Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Van Heemst aan de minister van Binnenlandse Zaken, over de invoering van een mogelijk nieuw politiewapen.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Vanochtend stonden in een aantal dagbladen berichten over de introductie van de peperspray bij de regiopolitie Rotterdam/Rijnmond. Ik dacht aanvankelijk dat het ging om een deodorant die was genoemd naar de burgemeester van die mooie stad, maar het bleek te gaan om een nieuw middel dat de politie zou kunnen inzetten en waarmee het gat tussen wapenstok en vuurwapen zou kunnen worden gedicht. Dat lijkt in een aantal opzichten winst, omdat de politie daarmee waarschijnlijk beter wordt toegerust om in bepaalde situaties adequaat te kunnen optreden. De discussie in de kranten laat echter zien dat er aan dat middel ook een aantal nadelen verbonden zijn. Ik noem het feit dat het drempelverlagend kan werken en dat het dus eerder wordt ingezet in situaties waarin dat normaal gesproken niet gebeurt en waarin het daarom agressieverhogend kan werken. Wellicht zijn ook aspecten van de volksgezondheid aan de orde.

Ik vraag de minister allereerst hoe ver de discussie over de introductie, de invoering van de peperspray bij de Nederlandse politie is gevorderd. Het gaat dus om de spuitbus met het natuurlijke gas erin.

In de tweede plaats vraag ik of inmiddels de voor- en nadelen van het middel zijn geïnventariseerd.

Als dat gebeurd is, wat zijn dan de eerste indruk en de bevindingen van de minister?

Ten vierde vraag ik of nog andere vormen van extra of aanvullende bewapening van de politie in discussie zijn om het gat tussen wapenstok en dienstpistool te dichten.

Weet de minister in welke landen hiermee ervaring is opgedaan? Is dat onderzocht en geëvalueerd?

In de zesde plaats vraag ik via welke formele procedure en stappen wordt beslist over eventuele invoering. Wil de minister de Kamer schriftelijk nader informeren over dit fenomeen?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Volgens mij is het òf pepper-spray òf pepernevelspuit. Peperspray vind ik een gek Nederlands woord.

Ik heb er vanmorgen via de kranten kennis van genomen. In het korps Rotterdam is hierover inderdaad enige gedachtenwisseling ontstaan. Ik begrijp de zorg van de heer Van Heemst. Op zoek naar een nieuw wapen voor de politie tussen de wapenstok en het pistool moet je er inderdaad voor oppassen dat datgene wat je kiest, drempelverlagend is. Het moet eerder het gebruik van het pistool kunnen verminderen. Dat zou het voordeel moeten zijn. De heer Van Heemst wees hierbij terecht op de volksgezondheidsaspecten.

Wat is de stand van zaken? Het geheel bevindt zich nog in een zeer embryonaal stadium. Voordat wij waartoe dan ook besluiten, moet er zicht zijn op de voor- en nadelen. Om die reden is er een onderzoeksvoorstel voor TNO in voorbereiding om de voor- en nadelen van dit wapen te toetsen. Ik wacht dat vanzelfsprekend af voordat wij besluiten nemen, laat staan dit wapen invoeren.

Ik kan nu geen mededelingen doen over andere specifieke wapens die onderzocht worden. Wij zijn er voortdurend op attent. In het algemeen wordt er naar mogelijkheden gekeken, maar op dit moment kan ik niet zeggen met welk specifiek wapen wij in welk stadium van onderzoek of invoering zijn.

Welke landen gebruiken het? In Engeland is er onderzoek naar gedaan, wat daar geleid heeft tot het niet invoeren ervan vanwege de medische risico's. In de Verenigde Staten is het wapen wel ingevoerd en wordt het door politiefunctionarissen gebruikt.

Hoe is de procedure? In dit geval komt het onderzoek vanuit Binnenlandse Zaken. Stel dat een korps dit wapen graag zou invoeren. Dat kan alleen maar door hiervoor toestemming te verkrijgen van beide politieministers. Men kan het dus niet op eigen houtje doen. Het moet natuurlijk ook passen in de wetgeving op het terrein van wapens en munitie. Ik kan overigens op dit moment niet overzien wat die wetgeving voor dit wapen betekent, maar daaraan zal het in ieder geval getoetst worden.

Zodra wij het resultaat van het onderzoek hebben, zal ik de Kamer inlichten. Ik zal dit voorzien van een voorlopig oordeel van onszelf erover of het een bruikbaar wapen is binnen de randvoorwaarden die wij stellen, dan wel de nadelen ervan groter zijn dan de voordelen.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Wat de minister van Binnenlandse Zaken heeft gezegd, is prima informatie. Ik wil nog wel graag van hem weten hoe het precies met de geweldsinstructie zit. Ik herinner mij uit het debat over de politiebegroting voor 1996 dat wij indringende vragen hierover gesteld hebben. Iedere keer weer komt de vraag naar voren wat politiemensen zich kunnen permitteren onder welke regels en hoe zij zelf beschermd zijn tegen strafmaatregelen. Wil de minister hierover nog iets zeggen of in ieder geval aankondigen wat wij te verwachten hebben in het kader van de geweldsinstructie?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! De heer Van der Heijden zegt terecht dat het er niet zozeer om gaat welk wapen het is, maar om de manier waarop politiefunctionarissen er gebruik van maken, de rechtspositionele aspecten. Ik zeg hem gaarne toe dat ik in antwoord op vragen uit het overleg de Kamer zal meedelen of er onzes inziens aanleiding is tot wijziging van de instructie dan wel of de instructie toereikend is.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Een van de nadelen van het gebruik van de pepper-spray kan zijn dat het door meer mensen gebruikt wordt, ook door mensen buiten de politie. Weet de minister of de pepper-spray op dit ogenblik al onder de Wapenwet valt?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik denk het niet, maar ik weet het niet zeker. Ik zal het nagaan en het u laten weten.

De voorzitter:

Op dit punt krijgen wij dus nog een schriftelijk antwoord van de minister.

Naar boven