Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter! Tijdens het vragenuur is gesproken over minister Van Boxtel en zijn streven naar extra beloning en aanpassing van de arbeidsvoorwaarden. Ik wil dit onderwerp in breder perspectief zien. Laat duidelijk zijn dat ook het CDA vindt dat er wat moet gebeuren in de grote steden en de probleemwijken. Echter, wij denken niet alleen aan de leerkrachten op de scholen. Er zijn in de grote steden en in het bijzonder in de probleemwijken ook anderen werkzaam. Daarbij denk ik aan de mensen in de zorgsector. We hebben in de debatten verder gesproken over politieagenten: er zijn vacatures, terwijl er een trek naar de regio is. Kan de Kamer bij de eind deze week toe te zenden stukken voor de behandeling van het grotestedenbeleid van minister Van Boxtel informatie krijgen over de beroepen die relatief zwaar werk verrichten in de grote steden en in de probleemwijken? Welke beroepen komen naar zijn mening in aanmerking voor een extra beloning of voor een schouderklopje? Kan de minister aangeven of hij voor de extra benodigde gelden ook beleidsmatige en/of budgettaire verantwoordelijkheid zal dragen?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Afgelopen donderdag heeft de Kamer ingestemd met een motie van de fracties van GroenLinks, de RPF en het GPV over uitstel van de feitelijke overdracht van het Korps landelijke politiediensten totdat de Kamer heeft kunnen besluiten over de herziening van de Politiewet. Graag verneem ik schriftelijk van het kabinet hoe het deze motie denkt uit te voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de betrokken bewindslieden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Veertien dagen geleden hebben wij met de minister van LNV uitvoerig kunnen spreken over de gevolgen van de enorme wateroverlast, met name de waterschade in de landbouw. Er is toen een discussie geweest over de oogstschaderegeling en met name over het eigen risico van 30% van de aanwezige oogst. Dat heeft geleid tot een discussie in de commissie die wat ons betreft nog een vervolg zou moeten krijgen. Dat vervolg is ook toegezegd door de minister. De discussie was gericht op de vraag hoe de maximering van het eigen risico zich verhoudt tot datgene wat binnen de Europese Unie is toegestaan. De minister heeft daarover een brief toegezegd, maar tot nu toe hebben wij niets ontvangen. Het is inmiddels veertien dagen geleden. De problemen zijn nog steeds nadrukkelijk aanwezig; wij horen er alle dagen van. Daarom vragen wij de minister om op korte termijn, nog deze week, met een brief te komen waarin hij aangeeft wat binnen de Europese kaders wel en niet mogelijk is, zodat wij er eventueel voor het reces nog op kunnen terugkomen.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! In aanvulling daarop wil ik graag weten welke gebieden uiteindelijk zowel onder de WTS-regeling als onder de oogstschaderegeling vallen. Als het kabinet die informatie tegelijkertijd naar de Kamer kan sturen, zal dat een hoop ophelderen, zeker voor de betrokkenen in het gebied.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Net als in het algemeen overleg wil ik ook nu de gedachte van de heer Atsma ondersteunen. Ik wil er een punt bijvoegen. Wij hebben toen ook vragen gesteld over aan de landbouwsector gelieerde bedrijven die productieverlies lijden doordat er niet kan worden geoogst, bijvoorbeeld de witlofteelt. Daarover is nog geen definitief uitsluitsel ontvangen. Misschien kan dat ook nog worden meegenomen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik sluit mij volledig aan bij de vragen en bij de toevoeging. Bij het overzicht van welke gebieden onder welke regeling vallen, krijg ik nog graag de vermelding op grond van welke criteria die besluiten door de minister zijn genomen.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik ben zo vrij om het oneens te zijn met de opmerking van de heer Van der Vlies. Dat punt is door mijn fractie nadrukkelijk naar voren gebracht. Daarover is door de regering in niet mis te verstane woorden te kennen gegeven dat witloftrekkers, om het maar even begrijpelijk te benoemen, niet in aanmerking zullen komen voor schadeloosstelling. Ik stel ook vast dat de LTO dat niet heeft gevraagd. Ik meen dan ook dat de Kamer wel buitengewoon creatief te werk gaat door meer te vragen dan de Land- en tuinbouworganisatie verzoekt.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! Ik wil mij graag aansluiten bij de woorden van het CDA en de PvdA.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dankers.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Ik verzoek u om een korte heropening van het notaoverleg over het JOZ om een gewijzigde motie te kunnen indienen. Misschien is het wel pragmatisch om dit voorafgaand aan de tweede termijn van de Kamer over de begroting van VWS te doen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit agendapunt toe te voegen aan de tweede termijn van de behandeling van de begroting van VWS. Zoals bekend, zal die vanavond plaatsvinden. De sprekers hebben allen te maken met de spreektijden die zij van hun fracties toebedeeld hebben gekregen, maar het is niet onredelijk om voor het indienen of wijzigen van een motie de spreektijd iets soepeler te bekijken.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Meijer.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! Op 17 november hebben wij met de minister van Landbouw gesproken over de acute problemen in de varkenshouderijen. De minister heeft toen toegezegd op zeer korte termijn met een aantal oplossingen te komen, teneinde de bedrijven die het aangaat, te kunnen laten beslissen of zij willen blijven of stoppen. Vandaag lezen wij in het blad De Boerderij dat de minister pas in het voorjaar duidelijkheid zal geven hoe de knelgevallen – het gaat om 150 bedrijven – verder kunnen. Wij vragen de minister dan ook om binnen een week een brief aan de Kamer te sturen waarin hij duidelijk aangeeft hoe het nu verder moet met deze bedrijven. Dat had hij namelijk al toegezegd.

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter! De VVD ondersteunt het pleidooi op het punt van de knelgevallen.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Ik wil het verzoek verbreden. Wij hebben op 17 november een twintigtal maatregelen voor flankerend beleid besproken. Ook de Kamer heeft een paar suggesties gedaan. Ik wil het zo formuleren dat wij binnen een week van de minister willen horen wat er nu kan worden toegepast, wat afhankelijk is van toestemming van Brussel, wat na januari kan en wat later nog kan worden gebruikt aan maatregelen op bedrijfsniveau.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! Ik ga volledig akkoord met de verbreding van het verzoek door de heer Feenstra.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Afgelopen zaterdag stond in de Volkskrant een artikel over de gevolgen van de aansprakelijkheid van verzekeraars, met name autoverzekeraars, voor werknemers die door een ongeluk in de WAO belanden. Dit zogenaamde verhaals- en regresrecht is, overigens om goede redenen, met steun van mijn fractie in de WAO gekomen. Nu hebben wij begrepen dat er een overeenkomst is gesloten tussen de verzekeraars en het LISV, het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Wij willen hier graag nader over geïnformeerd worden zodat wij van de hoed en de rand weten. Wat is de precieze strekking en inhoud van deze overeenkomst? Voor wie is die wel of niet bindend? Wat is de juridische basis van deze overeenkomst en wat is het oordeel van het kabinet daarover? Wij vragen ons met name af of het waar is dat ten gevolge van deze overeenkomst tussen het LISV en de verzekeraars in het vervolg niet meer 100%, maar slechts 76% van de bruto-uitkeringen door de verzekeraars wordt betaald. Is dat wel wenselijk en kan dat ook zomaar op grond van de wet? Het gaat hier in de loop der jaren immers om vele honderden miljoenen guldens.

Voorzitter! Wij willen hierover graag nog deze week een brief ontvangen van het kabinet, zodat wij dit, afhankelijk van de antwoorden, eventueel volgende week bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen betrekken.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Ik ondersteun dat verzoek graag, want het is belangrijk genoeg. Ik ben het er op zichzelf ook mee eens dat die brief snel moet komen. Voor mij is het echter wel de vraag of deze kwestie, gegeven het mogelijke gewicht ervan, bij de begrotingsbehandeling voldoende aandacht kan krijgen. Als wij de brief hebben ontvangen, kunnen wij dat vóór de begrotingsbehandeling beoordelen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! De SP-fractie ondersteunt het verzoek van de heer Wilders van harte.

De heer Wilders (VVD):

Ik ben het met mevrouw Kalsbeek eens dat wij dan alsnog kunnen bezien of wij deze zaak in een apart algemeen overleg of bij de begrotingsbehandeling moeten bespreken. Ik wil in ieder geval graag dat die brief er vóór vrijdag is. Alsdan kunnen wij bekijken wanneer wij een en ander bespreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven