Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid Rabbae aan staatssecretaris Netelenbos van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over de stijging van de prijs van schoolboeken naar aanleiding van de invoering van de "tweede fase" bij middelbare scholen in het schooljaar 1998-1999 (NRC Handelsblad, 15 januari jl.).

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals bekend, zal met ingang van het schooljaar 1998-1999 de tweede fase worden ingevoerd. Dat hebben wij samen met het kabinet vastgesteld. Door de onderwijsvernieuwing zullen de leerlingen nieuwe boeken moeten aanschaffen. Volgens berichten die wij ontvangen hebben, zijn de prijzen van de nieuwe boeken en leermiddelen zeer hoog: tot ƒ 3800 voor leerlingen in het VWO en tot ƒ 2500 voor leerlingen in het HAVO.

Het is duidelijk dat deze gigantische prijsverhoging voor de meeste ouders, zeker voor ouders met lage inkomens, een belemmering vormt. Is de staatssecretaris bereid om, gelet op de koppeling tussen de invoering van de tweede fase en deze ontwikkeling en op de toegankelijkheid van het voortgezet onderwijs, een tegemoetkoming voor de schoolboekenprijzen te regelen voor de ouders in het algemeen en voor de ouders in een kansarm milieu in het bijzonder?

Is de staatssecretaris bereid de Wet tegemoetkoming studiekosten als instrument te hanteren om deze compensatie voor de ouders te regelen?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! De heer Rabbae reageert volgens mij op een bericht dat naar buiten is gebracht door de Vereniging van schoolleiders. Zij meent dat ongeveer 18 cent per studielastuur wordt gevraagd per schoolboek en is op basis daarvan tot een rekensom gekomen. Naar aanleiding daarvan heb ik contact opgenomen met de Vereniging van schoolleiders en de uitgevers en gevraagd wat hier nou van waar is. De schoolleiders wisten niet precies wat waar was. De uitgevers houden in februari beurzen. Voor deze beurzen hebben zich reeds 12.000 leerkrachten ingeschreven. Zij willen ons niet zeggen hoe het zit met de prijs van schoolboeken. Dat behoort immers tot het marktdeel van het onderwijs. Kennelijk zijn er ook tegengestelde belangen. Men komt dus nu niet naar buiten met de prijs van boeken.

In de eerste plaats worden boeken al langer duurder. Dat heeft te maken met het feit dat de boeken er prachtig uitzien: kleurendruk, glanzend papier. Voorts worden veel werkschriften gebruikt. Ik heb met de Vereniging van schoolleiders afgesproken dat zij nu gaat praten met de uitgevers om te bezien of het mogelijk is de boeken niet zo duur te maken.

In de tweede plaats hoeven ouders niet altijd boeken aan te schaffen. Ik adviseer de ouders altijd de school ertoe te bewegen een boekenfonds te realiseren. Dan kan een school toch minstens vijf jaar met een boek doen. Boeken hoeven niet snel vernieuwd te worden. Dat denkt of zegt men wel vaak, maar dat hoeft echt niet. Ik meen dus dat men in de school afspraken moet maken over een boekenfonds en dan spreken wij niet over dit soort bedragen.

De vraag naar de WTS kan ik niet positief bejegenen. Dat zou de uitgevers immers uitnodigen de prijs nog eens even flink op te schroeven en dat lijkt mij niet de bedoeling. Ik vind dus dat de school zelf de kosten moet mitigeren door een boekenfonds in te stellen. Voorts hoeven er niet altijd dure boeken te worden gekocht en ook het aanschaffen van werkschriften of werkcahiers is niet altijd nodig. Dat kan ook echt op een andere manier. Ik heb me wel eens laten vertellen dat bijvoorbeeld de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad heel goed zou kunnen worden gebruikt voor alle praktische opgaven bij de bètavakken. Dat kost niets, dat is een stapeltje oude kranten. Kortom, ik vind dat hier voor de school wel een opdracht ligt. Ik vind dus niet dat ik hier nu al een rol in moet spelen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De staatssecretaris bagatelliseert het probleem. Als er straks inderdaad helemaal geen probleem ontstaat, dan heeft zij gelijk gehad. Wij zijn hier immers niet om problemen te creëren, maar om problemen op te lossen. Ik heb echter vanmorgen in de krant gelezen dat de staatssecretaris bezig is om samen met haar collega van Financiën een BTW-oplossing voor dit probleem te vinden. Dat is toch een heel ander signaal dan haar opmerking dat de zaak niet zo ernstig is. Is het inderdaad waar dat zij samen met minister Zalm een oplossing zoekt? En zo ja, wat heeft dat dan opgeleverd? De boeken staan nu immers al op 6%. Wil zij naar 0%? Kan dat binnen de Europese Unie; kan de staatssecretaris dat regelen?

De staatssecretaris zegt voorts dat het schoolfonds in dezen de juiste weg is. Het is haar toch wel bekend dat niet alle scholen over een schoolfonds voor de boeken beschikken? Sommige scholen hebben dat wel, maar andere niet. Zij zal daarmee dus niet alle leerlingen kunnen bereiken. Ik heb derhalve voorgesteld de weg van de WTS te bewandelen. Daarmee kunnen immers alle kinderen worden bereikt, zeker de kinderen die dat nodig hebben. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat wij de uitgeverijen geen bonus moeten verstrekken. Los daarvan moeten wij natuurlijk zoeken naar een oplossing voor de kinderen die in problemen kunnen komen als de prijzen gigantisch hoog blijven.

Nogmaals, is de staatssecretaris bereid om via de fiscale weg of de WTS een oplossing te vinden voor de kinderen uit een kansarm milieu?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik wil onderstrepen dat wij niet goed weten wat de feitelijke situatie is. Ook de Vereniging van schoolleiders weet dat niet. Uitgevers geven daar namelijk nog geen informatie over. Wij weten dus tot februari niet hoe het zit met de prijzen van schoolboeken. Ik vind derhalve dat wij in dit stadium heel erg voorzichtig moeten zijn.

De heer Rabbae heeft mij in eerste instantie niet naar de BTW gevraagd. Het is juist dat ik al een hele tijd geleden contact heb opgenomen met mijn collega Vermeend. Op zaken als werkbladen oftewel losbladige systemen en ICT-onderdelen van methoden, zoals een floppy of een cd-rom, wordt het hoge BTW-tarief geheven. Dat vind ik jammer, want dat is onderwijsgeld. Ik vind dat wij zouden moeten bezien of binnen de Europese regelgeving het lage BTW-tarief mogelijk is. Men is daar op dit moment mee bezig, maar dat is altijd wel weer lastig. Zodra bekend is of dat mogelijk is, zal ik de Kamer daarvan in kennis stellen. Dat scheelt iets, natuurlijk niet zoveel, maar bij werkbladen en ICT-componenten is het wel van belang.

Je kunt zeggen dat het heel lastig voor leerlingen is als een school geen boekenfonds heeft. Wij hebben hier nog niet zo lang geleden gesproken over zeggenschap en instemmingsrecht van ouders ten aanzien van al dit soort bijdragezaken die ouders aangaan. Ik vind dat ouders die problemen hebben, dat in de school zelf aan de orde moeten stellen. Iedere school kan kiezen voor een boekenfonds. Daarnaast kunnen overigens ook boeken gehuurd worden. Boeken hoeven dus niet altijd gekocht te worden. Ik wil de Wet tegemoetkoming studiekosten niet in beeld brengen, want dat is als het ware een open uitnodiging om niet zo verstandig om te gaan met de kosten van boeken.

De Vereniging van schoolleiders heeft naar voren gebracht dat er op dit moment veel meer vakken aan de orde zijn dan ooit het geval is geweest. Dat is niet waar. Er zijn wel meer examenvakken. Maar de andere vakken waren tot nu toe wel leervakken in het programma, het waren alleen geen examenvakken. Het beeld dat het sowieso duurder is omdat er meer vakken zijn, klopt dus niet helemaal. Als men nu telt, komt men ook aan zoveel vakken. Ik wil het probleem daarom niet heel erg naar ons toetrekken, al houden wij het natuurlijk wel in de gaten. Naar de uitgevers moet een appèl uitgaan om de boeken niet te duur te maken. Ik zal dat ook doen. Er zijn een aantal uitgevers. In ons kleine taalgebied vormen die een aardig kartel. Dat maakt dat men erg voorzichtig moet zijn.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik ben blij dat de staatssecretaris met de uitgeverijen is gaan praten. Als ik nu echter van haar hoor dat deze uitgeverijen geen duidelijkheid willen geven over de prijzen en over de juistheid van de berichten in de kranten, doet mij dat het ergste vrezen. Ik deel daarom ook niet de insteek dat wij moeten wachten tot straks duidelijk is of het waar is. De staatssecretaris moet nu de tijd benutten om afspraken te maken met de uitgeverijen over dit punt.

Ik vraag de staatssecretaris ook naar de oorzaken. Heeft zij het gevoel dat, bijvoorbeeld, de snelheid waarmee deze methoden ontwikkeld zijn, wellicht bijgedragen heeft aan een hogere prijs? Is de zichtbare trend, waaraan de staatssecretaris zelf refereerde, om methodes, veel meer dan nodig is, "op te leuken" met heel veel interessante en dure illustraties een bijdrage tot de prijsopdrijving? Is ook de geringe concurrentie geen factor hierbij? Dat maakt dat wij bij de uitgeverijen bijna met monopolisten te maken hebben en dat prijsafspraken zeker aan de orde zijn.

De staatssecretaris nu schuift een en ander heel gemakkelijk door naar de scholen. Mijn laatste vraag is daarom of hier ook voor de scholen bij boeken en aanvullende leermethodes kostenopdrijvende aspecten te vinden zijn en of de staatssecretaris bereid is om hieraan bij de lumpsumbekostiging tegemoet te komen. Ik zou dat heel terecht vinden, aangezien de scholen nu al tekortkomen bij de materiële bekostiging.

Staatssecretaris Netelenbos:

Mijnheer de voorzitter! Dit zijn een heleboel vragen.

De voorzitter:

U heeft drie minuten voor de beantwoording van deze set vragen.

Staatssecretaris Netelenbos:

Ik wil eerlijk en goed antwoorden. Ik zal mijn best doen.

De voorzitter:

Nee, u heeft drie minuten.

Staatssecretaris Netelenbos:

Dan doe ik niet mijn best. Dat vind ik ook goed.

De voorzitter:

Drie minuten moet voldoende zijn met uw kennis van zaken.

Staatssecretaris Netelenbos:

Ik weet niet helemaal of het zo is dat wij het ergste moeten vrezen. Het kan ook zo zijn dat het signaal van de Vereniging van schoolleiders ervoor zorgt dat men een beetje op zijn tellen gaat passen. Het kan dus ook andersom werken.

De beurzen zijn in februari aan de orde. Ik vraag scholen om op de prijzen te letten. Dat legt dus een belangrijke verantwoordelijkheid bij de scholen zelf.

Ligt het aan de omloopsnelheid van de methodes? Dat denk ik niet. Er is immers heel lang geen nieuwe methode meer op de markt gekomen. Uitgevers hebben dus heel lang geen nieuwe methodes in de markt gezet, juist vanwege de op handen zijnde vernieuwing. Men heeft dus een hele tijd niets hoeven veranderen totdat de vernieuwing een feit was.

Is er sprake van een trend? Ja, het "opleuken" van boeken is zeker aan de orde. Voor leerlingen is dit plezierig. De boeken zien er fantastisch uit en de methodes zijn ook goed. Het maakt de methodes echter wel duur. Ik vind dat de docent aan de school, die moet kiezen voor een methode, een motor kan zijn bij het een beetje binnenboord houden van deze ontwikkeling.

Ik kom bij de lumpsum. Wij vergoeden voor ICT-componenten de scholen ook binnen de lumpsum. Er gaat een subsidie naar de scholen voor ICT. Dit heeft wel gevolgen voor de cd-roms en floppy's die een school aanschaffen, maar natuurlijk niet voor de onderdelen die de leerling zelf moet aanschaffen. Daar heeft dit geen effect op. Voor de scholen zelf heeft het wel effect.

Mevrouw Lambrechts heeft tot slot gezegd dat er prijsafspraken worden gemaakt tussen uitgeverijen. Daar wil ik mij van distantiëren. Ik denk dat dit niet het geval is. Het gaat hier wel om een zeer kleine en specialistische markt in een zeer klein taalgebied. Dat heeft altijd enige onvermijdelijke gevolgen voor marktpartijen.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Dijksma het woord geef, wil ik eraan herinneren dat wij hebben afgesproken, tot tweemaal toe, om aanvullende vragen binnen het raam van een minuut te stellen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Als er door een vernieuwing in het onderwijs sprake is van een verhoging van de prijs voor de boeken van de leerlingen, is het van belang dat de staatssecretaris ook hier vandaag duidelijk maakt dat leerlingen met ouders met weinig geld daarvan niet de dupe mogen worden. Het is dan ook van belang dat gekeken wordt naar een voorstel dat ook de PvdA zelf ondersteunt en wel om in de toekomst, als dat nodig is, de Wet tegemoetkoming studiekosten te gaan verruimen voor die kinderen die dit in het onderwijs werkelijk nodig hebben. De staatssecretaris zegt: dat is nu nog niet in beeld. Sluit zij zo'n verruiming op termijn uit?

Hoe zit het in andere landen, bijvoorbeeld de landen om ons heen? Het gaat om een kleine markt. Maken de boekenmakers prijsafspraken? Misschien is dat niet te zeggen, maar wat is de prijs van de boeken in onze buurlanden? Zouden wij daarover een notitie van de staatssecretaris kunnen krijgen, zodat wij meer vergelijkingsmateriaal hebben?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Zoals gezegd, zijn heel wat jaren geen schoolboeken meer aangeschaft, omdat de methoden op het punt stonden vernieuwd te worden. Nu moeten van het ene moment op het andere nieuwe schoolboeken worden gekocht. Ik vind dat je ervan uit moet gaan dat die boeken minimaal vijf jaar in gebruik zijn. Dat is de normale omlooptijd in een boekenfonds. Ik ben daarom van mening dat een boekenfonds erg voor de hand ligt, juist bij deze vernieuwing. Ik wil best een oproep doen in Uitleg en laten zien wat de voordelen zijn van het kiezen voor een boekenfonds. Ter stimulering wil ik dat zeker doen.

In de tegemoetkoming studiekosten zit een component voor boeken en voor reizen. Er zit een trendmatige verhoging in de WTS-ontwikkeling, maar geen stapsgewijze verhoging, omdat zulks niet aan de orde is. Ik wil niet het beeld schetsen dat wij zulks wel gaan doen. Wij hebben te maken met marktpartijen en ik wil niet dat de markt zich een beetje bedaard houdt, denkende dat de overheid een en ander wel zal wegsubsidiëren via de WTS. Op die markt moeten, vind ik, in eerste aanleg de scholen bezien hoe de kosten voor ouders en leerlingen zo laag mogelijk kunnen blijven. Zij kunnen daarop echt invloed uitoefenen. Minder werkschriften helpt ook. Men hoeft niet altijd met werkschriften te werken, maar dat is wel een trend.

Prijsafspraken worden er niet gemaakt, wil ik nogmaals onderlijnen. Anders zou men ernstig in strijd komen met de antikartelwetgeving. Dat is niet aan de orde.

Ik voel niet zoveel voor een onderzoek naar de prijzen in het buitenland, omdat die prijzen niets zeggen. Wij zijn een heel specifiek land met een klein taalgebied. Zelfs onze Vlaamse buren gebruiken onze methoden niet, omdat zij een ander onderwijssysteem hebben.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie maakt zich ook zorgen over de hoge boekenprijzen. Wij moeten die voorkomen. Wij willen goede boeken voor een redelijke prijs. Wij vragen ons overigens af of de educatieve markt wel als een echte markt functioneert. In aansluiting op een vraag van mevrouw Lambrechts willen wij de staatssecretaris vragen om de Nederlandse mededingingsautoriteit te vragen daarop toe te zien. Op die manier kunnen wij goede boeken voor een redelijke prijs krijgen die ook nog innovatief zijn.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik vond het een opmerkelijke uitspraak van de heer Cornielje dat de educatieve markt niet een echte markt is, want in feite is het dat wel. Het gaat om een private sector, waarin de overheid geen echte rol vervult. Het is alleen een kleine markt voor een klein taalgebied.

De VVO gaat praten met de uitgevers om na te gaan wat er allemaal aan de orde is en wat eraan te doen is. Zodra er iets bekend is van de situatie, zal ik de Kamer inlichten. Waar dat kan, zal ik proberen partijen binnen de bandbreedte van verantwoorde prijsstelling te houden. De overheid heeft echter maar beperkte invloed, want het gaat om een echte, commerciële markt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! De staatssecretaris sprak over een beperkte rol van de overheid. Dat is juist. Daarom ga ik akkoord met een zekere behoedzaamheid in dit stadium. Ik noem in dit verband twee trefwoorden: deugdelijkheid en toegankelijkheid. De toegankelijkheid van het onderwijs zou in het geding kunnen komen. Ik vind het de eerste verantwoordelijkheid van de regering om ervoor te staan dat, hoe de prijs straks ook zal zijn en hoe het dragen van de kosten straks ook geregeld zal worden, de toegankelijkheid van het onderwijs nimmer belemmerd wordt.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Met de laatste opmerking van de heer Van der Vlies ben ik het volkomen eens. Ik vond het beeld van "HAVO en VWO alleen voor de rijken" stuitend. Dat kan echt de werkelijkheid niet worden. In het kader van handreikingen om via een boekenfonds de prijs voor ouders geweldig te drukken, kunnen wij een publicitaire rol vervullen. Het blijft echter een wankel evenwicht, gelet op het feit dat wij een en ander aan een marktpartij hebben overgelaten en de scholen zelf kunnen kiezen. Dat is een lastige situatie, maar wij houden de vinger aan de pols.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik heb er begrip voor dat de staatssecretaris nu niet ingaat op de vraag of zij wel of niet financieel gaat bijdragen. Immers, dan stijgen de prijzen omdat de uitgevers zich daarbij aanpassen. Echter, wanneer de onderhandelingen zijn afgerond en de prijzen bekend zijn – en als er sprake is van exorbitante stijgingen tot de bedragen die nu worden genoemd, tot ƒ 700 per jaar per leerling – dient zij de Kamer te informeren. Zij zal dan ook moeten aangeven wat zij denkt te doen om een dergelijke stijging te voorkomen. Is zij daartoe bereid?

Niet alle scholen hebben een boekenfonds. Het kan zo zijn dat rijke scholen geen boekenfonds hebben omdat de ouders geld genoeg hebben en het vooral ook zo willen houden. Kan de staatssecretaris de Kamer een inzicht gegeven in het type school waar er geen sprake is van een boekenfonds? Als er wel een fonds is en door de stijging van de prijzen ook de kosten van dat fonds toenemen, moet de Kamer daarover worden geïnformeerd. Duidelijk dient te zijn wat dit betekent voor de toegankelijkheid van het onderwijs voor de lagere en de middeninkomens.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik had al toegezegd dat ik de Kamer op de hoogte zou houden van de ontwikkelingen op dit terrein. De vraag is echter of ik in staat ben om de Kamer in te lichten over het type school waar er geen sprake is van een boekenfonds. Ik zal de Vereniging van schoolleiders vragen of zij dat inzicht kunnen verschaffen; ik moet voorkomen dat ik al te vaak scholen formulieren toezend. Als het mogelijk is, zal ik de Kamer hierover nader inlichten.

Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66):

Voorzitter! Een boekenfonds vormt geen oplossing voor alle problemen. Immers, ook daarvoor moeten de ouders een bijdrage leveren en die bijdragen gaan extra omhoog. De staatssecretaris zegt dat het om een kleine markt gaat, maar het is nog erger: op die markt is er sprake van een monopoliepositie, zeker als er maar één methode is. De scholen of ouders móéten dan die boeken kopen. Het zou plezierig zijn wanneer de staatssecretaris daarover nog eens met de uitgevers zou praten. Zij heeft dat overigens al enkele malen gedaan. Is daar helemaal niets uitgekomen?

Hoewel de staatssecretaris daar niet veel voor voelt, zou de WTS een oplossing kunnen bieden, maar dat geldt dan vooral voor de echt lage inkomens. De overgang naar de bovenbouw, waarvoor de boeken zo duur zijn, valt vaak samen met het moment waarop ook schoolgeld moet worden betaald zodat de kosten dubbelop stijgen. Die situatie is vooral voor de middeninkomens lastig. Ik zou graag van de staatssecretaris vernemen wat zij daaraan denkt te doen.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik stel voor dat wij nu niet gaan debatteren over de inkomensgrenzen die gelden voor de tegemoetkoming studiekosten. Dat is natuurlijk een zeer algemeen vraagstuk. Inderdaad gaat het niet alleen om de lage maar ook om de middeninkomens. Het debat over die grenzen voert de Kamer af en toe met de minister en ik stel voor dat als men vindt dat daarvoor aanleiding bestaat, men met hem de discussie daarover aangaat.

Een boekenfonds kost natuurlijk óók geld, maar het voordeel daarvan is dat een boek niet voor één leerling wordt aangeschaft maar minimaal vijf jaar meegaat. Het is voor ouders altijd goedkoper om deel te nemen aan het boekenfonds.

Naar aanleiding van de over de monopoliepositie gemaakte opmerking wijs ik erop dat het niet juist is te stellen dat ouders en scholen met één methode worden geconfronteerd. Er zijn door de bank genomen vier of vijf tamelijk grote uitgevers actief op de onderwijsmarkt. Daarnaast opereren er ten aanzien van bepaalde vakken soms ook kleinere uitgevers. Van een monopoliepositie is dus geen sprake, maar wél moet worden erkend dat er betrekkelijk weinig uitgevers zijn. Ik herhaal dat er geen prijsafspraken worden gemaakt. Ik houd de vinger aan de pols en zal de Kamer goed op de hoogte houden van de ontwikkelingen op dit terrein omdat ik haar zorgen deel.

Naar boven