Vragen van het lid Rabbae aan de minister van Justitie, over de uitspraak van de voorzitter van de Raad van korpsbeheerders inzake de handhaving van het 5-gramscriterium.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ondanks de waarschuwingen van verschillende kanten heeft het kabinet ervoor gekozen in het kader van het drugsdebat de transactiehoeveelheid in coffeeshops te verlagen van 30 gram naar 5 gram. Zowel PvdA, GroenLinks als D66 waren tegen deze zienswijze van het kabinet. Na het debat komt nu de burgemeester van Nijmegen, tevens voorzitter van het beraad van korpsbeheerders, met de uitspraak dat deze transactie onmogelijk te controleren valt en dus onmogelijk te handhaven is. Hij voegt daaraan toe – in mijn eigen woorden – dat deze maatregel gericht is op het buitenland en de problemen in het binnenland volledig overeind laat. Hij doelt daarmee natuurlijk op de overlast die de burgers zullen gaan ondervinden van deze maatregel. Het is immers onmogelijk om aan elke bezoeker aan een coffeeshop een politieagent mee te geven om te controleren of betrokkene niet langs vijf coffeeshops gaat om aan een hoeveelheid van 30 gram of meer te komen.

De minister van Justitie heeft, samen met de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, in een brief aan de heer d'Hondt geschreven dat de handhaving een zaak van het OM en niet van de burgemeesters is. Ik heb twee vragen aan de minister van Justitie.

1. Kan zij precies en heel concreet aangeven hoe zij de controle uitgeoefend ziet bij de coffeeshops als het gaat om het handhaven van het criterium van 5 gram? Ik vraag dit om de zaak uit de mystiek te halen. Is zij bereid om extra politieagenten toe te kennen aan de gemeenten om deze zaken te controleren?

2. Ontkent zij, samen met de minister en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in hun brief, dat het juist de burgemeesters, de korpsbeheerders zijn die gaan over het inzetten van de politie bij het afwegen van prioriteiten inzake de handhaving?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Aan het onderwerp kleven natuurlijk zowel principiële als praktische kanten. Een principiële kant is het volgende. Dat staat ook verwoord in de brief die collega Dijkstal, mede namens mij, heeft geschreven aan de heer d'Hondt. Het is namelijk zo dat noch de burgemeester als lokaal gezagdrager noch de burgemeester als korpsbeheerder kan weigeren mee te werken aan de handhaving van een strafrechtelijke norm. Inzet van politiecapaciteit is iets dat wordt bepaald in overleg in de lokale driehoek. Dat heeft ook te maken met het beleid dat die lokale driehoek voert ten aanzien van de coffeeshops. Uiteindelijk is het toch zo dat de beslissing over handhaving van een specifieke delictsvorm behoort tot de gezagsuitoefening van het openbaar ministerie. Laat daar geen misverstanden over bestaan! Wij moeten de verantwoordelijkheden niet door elkaar gaan halen. Dat kan tot allerlei verkeerde situaties leiden.

Als wij nu naar het lokale coffeeshopbeleid kijken, is het natuurlijk wel zo dat er een zekere mate van differentiatie mogelijk is in de intensiteit van opsporing en vervolging, overigens niet alleen op het gebied van het lokale coffeeshopbeleid maar in het algemeen gesproken. Ook daarbij heeft het openbaar ministerie natuurlijk weer de specifieke taak te waken voor de rechtseenheid.

Wat het beleidsmatige aspect in dezen betreft, moet ik verwijzen naar het uitvoerige debat over het drugsbeleid dat wij vorige week en de week daarvoor hebben gevoerd. Daarbij is gesproken over de grenzen van gedoogbeleid, over sanering van coffeeshops, die wij allen voorstaan, en over een strikte controle. Wij weten ook van de relatie met het buitenland, juist op dit gebied. De Kamer heeft zoëven de vragen kunnen horen die de heer De Hoop Scheffer in dat kader aan de minister-president heeft gesteld. Ook dat is een aspect dat wij natuurlijk moeten meewegen. Wanneer de Kamer bij de stemmingen volgende week uiteindelijk een besluit zal hebben genomen, is het landelijk vastgesteld beleid; vastgesteld door de volksvertegenwoordiging. Ik denk dat er niet anders verwacht wordt dan dat er vervolgens binnen die kaders gewerkt wordt. Dat heeft te maken met geloofwaardigheid, toch al een moeilijk probleem op dit gebied.

Dan een aantal praktische aspecten. De handhaafbaarheid van de 5 gram is tijdens het drugsdebat uitvoerig aan de orde geweest. Zoals wij ook bij de beantwoording van de diverse vragen hebben gezegd, is te verwachten dat na een sanering van de coffeeshops, iets wat dringend moet plaatsvinden, de meeste shops zich vrijwillig aan de criteria zullen houden. Dat is de bedoeling van het hele beleid dat wij nu hebben ingezet en het is ook noodzakelijk voor de geloofwaardigheid ten opzichte van de eigen burgers en ten opzichte van het buitenland. Willen wij in het buitenland geloofwaardig overkomen, dan zullen wij serieus moeten handhaven. Wanneer men nu zegt dat de 5 gram helemaal niet te handhaven is, moeten wij dat ook plaatsen in het perspectief van de handhaving van de transactiehoeveelheid van 30 gram; ook dat is moeilijk en ook dat is de laatste tijd niet serieus gebeurd.

Voorzitter! Het concrete antwoord op de vragen van de heer Rabbae, is dat handhaven van die 5 gram gebeurt in het hele pakket van de controle op alle vijf zogenaamde AHOJ-G-criteria. Daarvan is de 5 gram er één, en ik heb in het debat al uiteengezet dat wij een aantal criteria heel strikt zullen handhaven, in de eerste plaats betreffende de harddrugs en de jongeren, maar ook de 5 gram. Het signaal dat dit handhavingscapaciteit kost, is tijdens het debat al overgekomen en voor zover de heer d'Hondt met zijn interview nog zo'n signaal heeft willen uitzenden, is ook dat overgekomen.

Wij zijn verplichtingen ten opzichte van het buitenland aangegaan in het Schengen-akkoord; ook dat is aan de orde geweest. Wij hebben de verplichting op ons genomen, ervoor te zorgen dat het buitenland geen nadelige gevolgen ondervindt van ons drugsbeleid, en dat is al moeilijk genoeg. Wij moeten het drugstoerisme ontmoedigen en wat dat betreft vind ik het signaal van de heer d'Hondt een volstrekt verkeerd signaal.

Voorzitter! De afgelopen tijd, sinds het uitkomen van de drugsnota, is er een soort nationaal drugsdebat gevoerd. Iedereen heeft daaraan kunnen deelnemen. De drugsnota bevat een evenwichtig pakket, waarin de verschillende opties die een rol spelen, omstandig zijn bekeken en afgewogen. Iedereen is ook in de gelegenheid gesteld zijn geluid te laten horen, ook de korpsbeheerders en de VNG, die zich destijds heel wat genuanceerder hebben uitgelaten dan de heer d'Hondt nu doet. Als de stemmingen volgende week zijn geweest, is het volgens mij zaak dat wij met z'n allen eensgezind werken aan de uitvoering van het hier, in deze Kamer vastgestelde drugsbeleid. Dat is absoluut noodzakelijk, wil er iets van terechtkomen dat ook nog een positief effect heeft. Uiteraard is de steun van de korpsbeheerders daarbij nodig. Ik betreur het dan ook dat de heer d'Hondt deze uitspraken heeft gedaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Met respect, maar het antwoord van de minister vind ik noch overtuigend, noch concreet. Wat gebeurt er wanneer een korpsbeheerder met betrekking tot zijn gemeente geen prioriteit legt bij de handhaving van het 5-gramscriterium omdat hij vindt dat hij belangrijker zaken te doen heeft?

Een volgende vraag stel ik aan de VVD-fractie. De heer Korthals is voor handhaving van het 5-gramscriterium. Maar waarom vindt de VVD het geen enkel probleem dat de snelheid van 120 km/uur op de autowegen gehandhaafd blijft, ondanks het verzoek van GroenLinks om een verlaging tot 100 km/uur vanwege milieu-aspecten, veiligheid, enz? De VVD blijft bij haar standpunt omdat ze zegt dat handhaving van de verlaging van 120 naar 100 km/uur onmogelijk is.

Tot slot wil ik nog een vraag stellen aan de heer De Graaf. Steunt hij de mening van de korpsbeheerder d'Hondt en is hij daarom bereid om de PvdA-motie over handhaving van het bezit van 30 gram te steunen?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! De heer Rabbae vraagt aan mij wat er gebeurt als een korpsbeheerder zegt dat het 5-gramscriterium niet gehandhaafd wordt. Ik denk dat hij vraagt wat er gebeurt als een lokale burgemeester zich op dit standpunt stelt. Uiteindelijk wordt in het lokale driehoeksoverleg het beleid vastgesteld. Het OM zal de landelijke richtlijn inbrengen en zal vervolgens – maar het heeft het natuurlijk niet als enige voor het zeggen – een beleid daarop zetten. Wanneer de korpsbeheerder zegt dat het desondanks niet gebeurt, is er een probleem. Wij kunnen een lokale burgemeester niet dwingen een bepaald beleid te voeren. Dan houdt het op. Wij moeten dan wel met andere ogen kijken naar de drugsproblematiek in de desbetreffende gemeente.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Het verbaast mij dat deze vragen gesteld worden nadat wij verleden week hierover twee dagen lang gesproken hebben. Ik dacht dat de vragen zouden gaan over de uitlatingen van de heer d'Hondt en niet over de handhaving van het 5-grams- of 30-gramscriterium. In het debat zijn verschillende argumenten gehanteerd waarom men terug zou moeten van 30 naar 5 gram. Eén daarvan was het handhavingsargument, maar er is ook gesproken over de signaalwerking en het eigen gebruik. De heer Rabbae weet dat. Hij stelde nu een vraag over het verlagen van de snelheidsgrens van 120 naar 100 km/uur. De VVD heeft altijd gezegd dat je dit punt primair vanuit de verkeersveiligheid moet bekijken. Daarom hebben we gekozen voor 120 km/uur. Wel merk ik op dat die snelheid ook niet helemaal handhaafbaar is. Toch hebben we deze norm gesteld.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! De heer Rabbae stelde een vraag over de uitlatingen van de korpsbeheerder van de regio Gelderland-zuid, de heer d'Hondt. Dat geluid horen we vandaag niet voor de eerste keer, we hebben dit de afgelopen maanden al vele malen beluisterd. Wat dat betreft, meen ik dat de uitlatingen van de heer d'Hondt net zo genuanceerd zijn als die van het gehele beraad in de afgelopen maanden. De fractie van D66 heeft aangegeven dat zij de handhaafbaarheid van de norm van 5 gram een groot probleem vindt. Wij hebben daar ernstige twijfels over. Daarom hebben we zelf een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd deze norm nader te bezien en nu niet in te voeren. Als die motie niet door een meerderheid van de Kamer wordt gesteund, staat ons vervolgens te bezien of we met de motie van de PvdA meestemmen.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Wij hebben uitgebreid over de norm van 5 gram gesproken. Afgesproken is echter dat dit de verkoopnorm wordt. Tegelijkertijd wil het kabinet dat de gebruikersnorm 30 gram blijft. Ik vraag de minister of de uitlating van de heer d'Hondt nog tot een nadere meningsvorming over die gebruikersnorm heeft geleid, want dit is niet te handhaven.

Minister Sorgdrager:

In het debat hebben we ook de vraag besproken of de gebruikersnorm en de transactienorm gelijkgesteld moeten worden. Ik heb gezegd dat ik dit nog even wil aanzien. Een uitlating van de heer d'Hondt brengt me op dat punt niet tot andere gedachten.

De voorzitter:

Het vragenuur moet worden beëindigd. Het uur is om. De heer Van Oven zal moeten afwegen of hij zijn vragen volgende week mondeling dan wel heden schriftelijk stelt. Ik verzoek hem in ieder geval dit de griffie te laten weten.

Naar boven