Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid Feenstra aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over de perspresentatie van prof. Schepens van de Universiteit van Antwerpen over gezondheidsproblemen bij vee in Zuid-Holland, Noord-Holland en Friesland.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! De afgelopen week werd op een indringende wijze gesproken over gezondheidsproblemen bij het vee. Daarbij zijn krasse formuleringen gehanteerd. Daardoor is veel aandacht getrokken en is verontrus ting veroorzaakt. Dat is allemaal terecht, voorzover wij over een reëel vraagstuk spreken. Allereerst gaf de Vlaamse toxicoloog prof. Schepens aan dat de veenweidegebieden in Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland en Groningen ongeschikt zouden zijn voor de melkveehouderij. Vervolgens merkte dr. Counotte van de gezondheidsdienst voor dieren op dat als wij niets doen, wij over drie jaar de veestapel ten westen van Utrecht kunnen opruimen. Het derde bericht kwam uit twee onderzoeksrapporten van ID-DLO en van TNO, waarin aandacht werd gevraagd voor de dreiging die uitgaat van verontreinigde sloten en de riooloverstort bij veedrenking. Dit laatste bericht moeten wij buitengewoon serieus nemen. Dat vormt ook onderwerp van een speciale Kamerwerkgroep, die daarover binnen enkele weken hoopt te rapporteren.

Bij de eerste twee berichten kunnen echter de nodige vraagtekens worden geplaatst. Schepens sprak over koolstofdisulfide, zonder kwantitatieve gegevens te overleggen. Het was meer jumping to conclusions, ook ruim buiten zijn eigen vakgebied. Counotte sprak over honderden slachtoffers bij koeien en schapen. Zijn directeur Benedictus zegt over deze aantallen niets te weten en ook in landbouwkring wordt aan deze aantallen sterk getwijfeld.

Het is van tweeën één: óf er zit een kern van waarheid in en dan moeten ze serieus bekeken worden, óf het is lariekoek en dan moeten de berichten openlijk en met kracht worden tegengesproken. Vandaar onze volgende vragen.

Hoe beoordeelt de minister de bijdrage van deze beide heren, inhoudelijk en publicitair? Is er binnen deze provincies sprake van onverklaarbare ziekten en mogelijke bedreiging voor de volksgezondheid? Deelt de minister de opvatting dat riooloverstorten onze aandacht verdienen? Kan hij aangeven welke vorderingen de commissie-Ouwerkerk heeft gemaakt?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! De regering heeft vorige week kennisgenomen van het onderzoek en de hypothese van prof. Schepens. Noch de staatssecretaris van VWS noch ik hebben de beschikking gekregen over de feitelijke onderzoeksgegevens. De resultaten die de heer Schepens heeft gepubliceerd, zijn dan ook niet meer dan een hypothese. Zowel prof. Koeman, die lid is van de commissie-Ouwerkerk, alsook deskundigen van het RIVM hebben in een eerste reactie aangegeven dat je zo'n onderbouwing nodig hebt om de zaak zinvol te kunnen beoordelen. Overigens heeft de commissie-Ouwerkerk, om in de terminologie van de voorzitter van die commissie te spreken, maandenlang aangejaagd achter deze gegevens en ze niet gekregen. Dit is steeds geweigerd.

Op basis van de informatie die ons nu ter beschikking staat, ontbreekt dus iedere onderbouwing voor de vergaande stelling van de heer Schepens. De uitspraken van de heer Counotte in, naar ik meen, het programma Zembla worden niet bevestigd door de directeur van de gezondheidsdienst voor dieren. Hier is sprake van een persoonlijke opvatting.

Voorzitter! De tweede vraag van de geachte afgevaardigde betreft de situatie in de betreffende provincies. Uit een inventarisatie naar onverklaarbare diergezondheidsproblemen bij de gezondheidsdienst RVV, het LTO-meldpunt riooloverstort en de ID-DLO wordt dit beeld van grootschalige problemen niet bevestigd. Er is mogelijk sprake van lokale problemen, mogelijk een incidenteel probleem. Wel zijn er, zoals blijkt uit het ID-DLO-rapport en het TNO-rapport, aanwijzingen dat er op het gebied van de waterkwaliteit iets speelt, met name op het punt van de riooloverstort. Er is aan de commissie-Ouwerkerk gevraagd om hiernaar in ieder geval te kijken. Ik hecht eraan hier te zeggen dat de staatssecretaris van Volksgezondheid en ik vorige week konden meedelen dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid, noch wat de consumptie van melk noch wat die van vlees betreft.

Voorzitter! Ik kom bij de derde vraag van de geachte afgevaardigde, namelijk wanneer de commissie haar conclusies zal kunnen presenteren. De beide rapporten die ik noemde, het rapport van ID-DLO en dat van TNO, zullen uiteraard worden bestudeerd, maar ook beoordeeld en meegenomen in de rapportage van de zijde van de commissie-Ouwerkerk. Ik heb hedenmorgen in een gesprek dat ik met de voorzitter van de commissie heb gehad, afgesproken dat de commissie zal trachten in de tweede helft van januari 1998 haar eindrapport ter beschikking te stellen en publiek te maken.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor het antwoord. De minister geeft aan dat er geen risico is voor de volksgezondheid. Geldt dat ook voor het eigen gebruik van zuivelproducten en vlees? Deze uitspraak werd vorige week ook gedaan.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Het antwoord daarop is kortweg: er is geen risico.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! De minister spreekt van lokale en mogelijk incidentele problemen. Hij zegt dat er geen risico is voor de volksgezondheid. Waarop kan de minister deze uitspraak op dit moment, nu de commissie nog onderzoek doet, baseren?

Minister Van Aartsen:

De enige gegevens die wij hebben, zijn die uit de TNO- en ID-DLO-rapporten. Daaruit komt naar voren dat er een probleem kan zijn met riooloverstorten en dus de waterkwaliteit. Dat is wat ons bekend is. Het rapport van de heren Schepens en de gedachten van de heer Counotte kunnen wij niet beoordelen, omdat noch de commissie-Ouwerkerk noch de regering beschikt over enige onderbouwing van deze rapporten.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Het idee ontstaat dat de regering het probleem van de riooloverstorten geweldig onderschat en bagatelliseert. Op welke termijn denkt de regering dit probleem serieus aan te pakken? Boerenorganisaties spreken immers van schade die de regering aan de gezondheid van het vee toebrengt.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Mij zijn dergelijke opmerkingen van boerenorganisaties niet bekend. De commissie-Ouwerkerk bestudeert op mijn verzoek de problematiek van de waterkwaliteit in Noord-Holland, met als aanleiding de kwestie van boer Pauw. Overigens heeft het kabinet al in 1995 met name aan de waterschappen en de betrokken gemeenten gevraagd om boeren te waarschuwen voor het fenomeen van de riooloverstorten. Verder is de regering zeer gelukkig met het feit dat LTO, de belangrijkste boerenorganisatie in dit land, terzake actief is en ook een meldpunt heeft.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De heer Counotte van de gezondheidsdienst voor dieren heeft in Zembla gezegd dat 70% van het oppervlaktewater niet deugt. Ik hoor hierop graag een nadere reactie van de minister en verzoek hem, ofwel nu of in een later stadium uitgebreide informatie aan de Kamer te doen toekomen over de precieze stand van zaken.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Zoals ik al heb gezegd, is datgene wat de heren Schepens en Counotte beweren, moeilijk te beoordelen, omdat de achterliggende feiten en hypothesen ons niet bekend zijn. Alle informatie die er is, is gegeven aan de commissie-Ouwerkerk, die vanaf deze zomer dit probleem bestudeert. De Kamer zelf heeft overigens ook activiteiten ontplooid en dat is heel goed. Wat het kabinet nu kan doen, is wachten op de rapportage van de commissie-Ouwerkerk. Ik weet van de voorzitter en van de leden van de commissie dat zij zeer serieus naar deze zaak kijkt, zonder dat wij daarop hoeven aandringen.

De heer Meijer (CDA):

Er zouden, op aanraden van de heer Schepens, monsters van melk genomen zijn om te analyseren of daarin koolstofdisulfide terug te vinden was. Kent de minister de uitslag van dit onderzoek en wat doen wij daarmee?

Minister Van Aartsen:

Ik verwijs naar de verklaring die vorige week door de staatssecretaris van VWS en mij is gegeven. Er is een onderzoek gedaan, zowel door de inspectie voor de gezondheidszorg als door het NIZO. Daaruit is voortgekomen dat zowel gepasteuriseerde als rauwe melk geen enkele ongewenste stof bevat en met name niet de door de onderzoekers genoemde CS2, die verantwoordelijk wordt gesteld voor de ziekteprocessen bij dieren. De gemeten waarden voor deze stof liggen ruimschoots beneden de aanvaardbare niveaus. Al eerder in het onderzoek naar de zaak van boer Pauw was niets gebleken van toxische stoffen of van enig risico voor de volksgezondheid.

Naar boven