Vragen van het lid Van Vliet aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over gedwongen spijbelen in het speciaal onderwijs.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter! In het Algemeen Dagblad van vorige week stond een bericht over het verschijnsel "gedwongen spijbelen" van kinderen vanwege een vermeend plaatsgebrek in het voortgezet speciaal onderwijs. Het betrof hier een aantal concrete gevallen in Den Haag en Rotterdam. Tijdens het laatste algemeen overleg betreffende de implementatie van de Wet educatie en beroepsonderwijs hebben wij met minister Ritzen gesproken over structurele oplossingen voor de lange termijn voor de zogenaamde risicoleerlingen en het voorkomen van voortijdige schooluitval. Hoewel deze langetermijndiscussie zeer nuttig is, wordt hiermee niet de in de media geschetste noodsituatie opgelost. D66 vindt dit een onbegrijpelijke zaak. Er moet hiervoor zo snel mogelijk een oplossing worden gevonden. Met het oog hierop stel ik de staatssecretaris de volgende vragen.

Komt dit gedwongen spijbelen louter voort uit een tekort aan plaatsen in het voortgezet speciaal onderwijs of is er ook sprake van een te snel afwijzen van leerlingen met problemen in het regulier onderwijs? Kortom, hoe kan de situatie ontstaan dat leerplichtige kinderen niet naar school gaan terwijl zij dat wel willen?

In welke regio en op welke schaal is er sprake van gedwongen spijbelen? Vindt dit gedwongen spijbelen alleen plaats in het voortgezet onderwijs? Heeft de staatssecretaris al contact gehad met de gemeenten waar dit gedwongen spijbelen plaatsvindt? En zo ja, wat heeft dit opgeleverd?

Ten slotte: hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat kinderen in de leerplichtige leeftijd die nu noodgedwongen thuiszitten, bij wijze van spreken "morgen" weer naar school kunnen?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Om te beginnen is er gevraagd wat er precies aan de hand is. We hebben hier met een lastig vraagstuk te maken, waarbij zeker ook sprake is van gebrek aan regelgeving. Zoals bekend, zou ik heel graag zien dat er naast leerplicht ook leerrecht wordt geregeld. Dit is in het kader van het Rugzakplan aan de orde, maar dit is nu niet het geval. Dat betekent dat zich bij een leerling die geïndiceerd is voor ZMOK-onderwijs de situatie kan voordoen dat scholen deze leerling aan de poort weigeren, omdat de leerlingcommissie van die school vindt dat de leerling niet toelaatbaar is. Er zal straks, wanneer de Rugzakwetgeving geïmplementeerd is, sprake zijn van een landelijke commissie en van regionale commissies die onder de regelgeving van die landelijke commissie vallen. Hierdoor kan de leerling niet meer worden geweigerd als hij eenmaal toelaatbaar is. Er is nu geen regelgeving op dit punt en dat is een zeer knellend probleem. Het zou mij een lief ding waard zijn als ik die regelgeving wat zou kunnen versnellen. Het komt nu te vaak voor dat scholen waarvan ik vind dat ze speciaal voor deze leerlingen zijn, leerlingen toch weigeren aan de poort.

De Leerplichtwet die ook de leerplichtambtenaar regelt, geeft geen informatieplicht op het punt van kwalitatieve aspecten. Ook dat is een omissie. Ik ben dus niet voldoende van alles op de hoogte. Ik vind dat we daar nog eens goed naar moeten kijken.

Voorzitter! Ik heb laten uitzoeken wat de feitelijke situatie is. Voorzover bekend, staan er in Den Haag 17 leerlingen op de wachtlijst voor VSO voor moeilijk lerende kinderen. Deze zijn voor het merendeel afkomstig uit de randgemeenten en zij zijn niet ingeschreven op een andere school. Deze kinderen zitten thuis. Daarnaast staan nog eens 6 leerlingen op een VSO-ZMOK-wachtlijst, maar deze kinderen zijn ingeschreven op een andere school. Zij bezoeken deze school, maar moeten naar het ZMOK. Als oorzaak van de wachtlijst wordt de hoge drempel aangemerkt die het IVBO soms hanteert. Dit verschilt per regio, maar in Den Haag is dit het geval.

In Amsterdam zijn slechts enkele gevallen bekend en de gemeente en de schoolbesturen spannen zich in om hiervoor een oplossing te vinden. Het gaat daar veelal om VSO-MLK. Deze problemen worden door de bank genomen opgelost.

Het bericht in het Algemeen Dagblad dat aanleiding was voor dit vragenuurtje, betreft Rotterdam. In Rotterdam gaat het om VSO-LOM. De leerlingen om wie het gaat, zijn ondertussen geplaatst op het VSO-LOM. Rotterdam kent geen wachtlijsten voor het VSO-LOM. Wel zijn er een aantal leerlingen uit internaten die nog een plek zoeken. Dit heeft weer te maken met de snelle groei van de internaten. Er is dus telkens een oorzaak aan te wijzen.

Ik heb de inspectie nog wat verder in Nederland laten rondkijken. In Eindhoven zijn ook een aantal situaties bekend waar moeilijkheden zijn bij plaatsing voor ZMOK-kinderen. In Eindhoven is een crisisopvang gerealiseerd voor 20 plaatsen en een pilotproject met 24 plaatsen, omdat er te weinig ZMOK is in de regio.

Voorzitter! Dit is de situatie. Ik heb contact met gemeentes en inspectie. Ik ontbeer een aantal regelgevende instrumenten. Ik zou graag zien dat wij die binnenkort bij de bespreking van VSO-VO, Weer samen naar school en het Rugzakplan realiseren. Dit is een zeer vervelende situatie.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Zij heeft heel helder de problematiek geschetst. Kamer en kabinet moeten hard werken om een aantal omissies in de wetgeving alsnog op te lossen. Dat ontslaat ons echter niet van de plicht de vraag te stellen waar deze leerlingen in de tussentijd blijven tot er wel plaats is. In het kader van de Leerplichtwet kan ik mij voorstellen dat zij in het regulier voortgezet onderwijs opgevangen moeten worden, desnoods met ondersteuning. Hoe denkt de staatssecretaris dit probleem op te lossen?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik ben het zeer met de benadering van mevrouw Van Vliet eens. Ik ben ook van mening dat je niet enerzijds het nut van het halen van een diploma kunt benadrukken, terwijl er anderzijds leerlingen thuiszitten, die nergens terechtkunnen. Als ik er lucht van krijg, schakel ik de inspectie in om te bezien wat er valt te doen. Er wordt nagegaan of het noodzakelijk is om voorzieningen te treffen. Dat neemt niet weg dat soms scholen voor speciaal onderwijs, die er specifiek voor bepaalde categorieën leerlingen zijn, deze leerlingen toch weigeren. Omdat er nog geen sprake is van een centrale indicatiestelling en een ordening in de zin van toelaatbaarheid, sta ik soms echt met lege handen. Ook de garantiefunctie van het openbaar onderwijs is niet altijd aan de orde. Ik probeer er alles aan te doen. Ik probeer ook te bezien of totstandkoming van bepaalde regelgeving versneld kan worden. De realisatie van het Rugzakplan duurt nog zeker een jaar. Het ziet ernaar uit dat de datum van 1 augustus 1998 niet wordt gehaald.

Ik ben het dus eens met de stelling van mevrouw Van Vliet dat een en ander niet kan. Ik zoek dan ook naar oplossingen op maat.

De heer Bremmer (CDA):

Voorzitter! Hoe is het ondanks alles toch mogelijk dat deze leerlingen nog steeds thuiszitten? Op welke wijze kan de staatssecretaris "snelstens" plannen en realiteit bij elkaar brengen?

Staatssecretaris Netelenbos:

Ik heb de feitelijke situatie geschetst en de wijze waarop ik probeer te bemiddelen bij het plaatsen van leerlingen. Het door de heer Bremmer gebruikte woord "snelstens" kan ik terugkaatsen, want voorstellen inzake Weer samen naar school en VSO-VO liggen al voor de zomer bij de Kamer. Hoe sneller wij procederen, hoe liever het mij is. Hoe eerder wetten in het Staatsblad staan, des te beter deze vraagstukken opgelost kunnen worden.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! In artikel 32 van ISOVSO staat dat definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet van toepassing is, niet plaatsvindt dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Is de staatssecretaris met mij van mening dat deze leerlingen ten onrechte van de school verwijderd zijn en dat het probleem dus voorkomen had kunnen worden?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! In het algemeen kan ik dat niet stellen. Het gaat om leerlingen waar vaak grote moeilijkheden mee zijn op een school. In de Leerplichtwet is vastgelegd dat de school voor alternatieve scholing moet zorgen. Daaraan is een termijn verbonden. Als een school een en ander niet in drie maanden kan realiseren, is de school van die plicht ontslagen. Er wordt ook goed bewaakt of scholen zich daaraan houden. Ik ontken niet dat er hier en daar hiaten in de regelgeving zitten. Ik ben de eerste die deze hiaten probeert te dichten. Ik kan bij wetgeving niet sneller procederen dan ik nu al probeer te doen.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Het thuiszitten van leerlingen is al verschillende keren bij de staatssecretaris en de minister onder de aandacht gebracht. Er zijn situaties bekend waarin een leerling soms negen maanden thuiszit! Door de bank genomen, krijgen wij als antwoord te horen dat de bewindslieden op onderzoek uitgaan en dat de inspectie zal bekijken of niet alsnog in de individuele situatie een oplossing gevonden wordt voor die leerling.

Ik heb begrepen dat de staatssecretaris een keer geantwoord heeft dat als er een regionale verwijzingscommissie is, scholen op die grond niet mogen weigeren de leerling toe te laten. Welk instrument heeft de staatssecretaris dan nog meer nodig, behalve wanneer scholen een beroep doen op vrijheid van onderwijs, zodat een leerling alsnog op die school kan komen? Het is onaanvaardbaar dat leerlingen langdurig thuiszitten.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Het instrument dat ontbreekt, is dat als een leerling toelaatbaar is verklaard tot speciale vormen van onderwijs, bijvoorbeeld tot ZMOK of ZMLK, de leerling moet worden geaccepteerd, behoudens wanneer op grond van denominatie een school verklaart dat die leerling niet op hun school thuishoort, maar op een andere school. Nu is dat niet het geval. Iedere commissie van onderzoek van een school kan eigen criteria hanteren. Daarnaar is onderzoek gedaan. Er is gekeken naar de ordening van indicatiestelling en er is nagegaan of die op elkaar lijkt per schoolsoort. Dat is absoluut niet het geval. Daardoor kunnen de criteria per school ontzettend verschillen en ontstaat het beeld van de leerling die van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Vooral in het ZMOK waarbij het gaat om jeugdpsychiatrie voor zeer moeilijke kinderen, zien wij de tragiek dat juist deze kinderen van de ene school naar de andere gaan en nergens worden toegelaten. Ik vind dat evenals de heer De Cloe onaanvaardbaar. Ik heb nu echter geen toelaatbaarheidsinstrument tot mijn beschikking. Dat wordt straks in het Rugzakplan geïntroduceerd.

Voor Weer samen naar school en VSO-VO geldt een andere dynamiek. Daar móét de zorg worden geboden. Als de leerling niet naar de zorg kan, moet de zorg naar de leerling. De leerling moet in ieder geval wel naar school. Ik ontken niet dat de regelgeving enkele hiaten kent die ik naarstig probeer te dichten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! De staatssecretaris heeft tegen collega Cornielje gezegd dat scholen die verlaten worden, de plicht hebben drie maanden lang te zoeken naar een plaatsing op een andere school. Wordt daar eigenlijk wel op gecontroleerd? Wat zijn de sancties daarbij? Zou het niet te gemakkelijk gaan? Het is toch onaanvaardbaar dat deze leerlingen tussen wal en schip vallen, leerlingen met kenmerken van psychische problemen en dergelijke? Wij moeten dan toch een maximale poging doen een oplossing te bieden zelfs voor de datum die de staatssecretaris in het vooruitzicht stelt terzake van de Rugzakwetgeving.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Wij hebben het over een zeer complex vraagstuk, omdat in ons bestel de acceptatieplicht van leerlingen ontzettend lastig te regelen is. Als het gaat om moeilijke kinderen, blijkt in de praktijk dat scholen niet altijd regionaal goede afspraken maken over de vraag hoe zij een totaalaanbod aan onderwijs kunnen leveren aan alle leerlingen. Dat geldt zowel voor openbare als bijzondere scholen. Sommige scholen hebben het gevoel dat zij meer dan andere voor moeilijke kinderen moeten opkomen, hetgeen ook niet acceptabel is. Wij hebben het dus over een zeer ingewikkeld complex.

Ik ben met de heer Van der Vlies van mening dat er een sluitend systeem moet zijn. In dat systeem ontbreekt zo hier en daar een schakel. Het sanctie-instrumentarium is van dien aard dat het bijna nooit kan worden toegepast. Ik zou graag nog eens verder met deze Kamer praten over verfijning van het sanctie-instrument. De sancties die wij nu hebben, zijn zo grof dat zij bijna nooit worden toegepast.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De staatssecretaris heeft de situatie geschetst in een aantal steden: Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. Is zij bereid over dit probleem een landelijk totaalbeeld te laten ontstaan, bijvoorbeeld door de Vereniging van leerplichtambte- naren?

Dit probleem doet zich niet alleen voor op het gebied van het speciaal onderwijs. Ook in het "normale" onderwijs heb ik meegemaakt dat kinderen geweigerd worden door scholen. Af en toe ontstaat er dus spanning tussen de vrijheid van onderwijs en het leerrecht. Hoe denkt u deze spanning over de gehele linie te kunnen wegnemen?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik heb de inspectie gevraagd mij een beeld te geven van wat hierover bekend is. Daaruit zijn de steden naar voren gekomen die ik heb genoemd. Dat is wat wij weten. Mij ontbreekt een kwalitatief instrumentarium bij de leerplichtambtenaren om precies na te gaan hoe dit zit. Wij moeten dus nog eens naar de regelgeving kijken om eventueel tot aanvullingen te komen. Ik houd de Kamer van de resultaten daarvan op de hoogte.

Voorzitter! Wat de heer Rabbae stelt, klopt. Het gaat niet alleen om het speciaal onderwijs. Bijvoorbeeld in Den Haag rijzen er ook problemen met de overstap van basisschool naar regulier voortgezet onderwijs. Ik onderstreep nog eens dat de garantiefunctie van het openbaar onderwijs hierbij uitermate belangrijk is. Algemeen bijzonder onderwijs is geen openbaar onderwijs; men kent mijn standpunt. Ik hoop dat wij haast kunnen maken met de behandeling van het nog resterende gedeelte van het wetsvoorstel inzake het samenwerkingsbestuur, opdat er overal in Nederland voldoende openbaar onderwijs is. Dat is in ons bestel uitermate belangrijk.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mijnheer de voorzitter! De staatssecretaris spreekt over toelaatbaarheid en zij roept het beeld op alsof de Rugzak straks de problemen op dit terrein geheel zal oplossen. Ik help het haar hopen, maar ik vraag mij af of deze veronderstelling juist is. De kwestie van de vrijheid van scholen om leerlingen te weigeren, zal ook in het kader van de Rugzak nog een rol blijven spelen. Een school zal te allen tijde een gehandicapt kind – zo hebben wij het althans in een over- leg afgesproken – kunnen weigeren als men er geen vertrouwen in heeft... enz.

Staatssecretaris Netelenbos:

Dat geldt niet voor het speciaal onderwijs.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Als u ons dat kunt toezeggen, zou dat inderdaad het probleem van de toelaatbaarheid kunnen wegnemen. Daar geldt dan niet langer de vrijheid om leerlingen op basis van denominatie of wat dan ook te weigeren.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! De vrijheid om een gehandicapte leerling niet te accepteren, is een vrijheid van de reguliere school, zij het op grond van een inhoudelijke argumentatie. De speciale school moet in het kader van de Rugzak die leerling nu juist wél accepteren, omdat de indicatiestelling niet door een commissie van onderzoek per school gebeurt, maar door een landelijke commissie die regionale kamers kent. Hierdoor wordt de toelaatbaarheid geobjectiveerd. Een leerling die bijvoorbeeld toelaatbaar is voor ZMLK, mag niet worden geweigerd door een school voor ZMLK. Dat mag alleen maar wanneer de ouders de richting niet willen respecteren. Voor het overige moet men altijd de leerling accepteren. Dat is een belangrijke stap vooruit. Hiermee wordt het leerrecht geïntroduceerd; dat is er nu absoluut niet.

De voorzitter:

Hiermee sluiten wij het vragenuur af. De vragen van de heer Van Gijzel zullen op een ander moment aan de orde worden gesteld.

Naar boven