Vragen van het lid Van der Vlies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over haar uitlatingen over palliatieve zorgverlening.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! Eind vorig jaar heeft de minister een beleidsbrief over palliatieve zorg toegezegd voor "na het kerstreces, dus volgend jaar". Intussen hebben wij al weer het voorjaarsreces gehad. Maar de beleidsbrief laat nog op zich wachten. In Trouw van vandaag staat dat de brief binnenkort komt. In Trouw licht de minister een tipje van de sluier op over de inhoud ervan. Zij zegt dat zij, hoewel onder de indruk van wat zij aan goeds gezien heeft, geen geld beschikbaar wil stellen voor een aantal initiatieven dat zich richt op de palliatieve zorg. Zij beroept zich op het feit dat verpleeg- en verzorgingshuizen dit soort hulpverlening net zo goed kunnen verrichten. Dat klopt, maar het punt is nu juist dat dit in de praktijk niet, althans nog niet voldoende, gebeurt. Er komt nog dit bij. In het buitenland wordt tegen Nederland aangekeken als zijnde niet alleen een narco-staat, maar ook een staat waarin euthanasie kan. Des te vreemder is het als projecten die deze beeldvorming kunnen bijstellen, van regeringswege niet op daadwerkelijke steun kunnen rekenen. Graag stel ik in deze context de volgende vragen aan de minister.

1. Als de minister van mening is, en terecht, dat een goede terminale zorgverlening gewenst is, moet er dan niet meer gebeuren dan alleen mooie en waarderende en door ons gewaardeerde woorden?

2. Waarom benut de minister niet de mogelijkheid om met behulp van de hospice-initiatieven de vraag naar levensbeëindigend handelen terug te dringen, in welke mate dan ook?

3. Op grond van welke ervaringen is de minister van oordeel dat reguliere voorzieningen, zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen en verzorgingshuizen, hetzelfde bereiken of kunnen bereiken op het aspect van de palliatieve zorgverlening aan terminale patiënten?

4. Wat is de inzet van de minister om de kennis en deskundigheid van zorgverleners op het aspect van palliatieve zorg te verbeteren? Is zij bereid te bevorderen dat hieraan in het medisch wetenschappelijk onderzoek en onderwijs een impuls wordt gegeven, zodat het genoemde aspect geïntegreerd wordt in de zorgopleidingen en zorgsector?

5. Kan de minister nu concreet aangeven wanneer de beleidsbrief de Kamer zal bereiken?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Misschien is het goed, ook in het kader van de beantwoording van de andere vragen, om te beginnen met de beantwoording van de laatste vraag. De brief over palliatieve zorg, waarin ik al mijn ideeën en beleidsvoornemens daarover aan de Kamer voorleg, zal nog deze week de Kamer bereiken. Die is in een vergevorderde staat van afronding.

De eerste vraag van de heer Van der Vlies was: waarom alleen waarderende woorden en niet meer dan dat, als die goede terminale zorg dan zo gewenst is? Ik heb inderdaad waarderende woorden gesproken – en ik zou dat op ieder moment weer willen doen – over de type zorg die binnen de hospicebeweging wordt verleend. Ik ben wel van mening – dat zal ik ook in de beleidsbrief toelichten – dat het, gelet op de structuur van de huidige gezondheidszorg en met het oog op de instellingen die wij voor zorgverlening hebben, beter zou zijn om het hospiceconcept, namelijk het in huiselijke sfeer verlenen van terminale zorg: een combinatie van goede, medische, verpleegkundige, psycho-sociale en pastorale zorg, aan te bieden in bestaande instellingen. De stichting Christelijke hospices Nederland heeft een twintigtal hospices, maar daarvan is een groot deel ondergebracht in bestaande verzorgingshuizen. In de beleidsbrief zal ik een aantal andere voorbeelden geven en daarbij laten zien tot welke realisatie men in verpleeghuizen en ziekenhuizen is gekomen. Ook zal ik laten zien welke rol de integrale kankercentra spelen. Naar mijn mening zou het dus goed zijn dit type zorgverlening te integreren in onze bestaande instellingen en niet te stimuleren dat er weer een aparte groep categorale instellingen komt die zich alleen met dit type zorg bezighoudt. Ter voorbereiding van mijn beleidsstandpunt heb ik aan twee hospices een bezoek gebracht. Ik heb niets dan lof voor wat daar gebeurt, maar ik trof twee heel kleinschalige instellingen aan. Een ervan kon bijvoorbeeld vier patiënten herbergen en de ander een iets groter aantal. Als wij het ontstaan van dat soort kleinschalige instellingen gaan stimuleren, krijgen wij overal in het land zeer kleine verzorgingsinstellingen, terwijl onze verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen een aantal lege bedden hebben en die instellingen zijn heel goed in staat om dit type zorg geïntegreerd te doen. Daarop is ook mijn beleid gericht.

De heer Van der Vlies vroeg voorts: op grond van welke informatie denkt de minister dat diezelfde zorg verleend kan worden? Ter wille van de tijd wil ik naar het gestelde in de beleidsbrief verwijzen. Zij zal de Kamer deze week bereiken. Nogmaals, in verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen zijn units gecreëerd waar men dit werk voortreffelijk doet.

Of ik plannen heb het onderwijs en het onderzoek ter zake te verbeteren. Het antwoord daarop is volmondig ja. Ik vind dat zowel in de primaire opleiding als in de bij- en nascholing, maar ook op het punt van onderzoek naar en ontwikkeling van dit type zorg nog het nodige in Nederland te doen valt. Ik heb dan ook een reeks beleidsvoornemens in die richting. Ik wil het onderzoek ook duidelijk financieel gaan steunen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik wil de minister graag dankzeggen voor haar antwoorden. Met name haar mededeling dat de beleidsbrief nog deze week komt, is wat verrassend. Mijn informatie tot nu toe wees iets anders uit. Maar goed, wij nemen hiervan met dankbaarheid kennis. Als ik geweten had dat de brief zo snel zou komen, had overwogen kunnen worden om die af te wachten. Nu we hier toch staan, wil ik het volgende nog aan de orde stellen.

De minister heeft aangegeven – en dat had onze instemming – dat de palliatieve zorg meer aantoonbaar en zichtbaar moet worden in de samenleving en dat die ook verbeterd moet worden. Dat kan in de reguliere voorzieningen. Dat kan in aparte voorzieningen, hoe kleinschalig die ook zijn. Ze moeten wel op grond van een deugdelijke afspraak met de reguliere ziekenhuizen opereren.

Voorzitter! Ik dank de minister voor de mededeling, dat ook in de sfeer van onderzoek, onderwijs en opleiding steun gegeven zal worden. Maar kan dit ook betekenen dat de palliatieve zorg uiteindelijk een erkend specialisme wordt en wel in de wettelijke zin van het woord? Als dat het geval is, is immers sprake van integratie in de medische zorg als zodanig. Mij dunkt dat we daar naartoe moeten, want de reguliere medische zorg richt zich op genezing en hier hebben wij het over een categorie van patiënten die die genezing, helaas, niet meer in het vooruitzicht heeft en die toch via pijnbestrijding en stervensbegeleiding op een zo goed mogelijke wijze hun laatste dagen kunnen beleven.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben het helemaal met de heer Van der Vlies eens. Hij zegt namelijk, dat de kleinschalige voorzieningen misschien nog wel zouden kunnen blijven bestaan als zij goed bevallen, maar dat zij dan moeten samenwerken of afspraken moeten maken met een reguliere instelling. Ik vind zelfs dat men moet proberen om als het ware een buitenpost van de reguliere instelling te worden.

Ik heb het hospice in Vleuten bezocht. Daar was kort voor mijn bezoek een verpleegkundige van een academische ziekenhuis geweest om een aantal technische handelingen voor de verzorging van een patiënt te verrichten. Men had een standaardafspraak met het academisch ziekenhuis dat, als men dergelijke technologische hulp nodig had, men uit het ziekenhuis uitrukte om die hulp te verlenen. Als je al zo'n afspraak hebt, zou je misschien nog een stap verder kunnen gaan en kunnen proberen om een onderdeel van zo'n grotere instelling te worden. Ik denk dat je dan structureel toch steviger verankerd bent, terwijl je de kleinschaligheid van de ambiance kunt handhaven. Maar nogmaals, ook in een verpleeghuis of verzorgingshuis en niet te vergeten in de thuissituatie kan deze palliatieve zorg heel goed worden verleend. Zoals de heer Van der Vlies al zei, gaat het om zorgverlening aan mensen bij wie van genezing van de ziekte geen sprake meer is, maar bij wie nog een heleboel te doen is voor alle mogelijke hulpverleners.

In het Verenigd Koninkrijk bestaat inderdaad sinds een aantal jaren een specialisme "palliative medicine". Wellicht zullen wij daar op den duur ook naartoe moeten, maar zover zijn wij nog lang niet. Ik ben althans nog lang niet zover in de besprekingen. Ik ben heel blij dat de palliatieve zorg zo duidelijk een bloeiperiode doormaakt. Dat zal ik ook in de beleidsbrief neerschrijven. Ik vind het een heel goede aanvulling van onze hoog technologische gezondheidszorg, die zoveel meer tot de verbeelding lijkt te spreken. Misschien moeten wij ook overgaan tot het openstellen van het specialistenregister, maar daar gaan bepaalde instanties in Nederland over. Wij zijn een beetje terughoudend met het creëren van nieuwe medische specialismen. Het is wel heel goed mogelijk dat men bijvoorbeeld internist is met de aantekening palliatieve geneeskunde. Als ik met u over de beleidsbrief nader debatteer of overleg, zal ik er van tevoren graag nog eens over doordenken of wij die kant uit moeten gaan.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! In zijn opstap naar de vraag aan minister Borst over dit onderwerp refereerde de heer Van der Vlies even aan het buitenland, dat in zijn beleving het idee heeft dat Nederland behalve een narco-staat ook een euthanasie-staat is. Ik ben toch benieuwd of de SGP dat beeld van het buitenland ook tot de hare maakt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Dat is niet het beeld dat ik heb, want ik ken de wet en het regime daar omheen. Ik ben tegen euthanasie als levensbeëindigend handelen, maar wij kennen het regime en de discussie. Ik kan de heer Van Boxtel erop wijzen dat ik de minister zo zorgvuldig mogelijk heb geciteerd. Zij zelf heeft gezegd waar te nemen dat in het buitenland zo tegen Nederland wordt aangekeken; zie Trouw van vanmorgen.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Voorzitter! De minister zegt dat zij grote bewondering heeft voor de hospicebeweging. Het zijn allemaal organisaties die uit het particulier initiatief zijn voortgekomen. Hoe denkt zij te bevorderen dat de palliatieve zorg in Nederland wordt opgewaardeerd binnen de reguliere instellingen?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik denk dat te kunnen bevorderen door, zoals ik al heb gedaan, werkbezoeken te brengen aan verschillende instellingen, palliatieve eenheden in ziekenhuizen en verpleeghuizen naast de hospices. Daar geef ik er duidelijk uiting aan, vaak met enige publiciteit er omheen, dat het kabinet heel positief staat tegenover deze ontwikkelingen. Verder zult u in de beleidsbrief lezen dat dit op het punt van onderwijs, opleiding en onderzoek door mij zoveel mogelijk gestimuleerd zal worden.

Bij een geïsoleerd hospice dat geen onderdeel vormt van een grotere eenheid zoals een ziekenhuis, verpleeghuis of verzorgingshuis tref je een situatie aan van particulier initiatief: een soort thuissituatie "away from home", vaak voor mensen die alleen staan in het leven. De financiering gebeurt door particuliere fondsen. Sommige verzekeraars zijn bereid om voor de patiënten een bijdrage per dag te betalen. Verder werken er veel vrijwilligers. Nogmaals, als zo'n kleine afzonderlijke instelling zich zou kunnen aansluiten bij een grotere instelling in de regio, dan zou het binnen het hele kader van zorgvernieuwing en flexibilisering van de Ziekenfondswet heel goed mogelijk zijn om deze zorg binnen de reguliere financiering onder te brengen. Dat wil ik graag bevorderen.

De heer Verkerk (AOV):

Voorzitter! De beleidsbrief komt er deze week nog. Inmiddels vindt overleg plaats tussen verschillende organisaties en instellingen voor palliatieve zorg. Is de volgorde echter niet onjuist? Had de minister niet wat eerder met haar beleidsbrief kunnen komen? Zou zij de verhouding tussen de palliatieve zorg in instellingen en die in de thuissituatie kunnen verduidelijken?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Vanmiddag vindt in Nieuwspoort een bijeenkomst plaats ter gelegenheid van de oprichting van een netwerk palliatieve zorg voor terminale patiënten in Nederland. Tot voor enkele dagen was ik daar niet van op de hoogte. Van daaruit heb ik dus ook geen stimulans gekregen om de beleidsbrief net iets eerder af te ronden. Wij hebben er gewoon aan doorgewerkt. Er heeft overleg over plaatsgevonden, onder andere met de KNMG en met de artsenorganisaties. Dat neemt allemaal zo zijn tijd. Deze week is het proces afgerond.

Veel mensen die een zekere mantelzorg hebben of in familieverband of bij vrienden wonen en die thuis kunnen sterven, kiezen daarvoor. Dan wordt daar de palliatieve zorg verleend door de huisarts en de wijkverpleegkundige. Vaak is ook de gezinsverzorging ingeschakeld. Tegenwoordig wordt meer en meer vanuit een ziekenhuis met een afdeling oncologie aan huis de meer technologische hulp verleend, zoals bloedtransfusies, bijzonder ingewikkelde injectieprocedures, infuus en dat soort zaken.

Naar boven