Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat met ingang van 21 november jl. de heer De Graaf is gekozen tot voorzitter van de fractie van D66 in plaats van de heer Wolffensperger. Mijn hartelijke gelukwensen.

Later op deze dag kan ik u een definitieve mededeling doen over de bijeenkomst van leden van de Duitse Bondsdag en van de Tweede Kamer die gepland is voor vrijdag en zaterdag. Ik krijg later op de middag een definitief bericht van collega Süssmuth van de Bondsdag over het aantal deelnemers van Duitse zijde. Daarvan hangt af of de bijeenkomst kan doorgaan.

Ik stel op verzoek van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor, de stemmingen inzake het wetsvoorstel Privatisering NOB uit te stellen tot het einde van deze vergaderweek, omdat er nog aanvullende informatie zal komen van de staatssecretaris.

Ik stel voor, donderdag aanstaande niet om 13.00 uur, zoals in het aanvankelijke programma stond, maar uiterlijk aan het eind van de middag te stemmen, opdat zoveel mogelijk wetsvoorstellen die voor 1 december a.s. naar de Eerste Kamer moeten worden doorgezonden nog ter stemming kunnen worden voorgelegd aan de Kamer. Als het eerder kan dan 17.00 uur, dan doen wij het eerder, maar ik stel mij voor dat uiterlijk om 17.00 uur wordt gestemd.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik wil graag iets meedelen over het verloop van zaken deze week voorzover dat te overzien is. U heeft allen gezien dat het schema buitengemeen krap is. De onderwerpen zijn per blok gerangschikt. Ze zullen niet en bloc, maar stuk voor stuk worden behandeld. Voor de overzichtelijkheid heb ik de verschillende beleidsterreinen samengevoegd in een blok onderwerpen. Het is mijn bedoeling om rond de eindtijd die in het schema is aangegeven voor een blok over te stappen naar het volgende blok ten behoeve van een evenwichtige behandeling van alles wat nog ter tafel ligt. Als er dan zaken overblijven, kan worden bezien of er donderdag nog een moment voor te vinden is. Dat betreft het schema van deze week, dat nogal overbelast is. Ik reken op uw aller medewerking om de agenda tot een goed einde te brengen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Het schema bekijkend schat ik in dat de dinerpauze is gesneuveld. Ik zou de eerdere opmerkingen die ik op dat punt heb gemaakt willen herhalen, maar besef dat ik dan geen ontvankelijk oor krijg om de dinerpauze opnieuw in te lassen. Ik wil u dan ook vragen om in elk geval wat het eindtijdstip van de vergaderdag betreft enige clementie te betrachten met mensen die heel veel debatten moeten doen teneinde het wortel schieten van de 24-uurseconomie in onze gebouwen niet te laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Wij hebben er tijdens een eerdere regeling van werkzaamheden bewust voor gekozen om de dinerpauze niet te laten doorgaan. Ook de eindtijd van 24.00 uur hebben wij bewust ingevoerd bij een eerdere regeling van werkzaamheden. Als de Kamer niet in meerderheid daarop terugkomt, moet ik uw opmerkingen terzake voor kennisgeving aannemen.

De heer Van Dijke (RPF):

Mijn punt is dat het eindtijdstip als zodanig inderdaad wordt gehandhaafd en dat wij niet nog veel langer doorgaan.

De voorzitter:

Daaraan heeft u bij mij nooit hoeven twijfelen.

Het woord is aan mevrouw Van Nieuwenhoven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een extra procedurevergadering gehouden over het wetsvoorstel medisch-specialistische zorg. De minister van VWS heeft ons namelijk een brief gestuurd, waarin zij aankondigt met nadere mededelingen over dit wetsvoorstel te komen. De vaste commissie heeft in meerderheid besloten u te vragen dit wetsvoorstel hedenmiddag van de agenda af te voeren en zo spoedig mogelijk na het kerstreces, kan het zijn in de eerste week na dat reces, weer op de agenda op te voeren.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Namens de minderheid wil ik toch nog een poging doen om de Kamer ervan te overtuigen dat behandeling deze week beter is. In de eerste plaats is het wetsvoorstel door de vaste commissie schriftelijk behandeld. Er is een nota naar aanleiding van het eindverslag gekomen en de commissie heeft al weken geleden vastgesteld dat de zaak rijp is voor behandeling in deze Kamer. In de tweede plaats is er in verband met het wetsvoorstel een convenant gesloten tussen partijen in het veld, dus tussen verzekeraars, ziekenhuizen en de Orde van medisch specialisten. Dat convenant gaat als het ware buiten de Kamer om, maar er zit nog wel een ontbindende voorwaarde in, waaraan de minister zich heeft gecommitteerd. In de stukken heeft zij tot twee keer toe duidelijk gemaakt dat die voorwaarden zijn vervuld. Er is dus geen enkele reden om op het verzoek van de Orde van medisch specialisten in te gaan en behandeling op te schorten. In de derde plaats heeft de minister tussentijds het een en ander gedaan waarvan wij niet op de hoogte waren. Wij zijn niet geïnformeerd over de bemoeienis van het departement met het convenant en met de verdere uitwerking daarvan. Ook dat is een punt dat besproken en bediscussieerd moet kunnen worden met de minister. Er is ons alles aan gelegen om dit wetsvoorstel, dat de eerste vertaling is van het rapport van de commissie-Biesheuvel, nu eindelijk eens door de Kamer te krijgen. Daarom wil ik de Kamer toch vragen deze week dat wetsvoorstel wel op de agenda te houden. De afronding kan dan volgende week, of later, plaatsvinden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! De heer Lansink weet dat ik als voorzitter van de vaste commissie niet inhoudelijk met hem in discussie treed. Ten overstaan van de VoorzitterKamer merk ik nog op dat niet de inhoudelijke kant van de zaak voor de meerderheid van de vaste commissie aanleiding is geweest om behandeling uit te stellen, maar de gewogen brief van de minister, waarin zij aankondigt hieromtrent nog met nadere mededelingen te komen. Dat vond de meerderheid van de vaste commissie voldoende aanleiding om u te vragen om uitstel van het debat.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Wegens omstandigheden kon ik hedenochtend niet aanwezig zijn bij de spoedvergadering over de procedure. Maar ik wil mij toch wel scharen achter het pleidooi van de heer Lansink, omdat ik van mening ben dat de orde van deze Kamer bepaald wordt door deze Kamer zelf als medewetgeefster. Het traject is door de heer Lansink geschetst: het wordt tijd om het wetsvoorstel in ieder geval deze week te behandelen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het voorstel van de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Natuurlijk worden in een procedurevergadering ook inhoudelijke argumenten gewisseld. Dat zou hier ook kunnen gebeuren als de andere woordvoerders konden meedoen, maar dat kan dus niet. Dat kan wel in een debat. Ik handhaaf mijn standpunt.

De voorzitter:

In stemming komt het voorstel van de meerderheid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verwoord door de voorzitter mevrouw Van Nieuwenhoven, om het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet, stuk nr. 25258, van de agenda van heden af te voeren.

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, het GPV, de SGP, de RPF, de VVD, de groep-Nijpels en de Unie 55+ voor dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Het desbetreffende wetsvoorstel maakt dus geen deel meer uit van de agenda van deze week.

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil twee dingen naar voren brengen. Het eerste is dat wij van de staatssecretaris van Justitie een brief hebben gekregen over de uitgeprocedeerde asielzoekers die in het tentenkamp in Drenthe verbleven. De staatssecretaris schrijft dat deze mensen het volledig aan zichzelf hebben te wijten dat zij indertijd op straat zijn gezet. Duidelijk is geworden dat de rechter daar inmiddels anders over denkt. Dat is een politiek feit. Aan de ene kant schrijft de staatssecretaris dat het verwijtbaar is aan de asielzoekers en aan de andere kant zegt de rechter dat dat niet zo is. Vanwege dit volgens mijn fractie vrij ernstige feit wil ik – zij het met enige schroom – u toch vragen of u ruimte ziet om de brief van de staatssecretaris op de plenaire agenda te zetten.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Als GroenLinks een debat wil over dit onderwerp, zijn wij natuurlijk de laatste om dat te weigeren, maar misschien kan mevrouw Sipkes wel duidelijk maken waar het debat precies over moet gaan.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Morgen is er een procedurevergadering. Ik wil in die vergadering voorstellen om een algemeen overleg over de kwestie te hebben. Ik steun het verzoek van mevrouw Sipkes dan ook niet.

De heer Koekkoek (CDA):

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij hetgeen de heer Dittrich heeft gezegd.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Ook de VVD-fractie wil morgen in de procedurevergadering hier graag op terugkomen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Het is helder dat de meerderheid van de Kamer dit verzoek niet steunt. Tegen de heer Middel wil ik nog zeggen waar het debat over moet gaat. Dat moet gaan over het feit dat de staatssecretaris ons meldt dat het de schuld is van de uitgeprocedeerde asielzoekers zelf, terwijl er inmiddels via de rechter, nadat er procedures zijn aangespannen door advocaten, iets anders is gezegd, namelijk dat mensen niet gezegd hebben dat zij niet mee wilden werken. Dat was de discussie. Dat is volgens mijn fractie een ernstig feit.

De voorzitter:

Ik stel voor, voor dit punt te verwijzen naar de procedurevergadering die morgen plaats zal vinden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn tweede punt betreft een brief die ik graag wil vragen aan de bewindspersonen van Defensie. Er heeft een wijziging plaatsgevonden ten aanzien van selectie van toekomstig militair personeel. Die criteria zijn onder meer gewijzigd, dit in verband met de teruglopende animo. Nu zijn er tal van geluiden om de leeftijd van mensen die men wil aantrekken te verlagen naar 16 jaar. Daarvoor schijnt een meerderheid te zijn in de Kamer. Dit is een toekomstperspectief dat ons absoluut niet aanlokt. Het idee dat je jongeren op 18-jarige leeftijd gaat uitzenden naar crisisgebieden, is iets dat mijn fractie niet direct bevorderlijk vindt en ook niet terecht, gezien de taken waar ze voor staan. Het lijkt op dit moment...

De voorzitter:

Wij zijn nu bezig met de regeling van werkzaamheden, niet met een substantieel debat over deze zaak. Wat is uw voorstel?

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Tot op heden is er slechts gezegd dat dit aan de orde zal komen bij de behandeling van de begroting van Defensie. Ik zou graag van de minister voorafgaand aan deze begrotingsbehandeling een echt standpunt willen hebben, zodat wij daar daadwerkelijk inhoudelijk over kunnen praten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gijzel.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Ik zou graag van de minister van Verkeer en Waterstaat nog deze week een brief willen ontvangen over de positie van de werknemers in het kader van de aanbesteding van het openbaar vervoer. Dit naar aanleiding van hetgeen gisteren en de afgelopen weken is gebeurd in het noorden van het land. De minister stelt in de implementatienota die zij aan de Kamer heeft voorgelegd, dat aanvullende wettelijke maatregelen noodzakelijk zijn, dat deze in de wet opgenomen zullen worden, dat dat echter niet voor 1999 kan, dat voor de invoering van de wet de spelregels echter wel gehanteerd zullen moeten worden en dat zij hierover met de bestuurlijke partijen afspraken zal maken. Ik zou graag zien dat de minister in die brief de navolgende vragen beantwoordt.

Hoe beoordeelt de minister de gevolgde procedure, met name de aanbestedingsvoorwaarden in het kader van het personeel in Noord-Nederland, in relatie tot de uitspraak dat de wet pas in 1999 kan worden geïntroduceerd, maar dat de spelregels tot die tijd gehanteerd moeten worden?

Kan de minister ons meedelen welke afspraken zij gemaakt heeft met Drenthe en Groningen en de Kamer daarvan een afschrift doen toekomen?

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie heeft gisteren drie schriftelijke vragen en hedenmorgen nog een viertal aanvullende vragen ingediend over dit onderwerp. Ik heb geen bezwaar tegen een brief van de minister met het antwoord op deze vragen, maar de vragenseries zullen op elkaar afgestemd moeten worden. De heer Van Gijzel vraagt om een brief deze week. Mijn verzoek is dat dan ook de zeven vragen die de CDA-fractie schriftelijk heeft gesteld, deze week samenhangend met deze brief beantwoord worden.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik heb geen enkele behoefte aan een brief. De Kamer heeft er met open ogen bij gezeten dat deze bevoegdheid naar de noordelijke provincies werd gedecentraliseerd. De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats daar. We moeten die daar ook vooral laten liggen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil het verzoek om een brief graag ondersteunen. Ik wil echter nog twee aanvullende vragen stellen, juist met het oog op de stakingsdreiging die daar nu hangt.

Hoe wil de minister invulling geven aan de werkgelegenheidsgarantie die is afgegeven? Ook de commissie-Laan adviseert dat dit punt zal moeten worden vastgelegd in onder meer de Wet personenvervoer.

En wat gaat de minister nu zelf ondernemen om te zorgen dat de stakingsdreiging wordt afgewend? Treedt zij inderdaad in gesprek met de bonden om hier op een fatsoenlijke manier uit te komen?

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Het voorstel van de heer Reitsma lijkt mij op zich prima. Ik heb dat van tevoren ook met hem besproken. Ik wilde oorspronkelijk mondelinge vragen stellen, maar de minister is in het buitenland. We proberen het daarom op deze manier te doen.

Voorzitter! Ik weet niet of de heer Remkes heeft geluisterd naar de tekst die ik zonet heb voorgelezen. Daarin staat dat de minister afspraken gaat maken over de implementatie van de maatregelen. Ik ga dat niet herhalen. Ik vraag om deze week een brief te krijgen. Ik constateer dat het overgrote deel van de collega's daarvoor is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter! Vorige week is een schilderij van Barnett Newman in het Stedelijk Museum in Amsterdam met een stanleymes aan flarden gesneden. De verdachte moest na zes uur politieverhoor weer naar huis gestuurd worden en liet via een interview op de radio weten dat er wellicht kans op herhaling is. In januari 1997 hebben mijn collega Ursi Lambrechts en ik schriftelijke vragen gesteld over beschadiging van openbaar kunstbezit. D66 vindt dat er over de bescherming van kunst een debat in de Kamer moet plaatsvinden. Ik wil daarom graag een brief vragen aan de regering, waarin de volgende vragen beantwoord moeten worden.

1. Kan er in het Wetboek van Strafrecht een onderscheid gemaakt worden tussen vernieling van openbaar kunstbezit en andere goederen? Is er een mogelijkheid te creëren voor voorlopige hechtenis?

2. Hoe is de wetgeving in andere Europese landen met betrekking tot vernieling van openbaar kunstbezit geregeld? Is onze strafmaat van maximaal twee jaar daarmee in verhouding?

3. Is de staatssecretaris van OCW bereid een commissie in te stellen – waarin onder andere museumdirecteuren zitten – die voorstellen doet voor een plan van aanpak om openbaar kunstbezit te beschermen?

4. Kan er een inventarisatie van de beveiligingsmaatregelen gemaakt worden, die musea getroffen hebben?

Voorzitter! Ik spreek het verzoek uit dat deze brief op korte termijn naar de Kamer wordt gestuurd, zodat wij hierover daarna een algemeen overleg kunnen hebben. Ik doe dit verzoek mede namens de fracties van de PvdA en de VVD.

De heer Koekkoek (CDA):

De CDA-fractie steunt het verzoek van de heer Dittrich, maar voegt daar de vraag aan toe of de minister eraan wil werken dat ook in andere gevallen wordt voorkomen dat mensen worden vrijgelaten terwijl zij van plan zijn om onmiddellijk daarna weer een misdrijf te plegen. Het probleem is veel algemener dan de heer Dittrich stelt en daarom wil ik deze algemene vraag ook beantwoord hebben. Wij moeten deze zaak wel in proporties zien.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Als de brief van de regering komt, ziet de CD-fractie graag welke voorwaarden de regering stelt aan de samenstelling van de commissie van museumdirecteuren, want de directeur van het gemeentelijk museum in Amsterdam heeft als beheerder van de openbare financiën al de nodige blunders gemaakt.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik breng de CDA-fractie in herinnering dat op de plenaire agenda voor donderdagochtend het wetsvoorstel inzake voorlopige hechtenis staat. Als de heer Koekkoek deze vraag meer in den brede aan de orde wil stellen, zou hij dat donderdagochtend kunnen doen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Cornielje.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Afgelopen zaterdag stond er een artikel in NRC Handelsblad over het fenomeen uitzendleraren. Blijkens dat artikel keurt minister Ritzen de uitzendconstructie met docenten in het voortgezet onderwijs af, hetgeen overigens in strijd is met wat hij al een aantal malen in deze Kamer heeft gezegd. Bovendien staat er dat de minister de uitzendleraren gedoogt als zij kortlopende problemen moeten opvangen. Dit gedogen betekent dat het in strijd met de wet zou zijn. Ik hoor graag op korte termijn van de minister wat nu het echte standpunt is, bij voorkeur vóór donderdag, omdat wij dan ook met de minister spreken.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie ondersteunt dit verzoek, maar wil daar een vraag aan toevoegen. Kan de minister ook ingaan op de relatie tussen de uitzendconstructie en de wachtgeldproblematiek?

De heer Cornielje (VVD):

Aanstaande donderdag spreken wij over de wachtgeldproblematiek. Daarom is het verstandig de brief vóór donderdag te ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven