Vragen van het lid Rijpstra aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Justitie, over "ultimate fight".

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Op zondag 21 april 1996 zullen in de gemeente Emmen voor het eerst in Nederland zogenaamde "kooigevechten" worden georganiseerd. Dat zijn gevechten tussen twee mannen in een kooi, waarbij nagenoeg geen regels gelden, er geen rustpauzes zijn en opzettelijk lichamelijk letsel mag worden toegebracht. Het gevecht is pas afgelopen als een van de vechters is uitgeschakeld, zelfs tot bewusteloosheid toe.

Minister Sorgdrager en staatssecretaris Terpstra hebben op 28 augustus 1995 op schriftelijke vragen van mij over dergelijke kooigevechten geantwoord dat momenteel in Nederland dergelijke gevechten niet worden georganiseerd. "Mocht dit anders worden, dan mag een actieve opstelling van de overheid verwacht worden. Eventuele maatregelen kunnen op lokaal niveau worden getroffen (...) in het plaatselijke driehoeksoverleg tussen de burgemeester, het openbaar ministerie en de politie...".

De op handen zijnde kooigevechten zijn voor de VVD-fractie aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

Zijn voor dergelijke evenementen vergunningen nodig? Waarom en op grond waarvan hebben de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Den Bosch geen toestemming gegeven? Bent u bereid om in overleg te treden met de vandaag benoemde waarnemend burgemeester in Emmen hierover? Bent u tevens bereid om ook in Europees verband tot afspraken te komen? Wilt u het openbaar ministerie de opdracht geven om na te gaan of inzake het strafrecht tot vervolging kan worden overgegaan indien er opzettelijk letsel wordt toegebracht? Tot slot, wat zijn de resultaten van het overleg dat u gevoerd heeft met de sportwereld over dit soort uitwassen?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! In Emmen geldt een meldplicht voor dergelijke evenementen. De organisator van het bewuste gevecht heeft het dan ook gemeld en er is in de driehoek over gesproken. De driehoek heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de wedstrijd vooraf te verbieden. Wel kan natuurlijk achteraf worden bekeken of er aanleiding is om strafrechtelijk in te grijpen. Je kunt zo'n evenement niet via het strafrecht vooraf verbieden.

Gevraagd wordt of ik bereid ben om het openbaar ministerie een opdracht tot vervolging te geven. Dat gaat mij op dit moment wat ver. Laten wij eerst eens bekijken wat er gebeurt en laat het openbaar ministerie indien nodig proces-verbaal opmaken. Wanneer het openbaar ministerie een strafbaar feit constateert dat het vervolgen waard is en dat tot een resultaat kan leiden, dan neem ik aan dat men dan ook inderdaad vervolgt. Zo niet, dan kunnen wij altijd nog verder praten. Ik vind dat vooraf opdracht geven op dit moment niet aan de orde is.

Het probleem met een strafrechtelijke benadering is wel dat, wanneer iemand toestemming geeft tot het mishandelen van zichzelf, het strafrecht in een moeilijke positie is, omdat dit niet wederrechtelijk is. Dat is het punt bij dit soort zaken. Wanneer het gaat om zeer ernstige strafbare feiten, dan hoeft dit misschien geen belemmering op te leveren. Het hangt dus heel erg van de situatie af.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! De resterende vragen wil ik graag beantwoorden, maar niet dan nadat ik nog eens benadrukt heb dat de minister van Justitie en ik grote bedenkingen hebben tegen dit soort evenementen, waarover wij vandaag spreken. Het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt hierbij gewoon gevonden en zelfs als een soort vermaak gepresenteerd. In onze visie is er dan ook absoluut geen sprake van sport. Juist in een tijd waarin wij trachten om het geweld in te dammen en het krachtig tegen te gaan, worden bij het kooivechten ofwel "the ultimate fight" geweld en agressie zonder meer geaccepteerd en zelfs aanbevolen. Dat vinden wij een zorgelijke zaak.

In antwoord op de vraag of ik bereid ben in overleg te treden met de vandaag benoemde waarnemend burgemeester van Emmen, merk ik op dat ik al contact heb opgenomen met de fungerend loco-burgemeester, de heer Gezinus Evenhuis. Hij heeft mij beloofd dat hij morgen bij de overdracht wel degelijk over deze kwestie zal spreken. Hij zal tevens een uitleg geven op basis van de bestaande mogelijkheden voor de lokale verordeningen.

De vraag of ik bereid ben om in Europees verband afspraken te maken, kan ik bevestigend beantwoorden, zij het dat op dit moment nog te weinig bekend is over de situatie in andere Europese landen om te kunnen spreken over het maken van concrete afspraken. Wel ben ik bereid om via de desbetreffende gremia – de Europese Unie, de Raad van Europa en de European Sports Conference – na te gaan of dergelijke evenementen ook in andere Europese landen voorkomen, in hoeverre dat in die landen als een probleem wordt ervaren en of men hiertegen maatregelen heeft genomen.

De heer Rijpstra vroeg naar het resultaat van het overleg met de sportwereld. Op 21 oktober jl. heb ik gesproken met vertegenwoordigers van de erkende vechtsportorganisaties, de Judobond, de Karate-Do-bond, de Taekwondobond, de Krachtsportbond en de Federatie van Oosterse gevechtskunsten. Met deze organisaties is onder meer afgesproken dat zij zich zullen distantiëren van kooivechten. Dat gebeurt inmiddels ook, onder meer via de eigen bondsbladen. Tevens is afgesproken onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden om de reglementen van de betrokken vechtsportorganisaties zo aan te passen dat deelnemers aan kooivechten en free fight, die tevens lid zijn van een van de erkende sportorganisaties, worden geroyeerd. Van dat onderzoek verwacht ik binnenkort de resultaten.

Daarnaast heb ik op 8 februari opdracht gegeven voor een onderzoek door de bekende onderzoeker Van Bottenburg van de universiteit van Amsterdam en het onderzoeksbureau Diopter naar de verschijnselen van vechtsporten in al zijn hoedanigheden: medische, ethische, sociologische en maatschappelijke aspecten zijn hierbij aan de orde. Ook wordt geïnventariseerd hoe de gevechten worden samengesteld, wie ze organiseert, waar ze worden gehouden en wat er allemaal bij betrokken wordt. Ik noem bijvoorbeeld alleen al het financiële aspect. Kortom, getracht wordt een volledig beeld van het verschijnsel vechtsport te krijgen. In juli 1996 verwacht ik het eindrapport.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Op de conferentie over sport, tolerantie en fair play op 11 april is opgemerkt: de sportwereld moet al haar macht aanwenden en daadwerkelijk actie ondernemen tegen het toenemende geweld in de sport. Gegeven de belangrijke positie die sport in onze samenleving inneemt, heeft de sportwereld de plicht om tolerantie en fair play te bewaken en te verdedigen. Maar ook het kabinet heeft die taak. Mijn fractie gaat ervan uit dat het kabinet, en u als bewindslieden, zullen onderzoeken op welke wijze de uitwassen moeten worden voorkomen. Anders heeft het ingezette beleid van Jeugd in beweging en tolerantie en fair play geen enkel effect. Het afglijden naar verwerpelijke, mensonterende en barbaarse toestanden als kooigevechten past niet in onze samenleving. Daar moet met alle kracht tegen worden opgetreden. Bent u bereid om de Kamer te informeren over de mogelijkheid van wetgeving om evenementen die het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel als bron van vermaak tot uitgangspunt hebben, te verbieden? Eventueel kunt u dit betrekken bij het rapport dat in juli verschijnt.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! SorgdragerUiteraard ben ik bereid om mogelijkheden van wetgeving op dit punt te onderzoeken. Wij moeten oppassen dat wij niet al te veel van tevoren regelen. Er is een lichte aarzeling om te concluderen of het op deze manier mogelijk is dit soort evenementen te verbieden. Ik aarzel omdat, wanneer het gaat om vechten waarbij men de bedoeling heeft om elkaar – ernstig – letsel toe te brengen, zoiets wel verboden kan worden, maar er bestaat altijd een grensgebied van wat wel en niet toelaatbaar is. Met deze kanttekening zal ik wetgeving op dit punt onderzoeken, zeker omdat ik dit soort evenementen niet vind passen in een samenleving als de onze.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik ben het geheel eens met de antwoorden van de minister. Ik wil daar nog graag aan toevoegen, dat de sportwereld zich inderdaad krachtig verzet tegen het geweld in de sport. Zij nemen hun verantwoordelijkheid. En de verantwoordelijkheid van het kabinet om dat te faciliteren, heb ik inmiddels genomen door aan de ene kant te zorgen voor onderzoek naar de mogelijkheden van het inkaderen van datgene waar we het echt over hebben, en wat geen sport meer is, en aan de andere kant door de juridische mogelijkheden te laten onderzoeken om statuten en reglementen van de sportorganisaties zo aan te passen dat leden die ook aan kooivechten deelnemen te royeren.

De heer Lilipaly (PvdA):

Voorzitter! Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris om helderheid te krijgen van wat er in Emmen aan de hand is. Is hier sprake van een ultimate fight waar alles in feite geoorloofd is of hebben wij hier te maken met free fight? Zou de staatssecretaris wanneer haar onderzoek gereed is, zo snel mogelijk het rapport naar de Kamer willen toezenden?

Staatssecretaris Terpstra:

Die helderheid is op dit ogenblik nog niet volledig aanwezig, omdat vaststaat dat het gaat om het vechten in een kooi, vaststaat dat er nog minder regels zijn dan bij free fight. Maar of dit past in het beeld dat wij hebben van ultimate fight, is nog niet duidelijk. Mocht dit gevecht doorgaan in Emmen, dan zal mijn onderzoeker ook daar aanwezig zijn om er helderheid over te krijgen. Ik moet u overigens zeggen dat ik ook free fight in een kooi buitengewoon vind indruisen tegen de waardigheid van mensen. Het heeft niets te maken met sport.

Uw tweede vraag of het rapport zo snel mogelijk na het onderzoek kan worden gestuurd aan de Kamer, wil ik volmondig met "ja" beantwoorden. Vanzelfsprekend heeft ook u te maken met deze maatschappelijk verwerpelijke verschijnselen.

De heer Fermina (D66):

Voorzitter! Juist omdat D66 dit soort kooigevechten onacceptabel vindt, wil ik terugkomen op wat de staatssecretaris een aantal maanden geleden voor de TV heeft gezegd. Zij zei toen duidelijk dat zij de wijze waarop op dit moment met een dergelijke sport wordt omgesprongen, onacceptabel vond. Op dat moment werd ook gesproken over wetgeving en de staatssecretaris zei toe dat zij ernaar zou kijken. Het is en blijft onacceptabel en ik denk daarom ook dat wij die richting op moeten. Ik wil de staatssecretaris dan ook vragen of dat voorstel tot wetgeving duidelijk in het rapport, als dat in juni uitkomt, is opgenomen.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! De stap om de mogelijkheden te onderzoeken naar wetgeving, hebben wij gedaan door een onderzoek te laten instellen. Voor wetgeving moet men immers een juridisch kader hebben en dat is knap ingewikkeld. Die eerste stap hebben wij gezet.

Overigens heb ik ook in antwoord op de vragen van de heer Rijpstra samen met de minister van Justitie helder gemaakt, dat de huidige plaatselijke verordeningen, alleen al daar waar het gaat om een combinatie van openbare veiligheid en goede zeden, ook nu al het lokale bestuur de mogelijkheden geeft om dit soort evenementen wel degelijk te verbieden. Wij hebben de zaak van het dwergwerpen in Breda gehad, waarbij de toenmalige burgemeester van Breda de politieke moed had om op grond van goede zeden, op grond van de menselijke waardigheid en op grond van openbare veiligheid, dat evenement in zijn stad te verbieden. Daarmee is tegelijkertijd de aankomende hausse gestopt. Dat zou ook nu al zeer effectief kunnen zijn. Dat is een van de redenen waarom ik morgen met de nieuw benoemde waarnemend burgemeester van Emmen zal praten.

Naar boven