Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van 11 november 1998 over de millenniumproblematiek.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Om te beginnen krijg ik graag opheldering van het kabinet over de opvattingen van de heer Timmer, zoals verwoord in het blad Welwezen van november jongstleden. Is het kabinet het met de voorzitter van het Millenniumplatform eens dat vrouwen beter kunnen vermijden om rond de eeuwwisseling te bevallen en dat zij dus maar beter niet in maart volgend jaar zwanger kunnen worden? Is er nu sprake van paniekvoetbal of wordt het millenniumprobleem in de gezondheidszorg zo slecht aangepakt dat een dergelijk drastisch advies nodig is? Of is de heer Timmer gewoonweg niet op de hoogte van de uitstekende praktijk van thuisbevallen in Nederland? Dat kan zelfs bij de olielamp. Is gezondheidszorg toegerust voor de geboorte van millenniumbaby's en welk advies geeft het kabinet terzake?

Het kabinet gaat in de schriftelijke beantwoording iets te voorzichtig om met het onderzoek naar een wettelijke informatieplicht. Wij willen graag dat dit wat uitvoeriger wordt onderzocht. Met het oog daarop dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de aanpak van het millenniumvraagstuk sterk afhankelijk is van openheid;

constaterende, dat zowel overheden, bedrijven en instellingen als burgers met een gebrek aan openheid over dit vraagstuk te kampen hebben;

overwegende, dat meer openheid leidt tot een snellere en effectievere aanpak van millenniumproblemen;

overwegende, dat meer openheid ook ongegronde paniek over dit onderwerp kan voorkomen;

verzoekt de regering in het kader van noodwetgeving een onderzoek te verrichten naar de voor- en nadelen van een wettelijke informatieplicht en daarover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wagenaar, Augusteijn-Esser, Vendrik en Van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (25674).

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! Een ander punt waar ik op terugkom, betreft de ontwikkeling van noodscenario's. De vraag moet niet meer zijn of alles op tijd aangepast kan worden, maar hoe de zaak rond de eeuwwisseling draaiende kan worden gehouden. Ook daarover dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de aanpak van het millenniumprobleem ook in een aantal vitale sectoren van de overheid achterblijft bij de normplanning;

constaterende, dat ook vitale sectoren nog niet altijd zijn gestart met het ontwikkelen van noodscenario's;

overwegende, dat het ontwikkelen en testen van noodscenario's van groot belang is voor het draaiende houden van vitale functies rond de eeuwwisseling;

verzoekt de regering voor alle vitale objecten noodscenario's te ontwikkelen en deze te testen en daarover in maart 1999 aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wagenaar, Cherribi, Augusteijn-Esser, Vendrik en Van der Hoeven.

Zij krijgt nr. 25 (25674).

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Mijnheer de voorzitter! De voortgangsrapportage van enige weken geleden zal niet de laatste zijn. Wij zullen dus ook niet voor de laatste keer over het millenniumvraagstuk spreken. Naar verwachting zullen wij vlak voor het kerstreces de volgende voortgangsrapportage ontvangen. De Kamer zal daar begin januari over debatteren. Toch is er nu reden een aantal moties in te dienen.

Voorzitter! Voor D66 is één punt van groot belang. Dit is onvoldoende aan de orde gekomen in de schriftelijke beantwoording van de vragen die tijdens het AO zijn gesteld en daarom dien ik daarover een motie in. Het gaat erom dat particulieren op tijd worden geïnformeerd over de problemen die zich bij de aanvang van het nieuwe millennium in hun huishoudens kunnen voordoen. Dan heb ik het over problemen met apparatuur, zoals verwarmingsinstallaties, audio, video, enzovoorts. Zij moeten weten welke maatregelen zij moeten nemen om te voorkomen dat die problemen zullen ontstaan.

Het Millenniumplatform denkt dat een voorlichtingscampagne halverwege volgend jaar vroeg genoeg zal zijn, maar ik constateer dat als die campagne in juni start, de mensen door de vakanties nauwelijks tot actie zullen worden bewogen. Dat betekent dat zij pas in september maatregelen zullen nemen om de problemen in de eigen woning op te lossen. Dat lijkt mij veel te laat. Ik voorzie niet alleen dat er een stuwmeer van aanvragen om hulp zal ontstaan, maar ik voorzie ook forse tariefsverhogingen bij de bedrijven die de hulp moeten verlenen, al was het alleen maar omdat zij extra hulpkrachten zullen moeten inschakelen. Ik vind het daarom van belang dat de publiekscampagne vroeg gestart zal worden, en wel begin komend jaar. Ik wil het kabinet uitnodigen om bij de eerstvolgende rapportage meteen al een plan in te dienen. Daartoe wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat particulieren gestimuleerd moeten worden tijdig maatregelen te nemen om apparatuur millenniumproof te maken;

overwegende, dat een tijdig gestarte publiekscampagne met goede voorlichting daarbij van essentieel belang is;

overwegende, dat het aanvankelijke voornemen om deze campagne pas halverwege het komend jaar te starten veel te laat is;

verzoekt de regering direct na de jaarwisseling 1998-1999 met deze voorlichtingscampagne te starten en Augusteijn-Essersdaartoe bij de volgende millenniumevaluatie in december de Kamer een plan te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Augusteijn-Esser, Wagenaar, Cherribi, Van der Hoeven en Vendrik.

Zij krijgt nr. 26 (25674).

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg over de millenniumproblematiek is een aantal toezeggingen gedaan door de aanwezige bewindspersonen. Er zijn vragen schriftelijk beantwoord, maar er is toch een aantal zaken niet helemaal naar ons genoegen afgehandeld. Dat is ook de reden waarom ik de moties die al zijn ingediend en in ieder geval twee moties die nog worden ingediend, namens mijn fractie medeondersteun.

Naast het Millenniumplatform is inmiddels een aantal platforms per subsector ingesteld. Wij hebben begrepen dat juist die subsectorplatforms heel goed kunnen aangeven wat er in een sector aan de hand is, hoe de aanpak van de millenniumproblematiek binnen die sector op elkaar moet worden afgestemd en hoe ervoor kan worden gezorgd dat er geen gaten vallen. Er is dus al een aantal platforms per subsector, te weten voor de transport, de zorg en de energie. Het goede daarvan is dat niet alleen de departementen erin vertegenwoordigd zijn, maar ook de in de sector werkzame instellingen en bedrijven. In andere subsectoren – er zijn er 15 in totaal – zijn die subplatforms echter nog niet ingesteld. Dat is geen goede zaak. Immers, alleen met een gezamenlijke aanpak kan de onderlinge afhankelijkheid binnen de sector en de afhankelijkheid tussen de sectoren helder worden gemaakt. Wij zijn er immers niet bij gebaat als er door de oplossing van een probleem elders weer een probleem ontstaat. Dat kan natuurlijk niet.

Voorzitter! Een van die zaken is de ketenafhankelijkheid binnen een sector. Naar mijn mening moet de overheid initiatief nemen om subplatforms per sector op te zetten en over de voortgang te rapporteren. Op die manier kan ook de ministeriële verantwoordelijkheid voor de aanpak in het maatschappelijk deel van het departement worden vormgegeven en ontstaat er voor de Kamer een controlemogelijkheid. Om die reden wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de aanpak van het millenniumvraagstuk verbeterd dient te worden en dat, in nauwe relatie met het Nationaal Millenniumplatform, een sectorgewijze aanpak noodzakelijk is;

spreekt uit dat voor elk van de 15 aangeduide sectoren een millenniumplatform vereist is;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat op zo kort mogelijke termijn voor elk van deze sectoren een representatief millenniumplatform wordt gevormd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Hoeven, Wagenaar, Augusteijn-Esser, Cherribi en Vendrik.

Zij krijgt nr. 27 (25674).

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik heb er niet in gezet dat rapportage aan de Kamer dient plaats te vinden. Wij kunnen tenslotte binnenkort ook weer een nieuwe kwartaalrapportage verwachten en ik ga ervan uit dat deze aspecten daarin worden meegenomen.

De heer Cherribi (VVD):

Ik dank de minister voor zijn inzet om de millenniumschade te beperken. Ondanks die inzet constateren wij stagnatie in verschillende sectoren: overheden, midden- en kleinbedrijf en internationaal. Daarom dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het Millenniumplatform subplatformen heeft ingericht ten behoeve van de zorg- en energiesector;

overwegende, dat in een groot deel van de midden- en kleinbedrijven de achterstand in het tijdig aanpakken van het millenniumprobleem evident is;

verzoekt de regering bij het Millenniumplatform met spoed aan te dringen op instelling van een MKB-platform en/of regionale MKB-consultatiepunten binnen het Millenniumplatform,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cherribi, Augusteijn-Esser, Van der Hoeven en Wagenaar. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (25674).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het beheer van atoomenergie in het bijzonder in Oost-Europese kerncentrales aanhoudend kwetsbaar is voor optreden en gevolgen van millenniumschade;

voorts constaterende, dat ook onderdelen van de kernwapenbeheersystemen van de Russische Federatie en de daaraan gekoppelde waarschuwingssystemen gevoelig zijn voor de millenniumproblematiek;

van mening, dat achterstallig onderhoud in de atoomenergiesector door het millenniumprobleem tot aanzienlijke internationale schade kan leiden;

verzoekt de regering de Europese millenniumproblematiek op het gebied van atoomenergie en kernwapens met spoed op de agenda van de betrokken internatioVan de Hoevennale organisaties te plaatsen en te komen tot een internationaal plan van aanpak in Europa,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cherribi, Wagenaar, Augusteijn-Esser, Van der Hoeven en Vendrik.

Zij krijgt nr. 29 (25674).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Niets markeert beter de diepe digitale nood waarin de samenleving in het komende jaar, maar in ieder geval rond 1 januari 2000, dreigt te geraken dan de uitspraak van de voorzitter van het Millenniumplatform, de heer Timmer, volgens mij gericht aan het vrouwelijk deel van de natie, om maar niet rond die datum te bevallen. Mevrouw Jorritsma stapt op 1 januari niet in het vliegtuig en zwanger Nederland doet er beter aan het ziekenhuis te mijden. Je zou bijna aan het kabinet vragen hoe zij het daarheen leidt dat de oproep van de heer Timmer ook inhoud en betekenis krijgt. Het wordt een sober voorjaar: geen millenniumbaby.

Dit probleem valt natuurlijk in het niet bij wat zich internationaal kan afspelen, met de diverse kernenergievoorzieningen in Oost-Europa als triest hoogtepunt. Ik zou in dat verband de minister willen vragen om bij de komende rapportage zeer uitgebreid terug te komen op de verschillende voorspellingen die dienaangaande de ronde doen. Mevrouw Jorritsma sprak van geen probleem of een heel groot probleem. Wij zijn natuurlijk erg benieuwd wat het nu echt gaat worden.

In internationaal perspectief bezien heeft mijn fractie het idee dat Nederland het nog redelijk doet. Er wordt veel onderzocht, getest, uitgeprobeerd en geconfereerd en dat maakt grosso modo een goede indruk. Toch moet de Nederlandse samenleving straks ernstig rekening gaan houden met allerlei maatschappelijke uitvalverschijnselen. Ik moet constateren dat de ernst van deze voorspelling die door de regering en het Millenniumplatform wordt gedaan, niet echt wordt gevolgd door een gelijke strengheid in voorgestelde aanpak. Ik heb dat ook tijdens een AO gezegd. Overleg en overreding markeren het parcours dat de regering aflegt. Het wordt nu echt tijd om een keer uit te spreken – dat vraag ik dan ook aan de coördinerend bewindsman – hoe lang die aanpak nog werkt en hoe lang die aanpak nog voldoende werkt.

Een element in dit betoog is natuurlijk het volgende. Tot mijn spijt moeten we wachten op het idee om consumenten te beschermen met een millenniumkeurmerk. Wordt dat nog ingevoerd? Komt dat nog goed – er ligt een motie – of zien we daarvan af?

Ik heb ook gesproken over de aansprakelijkheid en de consequenties van het millenniumprobleem voor ons rechtssysteem, vooral na 1 januari 2000. Om daar nog eens goed over door te praten, zien wij de volgende keer graag ook de minister van Justitie een fysieke bijdrage leveren aan het debat, opdat dit gevoelige punt toch met de eerstverantwoordelijke bewindsman zelf kan worden doorgenomen.

Voorzitter! Over mijn laatste punt had ik bijna een motie willen indienen, maar ik houd mij nog maar even in. Het betreft de wapenexport of beter gezegd de export van militair materieel. Verleden week donderdag heeft staatssecretaris Van Hoof gemeld dat landen die gegevens willen over materieel dat Nederland heeft geleverd, uiteraard welkom zijn, maar ik zag eigenlijk liever een actievere rol van de regering op dit punt. Het zou ons sieren, ook in het licht van de dramatische internationale situatie, als Nederland geleverd materiaal zou checken op millenniumgevoeligheid en de desbetreffende landen daarvan op de hoogte zou stellen. Waarom gebeurt dat niet? Defensie is toch al bezig met een uitgebreide operatie. Je zou bijna denken dat er al zoveel expertise is. Waarom stellen wij die niet proactief ter beschikking aan de ontvangende landen? Dat hebben ze toch wel verdiend? Wij hebben immers ook aan die landen verdiend!

Voorzitter! Als de minister hierop niet zo diepgaand kan antwoorden als wij wenselijk vinden, zien wij de volgende keer graag een wat uitgebreider standpunt van het kabinet en een rapportage tegemoet. Wellicht kunnen wij het dan alsnog met een motie afkaarten.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Ik wil graag minister Jorritsma verontschuldigen die helaas niet aanwezig kan zijn en hetzelfde geldt voor haar staatssecretaris die waarschijnlijk op terugweg is vanuit Zuid-Amerika. Ik zal proberen dus het hele veld te coveren.

Toen ik via de radio hoorde dat de heer Timmer had opgeroepen om vooral af te zien van enige activiteit op 17 maart a.s. om te voorkomen dat het rond het jaar 2000 tot problemen zou leiden waar het gaat om zwangerschappen, moest ook ik even de wenkbrauwen fronsen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik dacht 17 mei!

Minister Van Boxtel:

Die discussie wil ik al helemaal niet aangaan. Alle geluiden bij elkaar voegend, zou men in ieder geval moeten vermijden om rond de jaarwisseling in een vliegtuig te bevallen!

Ik denk echter dat de heer Timmer dit meer als een grap heeft bedoeld en dat wij dat niet al te serieus moeten opvatten. Het is meer een symbolische uiting geweest om er in de richting van de gezondheidszorg op aan te dringen om her en der orde op zaken te stellen, bijvoorbeeld bij couveuses, operatieve ingrepen, e.d. Mijn stellige overtuiging is dat men op dit moment ook in de gezondheidszorg met volle energie werkt aan het voorkomen van millenniumproblemen. Het platform is er niet voor niets en doet ook enorm veel. U mag van mij aannemen dat ik iedere keer met argusogen naar de voortgangsrapportages vanuit VWS kijk voorzover die bij de coördinerend bewindspersoon binnenkomen.

De heer Cherribi (VVD):

Betekent de oproep van de heer Timmer niet de start van een publiekscampagne?

Minister Van Boxtel:

Uit allerlei onderzoek weten wij al dat onder de bevolking inmiddels het besef van een mogelijk millenniumprobleem volop aanwezig is. Daarover is geen misverstand meer mogelijk. Vanmorgen las ik nog in een ochtendblad dat Ajax niet langer millenniumproof is. Als dit soort woorden gebruikt worden op de sportpagina, is het millenniumvraagstuk inmiddels toch wel voorzien van een enorm breed bereik.

Alle uitingen die mevrouw Jorritsma, de heer Timmer of ondergetekende doen vanuit de eigen verantwoordelijkheid, moeten geplaatst worden in het licht van het laten doordringen van het besef dat er inderdaad mogelijk een fors probleem aan de orde is, dat her en der nog onderschat wordt, hoewel ook uit de volgende voortgangsrapportage zal blijken dat er bij de rijksoverheid zeer hard aan gewerkt wordt. De voortgang daarin stemt mij in ieder geval niet tot somberheid. Dat wil niet zeggen dat ik mij niet ongerust maak over sommige onderdelen. In de voortgangsrapportage zal de Kamer hierover keurig worden geïnformeerd. Dit soort typen uitingen is meer bedoeld als een duwtje in de rug: neem het serieus op, ga aan het werk en zorg dat er geen problemen zijn. Het is meer gericht op: voorkomen is beter dan genezen.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Er is een lang algemeen overleg gevoerd. Heel kort en één interruptie per persoon. Dit is uw interruptie.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

De minister zegt dat het gaat om symbooluitspraken van de heer Timmer. Wekt dat soort uitspraken niet juist paniek op bij de mensen? Kan de minister de mensen geruststellen?

Minister Van Boxtel:

Ja. De heer Timmer heeft die opmerkingen niet gedaan om ongerustheid te zaaien, maar eerder om de sector te mobiliseren en ervoor te zorgen dat alles in orde komt. Niemand hoeft op 17 maart te denken: laten wij er maar bewust van af zien. Het geldt ook voor de uitspraak van mevrouw Jorritsma over het niet in een vliegtuig stappen. Voor ons telt of de luchtvaartmaatschappijen en de luchtverkeersleiding op tijd aan ons kunnen rapporteren dat wij ons geen zorgen hoeven te maken.

Enkele woordvoerders hebben gezegd dat weliswaar een uitgebreid AO is gehouden, maar dat er toch nog ongerustheid is op onderdelen of nog onvoldoende informatie. De coördinerende bewindslieden hadden in dat AO niet veel tijd om diep in te gaan op die coördinerende vraagstukken. Het beeld dat er onvoldoende of onvolledig geantwoord zou zijn, wil ik wegnemen.

Ik kom te spreken over de motie van mevrouw Augusteijn, waarin wordt gevraagd om de publiekscampagne fors naar voren te halen. Ik ben voor die gedachte wel te porren. Oorspronkelijk was de gedachte het ergens in de zomer te doen en dat is een lastig tijdstip. Het dictum van de motie vraagt nu om al in de decemberrapportage een plan van aanpak neer te leggen. Dat kan ik niet toezeggen. Wij stoppen op dit moment alle energie in een campagne die deze week start richting de beslissers. Wij hadden dat ook afgesproken. Wij zouden een publiekscampagne starten en tegen de beslissers in het bedrijfsleven zeggen: let op uw zaak. Bij mij ligt al een concept dat naar de ministerraad moet opdat het op tijd – voor de kerst – bij de Kamer is. Om in dat kader een publiekscampagne te verzinnen die niet goed doordacht is, is geen goede zaak. Het luistert nauw omdat het gaat om public confidence. Een campagne moet zo goed zijn dat mensen er niet ongerust door worden. Mevrouw Augusteijn zou mij kunnen vragen direct na de jaarwisseling met een plan van aanpak te komen. In het voorjaar 1999 kan het dan van start gaan. Als dat de intentie van de motie is, hoeft het elkaar niet te bijten. Een plan van aanpak in december, opdat in januari kan worden gestart, is net te vroeg.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

De minister zegt dat het gevraagde in de motie hem onder tijdsdruk zet en hij in tijdnood komt. Ik heb daar begrip voor. Het AO heeft enkele weken geleden plaatsgevonden. De motie lag er toen al. Ik vind echter 'ergens in het voorjaar' te vaag. Ik ben van mening dat wij nu een datum moeten vaststellen. Het voorjaar duurt van 21 maart tot 21 juni. Ik denk niet aan een datum daarbinnen, maar aan een datum voor 21 maart.

Minister Van Boxtel:

Ik vind juni, juli te laat. Ik dacht aan eind april, begin mei. Dat is ruim voor de vakantie. De beslisserscampagne is dan achter de rug en wij weten wat de effecten ervan zijn. Dat draagt overigens bij tot het publieke besef. Vervolgens kan de campagne die daarna moet komen, goed worden gestructureerd. Ik zeg dit niet uit onwil. Het is niet mijn vak en daarom heb ik mij verstaan met deskundigen. In het AO hebben wij vastgesteld dat in Engeland heel slechte ervaringen zijn opgedaan. Daar is een snelle publiekscampagne gevoerd die alleen maar verwarring heeft gezaaid. Ik wil het heel goed doen. Als ik zeg dat eind april, begin mei een prima periode is om van start te gaan, betekent dit dat ik na de jaarwisseling een plan van aanpak aan de Kamer moet voorleggen. Dat wil ik van harte toezeggen. Als mevrouw Augusteijn haar motie in die zin aanpast, zal ik die motie van harte overnemen. Als zij aan een eerdere datum vasthoudt, vrees ik dat ik mensen moet belasten met het opzetten van een plan dat misschien onvolledig is en waarvan wij later de wrange vruchten plukken. Dat zou ik niet willen. Als mevrouw Augusteijn het dictum van haar motie in die zin wil aanpassen, ben ik tevreden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! In dat geval pas ik het dictum als volgt aan: 'direct na de jaarwisseling 1998-1999 met deze voorlichtingscampagne te starten'. De rest van die zin moet worden geschrapt. Omdat ik maar toestemming voor één interruptie heb en dit al mijn tweede is, zal ik bij de eerstvolgende evaluatie met de minister van gedachten wisselen over een nadere datum. Ik geef het nog niet geheel op! De minister geeft net iets te weinig toe.

De voorzitter:

De motie-Augusteijn-Esser c.s. (25674, nr. 26) is in die zin gewijzigd, dat het dictum thans luidt:

'verzoekt de regering direct na de jaarwisseling 1998-1999 met deze voorlichtingscampagne te starten,'.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Augusteijn-Esser, Wagenaar, Cherribi, Van der Hoeven en Vendrik.

Zij krijgt nr. 30 (25674).

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Ik laat het oordeel over deze gewijzigde motie aan de Kamer over. Ik begrijp de motie nu zo, dat het opstellen van een plan van aanpak voor de voorlichtingscampagne begrepen mag worden als het begin van die campagne, mits dat plan van aanpak zo snel mogelijk wordt vertaald in een vorm van voorlichting. Het is van belang dat ik de toelichting op deze aangepaste motie goed begrijp. Van BoxtelAls dit inderdaad de synthese is, zijn wij eruit.

Voorzitter! Ik kom bij de moties die ingediend zijn door mevrouw Wagenaar. In de motie op stuk nr. 24 verzoekt zij de regering om in het kader van noodwetgeving een onderzoek te verrichten naar de voor- en nadelen van een wettelijke informatieplicht en daarover aan de Kamer te rapporteren. Ik vraag mevrouw Wagenaar deze motie aan te houden, omdat ik van plan ben om in de voortgangsrapportage hierover informatie te verschaffen. Er loopt inmiddels een onderzoek en ik heb contact gezocht met de landsadvocaat. Ik kom graag met informatie hierover bij de Kamer terug. Als mevrouw Wagenaar die onvoldoende vindt, kunnen wij alsnog zeggen welke kant het op moet. Wij werken volop aan het in kaart brengen van de voor- en nadelen.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

De motie is bedoeld als ondersteuning!

Minister Van Boxtel:

De motie kan inderdaad geen kwaad, maar zij kan ook aangehouden worden, omdat niet wordt gezegd dat er noodwetgeving moet komen, maar dat er onderzoek gedaan moet worden naar de voor- en nadelen van noodwetgeving. Ik zeg toe dat de Kamer hierover informatie krijgt.

In de motie op stuk nr. 25 wordt de regering verzocht om voor alle vitale objecten noodscenario's te ontwikkelen. Daar ben ik van harte toe bereid, want dat doen wij al. Wij zullen daar in de volgende voortgangsrapportage informatie over geven. De motie is dus een steun in de rug.

Mevrouw Van der Hoeven verzoekt de regering in een motie te bewerkstelligen dat op zo kort mogelijke termijn voor elk van deze sectoren een representatief millenniumplatform wordt gevormd. Dat 'bewerkstelligen' zou dan mede een taak van het bestaande Millenniumplatform moeten zijn. Ik vind dit wat lastig, omdat er ook een motie ligt van de heer Cherribi, waarin gevraagd wordt voor iedere sector van het MKB zo'n platform op te richten. Deze twee moties liggen dicht bij elkaar. Ik wil de Kamer de aanvaarding van de motie-Cherribi ontraden, omdat het MKB zo divers en omvangrijk is dat het een schier onmogelijke taak is te bepalen waar platforms moeten komen. Die consultatiepunten om te kijken of er informatie uitgewisseld kan worden, vind ik wel een interessante gedachte en die zit in uw motie opgesloten. Daarmee is het platform ook bezig. De noodzaak daartoe is ook wel aanwezig, want er zou morgen een geweldige bijeenkomst zijn van het platform met het MKB. Maar die bijeenkomst is afgeblazen door gebrek aan belangstelling. Dat maakt het voor ons des te dwingender om volgende week de beslisserscampagne te starten, zodat het duidelijk wordt dat er echt serieuze zaken aan de orde zijn. Het instellen van een platform is, gezien in dit licht, ongelooflijk ingewikkeld. Het hangt ook van de sector af, maar er zijn zoveel verschillende MKB-achtige ondernemingen, dat dit niet goed onder één hoed te vangen is.

Mevrouw Van der Hoeven spreekt over 15 aangeduide sectoren waarvoor een platform ingericht zou moeten worden. Op dit moment zijn er al heel veel platforms en wij gaan met Pledge 2000 aan de gang. Ik sta niet te springen om hierover een Kameruitspraak te krijgen. Dat wordt een verzoek met de verwachting dat ze er allemaal komen. Ik houd daar aarzelingen over. Ik vind dit een motie die goed achter de hand kan worden gehouden totdat er nader inzicht is in de decemberrapportage en wij weten hoe de zaken er precies voor staan.

De heer Cherribi heeft een motie over de atoomenergie ingediend. Natuurlijk hebben wij hier geen eigen competentie, maar ik deel de zorgen die in het AO zijn geuit. Ik onderschrijf het streven om de kerncentrales in Oost-Europa geen bedreiging te laten vormen. Er zijn overigens praktisch geen gegevens over de millenniumbestendigheid van Oost-Europese kerncentrales en de invloed van het millenniumvraagstuk op de veiligheid van deze centrales. Het atoomenergieagentschap in Wenen is de bevoegde instantie om in aangesloten lidstaten inspecties te houden. Bij die inspecties zal dit agentschap ook aan het millenniumvraagstuk aandacht besteden. Door de lidstaten is gevraagd of het agentschap wil optreden als een clearinghouse en als centraal contactpunt voor de uitwisseling van informatie.

Vorige week was ik op een conferentie van de EU in Wenen en het is ook de bedoeling dat tijdens de top in december het millenniumvraagstuk bovenop de agenda komt. Kortom, er wordt in alle internationale fora actief aandacht gevraagd hiervoor. Maar voor een internationaal plan van aanpak moet ik verwijzen naar het atoomenergieagentschap dat deze zaken oppakt. De heer Cherribi zou deze motie kunnen aanhouden totdat in de volgende rapportage duidelijker wordt wat er de facto gebeurt.

De voorzitter:

De heer Cherribi, de indiener van deze motie, kijkt mij zo indringend aan, dat ik hem een extra interruptie toesta.

De heer Cherribi (VVD):

Voorzitter! Ik ben zelf rapporteur voor de Raad van Europa voor kerncentrales en het millenniumprobleem. Ik sta in nauw contact met het internationaal atoomagentschap in Wenen. Ik weet dat de zes kerncentrales in Oekraïne absoluut onveilig zijn en er zijn nog meer kerncentrales die een absoluut gevaar vormen voor de veiligheid van Europa.

Minister Van Boxtel:

Soms zijn informatiestromen bij de een scherper voorhanden dan bij de ander, voorzitter! Mag ik voorstellen dat ik op dit punt in overleg met collega Benschop van Buitenlandse Zaken zal vragen om in zijn voortgangsrapportage die de Kamer krijgt tezamen met mijn voortgangsrapportage, hieraan expliciet aandacht te besteden en in kaart te brengen hoe de situatie getaxeerd moet worden, zodat wij in januari als wij het hele palet duidelijk hebben, een finale beslissing kunnen nemen. Maar ik zou de heer Cherribi dan willen vragen om zijn motie aan te houden. Ik vind het te gevaarlijk om nu al boude uitspraken te doen, hoe de vlag er precies bij hangt en of er wel genoeg gebeurt. Ik zou Buitenlandse Zaken daarom graag de gelegenheid willen geven om meer informatie te verkrijgen, opdat wij in januari een finaal besluit over deze motie kunnen nemen.

Voorzitter! De heer Vendrik heeft gevraagd of wij niet ook bij wapenleveranties zelf proactief moeten handelen, dat wil zeggen, achter de ontvangers aan moeten gaan. Uit het algemeen overleg herinner ik mij het antwoord van staatssecretaris Van Hoof, dat wij gewoon leveranciers zijn met een contract waardoor het principe van 'te goeder trouw' van toepassing is. Wij zijn dus aanspreekbaar als er van defecten sprake is. Het was in zijn visie bijna onmogelijk om van alles en nog wat te achterhalen en daar ook nog expertise achteraan te sturen. Ik stel voor om mij andermaal met Defensie te verstaan om nogmaals te vragen of zij bij hun opvatting blijven dan wel of er niet toch een reden is om nog eens kritisch te kijken. Ook daarover kan ik dan in de decemberrapportage extra informatie bieden, opdat wij het in januari terugkrijgen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.30 uur tot 20.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van der Hoeven

Naar boven