Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de vaste commissie voor Justitie en de algemene commissie voor Europese Zaken stel ik voor, de wens te kennen te geven dat de bij brieven van 16 en 18 september 1997 overgelegde ontwerpbesluiten Uitvoerend Comité Schengen (19326, nrs. 171 en 172) de uitdrukkelijke instemming van deze Kamer behoeven.

Op verzoek van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stel ik voor, de wens te kennen te geven nadere inlichtingen te ontvangen over het voorgenomen besluit Vernieuwing rijkshuisvestingsstelsel Aanvraag agentschapsstatus Rijksgebouwendienst (VROM) (25449).

Op verzoek van enkele fracties stel ik voor, de stemmingen in verband met wetsvoorstel 25177 (Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen) uit te stellen en in de loop van de volgende week nog een korte heropening te houden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in de commissie voor de Verzoekschriften het lid Heeringa tot lid in plaats van het lid Van der Hoeven.

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Zo'n twee weken geleden ontvingen wij van de staatssecretaris van Justitie het schriftelijk akkoord dat is gesloten tussen de autoriteiten van Somaliland en enkele ambtenaren van het departement van Justitie. Deze overeenkomst moet regelen dat er 500 tot 600 uitgeprocedeerde Somaliërs teruggaan, al dan niet vrijwillig. Een centrale rol in dit terugkeerbeleid is weggelegd voor het IOM-kantoor in Den Haag.

Wie schetst mijn verbazing toen ik onlangs een fax ontving, gericht aan datzelfde IOM-kantoor in Den Haag, van het ministerie van Resettlement, rehabilitation and reconstruction, een van de ondertekenaars van de overeenkomst, zoals wij die van de staatssecretaris kregen. Daarin wordt gesteld dat de overeenkomst zoals die er ligt, wat de autoriteiten van Somaliland betreft op dit moment van nul en generlei waarde is.

De voorzitter:

Zou u uw vraag willen formuleren?

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Daaruit blijkt dat op 30 augustus vanuit Somaliland het bericht komt dat deze overeenkomst niet van kracht is, terwijl de staatssecretaris de Kamer een paar weken later een brief stuurt. Ik wil de Kamer dan ook toestemming vragen om de staatssecretaris hierover te interpelleren.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Mevrouw Sipkes heeft inderdaad een belangrijk punt aangeroerd, te weten de overeenkomst met Somaliland. Zij vraagt de Kamer om een interpellatiedebat. Nu zijn er allerlei ontwikkelingen; mensen schrijven ons ook over die overeenkomst. Ik denk dat het te vroeg is om de interpellatie deze week te houden, omdat wij dan al die nadere informatie niet tot onze beschikking hebben. Ik zou dan ook namens de fractie van D66 willen pleiten voor een debat volgende week.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie wil zich zeker niet verzetten tegen het verzoek om een interpellatie. Wel zou zij er de voorkeur aan geven om dat volgende week te doen plaatsvinden en het debat te doen voorbereiden door middel van een schriftelijk bericht van de staatssecretaris van Justitie over deze aangelegenheid.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Precies datzelfde wilde ik ook zeggen.

De voorzitter:

Mevrouw Sipkes, er is bereidheid om uw verzoek te honoreren. Het gaat nu om het tijdstip en de voorbereiding.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb de argumenten van de collega's gehoord. Het is prima als het debat volgende week plaatsvindt. Ik voeg daaraan toe dat het natuurlijk wel tot de staatssecretaris doorgedrongen is dat de Kamer hierover wil praten. Het lijkt mij dan logisch dat het beleid deze week niet verder wordt uitgevoerd.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Het bureau CMG heeft de afgelopen week een berekening gepubliceerd over de koopkrachtontwikkeling. De resultaten van die berekening zijn nogal zorgwekkend. Het komt erop neer dat mensen met een laag inkomen erop achteruitgaan, terwijl mensen met een nettomaandinkomen boven de bandbreedte tussen ƒ 2700 en ƒ 3400 erop vooruitgaan.

Ik wil graag een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarin hij ingaat op de volgende punten. Wat is zijn commentaar op de berekeningen van CMG? Wat zijn de verschillen tussen de berekeningen van het CPB en CMG? Hoe zit het met de maatregelen van het kabinet die CMG nog niet kon meenemen, omdat zij nog niet geheel en al bekend zijn? Tot slot wil ik graag het commentaar van de minister op de vaststelling van CMG over eerdere jaren, namelijk dat in 1995 en 1996 de mensen met hoge inkomens er in absolute termen zeven tot tien keer meer op vooruit zijn gegaan dan mensen met lage inkomens.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! De berekeningen waren ons ook opgevallen. Onze indruk is ook dat CMG een buitengewoon partieel verhaal heeft gepresenteerd en zeer gedeeltelijk op de feiten is ingegaan. Ik kan mij dus van harte bij het verzoek van de heer Marijnissen aansluiten.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Dat geldt ook voor mijn fractie.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de regering.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer de voorzitter! In het dagblad Trouw van zaterdagochtend 20 september wordt melding gemaakt van de activiteiten van dominee Visser met betrekking tot de bemiddeling bij de aan- en verkoop van heroïne voor zwaar verslaafde mensen in Rotterdam. De CDA-Tweede-Kamerfractie is op de hoogte van het feit dat er gistermiddag een gesprek is geweest tussen de officier van justitie in Rotterdam en dominee Visser en hedenochtend een gesprek tussen ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en dominee Visser.

Wij vragen om een brief van de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de activiteiten van dominee Visser in Rotterdam, zo mogelijk voor morgenmiddag zes uur. Om zeven uur is er namelijk een algemeen overleg inzake het experiment heroïneverstrekking.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik kan mij het verzoek van collega Van de Camp om een brief zeer goed voorstellen. Ik vind alleen de termijn die hij stelt bizar kort. De inhoud van het algemeen overleg van morgen staat niet rechtstreeks in verbinding met de vraag hoe Justitie zich opstelt tegenover dominee Visser. Mijns inziens zouden wij de regering iets meer tijd moeten geven dan de heer Van de Camp nu vraagt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het verzoek van collega Van de Camp. Ik wijs collega De Graaf erop dat het debatje van morgenavond het zoveelste in een serie is. Wij moeten zo langzamerhand conclusies trekken. Dat kan niet onder de schaduwwerking gebeuren van de schijn die er zou zijn dat mensen met overigens goede bedoelingen toch hun eigen lijnen kunnen trekken.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Van de Camp.

De heer Rabbae (CDA):

Hoewel het standpunt van mijn fractie inhoudelijk volledig afwijkt van het standpunt van de CDA-fractie in dezen, wil ik het verzoek van collega Van de Camp steunen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Leers.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Op 26 augustus jl. heeft de Kamer overleg gevoerd met de bewindslieden voor Ontwikkelingssamenwerking en van Economische Zaken over de programma's ORET, MILIEV en LCL. Ik wil u vragen om het verslag van dat overleg op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Smits.

De heer Smits (CDA):

Voorzitter! Voor morgen staat op de agenda de behandeling van een brief over de kwestie-Fokker. De CDA-woordvoerder, de heer Mateman, is net als vele anderen door griep geveld. Hij is echter zeer geporteerd om dit debat te voeren. Ik wil u dan ook vragen of dit debat op een later tijdstip, in oktober, kan plaatsvinden, zodat de heer Mateman dit debat namens de CDA-fractie kan voeren.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Wij hebben met de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken overlegd, omdat wij het probleem zien dat het Fokkerdebat en uw schema straks wellicht met elkaar in conflict komen. De heer Mateman heeft zijn hart echter jarenlang zo bij Fokker gelegd dat wij u toch willen vragen om het verzoek van de CDA-fractie, indien mogelijk, in te willigen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Zelfs met een gezonde collega Mateman kunnen wij Fokker niet meer tot leven brengen; laat hem dus maar tot rust komen. Ik steun het verzoek van de heer Smits dus ook.

De voorzitter:

Ik moet u wel confronteren met de gevolgen van dat verzoek. Wij hebben erg veel moeite om alle debatten die hier nog gevoerd moeten worden, op tijd te houden, terwijl wij in de maanden oktober, november en december al tjokvol zitten met de begrotingsbehandelingen. Een debat van een paar uur kan dan ook niet zomaar verplaatst worden naar oktober. Bovendien bestaat het risico dat bij de behandeling van een ander dossier een andere eminente collega door griep geveld is. Wij moeten ervoor zorgen dat wij op tijd klaarkomen met het werk dat echt op tijd klaar moet zijn. Ik kan nu dus niet zeggen dat ik aan dat verzoek zal voldoen. Ik moet eerst even bekijken wat de mogelijkheden zijn. Die kan ik niet zomaar uit de mouw schudden. Daar kunnen wij misschien morgen bij de regeling even op terugkomen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik wil u nog een ander punt in overweging geven voor uw overweging of dit debat doorgeschoven kan worden. Het debat is al een aantal keren uitgesteld. Wij moeten ons dan ook de vraag stellen of wij Fokker en het hele dossier-Fokker nog wel serieus nemen, als wij om deze reden tot uitstel van de behandeling overgaan.

De voorzitter:

Dat is nog een bijkomend punt.

Ik moet zeggen dat ik op het ogenblik niet definitief op het verzoek kan reageren. Ik zal bekijken wat de mogelijkheden zijn, al lopen wij op deze manier het risico dat wij onszelf in een geweldige klem rijden. Het eind van het verhaal is dan een discussie over de vraag waarom wij dingen niet eerder opgepakt hebben. Ik stel dus voor om hier morgenmiddag bij de regeling van werkzaamheden op terug te komen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Dat kan natuurlijk niet, want het debat zou morgenochtend om 10.15 uur aanvangen.

De voorzitter:

Dan zal ik u hier op een later tijdstip vandaag over berichten.

Naar boven