Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, vast te stellen dat voor zover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerp-besluiten Uitvoerend Comité Schengen, toegezonden bij brief van 28 maart 1996 (19326, nr. 139), onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voor zover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel op verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken voor, de wens te kennen te geven dat inwerkingtreding van het bij brief van 29 maart 1996 overgelegde Besluit tot wijziging van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (24671) bij de wet wordt geregeld.

Ik stel voor, morgen direct na de middagpauze te behandelen:

  • - de brief van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake instelling van een tijdelijke commissie onderzoek CTSV (24653, nr. 10).

Ik stel voor, dinsdag 23 april te stemmen over de op 13 december 1995 aangehouden motie van de leden Jeekel en Duivesteijn over gedifferentieerde woonmilieus (24400-XI, nr. 29).

In verband met de behandeling van het Rapport Opsporingsmethoden stel ik het volgende voor:

  • a. de vergadering van hedenavond tot uiterlijk 24.00 uur voort te zetten;

  • b. in de vergadering van morgenavond in ieder geval het antwoord van de commissie af te ronden en daarvoor de vergadering zo nodig na 23.00 uur voort te zetten;

  • c. het debat op donderdag af te ronden en de vergadering zo nodig na 18.30 uur voort te zetten.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Tot slot deel ik mee dat de leden er rekening mee moeten houden, dat donderdag na de lunchpauze gestemd zal worden over het wetsvoorstel Decentralisatie huisvestingsvoorzieningen.

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Vanmorgen is een brief in onze postvakken gevallen over het voornemen van de regering om het zogenaamde "klein Joegoslavië" te erkennen. Gezien de positie die in ieder geval de CDA-fractie – maar wij waren niet de enige – ten aanzien van die erkenning heeft ingenomen, wil ik deze gelegenheid te baat nemen om de regering om een nadere brief te vragen, omdat de argumentatie in de brief die voorligt ons niet overtuigt. Daarin wordt met name ingegaan op de volgende punten. De positie van de andere partners van de Europese Unie. Wie erkennen wel en wie erkennen niet? De positie van de Verenigde Naties en met name van de Veiligheidsraad, waarin ook weer partners van de Europese Unie zitten. Wat is hun motivering? De situatie rond de mensenrechten in Kosovo. Het feit dat was afgesproken dat alle republieken van het voormalige Joegoslavië elkaar zouden moeten erkennen voordat dit soort stappen zouden worden genomen.

Deze brief is gestuurd ter voorbereiding op een algemeen overleg dat op 24 april, volgende week woensdag, gehouden zal worden. Voorzitter! Ik wil via u aan de regering vragen om bij dit onderwerp geen onomkeerbare stappen te nemen, opdat in ieder geval volgende week in het algemeen overleg de argumenten kunnen worden gewisseld en zo nodig en indien gewenst ook nog op een andere plaats, te weten hier.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil in grote lijnen het verzoek van de heer De Hoop Scheffer ondersteunen. Ik vraag mij wel af waarom hij zegt de brief voor het algemeen overleg van volgende week woensdag te willen hebben, aangezien wij het morgen hebben over de EU-raden en ook over de agenda's. Als wij toch zien dat wij in meerderheid voor een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zijn, lijkt het mij handiger om die brief morgen te hebben en dan te kijken wat de opstelling van de andere landen is en in hoeverre daar bij de volgende EU-raad nog iets aan kan worden gedaan.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Hoe sneller, hoe beter. Het maakt dan niet uit in welk gremium het aan de orde komt. Het komt natuurlijk aan de orde in de Algemene Raad van de Europese Unie. Ik heb alleen volgende week woensdag genoemd, omdat er dan een uitgebreid algemeen overleg over dit onderwerp gehouden wordt, waarin wij de argumenten in den brede kunnen wegen. Maar, zoals ik al zei, hoe sneller, hoe beter. Ik heb de regering gevraagd geen onomkeerbare handelingen te verrichten die deze Kamer voor een fait accompli zouden stellen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Vanmorgen heb ik vernomen dat er een proefschrift is verschenen van de hand van mevrouw Mulder inzake het onderwijsvoorrangsbeleid. In dat proefschrift wordt zware kritiek geleverd op het onderwijsvoorrangsbeleid van het kabinet. Graag zou ik zien dat de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de volgende vragen schriftelijk beantwoordt, zodat wij daarover eventueel met haar kunnen debatteren.

Ten eerste vraag ik haar wat haar reactie is op de kritiek die is neergelegd in dit proefschrift. Ten tweede wil ik graag weten of zij aanleiding ziet om haar beleid bij te stellen met het oog op de decentralisatie van het achterstandsbeleid inzake onderwijs.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Linden.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft vorige week besloten om aanstaande donderdag een algemeen overleg te houden over de BSE. De minister zou de Kamer daarover een brief toezenden met betrekking tot de materiële en immateriële aspecten. Nu is in de publiciteit gekomen dat er een test van Amerikaanse origine zou bestaan die op adequate wijze mens en dier kan testen. Kan de minister ons in zijn brief informeren over zijn oordeel met betrekking tot die test en over de vraag of zo'n test invloed heeft op het besluit dat Nederland genomen heeft?

Dan heb ik nog een vraag. De minister heeft een beroep gedaan op zijn Belgische collega om te bewerkstelligen dat er geen kalfsvlees van Britse origine, in België opgefokt, naar Nederland zou worden geëxporteerd. Los van het feit dat dit onmogelijk is, aangezien Europa een interne markt heeft, is mijn vraag of de minister kan aangeven hoe hij wil omgaan met het kalfsvlees uit Frankrijk en in de toekomst met het kalfsvlees uit het Verenigd Koninkrijk. Is hij voornemens om het zekere voor het onzekere te nemen en de Nederlandse burgers op te roepen, in de toekomst niet in België kalfsvlees te eten?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Meer en meer worden de verschrikkingen van hetgeen er gebeurde na de val van Srebrenica duidelijk. Eerst waren het slechts statistieken, cijfers van het aantal slachtoffers. Nu wordt duidelijk waar het om gaat, ook nu het internationale Rode Kruis verder onderzoek verricht en meer massagraven ontdekt. Ook andere zaken worden meer en meer duidelijk. Zo werd afgelopen zondag in het VPRO-programma "Lopende zaken" een elektricien aan het woord gelaten die gedurende de gehele periode dat Dutchbat aanwezig was in Joegoslavië, in dienst was van Dutchbat. Voor hem was echter ook weer geen plaats op de lijst. Terwijl wij van de regering, zowel uit de debriefingsrapporten als uit de behandeling van de schriftelijke vragen, niets anders hebben kunnen opmaken dan dat hèt lokale personeel samen met Dutchbat geëvacueerd is, blijkt nu dat niet hèt lokale personeel, maar slechts een déél van het lokale personeel meegegaan is.

Ik vraag de regering om een brief waarin aandacht geschonken wordt aan de volgende feiten. Klopt het dat er dertig lokale medewerkers in dienst waren van Dutchbat? Waarom is daar niet over gesproken in het gehele debriefingsrapport? Waarom spreekt men slechts van negen lokale medewerkers? Is het juist dat Nederland volgens het internationale recht verantwoordelijk was voor de veiligheid van dit lokale personeel en, zo ja, waarom is daar dan niet op gelet? Hoe kan het dat de leiding van Dutchbat het lokale personeel niet heeft kunnen beschermen? Zijn daar pogingen toe gedaan? Waarom is het andere organisaties, zoals bijvoorbeeld Artsen zonder grenzen, wel gelukt om hun lokale personeel inclusief familieleden in veiligheid te brengen?

De heer Valk (PvdA):

Ik ondersteun het verzoek van mevrouw Sipkes. Naar mijn mening is het goed om Defensie om een reactie te vragen op de bewuste uitzending van "Lopende zaken" van de VPRO. Ik voeg nog één vraag toe aan die van mevrouw Sipkes. Kan Defensie opheldering verschaffen over het beleid met betrekking tot de evacuatie van lokaal personeel? Het gaat om het beleid waarbij mensen met een VN-identiteitskaart wèl geëvacueerd zouden kunnen worden, terwijl het beleid zich niet zou uitstrekken tot degenen die niet in het bezit waren van zo'n identiteitsbewijs.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Wij hebben de afgelopen dagen kunnen lezen dat er binnen het kabinet en blijkbaar ook binnen de regeringsfracties een plan circuleert over het verzachten van de privatiseringsplannen voor de WAO. Ik stel mij zo voor dat het kabinet er ook belang bij heeft dat de overige partijen in deze Kamer zich niet alleen oriënteren op datgene wat in de kranten of bijvoorbeeld in een vlugschrift van een van de coalitiepartijen staat. En ik stel mij ook voor dat het kabinet er belang bij heeft dat de gehele Kamer wordt geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot die WAO-wetgeving. Via u verzoek ik het kabinet om aan te geven wat precies de stand van zaken is met betrekking tot de WAO-wetgeving, maar ook om de notitie over de WAO die de regeringsfracties vanochtend hebben besproken, als bijlage bij die brief te doen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik sluit mij van harte aan bij het verzoek dat collega Biesheuvel heeft gedaan.

De heer Boogaard (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik steun het verzoek van de heer Biesheuvel van harte; het is goed dat er nu eindelijk duidelijkheid komt over de situatie rond de WAO.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven