Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Van der Steenhoven aan de minister van Verkeer en Waterstaat, over het mogelijk intrekken van vergunningen aan Lovers voor spoorwegvervoer.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Lovers heeft meer dan anderhalf jaar geleden regelmatig aan het ministerie gevraagd om eindelijk eens een vergunning te krijgen voor de trajecten Leiden-Den Haag en Utrecht-Hilversum. De consument werd namelijk een nieuw product onthouden waar iedereen op zat te wachten en het was toch een schandaal dat het zo lang duurde voordat die vergunningen afkwamen. De fractie van GroenLinks heeft dan ook een paar weken geleden schriftelijk vragen gesteld aan de minister van Verkeer en Waterstaat over de weigering van Lovers, zowel in het voorjaar als in het najaar, om daadwerkelijk op die trajecten te gaan rijden. GroenLinks vroeg de minister de vergunning van Lovers in te trekken en actie te ondernemen om de ongebruikte ruimte aan te wenden voor vervoer. Helaas antwoordde de minister dat zij niet van plan was de vergunning van Lovers in te trekken. Wie schetst onze verbazing toen wij afgelopen donderdag de volgende uitspraak van minister Netelenbos te horen kregen: 'als Lovers niet gaat rijden, kieper ik hem van de rails'.

Mevrouw de voorzitter! De eerste vraag die heel spontaan bij ons boven komt, is natuurlijk: heeft de minister kennisgenomen van haar eigen antwoorden op de vragen van GroenLinks van 17 oktober? Wat is er de afgelopen twee weken gebeurd tussen de beantwoording van de vragen van onze fractie en het congres van Railforum van afgelopen donderdag, dat eerst niet maar nu wel de vergunning aan Lovers kan worden ingetrokken? Krijgen wij op onze andere vragen, nu in de herkansing, ook een positief antwoord? Wil de minister bijvoorbeeld actie ondernemen, gezien de enorme behoefte aan vervoer over het spoor, om de vrijgekomen ruimte op de sporen te benutten voor personenvervoer? Is de minister bereid om aan de uitgifte van vergunningen ook de plicht tot rijden te koppelen en bijvoorbeeld bij het niet nakomen van die verplichting boetes op te leggen?

Minister Netelenbos:

Voorzitter! Naar aanleiding van de vragen van de heer Van der Steenhoven over het 'van de rails kieperen', zoals ik dat onparlementair heb gezegd, kan ik hem meedelen dat wij in dezelfde richting denken. Formeel gezien zijn de vergunningen verleend onder de conditie dat voor een intrekking er eerst sprake moet zijn van het bij wet regelen van de marktwerking. Die wet is er nog niet. Daardoor ben ik in formele zin op dit moment niet in de positie om een vergunning in te trekken. Hoe gaan wij dat voor de toekomst regelen? Wat mij betreft zal duidelijk zijn dat men de plicht tot rijden heeft als men een vergunning heeft. Ik zal de Kamer een voorstel daartoe graag binnenkort voorleggen.

Vervolgens speelt het punt van de capaciteitstoedeling. RailNed deelt capaciteit toe. Voor de trajecten Leiden-Den Haag en Utrecht-Hilversum is wel capaciteit toegedeeld, maar er wordt niet op gereden. Het is duidelijk dat dat vraagstuk bij het maken van de nieuwe dienstregeling weer voorligt en dat via capaciteitstoedeling kan worden ingegrepen. Vergunning is de ene kant van het verhaal, toedelen van capaciteit de andere kant. Ik heb Lovers uitgenodigd om met spoed met mij te spreken. Ik ben het zeer eens met de heer Van der Steenhoven, dat het zo druk is op het spoor dat wij ons niet kunnen permitteren dat wel capaciteit is toegedeeld, maar niet gereden wordt.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Wij zijn op zich verheugd over de positieve beantwoording van onze vragen. Het is alleen jammer dat dit niet eerder kon, namelijk toen wij onze schriftelijke vragen hadden ingediend. Wij willen de minister graag een vraag stellen over de formele kant van het intrekken van de vergunning. Het gaat hier om een situatie waarin een vervoerder geen gebruik maakt van zijn vergunning. Op welke termijn denkt zij dat wetgeving kan worden voorgelegd aan de Kamer om vervoerders te dwingen een vergunning te gebruiken? Moeten eventueel geen boetes kunnen worden opgelegd als de verplichting niet wordt nagekomen? En wanneer zou dat geregeld kunnen zijn?

Dat brengt ons op de vraag over de nota over de toekomst van het spoor. Wij hebben uit eerdere toezeggingen begrepen dat die nota eind van het jaar aan de Kamer zal worden toegezonden. Klopt dat nog steeds? En is het mogelijk om dan zo snel mogelijk te praten over de exploitatie van de HSL-Zuid? Wij hebben uit de discussies begrepen dat de NS daar een voorstel voor heeft gelanceerd dat erg tegemoetkomt aan de verbetering van het spoor in het land zelf. Is de minister bereid om de besprekingen met de NS over een nieuw contract eerder te starten dan de bedoeling is? Ik heb begrepen dat dat in het jaar 2000 zou moeten gebeuren. Gezien de serieuze knelpunten op het spoor rond Gouda en in de Bommelerwaard– en er is ook al een aantal andere knelpunten genoemd – zien wij graag dat op zo kort mogelijke termijn met de NS in contractverband gesproken gaat worden om die knelpunten aan te pakken.

Minister Netelenbos:

Voorzitter! Ik heb inderdaad in de stukken gezegd dat de nota 'Derde eeuw spoor' eind van dit jaar beschikbaar zou zijn. Ik heb iets meer tijd nodig. Dat heeft te maken met het overleg dat op dit moment wordt gevoerd met de Nederlandse Spoorwegen. Het gaat natuurlijk ook over vraagstukken als decentralisatie van openbaar vervoer, rail- en busvervoer, in samenhang bezien. Het gaat over het kernnet en over de exploitatie van HSL-Zuid op het Nederlandse deel van de HSL-Zuid. Dat hangt allemaal met elkaar samen. Dat is een heel complex. Daar wordt op dit moment over onderhandeld omdat wij ook willen weten hoe de NS daar bedrijfsmatig tegenaan kijkt en wat dat betekent voor het kostendekkend zijn van het kernnet van de NS. Het regeerakkoord doet overigens ook uitspraken over die benadering.

Het antwoord op de vraag of wij alvast met de NS kunnen gaan spreken, luidt dus dat wij dat al doen. De bedoeling is dat een en ander voor 1 januari 2000 in wetgeving zal zijn gerealiseerd. Wij werken daar hard aan. Het zal een hele toer zijn om die termijn te halen.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie vond de uitlatingen van de minister vorige week moedig, helder en daadkrachtig. Collega Van Gijzel heeft echter in de Kamer gezegd dat minister Jorritsma, toen zij deze vergunningen verleend heeft, de Kamer een kunstje geflikt heeft. De CDA-fractie was het daarmee eens. Verder heeft de minister toen gezegd dat zij in 1997 zou komen met een nota 'Spoor 21ste eeuw' en dat het wettelijk kader heel snel geregeld zou worden. Heeft deze minister met haar heldere, moedige en daadkrachtige uitspraak niet indirect zeer harde kritiek geleverd op mevrouw Jorritsma, de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat?

Minister Netelenbos:

Voorzitter! De heer Reitsma weet het antwoord op deze vraag natuurlijk al. Ik ben trouwens blij dat hij mij moedig, helder en daadkrachtig vindt. Laten wij dat de komende weken en maanden zo houden! Ik weet niets van opmerkingen over 'kunstjes flikken', dus ik laat mij daar ook niet over uit. Er komt een nota 'Derde eeuw spoor'. Ik heb iets meer tijd nodig dan de vorige minister had aangekondigd. Het gaat namelijk over een uiterst belangrijk en zeer complex thema en ik wil daar heel goed en gedegen naar kijken. Ik verwacht dat die nota er begin volgend jaar ligt. Dan zullen wij het inhoudelijke debat aangaan en zullen wij gezamenlijk conclusies trekken.

Naar boven