Vragen van het lid Oudkerk aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over het tabaksontmoedigingsbeleid.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Het gebruik van al dan niet vervuilde XTC-pillen is een probleem, maar wij hebben nog een ander probleem dat met genotmiddelen en verslaving te maken heeft. Dat is het roken.

Recente onderzoeken laten zien dat steeds meer mensen onder de 21 jaar aan het roken slaan, terwijl dat een aantal jaren geleden wat minder was en dat de tabaksreclame, met name de stoere tabaksreclame, variërend van allerlei cowboys op paarden en weet ik wat niet allemaal, daar een grote rol bij speelt. Dat zet veel jeugdigen nog wel eens aan tot het beginnen met roken. In Europees verband wordt er al vijf jaar gesproken over een Europese richtlijn tegen dat soort tabaksreclame. Nederland staat sinds die tijd te boek als een land dat daartegen is, in die zin althans dat Nederland deel uitmaakt van een zogenaamd blokkerende minderheid die deze richtlijn kan tegenhouden. De reden is dat wij tot nu toe meer in zelfregulering geloven als het gaat om de beperking van de tabaksreclame dan in zo'n Europese richtlijn.

Aan de andere kant hebben het vorige en dit kabinet beloofd om nog eens zorgvuldig te kijken naar de vraag of wij wel tegen moeten blijven als de Nederlandse stem echt de doorslag gaat geven over wel of geen Europese richtlijn. Dat lijkt het geval te zijn nu Groot-Brittannië om is. Sommige partijen in de Kamer – dat geldt ook voor die van ons – vinden allang dat de tabaksreclame sterk moet worden beperkt en dat de Europese richtlijn dus moet worden gesteund. Dat blijkt overigens ook uit de gepubliceerde verkiezingsprogramma's. Andere partijen hebben daar weer andere opvattingen over. Kortom, een discussie in de Kamer aan de hand van een regeringsstandpunt is hard nodig. Dat heeft de minister ook toegezegd in de brief van 27 mei jl. Deze kwestie is vrij actueel, omdat de Europese ministerraad hierover begin december weer zal praten. Dan moet de Kamer dus een standpunt hebben ingenomen. Vandaar de volgende vragen.

1. Is de minister zich ervan bewust dat het Nederlandse standpunt inmiddels beslissend is voor het bereiken van een gemeenschappelijk standpunt over de ontwerprichtlijn van de Europese Unie over de tabaksreclame?

2. Welke beletselen ziet de minister nog voor het steunen van die ontwerprichtlijn, nu het Verenigd Koninkrijk actieve steun aan de richtlijn verleent?

3. Wanneer legt de minister de Kamer een standpunt van de regering over dit onderwerp voor, zodat de Kamer daarover nog vóór de vergadering van de Europese ministerraad begin december een standpunt kan innemen?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Het kabinet is zich er zeker van bewust dat de Nederlandse stem beslissend kan zijn. Het is echter ook mogelijk dat de richtlijn op 4 december a.s. wordt aangenomen zonder dat Nederland vóór stemt. Een aantal landen is voorstander van de Europese richtlijn. Daar staat tegenover dat de positie van diverse landen nog onduidelijk is. Op het ogenblik wordt inhoudelijk druk over de richtlijn geconfereerd in het ambtelijk voorportaal van de Gezondheidsraad.

Vooral naar aanleiding van de mededeling van mijn collega van het Verenigd Koninkrijk dat men bereid was onder voorwaarden de richtlijn te steunen, hebben collega Wijers en ik ons al enige tijd geleden gerealiseerd dat nu het moment daar was om deze zaak in het kabinet en vervolgens in de Kamer opnieuw in overweging te nemen. Ik kan meedelen dat wij ook volop bezig zijn met het voorbereiden van de besluitvorming. Uiterlijk half november zal het kabinet de Kamer een voorstel doen inzake de Nederlandse opstelling ten opzichte van die richtlijn. Tussen half november en 4 december heeft de Kamer dus nog de tijd om hierover met de regering van gedachten te wisselen.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Behalve de tweede vraag zijn mijn vragen beantwoord. Ik heb echter begrepen dat de minister in de aangekondigde brief uitgebreid op eventuele beletselen zal ingaan.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik geloof dat iedereen het erover eens is dat het antitabaksbeleid vooral op jongeren gericht moet zijn. Het verbieden van tabaksreclame is een middel. Een ander middel is het terugbrengen van het aantal verkooppunten. De Kamer heeft daarover een jaar geleden een motie aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering daarvan?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Bij de bespreking van de richtlijn in het kabinet zal ook de kwestie van de verkooppunten aan de orde komen. Ook daarover zal de Kamer half november nader geïnformeerd worden.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik heb begrepen dat wij nog een brief van het kabinet krijgen. Ik hoop dat daarin ook ingegaan wordt op de vraag of het instemmen met een reclameverbod consequenties heeft voor de andere maatregelen, zoals het verkoopverbod aan personen jonger dan 18 jaar.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! De heer Van Boxtel doelt waarschijnlijk op de verschillende aanscherpingen in het beleid, zoals verwoord in de tabaksnota. Het wetsvoorstel inzake de wijziging van de tabakswet zal nog voor het kerstreces naar de Raad van State worden gezonden. Daarna zal dit wetsvoorstel te eniger tijd onderwerp van bespreking in de Kamer kunnen zijn.

Naar boven