Aan de orde is het debat naar aanleiding een algemeen overleg van 2 april 1998 over informatisering gemeentelijke sociale diensten.

De voorzitter:

Ik deel mede, dat het mijn bedoeling is dit agendapunt af te handelen en daarna ongeveer een kwartier te schorsen. Na de schorsing zal de regeling van werkzaamheden plaatsvinden.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben onlangs een algemeen overleg gehad over de informatisering van de sociale diensten en een aantal brieven, waaronder een over de voortgang van de fraudebestrijding. Een en ander heeft met elkaar te maken en dat hebben wij ook in dat algemeen overleg doorgesproken. Er is toen een aantal zaken aan de orde geweest die naar genoegen zijn afgehandeld. Maar er zijn nog een aantal punten overgebleven, waarbij het voor de VVD-fractie van belang is om een uitspraak van de Kamer te vragen via een motie. Ik zal daar één van indienen en mevrouw Noorman zal een andere indienen.

Mijn eerste punt gaat over het inlichtingenbureau in combinatie met de pilot CVCS. De discussie ging al een eind in de richting, zoals wij die als VVD-fractie wensen, maar ik wil het toch nog wat verder laten gaan om te zorgen dat alle functies van het oorspronkelijke inlichtingenbureau dit jaar nog een plek krijgen in het totaal, als het gaat om een aantal belangrijke doelstellingen van de bijstandswet.

Mijn tweede punt gaat over het feit dat de informatievoorziening naar gemeenten op grote problemen stuit, omdat iedere gemeente zijn eigen automatiseringssysteem heeft, waardoor van standaardisering van gegevens weinig of in het geheel geen sprake is. Los van het feit dat de VVD-fractie van mening is dat gedecentraliseerd beleid, wat het beleid is rondom de nieuwe Algemene bijstandswet, ook zo moet blijven, moet er zeker in het kader van de techniek een aantal zaken gestandaardiseerd worden om te zorgen dat je in ieder geval optimaal gebruik kunt maken van allerlei gegevens. In dit verband dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de combipilot CVCS-IB zo spoedig mogelijk in de oorspronkelijke opzet – wat betreft het inlichtingenbureau – van start dient te gaan;

van mening, dat daarbij, naast de gegevens van de uitvoeringsinstellingen, ook de gegevens van de Informatiebeheergroep, de rijksbelastingdienst en de ziekenfondsen betrokken moeten worden;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat deze onderscheiden gegevensbronnen zo snel mogelijk nog dit jaar betrokken worden bij de combipilot CVCS-IB dan wel in een andere pilot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Blerck-Woerdman, Noorman-den Uyl en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (25661).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw Van Blerck spreekt in de aanloop naar de motie over de oorspronkelijk ingediende plannen. Moet ik daaruit afleiden dat zij dan doelt op de zelfstandige IB-pilots waarvan in de rondetafelgesprekken en in het overleg met de minister sprake was?

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Ja, in die zin dat het bureau als geheel voor mij niet het voornaamste is. Het gaat mij om de functies van het bureau.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Tijdens het overleg over informatisering en automatisering ten behoeve van de uitvoering van de bijstandswet zijn een paar dingen duidelijk geworden. In de eerste plaats is het belangrijk dat informatie wordt uitgewisseld tussen gemeenten en Rijk en ook met andere organisaties en instellingen. Daar moeten bepaalde eisen aan gesteld worden. Het is namelijk lastig om op basis van goed overleg te komen tot goede afspraken. Dit vraagt van alle betrokken organisaties dat men de eigen automatisering aanpast. Een en ander kan traag verlopen. Ik breng in herinnering dat de invoering van de GBA een lange weg is geweest van vallen en opstaan. Als het gaat om de informatisering ten behoeve van de bijstandswet, mag het niet dezelfde kant opgaan. Dat vraagt om een zekere sturing en regie. In het laatste overleg hierover hebben wij dit duidelijk op tafel gekregen. De overheid heeft haar eigen rol daarin. Het is van belang dat partijen op een goede manier met elkaar communiceren. Soms is daar enige drang voor nodig. Dit zal bijdragen tot een betere uitvoering van de bijstandswet en tot het tegengaan van fraude. Laat daar geen misverstand over bestaan. Tegen deze achtergrond wil ik de volgende motie indienen, mede namens mevrouw Van Blerck van de VVD en de heer Bakker van D66.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat voor een goede uitvoering van de bijstandswet en de verantwoordelijkheids- en taakverdeling tussen gemeente en Rijk een brede uitwisseling van gegevens nodig is tussen gemeente, Rijk en derden (zoals UVI's, arbeidsvoorziening, ziekenfonds, studiefinanciering, belastingdienst);

van mening, dat er ten behoeve van een goede uitwisseling van informatie, de definitie van informatiedragers en de vormgeving van de architectuur van informatiesystemen, een eenduidige en centrale regie noodzakelijk is;

verzoekt de regering de verantwoordelijkheid voor deze regie op zich te nemen en die in samenwerking met VNG en Divosa vorm te geven;

verzoekt de regering tevens te bezien of ter ondersteuning daarvan aanvullende regelgeving of wetswijziging noodzakelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl, Van Blerck-Woerdman en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (25661).

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

In de motie die mevrouw Noorman zojuist heeft ingediend, staat dat er overleg moet worden gepleegd met VNG en Divosa. Stel dat de minister niet tot overeenstemming komt met VNG en Divosa, gaat zij er dan toch van uit dat de minister dat wettelijk regelt?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In het tweede element van het dictum staat dat het noodzakelijk kan blijken te zijn dat nadere regelgeving nodig is om te zorgen dat die eenduidigheid ontstaat. Maar het primaat ligt – en zo hoort het ook – in goed overleg en afstemming.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Volgens mij is tijdens het overleg met de minister meegedeeld dat er overleg zal worden gevoerd. U gaat er dus van uit dat het van bovenaf opgelegd wordt als dit niet snel genoeg gebeurt?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Er speelt nog iets meer, en dat staat ook in de motie. Ik vind dat de regering hier een regierol heeft. Dat was eerder in het traject niet zo duidelijk. Die regierol moet erin kunnen uitmonden dat aanpassing via wet- en regelgeving nodig is, als het niet goed loopt.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Het lijkt misschien een vrij technisch overleg, maar het gaat uiteindelijk om het behoud van een goede, fraudebestendige bijstandswet.

Er zijn twee belangrijke punten naar voren gekomen. Het eerste is dat het inlichtingenbureau niet samengaat met het CVCS. Dat is nu anders geworden. Dat is door mij betreurd in het overleg, omdat uit controle van Justitie en van de Informatiseringsbank bleek dat gemiddeld 50% van de uitkeringen wordt beëindigd. Intussen hebben wij een brief gekregen dat het wel kan bij de Informatiseringsbank, maar het is toch wat wonderlijk dat de andere ideeën die er oorspronkelijk waren, zover van ons af worden geworpen. Ik heb wel sympathie voor de motie die is ingediend door mevrouw Van Blerck, omdat deze meer aansluit bij het idee waarmee wij ooit zijn begonnen.

Over de tweede motie van mevrouw Noorman heb ik een vraag aan de minister. De minister zei in het overleg dat standaardisering prima is, maar dat zij onderdeel uitmaakt van een totaal proces. Als je het proces niet in de hand hebt, kun je ook geen standaardisering invoeren. Ik ben zeer nieuwsgierig hoe de minister aankijkt tegen de combinatie van procesmatig werken en standaardisering van bovenaf.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Mevrouw Van Blerck heeft een motie ingediend, waarin meer recht wordt gedaan aan de oorspronkelijke opzet van het inlichtingenbureau. Er zal een pilotstudie van start gaan om de ontbrekende elementen van het oorspronkelijke plan voor het inlichtingenbureau in te brengen. Deze heb ik graag ondertekend.

De motie van mevrouw Noorman vraagt om een wat sterkere regie bij de automatisering. Ik ben blij dat zij die motie heeft ingediend. Ik herinner mij dat zij eerder nog niet tot dat oordeel kwam. Ik heb een paar maanden geleden aangedrongen op een sterkere regie in de automatisering, maar dat kon toen nog niet op veel sympathie van mevrouw Noorman rekenen. Aangezien je blij moet zijn over iedere bekering en deze ook ruimhartig moet belonen, heb ik haar motie graag medeondertekend.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Wij hebben een interessante hoorzitting gehad over de mogelijkheid om sociale diensten nader te ondersteunen met informatietechnologie bij de uitvoering van de taken die zij op hun schouders hebben genomen. Deze zijn er niet alleen door de nieuwe bijstandswet, maar ook daarna. Op welke wijze kan de wetgever aan de ene kant de sociale diensten allerlei taken geven en hen aan de andere kant optimaal ondersteunen bij de uitvoering van die taken? Dat punt hebben wij vorige week in een algemeen overleg met de minister besproken.

In de motie van mevrouw Van Blerck wordt ook gerefereerd aan de zelfstandige IB-pilots met vier koppelingen. Ik denk dat het goed zou zijn om toch zelfstandige IB-pilots te doen, zoals ook in het operationeel plan zat. Dat is goed inpasbaar in het proces waar de sociale diensten op dit moment in zitten. Aanvankelijk was het project misschien sterk gericht op fraudebestrijding, maar de vertegenwoordiger van de VNG heeft tegen ons in het rondetafelgesprek gezegd dat het in toenemende mate gericht is op ontlasting van de taken bij de sociale diensten. Dat is voor mij een reden om mogelijkheden die dat binnen bereik brengen, te ondersteunen. Die richting willen wij uit opdat later in een vervolgfase "tussen de kolommen" nadere uitwisseling van gegevens kan plaatsvinden om het gehele proces verder te optimaliseren. Dat vind ik prima.

Als ik de motie mag interpreteren, zoals ik zo-even heb gedaan, wil ik haar steunen. De zelfstandige IB-pilot is een goede zaak.

Minister Melkert:

Voorzitter! De twee moties pakken inderdaad die punten bij de kop waarover in het algemeen overleg een gedachtewisseling heeft plaatsgevonden. Het ging daarbij niet alleen om de vraag wat je ten principale noodzakelijk acht, maar ook wat de praktische mogelijkheden zijn op dit moment en waar je naartoe wilt werken. Ik heb dat overleg in ieder geval als constructief en praktisch ervaren. Zo wil ik ook naar de moties kijken die vandaag naar aanleiding van dat overleg zijn ingediend.

Ik wil eerst iets zeggen over de motie van mevrouw Van Blerck-Woerdman. De heer Rosenmöller vindt het misschien niet erg dat de interpretatie van de motie in de eerste plaats aan de indienster, maar daarna aan mij voorbehouden is aangezien de opdracht aan de regering gegeven wordt. Wat hij in die motie zag, zie ik er niet helemaal in. Ik verwijs naar de eerste overweging waar staat dat de combipilot CVCS-IB zo spoedig mogelijk in de oorspronkelijke opzet van start dient te gaan. Ik mag aannemen dat deze overweging verwijst naar de vier combipilots die nu zijn afgesproken.

Mevrouw Van Blerck vraagt hoe je met die combipilots ervoor kunt zorgen dat zij niet alleen betrekking hebben op het gegevensverkeer met de uitvoeringsinstellingen, maar ook op de manier waarop de reikwijdte ervan vergroot en verbreed kan worden naar de andere genoemde instanties: de Informatiebeheergroep, de rijksbelastingdienst en de ziekenfondsen. Op zichzelf is dat een logische gedachtegang. Ik ben ook bereid te bevorderen dat dit zo snel mogelijk kan gebeuren.

Ik heb in mijn brief van 7 april al aangeven wat op dit punt in ieder geval op de korte termijn mogelijk is. Ik had uit het algemeen overleg de vrij breed gedeelde opvatting opgepikt dat met name de koppeling aan de studiefinanciering door de Informatiebeheergroep van belang zou zijn. Ik heb dus ook uitgesproken – ik heb daar al met de stichting CVCS en de Informatiebeheergroep contact over gehad – dat ik ernaar streef zo spoedig mogelijk de stappen te ondernemen om de gegevensuitwisseling tussen sociale diensten en de Informatiebeheergroep in de pilots te testen. Dat zal de komende tijd zijn beslag krijgen.

Ik heb in diezelfde brief aangegeven dat op die andere punten, hoe belangrijk ook, er bij de rijksbelastingdienst nog een probleem bestaat omtrent het beschikbaar zijn van rentegegevens en bankrekeningnummers. Dat beschouw ik als een technische zaak die opgelost moet worden en die zodra dat kan, ook de gelegenheid biedt de verbreding ook op dit punt tot stand te brengen. Bij de ziektekostenverzekeraars is het echt nog een slag gecompliceerder, omdat daar de ontsluiting van gegevens via het inlichtingenbureau op korte termijn simpelweg niet mogelijk is vanwege het ontbreken van een verwijsindex. Daar moet ook aan gewerkt worden. Ik hoop dat mevrouw Van Blerck wil aanvaarden dat ik niet de enige speler of de enige verantwoordelijke daarin ben. Ik zal ernaar streven dat het zo spoedig mogelijk gebeurt, met de aantekening overigens dat bij handmatige koppeling van gegevens wel gebleken is – dat is op zeer kleine schaal gebeurd, dus ik ontleen daar geen representatie aan – dat het nog niet een, twee, drie voor de hand liggend is dat ziekenfondsgegevens heel veel additionele informatie bieden die bij fraudebestrijding in het kader van de bijstandswet behulpzaam zou kunnen zijn.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Ik wil nog even een toelichting geven. Ik heb de brief van de minister uiteraard gelezen en kan mij voorstellen dat er hier en daar wat technische problemen zijn om het op een heel korte termijn te realiseren. Ik ga er wel van uit dat de minister met deze motie in de hand ervoor zal zorgen dat, vanuit zijn positie, er alles aan gedaan wordt om het toch op zo kort mogelijke termijn gerealiseerd te krijgen. Ik ga er voorts van uit dat, als dat dan uiteindelijk niet direct gecombineerd kan worden met de combipilot CVCS-IB, het dan op een andere wijze toch in dat proces een rol zal kunnen spelen.

Minister Melkert:

Dat laatste staat mij in ieder geval wel voor ogen. De verbreding van de gegevensuitwisseling moet zich uiteindelijk uitstrekken naar alle relevante gegevensverzamelingen. Daartoe behoren zeker ook de elementen die hier in de motie-Van Blerck-Woerdman c.s. genoemd worden.

Voorzitter! Ik zie de heer Rosenmöller in toenemende mate wanhopig worden. Zal ik de motie nog even voorlezen?

De voorzitter:

Ik bied mijn excuses aan voor het feit dat de motie nog niet in het bezit van alle leden is. Daar wordt aan gewerkt.

Minister Melkert:

Voorzitter! Wij zullen zo nog meemaken dat de heer Rosenmöller alsnog het woord moet voeren, terwijl hij toch gezegd had dat het vandaag de laatste keer was geweest.

Het enige wat nog in de richting van mevrouw Van Blerck gezegd moet worden, is dat in het dictum "nog dit jaar" staat. Ik heb echter het vermoeden dat het niet haalbaar is om het dit jaar nog te doen. Ik zou ook de lopende combipilot, dus met uitzondering van het punt van de studiefinanciering, niet nu nog, in dit stadium, nader willen belasten. Ik vind wel dat onmiddellijk na ommekomst van de ervaringen en de evaluatie van die pilots, bezien moet worden hoe de rijksbelastingdienst en de ziekenfondsen daar zo snel mogelijk bij betrokken kunnen worden. Daar zal ik vanzelfsprekend mijn best voor doen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! De minister zegt dat hij niet verwacht dat die uitbreiding dit jaar haar beslag zal kunnen krijgen. Er zijn op dit moment experimenten van gemeenten met bijvoorbeeld UVI's over deelpilots. Ik heb begrepen dat die nu allemaal geblokkeerd worden. Is het dan niet wenselijk om die deelpilots door te laten lopen? Er is dus een aantal gemeenten dat op dit moment met UVI's en ziekenfondsen gegevens uitwisselt. Die zouden gestopt moeten worden. Kunnen die dan niet lopende dit traject doorgezet worden?

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Ik wil nog even iets zeggen over de rijksbelastingdienst. De minister zegt dat het niet waarschijnlijk is dat het dit jaar nog zou kunnen. Ik heb mijzelf ook op de hoogte gesteld bij de instanties. Wat de ziekenfondsen betreft, zou de minister inderdaad gelijk kunnen hebben dat dat begin volgend jaar zou zijn. Maar wat de rijksbelastingdienst betreft, zijn mijn gegevens van dien aard dat het dit jaar, aan het eind van het jaar, zou moeten kunnen.

Minister Melkert:

Voorzitter! Met alle respect! Als het aan het eind van dit jaar is, dan weten wij wel hoe laat het is. Als ik mij nu committeer aan "in de loop van dit jaar", dan is dat hoogstwaarschijnlijk niet waar te maken. Bovendien heb ik ook het argument genoemd dat die combipilots nu gestart zijn. Die hebben een betrekkelijk korte looptijd, omdat wij natuurlijk na een bepaalde, maar alsjeblieft niet te lange, experimenteerperiode willen bezien wat wij daaruit kunnen leren en hoe wij daarmee verder om kunnen gaan. Er komt dus gegarandeerd, na ommekomst van die evaluatie en naar aanleiding daarvan, een moment om ook te bezien of en hoe die gegevens van de belastingdienst en de ziektekostenverzekeraars daarbij betrokken kunnen worden. Dat zal in de toekomst moeten gebeuren. Daarover bestaat, wat mij betreft, geen enkel verschil van mening. Het enige voorbehoud dat ik hier dus moet maken, is dat het ook praktisch mogelijk moet zijn. Maar als ik de motie zo mag verstaan, dan beschouw ik haar als niet minder dan een ondersteuning van mijn beleid.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat zijn altijd gevaarlijke uitspraken.

Voorzitter! Ik heb de motie gelezen en heb behoefte aan duidelijkheid. Daarom vraag ik aan de indienster of er niet een zekere spanning ontstaat als zij in de overweging van de motie zegt dat de combipilot zo spoedig mogelijk in de oorspronkelijke opzet van start moet gaan voor wat betreft het inlichtingenbureau, terwijl er al pilots van start zijn gegaan die een combipilot zijn. Ik vraag ook om een reactie van de minister, omdat hij hiervan een interpretatie geeft. Dat is zijn goed recht, maar ik denk wel dat in dit debat finale duidelijkheid moet ontstaan. Die heb ik in ieder geval nodig.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Dit staat inderdaad in de overweging. Het zal u ook niet ontgaan zijn dat ik nog niet zo lang geleden een motie heb ingediend waarin dit niet als overweging is opgenomen, maar als uitspraak. Ik vind dit eigenlijk nog steeds, maar ik heb mijn motie – ook gezien de discussies over processen die daarvoor nog niet geheel gereed zijn – in die zin gewijzigd dat er enige rek zit in het aanpassen van die combipilot. Niet voor niets staat in de onderste regel van die motie: "...bij de combipilot dan wel in een andere pilot". Dus als die combipilots na ommekomst van alle gegevens en mogelijkheden net zijn afgelopen, is wat mij betreft een nieuwe pilot, maar dan in haar complete vorm, het eerste aan de orde als dat nog nodig is. Geen misverstand hierover: mijn voorkeur ging sowieso, toen al maar nu ook nog, uit naar de oorspronkelijke opzet zoals die in de overweging staat.

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik geloof niet dat er zoveel verschillen zijn. Het is hooguit een fasering van de aanpak die hier nog enige nuances aan het licht brengt. Ik verwijs voor het antwoord op deze motie in de eerste plaats naar mijn brief van twee dagen geleden. Ik voeg hieraan toe dat het perspectief dat mevrouw Van Blerck in deze motie formuleert, mij aanspreekt. Met de kanttekeningen die ik daarbij heb gemaakt, zal dit zo spoedig mogelijk een plaats krijgen in het verdere traject.

De motie van mevrouw Noorman is tamelijk ingrijpend, maar dit schrikt mij niet af. Daarover hebben wij, zowel de Kamer als ikzelf, immers in het algemeen overleg in alle openheid gesproken. Met de ervaring van 1996, 1997 en een stukje van 1998 en de nieuwe bijstandswet in de hand bestaat er natuurlijk echt wel behoefte te proberen om de feitelijke uitvoering op een aantal punten zo gericht mogelijk te ontwikkelen en waar mogelijk te stimuleren. De regering heeft de consequentie daarvan zelf al getrokken bij de oprichting van de Taskforce kwaliteit bijstand als opvolger van de Landelijke veranderingsorganisatie. Want daarmee heeft zij, overigens in goed overleg met de gemeenten, vastgesteld dat het uitwisselen van ervaringen en het standaardiseren van een bepaalde uitvoeringsaanpak een meerwaarde opleveren. Dus dat gebeurt al en het lijkt mij goed mogelijk die lijn verder en sterker door te trekken. Wat nu in de motie wordt voorgesteld, is op zichzelf een belangrijk signaal uit de Kamer. Ik voel niet de minste aanleiding daarover anders te denken. Met de verwerking van dit signaal moeten wij echter wel zorgvuldig omgaan. Ik val mevrouw Doelman bij dat het in de rede ligt over dit signaal in de eerste plaats het overleg te zoeken met VNG en Divosa om te bezien hoe de uitwisseling van informatie in verband met de definitie van informatiedragers en de architectuur van informatiesystemen nu eigenlijk verloopt. Als wij dat overleg hebben en tot bepaalde conclusies komen, kunnen wij de vraag beantwoorden wat er aan regie nodig is. Dan kan ook de vraag aan de orde komen wie die regie op zich moet nemen. Daarachter ligt het punt van eventuele aanvullende regelgeving en/of wetswijziging. Het is belangrijk om het in die volgorde te doen omdat de bijstandswet precies in de omgekeerde volgorde is geschreven. Tegen die achtergrond begrijp ik dat mevrouw Noorman in het dictum consequent aandacht vraagt voor eventuele aanpassingen van regel- en wetgeving.

Thans is in de wet de uitvoering aan gemeenten gelaten en dus is ook door de wetgever geaccepteerd dat gemeenten dit op zeer verschillende manieren kunnen doen en ook doen. Intussen zie je bij veel gemeenten – ze zijn wijs geworden door ervaring – dat men streeft naar het bundelen van kennis en naar bijvoorbeeld afspraken met leveranciers van software. Daarmee komt de relatie met het Rijk weer duidelijker in beeld. Immers, naarmate gemeenten zich meer bundelen, ligt het voor de hand om in het overleg tussen Rijk en gemeenten een zekere richting aan dat proces te geven en nadere afspraken te maken, als het nodig is óók in een nader regelgevend kader.

Voorzitter! Als dit de interpretatie kan zijn waarmee de indieners kunnen leven – ik ga het overleg met de gemeenten graag aan, met de signaalwerking van deze motie in de hand – zal ik de motie graag uitvoeren. Echter, wanneer nu al wordt beoogd om wat dit betreft veel verder te gaan en allerlei knopen door te hakken, zou het lastiger zijn. Wanneer ik terugdenk aan het AO, kan ik mij eigenlijk niet voorstellen dat deze tweede interpretatie juist zou zijn.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! De eerste interpretatie van de minister, namelijk dat dit een duwtje in de rug is, op weg naar het vormgeven van regie – getracht wordt om met partijen tot een zo goed mogelijke invulling te komen – is de juiste. Als wij op deze manier op pad gaan, denk ik dat wij op de goede weg zijn.

Minister Melkert:

Dan gaan we samen op pad!

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 14.03 uur tot 14.20 uur geschorst.

Voorzitter: Bukman

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven