Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Afgelopen week heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid gesproken over de eigen bijdrage van ƒ 200 voor ziekenfondspatiënten. Tijdens dat AO zijn wij niet verder gekomen dan de eerste termijn. Ik vraag u of het mogelijk is deze week deze discussie plenair af te ronden.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik kan dit verzoek van harte ondersteunen. Er dient sprake te zijn van een plenaire discussie omdat het debat een politieke wending heeft genomen die in deze zaal moet worden afgerond.

De voorzitter:

Ik zal nagaan of de agenda hiervoor ruimte biedt, maar die ruimte is er op dit moment niet. De agenda voor deze week is overvol en dat geldt ook voor alle weken die wij nog voor het kerstreces te gaan hebben. Ik zal kijken wat ik kan doen, maar ik kan dit niet definitief toezeggen.

De heer Marijnissen (SP):

Natuurlijk is er de mogelijkheid van een VAO-discussie, maar het bezwaar daarvan is dat de spreektijd beperkt blijft tot twee minuten.

De voorzitter:

Het vóórdeel daarvan is een beperking tot twee minuten. De plenaire afronding van een AO gaat altijd gepaard met die spreektijdbeperking. Als u het daarmee wilt doen, kan ik daarvoor nog deze week ruimte creëren. Wanneer u een spreektijd van 20 minuten verlangt, kan het absoluut niet.

De heer Marijnissen (SP):

Het dilemma is mij wel duidelijk. Ik verhul niet dat mijn voorkeur ernaar uitgaat desnoods na het reces te discussiëren, maar dan voldoende tijd beschikbaar te hebben. Ik doe dat liever dan volstaan met een tweeminutendebatje, waarin de zaak geen recht gedaan kan worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, op de laatste suggestie in te steken en het onderwerp, omdat het belangrijk is, niet deze week af te doen met een tweeminutendebat. Na het reces kunnen wij er iets meer tijd voor reserveren, op een geschikt moment.

Mevrouw Kamp (VVD):

Ik steun dat voorstel niet, maar vraag gewoon om een tweeminutendebat. Wij hebben er uitgebreid over gesproken. Het gaat in wezen om politieke beslissingen. Dat kan rustig in twee minuten. Ik stel echt voor om wel deze week te debatteren en niet na het reces een uitgebreid debat te houden.

De voorzitter:

Het is niet mijn bedoeling om nu een nieuwe discussie te genereren. Ik ben afgegaan op het aantal fractiewoordvoerders dat "ja" knikte. Dat staat nooit in de Handelingen, maar is wel relevant.

Het woord is aan de heer Rijpstra.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD maakt zich zorgen over de gevolgen van de grote toename van de instroom van asielzoekers, vooral uit landen als Afghanistan en Irak. Als de instroom de opgaande lijn die in juni is ingezet volgt, komen wij dit jaar rond de 35.000 asielzoekers uit. Minister Van Mierlo stelde dat ieder land zijn eigen grenzen in de gaten moet houden. Staatssecretaris Patijn stelde dat de grensbewaking in Griekenland in relatie tot het Verdrag van Schengen wel goed zat. Staatssecretaris Schmitz stelt dat een van de risicoluchthavens juist Athene is.

De fractie van de VVD vraagt om een brief van het kabinet, waarin wordt ingegaan op de volgende punten. Er moet een analyse worden gemaakt van de toename van de instroom, ook in relatie tot de toename in andere landen. Wat zijn de gevolgen voor de opvangcapaciteit van de centrale opvang van asielzoekers? Wat zijn de te verwachten effecten voor de gezinshereniging op termijn? Hoe verhouden de uitspraken van de eerdergenoemde bewindslieden zich tot elkaar? Ik sluit niet uit dat wij naar aanleiding van de brief van het kabinet later om een plenair debat zullen vragen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik ben blij dat de VVD-fractie, nadat de CDA-fractie daar in de zomer reeds schriftelijke vragen over had gesteld, nu een brief vraagt. Ik denk dat het goed is om een brief te krijgen. Het verbaasde mij enigszins dat de heer Rijpstra zich namens de fractie van de VVD opeens zorgen maakt over de Griekse grens en de grensbewaking. Bij het debat over de toetreding van Griekenland tot Schengen was ik de enige die daar zorgen over had. Dat werd weggewimpeld door de VVD-fractie. De VVD-fractie stemde hartgrondig in met de toetreding van Griekenland tot Schengen, met de consequenties die de heer Rijpstra nu schetst. Ik krijg daar graag een reactie op.

De voorzitter:

Wij openen nu geen debat over de substantie. Wij zijn bezig met de regeling van werkzaamheden.

De heer Van Traa (PvdA):

Voorzitter! Ik zou de heer Rijpstra willen vragen zich wat het oordeel van staatssecretaris Patijn over de buitengrens van Griekenland betreft aan de feiten te houden. Die zijn dat op dit moment Nederland nog niet heeft ingestemd met het in werking treden van de Schengenovereenkomst, juist ook omdat wij nog geen definitief oordeel over die buitengrens hebben. Ik vind dat dit in het stenogram moet worden opgenomen. De heer Rijpstra gaat daar te hard.

Voorts zag ik graag in het stenogram opgenomen dat de heer Rijpstra, die ik afgelopen zondag met verve het kabinetsbeleid van staatssecretaris Schmitz zag verdedigen, misschien een brief in een zodanige toon wil vragen, dat het niet een actie "beschadiging staatssecretaris" is.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Wij gaan akkoord met het vragen van een brief zoals collega Rijpstra doet, al vind ik dat wij erg voorzichtig moeten zijn met formuleringen zoals hij gebruikt over aantallen. Wij moeten niet allerlei verwachtingen voor het eind van het jaar uitspreken, want het is maar de vraag of die uitkomen.

Ik zie graag aan de brief toegevoegd welke stappen met name de minister van Buitenlandse Zaken, maar misschien ook de bewindspersonen van Justitie, bij Frankrijk ondernemen. Dat voert op dit moment toch een eigenzinnig, zelfstandig beleid inzake asielzoekers, dat haaks staat op het Verdrag van Genève en het EVRM.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Ik zou er nog graag de vraag aan toevoegen, wat deze sterkere instroom betekent voor de capaciteit van de Immigratie- en naturalisatiedienst. Wij hebben al meermalen meegemaakt dat wij wat dit betreft achter de feiten aanlopen en ik zou er dan ook graag een duidelijke reactie op vernemen.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Ik dank mijn collega's voor hun steun aan mijn verzoek om een brief. Tot mijn collega Van Traa zou ik willen zeggen dat hij blijkbaar dingen hoort die ik niet gezegd heb. Er is op geen enkele manier sprake van beschadiging van welk bewindspersoon dan ook, dus de heer Van Traa kan heel rustig blijven zitten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wend mij tot u en mijn collega's in de hoedanigheid van fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, bij afwezigheid van de echte voorzitter van onze commissie. Ik spreek dus namens de woordvoerders van de diverse fracties.

Het is ons in de afgelopen 24 uur alleen al uit persberichten duidelijk geworden dat de Nederlandse regering in Luxemburg akkoord is gegaan met een besluit over beperking van de exportquota voor rijst en suiker vanuit de Nederlandse Antillen en Aruba in het kader van de LGO-bepaling. Vervolgens heeft de Haagse rechtbank in kort geding bepaald dat Nederland ten onrechte met dit besluit heeft ingestemd en dat het Europese Hof zich over deze zaak zou moeten buigen. Voorts heeft het besluit van de rijksministerraad om in te stemmen met deze beperking althans volgens de media tot de nodige spanningen met de overzijde geleid.

Tegen deze achtergrond zou ik namens mijn collega's de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken willen vragen in overleg met hun collega van Antilliaanse en Arubaanse Zaken antwoord te geven op de volgende vragen.

Heeft de rijksministerraad inderdaad formeel een besluit in dezen genomen? Kan de regering de Kamer nader informeren over dat eventuele besluit van de rijksministerraad en de consequenties daarvan, en over de consequenties van de uitspraak van de Haagse rechtbank? Wist de minister van Buitenlandse Zaken dat er een kort geding in aantocht was? Hoe is de interne appelprocedure ingevolge het Statuut toegepast? En ten slotte, kan de regering ons er nog vóór de behandeling van de begroting van Antilliaanse en Arubaanse Zaken over informeren hoe het besluit zal worden uitgevoerd en wat een en ander op dit moment betekent voor de uitvoer van rijst en suiker?

De heer Woltjer (PvdA):

Voorzitter! Mijn fractie sluit zich graag aan bij de vragen van de heer Rosenmöller.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! De asielzoekerscentra zitten boordevol, zo heeft staatssecretaris Schmitz gezegd. Een van de oorzaken daarvan is dat gemeenten niet goed meewerken aan het huisvesten van asielzoekers die al een status gekregen hebben. Minister Dijkstal heeft volgens een krantenbericht van vandaag gezegd dat eenderde van de gemeenten wel goed meewerkt, maar tweederde dus niet. De VNG beweert daarentegen dat de gemeentebesturen 93% van de taakstelling hebben gehaald. Graag zou ik een brief van de regering ontvangen waarin de minister van Binnenlandse Zaken de actuele stand van zaken op het punt van de medewerking van de gemeenten geeft en waarin ook aangegeven wordt welke mogelijkheden er zijn om gemeentebesturen te stimuleren tot medewerking aan het huisvesten van statushouders, en hoe die door de provinciebesturen gebruikt worden.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Dit lijkt mij een prima voorstel van de fractie van D66. Het is goed om daaraan toe te voegen het verzoek om ook in te gaan op het soort van huisvesting waar wij over praten. Juist als er meer mensen gehuisvest moeten worden, is het zaak om niet alleen te kijken naar de bekende doorzonwoning en appartementen, maar ook naar andere mogelijkheden binnen de gemeenten.

De heer Dittrich (D66):

Daar ben ik het mee eens.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij zijn dezer dagen geconfronteerd met een onderzoek in de gemeente Amsterdam naar het gebruik van drugs, met name softdrugs, onder leerlingen van de basisschool. Het blijkt dat in Amsterdam ongeveer 2% van de leerlingen reeds softdrugs gebruikt. De onderwijswethouder van Amsterdam, de heer Van der Aa, heeft zijn verbazing en ook wel zijn zorg uitgesproken over dit fenomeen. In december 1996 zijn wij geconfronteerd met een dergelijk onderzoek in de stad Groningen.

De CDA-fractie zou graag over dit probleem een brief krijgen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport alsmede van de minister van Justitie, in samenspraak met de staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen. Wij zouden met name het aspect van de preventie en de voorlichting in die brief uitgewerkt willen zien, opdat wij een en ander kunnen betrekken bij het algemeen overleg voortgangsrapportage drugsbeleid.

Niet alle kosten van de preventie kunnen overigens ten laste komen van de sector onderwijs. Wellicht dat de bewindslieden daar rekening mee kunnen houden.

De heer Rijpstra (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De VVD-fractie steunt het verzoek van het CDA. Mijn vraag aan de heer Van de Camp is of hij het niet wenselijk vindt om dit ook uit te breiden tot het voortgezet onderwijs.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik ben het daar vanzelfsprekend mee eens, maar het onderzoek concentreert zich nu op de groepen 7 en 8. Dat is toch wel een apart aspect, ook gezien de leeftijd.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gijzel.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Naar aanleiding van de nieuwe feiten die bekend werden in de uitzending van NOVA van afgelopen zaterdag inzake de Bijlmerramp, had ik u verzocht om mondelinge vragen te mogen stellen aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Dat is vandaag niet mogelijk gebleken. Volgende week is de Kamer met herfstreces. Gelet op de aard van de feiten en de onrust die ontstaan is met betrekking tot hetgeen nu boven tafel is gekomen, verzoek ik u om nog deze week een interpellatiedebat toe te staan over dit onderwerp.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie steunt zowel de motivering van de interpellatie als de urgentie, die overigens onlosmakelijk verbonden is met een inter- pellatie. Het lijkt mij dus goed om dat deze week te doen.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie wil graag het voorstel van de heer Van Gijzel ondersteunen.

De heer Jeekel (D66):

Voorzitter! De D66-fractie ook.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Idem dito.

De voorzitter:

Ik stel voor, een interpellatie toe te staan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De enige mogelijkheid om deze interpellatie te houden is morgenmiddag, omdat donderdag de minister niet in het land is. Ik zal proberen op de agenda van morgen enige ruimte te creëren voor deze interpellatie.

Het woord is aan de heer Van Rey.

De heer Van Rey (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Volgens een mededeling vanmorgen in de Volkskrant heeft de staatssecretaris van Financiën gisterenavond op een VVD-bijeenkomst in Amsterdam verklaard dat de maandelijkse accijnsopbrengsten in elk geval de prognoses overschrijden. Om kosten te besparen, zo heb ik geleerd, bel je dan even met het departement en vraag je om de cijfers. Ik heb zojuist een fax gekregen waarin staat dat die cijfers niet openbaar zijn. Dat lijkt mij iets te veel van het goede. Ik vraag u dan ook om het kabinet en met name de staatssecretaris van Financiën te verzoeken om over de gehele lijn van dit jaar de prognoses en opbrengsten te noteren, zodat wij daar eventueel later over kunnen spreken.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie wil dit verzoek van ganser harte ondersteunen. Ik wil daar twee elementen aan toevoegen.

  • 1. Kan het kabinet dan ook de exacte cijfers meedelen ten aanzien van de weglekeffecten grensproblematiek: wat was de prognose en wat zijn de huidige resultaten?

  • 2. Kan het kabinet ook aangeven hoeveel kilometers er sinds de accijnsverhoging door de automobilisten gezamenlijk minder gereden zijn in Nederland?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wolters.

De heer Wolters (CDA):

Voorzitter! Op 28 mei heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg gehad met de staatssecretaris over KB 164. Namens de commissie verzoek ik u het verslag van dit algemeen overleg op de agenda te zetten, kan het zijn in de week na het herfstreces.

De voorzitter:

Hier blijkt geen bezwaar tegen te zijn. Ik zal proberen ruimte te creëren op de agenda, maar ik moet er wel bij zeggen: te eniger tijd. Die ruimte heeft de heer Wolters ook wel geboden in het verzoek dat hij deed.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven