Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

  • - het rapport van de Tijdelijke commissie onderzoek College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) (24653, nrs. 15 en 16);

  • - het wetsvoorstel Nieuwe regeling inzake de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening) (24787).

Ik stel voor, aanstaande donderdag bij het begin van de vergadering te behandelen:

  • - de brief van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat houdende het voorstel de PKB HSL-Zuid aan te wijzen als groot project (22026, nr. 18).

Ik stel voorts voor, donderdag na de middagpauze te stemmen over de op dat moment afgehandeld onderwerpen, zodat wij aan het eind van de vergadering niet een aantal uren moeten stemmen. Op dit moment ga ik ervan uit dat wij de agenda donderdag kunnen afhandelen, maar dit zal mede afhangen van het verloop van de werkzaamheden, vandaag en morgen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Jong.

De heer De Jong (CDA):

Voorzitter!Voorzitter De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zich gisteren beraden op de procedure met betrekking tot het rapport van de commissie-Van Zijl. De commissie is daarbij tot de conclusie gekomen dat het wat haar betreft het beste is om de behandeling gesplitst te laten plaatsvinden. Dat betekent concreet dat het gedeelte dat betrekking heeft op de Organisatiewet sociale verzekering, door deskundigen aangeduid als het post-nOSV-traject, over het reces wordt heen getild en vervolgens een grondige behandeling zal krijgen.

Het tweede punt betreft de positie van de staatssecretaris. De commissie is tot de conclusie gekomen dat dit onderdeel wél gereed is voor plenaire behandeling. De commissie zou het op prijs stellen wanneer morgen het plenaire debat met de commissie-Van Zijl kan plaatsvinden en donderdag het debat met het kabinet.

De voorzitter:

Alvorens het voorstel van de commissie in bespreking te geven, voeg ik er ten overvloede aan toe dat ik de commissie in overweging heb gegeven om, onder de erkenning dat de splitsing zoals die is voorgesteld uiteraard wenselijk is, ter wille van de zorgvuldigheid de normale procedure nader te bezien. Dat wil dus zeggen: eerst de schriftelijke behandeling met de commissie en vervolgens met de staatssecretaris, zodat wij misschien volgende week het debat kunnen hebben. Ik moet vaststellen dat dit idee is verworpen. Ik heb die suggestie gedaan omdat de commissie een opmerking maakte over de procedures zoals die vorig jaar door de meerderheid van de Kamer zijn gevolgd. Ik geef dit voorstel thans in bespreking.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Mijn fractie hecht eraan om nog eens mededeling te doen van haar voorkeur om de behandeling van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie CTSV een zo normaal mogelijke procedure te laten doorlopen. Daardoor kan zoveel mogelijk recht worden gedaan aan de commissie, de betrokken bewindsman en andere betrokkenen. Dit biedt voorts de gelegenheid om het materiaal, ook de ter inzage gelegde stukken, zorgvuldig en volledig te bestuderen. Zo'n full-dress procedure zou dan in beginsel leiden tot behandeling na het reces.

Ik neem ook kennis van uw voorstel, voorzitter. Dat voorstel was de commissie gisteren ook bekend. Gelet op onze oorspronkelijke voorkeur hebben wij, wanneer wij uw voorstel vergelijken met dat van de commissie, een lichte voorkeur voor uw voorstel, omdat dit ten minste enige ruimte geeft voor een korte schriftelijke procedure vooraf.

De voorzitter:

Voor de goede orde: ik heb thans geen voorstel gedaan; ik heb een mededeling gedaan over een voorstel dat de commissie niet heeft gehaald, tegen de achtergrond van de gang van zaken vorig jaar, ervan uitgaande dat nu de besluitvorming niet anders zal zijn.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Ik heb begrepen dat u geen voorstel hebt gedaan, maar ik zou evenals de heer Bakker willen melden dat het de voorkeur van de CDA-fractie was en is om een zorgvuldige procedure te hebben inzake dit rapport. Dat betekent schriftelijke vragen en daarna een debat in twee instanties. Na de zomer had dan dat gehele debat kunnen plaatsvinden. In de commissie hebben wij ons erbij neergelegd, gezien de verhoudingen die er lagen, dat dit niet kon. Derhalve zijn wij akkoord gegaan met de voorgestelde splitsing in de procedure.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik geloof dat de voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het unanieme standpunt van de commissie goed heeft verwoord, een standpunt dat na ampele discussie is bepaald, waarbij overigens ook uw terechte opmerkingen zijn meegewogen. De fractie van GroenLinks sluit zich daarbij aan.

Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om te zeggen dat wij mijns inziens niet moeten vervallen in een discussie die erop neerkomt dat behandeling deze week onzorgvuldig is en behandeling volgende week zorgvuldig. Ik geloof dat dat onderscheid niet groot is. Ik kwalificeer het rapport niet zodanig dat er een veelheid van feitelijke vragen aan de commissie te stellen is. Vandaar dat het mijn taxatie is, ook gezien de politieke opportuniteit, dat wij de schriftelijke vragenronde zouden kunnen overslaan en dat wij het debat woensdag met de commissie kunnen voeren en donderdag met de regering in afrondende zin. Ik sluit mij dus in die zin aan bij het unanieme standpunt, zoals door de voorzitter van de commissie gemeld.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! Er werd naast mij gemompeld dat het besluit van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van gisteren niet unaniem zou zijn. Wij hebben in deze commissie – ik denk dat de voorzitter het wel goed vindt als ik dit verklap – niet gestemd, maar met elkaar gediscussieerd, en zijn eenstemmig tot het oordeel gekomen, zoals de voorzitter van de commissie zoëven heeft verwoord. Voor de goede orde meld ik dat mijn fractie het daar nog steeds mee eens is. Wat betreft de argumenten bevind ik mij precies daar waar de heer Rosenmöller de goede argumenten geeft en waar mevrouw Bijleveld uiteindelijk ook op uitgekomen is.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Namens de VVD-fractie zou ik graag willen zeggen dat wij het van groot belang vinden dat wij op korte termijn het debat hebben. Dat betekent dat wij verheugd zijn dat er op dit moment in ieder geval niemand het voorstel doet om het over het reces te tillen. De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de besluitvorming en de gang van zaken dienaangaande goed verwoord. Wij hebben geen reden om op dit moment een ander standpunt in te nemen ten opzichte van gisteren. Dus wij blijven het besluit van de commissie steunen.

De voorzitter:

Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid te besluiten.

Dat betekent dat deze week van het uitgebrachte rapport alleen die passages in het geding zijn die aan de positie van de staatssecretaris raken. Verder stel ik voor, allereerst een debat te hebben met de commissie en een dag later een debat met de staatssecretaris.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat mij mededelingen zijn gedaan, dat er nog meer punten aangemeld zullen worden voor de agenda van deze week. Ik zal in de loop van vanmid dag of morgen een voorstel doen, ervan uitgaande dat morgen in ieder geval het debat met de commissie plaatsvindt. Wij komen voor de afweging te staan om tot vrijdagochtend heel vroeg of vrij laat te vergaderen dan wel om vrijdag nog een stuk van de dag te vergaderen. Gisterenavond was het twaalf uur; ik schat in dat het vanavond en morgenavond later dan twaalf uur zal worden; de gang van zaken rond donderdagavond heb ik u zoëven geschetst. Mijn zorg als voorzitter is om de zorgvuldigheid te bewaken. De parlementaire geschiedenis leert dat daarbij ook frisheid en opgewektheid een belangrijke rol spelen. Dus de Kamer moet er rekening mee houden dat ik morgen bij de regeling het voorstel doe om vrijdag te vergaderen, opdat wij ordelijke werkdagen kunnen hebben.

Het woord is aan de heer Hendriks.

De heer Hendriks:

Voorzitter! In de media is gisteren uitvoerig bericht over de grote puinhoop die het binnen de gerechtelijke macht in Arnhem blijkt te zijn. In alle bescheidenheid wijs ik de Kamer erop dat reeds in 1992 een landelijke groep verontruste burgers de Tweede Kamer hiervan op de hoogte heeft gesteld. Een document daarover is aan alle kamerleden uitgereikt. Ook mevrouw Sorgdrager, de toenmalige procureur-generaal te Arnhem, was hiervan dus reeds vier jaar geleden op de hoogte.

Voorzitter! Om niet de indruk te wekken dat de Kamer zit te slapen, stel ik voor om de minister te vragen om het uitgelekte rapport van het bureau Terpstra Tukker over deze wantoestanden binnen het arrondissement Arnhem met spoed aan alle kamerleden toe te zenden zodat wij, indien nodig, met de minister hierover van gedachten kunnen wisselen.

De heer Van der Burg (CDA):

Voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor Justitie vind ik het ordelijker om ons daarover morgen in onze procedurevergadering te buigen. Ik zal morgen voorstellen om aan de minister van Justitie te vragen om ons het rapport en een reactie daarop te doen toekomen. Ik stel dus voor dit verzoek van de heer Hendriks te geleiden binnen de bedding van de vaste commissie voor Justitie.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik vind dit een bijzonder goed voorstel. Ik zie met belangstelling uit naar het rapport.

De voorzitter:

Wij wachten nadere besluitvorming in de vaste commissie voor Justitie af.

Het woord is aan mevrouw Van Ardenne.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Aanstaande donderdag vindt er een debat plaats met de ministers van Landbouw en van Sociale Zaken over de tuinbouwbrief. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomst van dit debat, maar ik verzoek toch reeds om in de loop van de avond tijd te reserveren voor een eventuele voortzetting van het debat.

De voorzitter:

U sluit dus niet uit dat u een twee-minutendebat aanvraagt? Voortzetting van het debat zou ik de Kamer moeten ontraden.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik bedoelde een plenaire voortzetting van het debat in de vorm van een twee-minutendebat.

De voorzitter:

Dank voor de mededeling vooraf.

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Donderdag vergadert de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de tweede fase voortgezet onderwijs. In lijn met de opmerking van mevrouw Van Ardenne sluit ik niet uit dat het verslag van dat algemeen overleg ook aangemeld wordt ten behoeve van een twee-minutendebat. Wilt u daarmee rekening houden?

De voorzitter:

Hartelijk dank voor deze vooraankondiging!

Naar boven