Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het voorstel van wet van het lid Van Ardenne-van der Hoeven tot wijziging van de bepalingen betreffende pensioen in de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen (26019).

(Zie vergadering van 24 november 1998.)

De voorzitter:

Alvorens tot de stemming over te gaan, deel ik de Kamer, voorzover de leden de brief nog niet hebben gezien, mede dat hedenmorgen een brief, gedateerd gisteren, is binnengekomen van de staatssecretaris van Defensie, waarin deze namens het kabinet de Kamervoorzitter verzoekt de stemmingen over het wetsvoorstel uit te stellen tot na de behandeling van de begroting van Defensie voor 1999. Naar aanleiding van dat verzoek breng ik de Kamer in herinnering dat vorige week door de Kamervoorzitter is meegedeeld dat met de Eerste Kamer is afgesproken dat, indien vandaag niet zou worden gestemd over dit initiatiefwetsvoorstel, het voor de Eerste Kamer niet meer mogelijk is om het wetsvoorstel op een zodanig tijdstip te behandelen, dat het op 1 januari in werking kan treden. Het leek mij relevant beide punten naar voren te brengen.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Ik herinner mij de discussie van afgelopen donderdag, waarbij de regering aanwezig was, zeer wel. De VVD-fractie wil gevolg geven aan het verzoek van de regering, dat wij als redelijk bestempelen, zodat zij voorstelt de stemming uit te stellen.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Ik steun het voorstel van de heer Van den Doel niet. Vorige week bij de regeling van werkzaamheden hebben wij daar ook al over gesproken. Ik wil de heer Van den Doel eraan herinneren dat wij indertijd de discussie over dit wetsvoorstel in één termijn hebben kunnen afdoen, waardoor alle argumenten zijn gewisseld, zodat er gestemd kan worden en het wetsvoorstel op tijd in de Eerste Kamer kan komen en op tijd kan worden afgehandeld.

De heer Zijlstra (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid hecht er zeer aan dat het wetsvoorstel nog wordt behandeld door de Eerste Kamer, voordat zij op reces gaat. Daarom zijn wij er voorstander van daarover nu te stemmen. Vorig jaar is bij de behandeling van de ƒ 1000-wet een soortgelijke situatie ontstaan over een van mijn amendementen, namelijk het weduwenamendement, waarbij wij eerst over het wetsvoorstel hebben gestemd, en pas in een latere fase de dekking hebben gevonden door middel van een ander amendement.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Omdat de groep waar het om gaat bijna per week kleiner wordt, lijkt het mij van groot belang dat wij vandaag stemmen over dit wetsvoorstel, en er in ieder geval voor zorgen dat het voor het einde van het jaar in het Staatsblad komt.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! Ook wij vinden dat vandaag gestemd moet worden, om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven aan de mensen om wie het gaat.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! In de brief die wij hebben gekregen, vraagt de staatssecretaris of stemming over het wetsvoorstel tot na de behandeling van de defensiebegroting kan worden uitgesteld. Ik begrijp die vraag niet echt. Wat verwacht hij dan van de begrotingsbehandeling van Defensie? Denkt hij dat de dekking dan wel boven tafel komt?

De voorzitter:

Ik wil in deze regeling van werkzaamheden niet overgaan tot een gedachtewisseling met staatssecretaris Van Hoof, wiens aanwezigheid hier zoals altijd op zeer hoge prijs wordt gesteld. Heeft mevrouw Van 't Riet, nu zij helaas in deze regeling geen antwoord kan krijgen op haar vraag, er behoefte aan om iets te zeggen over de regeling rondom de stemming?

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Ik zit met het probleem dat het verzoek niet is onderbouwd.

De voorzitter:

Ik ben zo vrij – dan begeef ik mij op de randen van de bevoegdheden van het voorzitterschap – erop te wijzen dat in een vrij uitvoerige alinea in de brief aan de Kamer, die ik uiteraard niet heb voorgelezen, uiteraard wel een redengeving van de staatssecretaris staat. Maar laten wij niet in de inhoud treden.

Ik constateer, dat van de fracties die zich hierover hebben uitgesproken, een meerderheid vóór stemming is. Ik hak de knoop door, en ga over tot stemming.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Vorige week hebben wij gedebatteerd over het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Van Ardenne. De VVD-fractie heeft toen het standpunt ingenomen dat ook wij vinden dat de desbetreffende groep veteranen recht heeft op respect en waardering. Voor de VVD-fractie geldt echter ook de gulden regel dat als men vanuit deze Kamer iets voorstelt, daarbij ook een deugdelijke dekking moet worden geleverd. De door de CDA-fractie voorgestelde dekking is door de staatssecretaris van Defensie verworpen. Er is op dit moment dan ook geen deugdelijke dekking. Wij betreuren het dat de Kamer niet het geduld heeft kunnen opbrengen om de stemming uit te stellen, zoals de regering per brief heeft verzocht. De financiële aspecten van dit wetsvoorstel zouden dan zorgvuldiger kunnen worden afgerond.

Omdat nu een deugdelijke dekking ontbreekt, zal de VVD-fractie tegen het wetsvoorstel stemmen.

De artikelen I en II en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Is mevrouw Van Ardenne bereid dit wetsvoorstel te verdedigen in de Eerste Kamer der Staten-Generaal?

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik zal dat heel graag doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zal er van deze zijde voor gezorgd worden dat u daartoe in staat wordt gesteld.

Naar boven