft wat de stand van zaken is. Die moet overeenkomen met de motie-Visser-van Doorn van eind vorig jaar. Als dat niet zo is, is de motie die mevrouw Visser-van Doorn nu heeft ingediend niet overbodig.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Het is misschien aardig om even terug te blikken. De taakstelling van 25 mln. stamt uit 1996 en is keurig meegenomen in en toegelicht bij de begrotingen vanaf 1997. Ik was bij mijn aantreden, net zoals de Kamer, op de hoogte van deze taakstelling, maar belangrijker is dat ook de projectorganisatie hiervan op de hoogte was. Deze projectorganisatie ontwikkelt voorstellen voor het kunstvakonderwijs. Bezuinigingen zijn altijd lastig te verteren. Dat geldt voor elke sector en dus ook voor het kunstvakonderwijs.

Dat wil echter niet zeggen dat er in 1996 geen argumenten waren voor de bezuiniging. Men moest met minder geld beter werk leveren. De studentenaantallen in het kunstvakonderwijs moesten en gingen omlaag. Die gedaalde studentenaantallen in combinatie met het bevroren – en dus niet gedaalde – budget leiden op dit moment tot een relatief ruime bekostiging van deze sector als je die vergelijkt met de rest van het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht om te komen tot een betere samenwerking en daarmee tot een betere afstemming van de opleidingen. Dat is ook in het algemeen overleg aan de orde geweest. Waar mogelijk moeten schaalvoordelen gerealiseerd worden. Het is voor mij niet zozeer de vraag of de bezuiniging van 1996 kan worden doorgevoerd als wel op welke wijze een en ander ingevuld wordt. De Kamer heeft zich daar duidelijk over uitgesproken. In de motie-Visser-van Doorn (26200-VIII, nr. 54) word ik opgeroepen ervoor te waken dat de inhoudelijke herstructurering niet in het gedrang komt door het doorvoeren van bezuinigingen en om gebruik te maken van de actieve participatie van de sector in het proces van bezuiniging en herstructurering. Daarmee word ik terecht voor de uitdaging geplaatst om de inhoudelijke herstructurering en de bezuiniging hand in hand te laten gaan. Daar waren en zijn al mijn inspanningen op gericht.

Op 24 februari van dit jaar heb ik uitgebreid bestuurlijke overleg gehad met de HBO-raad over de invulling van de bezuiniging. Dit overleg voer ik zorgvuldig en constructief, zoals mij is verzocht in de motie op stuk nr. 54. Wij zijn het eens geworden over de invulling van de taakstelling voor het jaar 2000 van oorspronkelijk 18 mln. Om zo'n bedrag gaat het echter allang niet meer. In het voortraject is een gezamenlijke inspanning geleverd waardoor de taakstelling voor het jaar 2000 beperkt kon worden tot 5 mln. De rest is ingevuld door andere maatregelen op het terrein van niet-EU-studenten en de pseudo-kunstopleidingen in het HBO. Na 2000 resteert ook geen bedrag meer van 25 mln., maar van structureel 10 à 12 mln. Dat bedrag is op 24 februari niet even snel ingevuld. Ik heb met de HBO-raad afgesproken dat wij over de invulling later verder zullen spreken, als ook het advies van de projectorganisatie bekend is. Wij kunnen dan de inhoud aan het beschikbare geld koppelen. Wat mij betreft is dat een garantie voor maximale zorgvuldigheid.

Men heeft mij gevraagd of de projectorganisatie de opdracht heeft om een voorstel te doen voor bezuinigingen. Mijn antwoord was en is dat de projectorganisatie die opdracht niet heeft en dat dit ook niet nodig is. Het is namelijk logisch dat ook de projectorganisatie de bekende kaders voor het kunstvakonderwijs benut. Daar horen de meerjarige begrotingskaders bij; kaders die keurig via het autorisatierecht van het parlement zijn vastgelegd. De afgelopen drie begrotingen zijn zij niet gewijzigd. De projectorganisatie is en was hier volledig van op de hoogte. Zij heeft haar opdracht aanvaard in de wetenschap dat de taakstelling er is en ik met dit kader ook rekening zou houden. De projectdirecteur heeft mij dat afgelopen dinsdag nog eens duidelijk bevestigd.

De projectorganisatie zal op 10 mei haar eindrapport aanbieden. Ik streef ernaar om daar in juni een standpunt over in te nemen. Ik zal daarbij het advies van de Raad voor cultuur en de Onderwijsraad betrekken en de uitkomsten van het overleg met de hogescholen. Ook op dat punt is er dus zorgvuldigheid. De nota bevat natuurlijk voorstellen voor onderwijsinhoudelijke veranderingen en voorstellen van bestuurlijke aard. Voor dit laatste type voorstellen, zoals de bekostiging van de kunstopleidingen, is een goede afstemming met de beleidsontwikkeling in het kader van het HOOP vereist. Ook de samenhang met de voorstellen inzake het lerarentekort moet aandacht krijgen.

Ik begrijp uit diverse werkbezoeken dat de onderwijsinhoudelijke voorstellen van de projectorganisatie op brede steun kunnen rekenen, maar over de bestuurlijke voorstellen is het laatste woord zeker nog niet gesproken. In de beleidsagenda HOOP 2000 worden de autonomie van de instellingen en de gewenste deregulering benadrukt. Dat zijn belangrijke aandachtspunten bij mijn beoordeling van de adviezen van de projectorganisatie.

Er is gesproken over "onjuist, onkies, onterecht en onwaar"; genoeg om iemand even aan het denken te zetten. Ik neem afstand van al die o's. Ik zal dat proberen uit te leggen. Over het "onjuiste" uit de brief van 3 maart is reeds gesproken. Het was misschien beter als ik in die brief had geformuleerd: aan de orde zijn geweest de pseudo-opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs. Inmiddels is het inspectierapport terzake behandeld. "Onkies" is een woord dat ik niet voor mijn rekening kan nemen. De beschrijving in de brief van hetgeen aan de orde is geweest, is niet onjuist, maar juist.

Er is gevraagd naar de zinsnede in NRC Handelsblad over het in de prullenbak gooien van het advies van de projectgroep. Het advies zal absoluut niet de prullenbak ingaan. Ik wind er echter geen doekjes om dat het advies moet passen binnen het bekende budgettaire kader. De projectorganisatie is daarvan op de hoogte. Zij zal echter geen gedetailleerde financiële – dit mede in antwoord op een vraag van mevrouw Belinfante – kaders aangeven, want daarover gaat de projectorganisatie niet. In dat opzicht is er sprake van een non-discussie. In het rapport van de projectorganisatie zullen met name onderwijsinhoudelijke voorstellen worden gedaan, bijvoorbeeld voor kwalificatiesystemen, toetsing, en een aantal reorganisatievoorstellen. Zij zullen niet voorzien worden van een financieel plaatje, want dat is mijn taak. Er is enige verwarring ontstaan over uitlatingen van de directeur van de projectorganisatie. De laatste dagen heb ik hierover met hem uitgebreid contact gehad, mede naar aanleiding van een aantal brieven van de projectorganisatie die de Kamer blijkbaar ook heeft ontvangen. Ik heb hem gevraagd of hij het eens was met hetgeen ik heb gezegd in het algemeen overleg.

Ik lees voor uit het verslag: "De projectorganisatie heeft geen opdracht om bezuinigingsvoorstellen te doen. Zij heeft echter geen mandaat om af te wijken van het budget. De voorstellen zullen des relevanter zijn naarmate er meer rekening wordt gehouden met het gegeven financiële kader. De staatssecretaris meldde onlangs met de heer Van Heusden te hebben overlegd, waarbij deze heeft gezegd het logisch te achten dat er rekening wordt gehouden met het financieel kader. Van deze commissie kan echter niet verwacht worden dat zij plannen voorziet van een gedetailleerde financiële invulling. Het advies zal zodanig zijn dat het past in verschillende financiële kaders. Daarbij moet echter voorkomen worden dat het veld de indruk krijgt dat er straks extra geld voor het HBO beschikbaar is."

Ik heb dit gedeelte van het verslag precies met de heer Van Heusden doorgenomen. Hij staat daar vierkant achter.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik weet niet of hiermee alle o's zijn behandeld, maar er was wel een o van onkies.

De voorzitter:

U moet het heel kort houden. Dit is de behandeling van een verslag van een algemeen overleg, waarin dit onderwerp, neem ik aan, aan de orde is geweest.

De heer Nicolaï (VVD):

Het kan zeker heel kort.

De staatssecretaris erkent namelijk in het zojuist gehouden AO expliciet dat dit onkies was. En dat is in strijd met wat hij nu formuleert.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

In het AO zijn dan misschien niet de aanhalingstekens gehoord bij mijn gebruik van het woord "onkies". De heer Nicolaï gebruikt "onkies" zonder aanhalingstekens. Ik vind het woord wat scherp. Het is inderdaad onhandig geweest. Je had kunnen zeggen dat ik feitelijk verslag heb gedaan van hoe het aan de orde is geweest. Het was netter geweest als daar had gestaan: aan de orde is geweest de pseudo-opleiding in het wetenschappelijk onderwijs. Dit is volgens mij echt een detail. Het is een semantische kwestie. Wij hebben hierover van gedachten gewisseld in het AO en ik heb er eigenlijk geen behoefte aan om daar meer aan toe te voegen.

De heer Nicolaï (VVD):

Een van de ander o's betrof de uitspraak in NRC Handelsblad over het in de prullenbak verdwijnen als het rapport van de werkgroep-Van Heusden onvoldoende aan de bezuiniging tegemoetkomt. Wat de staatssecretaris nu inhoudelijk betoogt, is dat het verband dat in NRC Handelsblad wordt gelegd, niet moet worden gelegd. Het komt erg ongelukkig uit voor de Kamer als de staatssecretaris nu toch probeert de indruk te wekken dat de formulering in NRC Handelsblad op 4 maart wel een juiste voorstelling van zaken is.

De voorzitter:

Viel 4 maart na het vorige algemeen overleg dat hierover werd gevoerd?

De heer Nicolaï (VVD):

Ja.

De voorzitter:

Heeft u dat dan niet tijdens het algemeen overleg gevraagd?

De heer Nicolaï (VVD):

Ja, maar ik vraag nu opnieuw wat het standpunt van de staatssecretaris is. De inhoud van het antwoord dat hij nu geeft, is in strijd met de formulering die hij gebruikte in dat interview.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Dit is aan de orde geweest in het AO. Ik houd het heel kort.

Het naar de prullenbak verwijzen, sloeg op het volgende. Als een rapport verschijnt – ik heb nu de verzekering dat dit niet zal gebeuren – waarin bijvoorbeeld financiële claims staan die niet passen in het financiële kader, zou ik daar weinig aan hebben, want ik heb geen financieel kader. Nu komt er een rapport uit – dat zal 10 mei gepresenteerd worden – dat niet haaks staat op het financieel kader. Sterker nog, een en ander zal ingevuld kunnen worden met een kleiner financieel kader, een groter financieel kader of een financieel kader dat de Kamer en mij bekend is.

De voorzitter:

Dat antwoord heb zelfs ik de staatssecretaris zojuist al horen geven.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik hoorde de staatssecretaris de discussie over dit onderwerp typeren als een non-discussie. Misschien is het goed om met elkaar vast te stellen dat, als wij hier een non-discussie voeren, het in elk geval een discussie is die door de staatssecretaris zelf is gestart. Dat heeft hij gedaan door middel van het interview in NRC Handelsblad, maar ook door de verwarring die in het AO is ontstaan over het al dan niet instemmen met een advies waarin rekening wordt gehouden met een financieel kader dat uitgaat van een taakstelling.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik kan mevrouw Lambrechts hetzelfde antwoord geven als de heer Nicolaï. Er is wat onrust gezaaid. Dat was de reden voor het AO. De projectorganisatie heeft enkele brieven geschreven. Ik heb zelfs een brief gekregen van de directeur daarvan. Er is mij verteld dat hij het betreurt dat die brieven zijn uitgegaan. Hij zegt: naar aanleiding van de berichtgeving heb ik ongetwijfeld impulsief gereageerd, niet alleen naar u – dat ben ik – maar ook naar overigen; soms is het beter een wijle uit het raam te staren alvorens te doen.

Er is dus sprake van onrust die bij de projectorganisatie is ontstaan over het AO. Dat blijkt bij nader inzien geen onrust te zijn en dat bedoelde ik met een non-discussie.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Die non-discussie vindt dus vooral plaats tussen de staatssecretaris en de projectorganisatie. Dat begrijp ik uit het wederom gerectificeerde advies van de projectorganisatie, dat haaks staat op de brieven die wij daarover gisteren hebben gekregen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nee. Er schort niets aan de communicatie tussen mij en de projectorganisatie of aan de communicatie tussen mij en de HBO-raad. Elke discussie daarover die zou zeggen dat het niet het geval is en dat de communicatie slecht zou zijn, is een non-discussie, want de communicatie is reuzegoed.

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik ben altijd heel erg blij als iemand toch het licht ziet. Blijkbaar is er tussen het bericht in Trouw van de voorzitter van de projectorganisatie en het gesprek met de staatssecretaris dinsdagmorgen het een en ander gebeurd in de projectorganisatie. Op zichzelf is dat een prettige ontwikkeling. Ik zou woordelijk van de staatssecretaris willen horen waarover zij het eens geworden zijn. Over welke formulering zijn hij en de voorzitter van de projectorganisatie het eens geworden inzake de bezuiniging en de taakopdracht?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik heb heel duidelijk uiteengezet wat mijn visie is. Met alles wat er gezegd is, is de directeur van de projectorganisatie het eens. Ik heb hem de letterlijke tekst gegeven van het verslag van het algemeen overleg. Dat verslag is goed doorgenomen met de directeur van de projectorganisatie. Hij heeft gezegd er vierkant achter te staan. Er bestaat geen millimeter verschil van mening.

De voorzitter:

Bovendien heeft de staatssecretaris gezegd het eens te zijn met het dictum van uw motie. Is dat ook geen aanleiding daar nog eens goed over na te denken?

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik wil even de mate van het met elkaar eens zijn toetsen. Op 10 mei komt het advies van de projectgroep. Die projectgroep stelt het advies op met de wetenschap van de meerjarencijfers voor het kunstvakonderwijs. Wat nu als de adviesgroep komt met een advies, naar beste inzicht, dat bijvoorbeeld 3 mln. boven de taakstelling ligt waarvan de staatssecretaris in zijn begroting uitgaat? Wat gaat er dan gebeuren?

De voorzitter:

Ik zou het antwoord wel weten.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik ben bang dat het een hypothetische vraag is van de heer Van der Vlies. Ik weet dat het advies van de projectorganisatie vooral bestuurlijke en organisatorische voorstellen betreft alsmede voorstellen voor de kwaliteitsoordelen. Het advies zal niet gaan over voorstellen voor de financiële kaders. Ik had het zo-even over een non-discussie. Dit is ook een beetje een non-discussie, want het opleggen van financiële kaders is mijn verantwoordelijkheid.

De heer Van der Vlies (SGP):

Omdat ik de voorzitter niet nog meer wil bruuskeren, want zij weet kennelijk meer dan ik...

De voorzitter:

Nee, ik weet niks meer, maar wat de staatssecretaris nu zegt, heeft hij tien minuten geleden ook letterlijk gezegd. Vandaar dat ik kon zeggen het antwoord op die vraag al te weten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dan zal mij iets zijn ontgaan. Mijn excuses. Ik denk echter het dossier te kennen. Het spanningsveld dat daar al twee jaar in zit, is dat wij een meerjarentraject hebben afgesproken in het begrotingsritme. Het kunstvakonderwijs moet vernieuwd worden. De Kamer heeft Kamerbreed steeds gezegd dat beide gescheiden moeten blijven. De werkelijkheid is dat beide niet gescheiden zijn en dat er een advies moet komen. De staatssecretaris heeft bij herhaling gezegd, en daar pak ik hem dus op, dat die adviesgroep rekening zal houden met de financiële taakstelling. En dat is nu precies wat wij niet wilden.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Vlies, ik reageerde alleen op het feit dat de staatssecretaris in feite het antwoord al had gegeven. Ik ben ervan overtuigd dat de staatssecretaris bepaalt welk antwoord hij geeft. Dat is soms niet het antwoord dat u wilt horen. De staatssecretaris krijgt het laatste woord over dit onderwerp.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

In het AO heb ik het volgende gezegd, en dat is meegedeeld aan de directeur van de projectorganisatie: het advies zal zodanig zijn dat het past in verschillende financiële kaders. Er komt geen expliciet advies over een financieel plaatje. Dat is onze verantwoordelijkheid.

De motie op stuk nr. 9 van mevrouw Visser-van Doorn ontraad ik. Ik heb er geen behoefte aan, vooral omdat er al een motie 26200-VIII, nr. 54 is. Mijn tweede reden om de motie te ontraden is dat de overweging niet klopt. Zij luidt namelijk: overwegende, dat de projectorganisatie in de uitvoering van haar opdracht tot inhoudelijke herstructurering gehinderd wordt door de voortdurende onduidelijkheid over al dan niet bestaande samenhang tussen haar taakopdracht en de bezuinigingstaakstelling. Daarin kan ik mij niet vinden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanmiddag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven