Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. nota-overleg met stenografisch verslag op:

maandag 18 maart:

  • - van 11.15 uur tot 17.00 uur van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de aanstellingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koningin en over de wethouder-niet raadslid en de gedeputeerde-niet statenlid (21427, nr. 115).

Ik stel voor, vast te stellen dat voor zover het deze Kamer betreft instemming is verkregen met de ontwerp-besluiten Uitvoerend Comité Schengen toegezonden bij brief van 29 november 1995 (19326, nr. 130); onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voor zover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, de stukken 19326, nrs. 129, 130 en 131 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Erp.

De heer Van Erp (VVD):

Voorzitter! De vaste commissie voor Economische Zaken is gistermiddag door de minister van Economische Zaken in beslotenheid ingelicht over de besluitvorming van de raad van commissarissen van Daimler-Benz inzake Fokker. Inmiddels zijn wij allen op de hoogte van de tragische ontwikkelingen rondom dit bedrijf.

De commissie heeft de minister verzocht, de Kamer zo spoedig mogelijk door middel van een brief uitgebreid te informeren. De verwachting is dat deze brief uiterlijk morgenochtend de Kamer zal bereiken.

Voorzitter! Aan deze zaak zijn verstrekkende sociaal-economische en bestuurlijke aspecten verbonden. In dat licht acht de commissie een spoedig openbaar debat noodzakelijk. Daarom verzoek ik u namens de vaste commissie voor Economische Zaken nu al ruimte te reserveren op de agenda van de plenaire vergadering van morgenmiddag, zodat de Kamer zo snel mogelijk na ontvangst van de gevraagde brief met de minister over Fokker kan debatteren.

Ten slotte merk ik op dat de commissie voor dat debat denkt aan spreektijden van ongeveer tien minuten per fractie.

De voorzitter:

Ik stel voor, de brief zo spoedig mogelijk, wellicht morgen, aan de agenda toe te voegen. Daarmee zullen de fracties en de woordvoerders rekening moeten houden.

Over de spreektijden zal ik mij nader beraden. Ik vind dat wij vast moeten houden aan de regel dat bij spreektijden rond de tien minuten enige differentiatie plaatsvindt tussen groot en klein. Dat is een praktijk die hier al decennia wordt gevolgd en die wat mij betreft gevolgd moet blijven worden.

De heer Van Erp (VVD):

Wij wachten uw voorstellen in dezen af, voorzitter.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Wat het laatste punt betreft, hoop ik dat er ruimte zal blijven, vooral voor de kleinere fracties, om, gelet op het belang van de materie, deze zaak royaal aan de orde te kunnen stellen.

Mijn tweede punt is of u kunt aangeven welke consequenties dit debat zal hebben voor de rest van de agenda.

De voorzitter:

Wat het eerste punt aangaat, wijs ik op de gevestigde gewoonte. Klein heeft voor- en nadelen, groot ook. Daarbij komt nog dat bij iedere spreektijdtoedeling de kleinere fracties al relatief worden bevoordeeld. Daar kan ik mooie tabellen van laten zien. Ik vind dat wij daaraan vast moeten houden, omdat anders de verhoudingen in deze Kamer zoek zijn. Er is iedere keer wel een motief om ervan af te wijken. Ik zal geen voorstel doen, tenzij de Kamer anders besluit, op dit punt een jarenlange traditie af te breken.

Wat het tweede punt betreft, zou ik graag aan het verzoek van de heer Van Dijke gevolg willen geven. Mijn probleem is echter dat ik niet weet wanneer de brief van de minister van Economische Zaken bij de Kamer komt. Vandaar dat ik zoëven iets toevoegde. Stel dat de brief morgen komt, dan is de wens van de commissie dat wij morgenmiddag erover spreken, gelet op de urgentie en misschien ook op de wens van de minister om zo snel mogelijk helderheid in de Kamer te verkrijgen. Misschien zal dan het debat al morgen op enig moment plaatsvinden. De brief kan ook morgen op een dusdanig moment bij de Kamer komen, dat naar de donderdag moet worden uitgeweken en wij morgen gewoon de geplande agenda afwerken. Dat moeten wij afwachten.

Ik zeg de Kamer toe, dat ik zo gauw als de brief hier binnen is, zal laten weten hoe de gang der dingen zal zijn. Natuurlijk is het niet zo dat de brief binnenkomt en het debat na tien minuten begint. Er zal tijd zijn, niet alleen om de brief te lezen, maar ook om de nodige voorbereidingen voor het debat te treffen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA heeft diverse malen aan de minister van Verkeer en Waterstaat gevraagd of zij voldoende gelden heeft uitgetrokken voor de aanleg van de kades in Limburg, na de overstromingen in 1994 en 1995. "Ja", heeft de minister van Verkeer en Waterstaat gezegd.

Nu blijkt dat de kosten van de kades in Limburg, met name bij Roermond, toch hoger zijn dan aanvankelijk is gedacht. Het gaat hier naar onze mening absoluut niet om extra wensen, maar om de primaire bescherming van Roermond. Wij zouden graag een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat hebben, waarin zij uiteenzet hoe zij denkt dit probleem op te lossen.

De heer Van Rey (VVD):

Voorzitter! De voortvarendheid van het CDA is fantastisch, maar ik kan mij herinneren, dat het waterschap de plannen heeft aangeboden aan het provinciaal bestuur en dat daar even op wordt gewacht. Pas dan is er een taak voor de Kamer. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De minister heeft steeds gezegd: 155 mln. Alleen bij extra wensen zouden de kosten ten laste van de provincie of van het waterschap komen. Ik denk dat een discussie moet plaatsvinden over de vraag of het hier gaat om de primaire waterstaatszorg, zoals die is vastgelegd in de Deltawet grote rivieren. Ik neem aan dat ook de kades in Roermond daaronder vallen.

De heer Van Rey (VVD):

Prima, wij wachten af!

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Voor de agenda van de Kamer voor de week van 6, 7 en 8 februari hebt u het voorstel gedaan, de brief van de minister van Binnenlandse Zaken over het correctief wetgevingsreferendum, een van de uitgangspunten van de commissie-Deetman in haar rapportage aan de Kamer, te behandelen met de spreektijdverdeling die is afgedrukt. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft daar ernstig naar gekeken. De aanwezigen in de commissievergadering zijn unaniem tot de conclusie gekomen, dat wij eigenlijk zouden moeten uitgaan van het schema van 20, 15 en 10 minuten. Ik zou u namens de commissie willen verzoeken, voor de behandeling van de brief van de minister een andere verdeling van spreektijd toe te passen dan op de kameragenda is voorgesteld.

De voorzitter:

Ik moet de heer De Cloe erop wijzen, dat het voorstel de vorige week na de commissievergadering door mij is gedaan en door de Kamer is aanvaard.

De heer Mateman (CDA):

Nee!

De voorzitter:

Jawel! De vorige week donderdag, inclusief spreektijden. Misschien was het woensdag; daar wil ik van af wezen.

Mijn tweede opmerking is van formele aard. Ik heb begrepen dat een wetsvoorstel ter advisering bij de Raad van State ligt. Als ik zo kijk naar de procedures in de Kamer, is het niet gebruikelijk dat wanneer de behandeling en indiening van een wetsvoorstel al in die fase is, over het onderwerp zelf een debat wordt gevoerd. Meestal wordt het wetsvoorstel afgewacht. Desalniettemin kan ik mij indenken, dat men toch wil praten, maar dat kan toch geen behandeling zijn vooruitlopend op het wetsvoorstel.

Mijn derde punt is dat, als men een brief zo uitvoerig wil behandelen, men het instrument van het nota-overleg zou kunnen overwegen, omdat het wetsvoorstel in aantocht is. Tegen die achtergrond is het besluit van de Kamer de vorige week hier genomen. Dat betekent dat ik mij ten minste nader wil beraden. Het moet mij van het hart, dat de commissie naar mijn gevoel in dezen, in het totaal van de procedures, niet geheel ordelijk te werk is gegaan. Mijn voorkeur zou uitgaan naar nota-overleg, waar de brief heel uitvoerig kan worden behandeld, maar dat is iets anders dan een plenair debat, terwijl er straks een wetsvoorstel ligt. Misschien is het er dan al wel; dat weet ik niet.

De heer De Cloe (PvdA):

Ik laat in het midden of de commissie zorgvuldig gehandeld heeft. Ik doe in ieder geval namens de commissie het voorstel voor een andere spreektijdverdeling. Wij weten nog niet wanneer de wet in de Kamer wordt behandeld, maar voor die tijd wil de commissie met de minister uitvoerig over de inhoud van de brief van gedachten wisselen. Zij verzoekt u uitdrukkelijk om de regel niet zo strikt te hanteren dat er geen enkele ruimte bestaat om de agenda te veranderen. Alle partijen zouden iets meer spreektijd kunnen krijgen, zodat beter over de inhoud van het wetsvoorstel met de minister kan worden gesproken.

De voorzitter:

Ik begrijp uw redenering niet, maar ik zal me op uw verzoek beraden. Ik wijs u erop dat verleden week een besluit is genomen nadat de commissie haar standpunt had geformuleerd. U vraagt ook nog eens of de Kamer op haar standpunt wil terugkomen. Het gaat mij echter om de procedure. De behandeling van een wetsvoorstel geeft onbeperkte tijd, zoals u weet.

De heer De Cloe (PvdA):

Het is buitengewoon jammer dat u mijn redenering niet begrijpt. U hebt formeel gelijk met uw opmerking dat hier een voorstel is gedaan.

De voorzitter:

En is aanvaard!

De heer De Cloe (PvdA):

Dat is aanvaard, maar de kamercommissie doet het verzoek om het voorstel opnieuw te overwegen en tot een ander voorstel te komen.

De voorzitter:

Dat heb ik u toegezegd. Of dit tot een ander voorstel leidt, zult u morgen wel merken.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Op 10 januari jl. meldde het ANP dat het bedrijf Pharming, voorheen Gene Pharming, naast experimenten met de stier Herman nu ook een nieuwe foklijn heeft opgezet, waaruit inmiddels twee stieren en een koekalf, Ieke, zijn geboren. Deze dieren zouden een verbeterd genconstructie ingebouwd hebben gekregen voor het menselijk lactoferrine.

Verleden jaar heeft Pharming de verzorging en de huisvesting van Herman en zijn kinderen overgenomen van ID-DLO en op 12 april 1995 schreef minister Van Aartsen naar aanleiding van vragen van de heer Poppe en mij aan de Kamer dat een wetenschappelijk gedegen gezondheids- en welzijnsonderzoek een integraal onderdeel van het project vormt en dat dit gewaarborgd moet blijven. Pharming heeft inmiddels een nieuwe stap gezet in het onderzoek. Dit roept bij mijn fractie een aantal vragen op waarop wij graag zo spoedig mogelijk van de minister per brief een antwoord krijgen.

Is en wordt er bij de nieuwe foklijn ook onderzocht hoe het staat met het welzijn en de gezondheid van de betrokken dieren? Is dit nieuwe experiment ethisch getoetst en, zo neen, had dit niet moeten gebeuren? Of zal dit met terugwerkende kracht getoetst worden, zodra het Besluit biotechnologie van kracht wordt? Wanneer zal het Besluit biotechnologie gereed zijn, zodat onderzoeksinstellingen zich niet meer aan de ethische toets kunnen onttrekken?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Burg.

Mevrouw Van der Burg (PvdA):

Voorzitter! Afgelopen donderdag is een algemeen overleg gevoerd door de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het huurbeleid van dit jaar. Ik vraag u mede namens de VVD en D66 om het verslag van dit overleg zo spoedig mogelijk op de kameragenda te zetten, bij voorkeur deze week, omdat het van belang is dat verhuurders, zowel woningbouwcorporaties als particuliere verhuurders, zo snel mogelijk weten binnen welke marges zij de huren kunnen vaststellen.

De heer Esselink (CDA):

Dit is een prima voorstel, wij sluiten ons graag aan bij dit verzoek.

De voorzitter:

Ik stel allereerst voor, dit punt op de agenda te plaatsen. Ik moet mevrouw Van der Burg er wel op wijzen dat ik niet zeker weet of dat deze week zal lukken. Verleden week hadden wij veel tijd, maar deze week niet door het spoeddebat over Fokker en de behandeling van het wetsvoorstel rondom Rotterdam in verband met de vorming van een stadsprovincie. Tevens is er nog een wetsvoorstel dat in de sfeer van de volkshuisvesting ligt, aan de orde. Ik vrees dat dit onder grote tijdsdruk komt te staan en het is maar de vraag of het kan worden behandeld. Wij kunnen de agenda niet tot in het oneindige oprekken.

Mevrouw Van der Burg (PvdA):

Ik verzoek u alles in het werk te stellen om het deze week wèl mogelijk te maken.

De voorzitter:

Ik vrees met grote vreze, maar wij doen ons best. Wie weet lukt het nog.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Wat mevrouw Van der Burg heeft gezegd, steun ik uiteraard. Tevens wijs ik nogmaals op het belang van het deze week behandelen van het wetsvoorstel Procesvereisten, want dat is echt wezenlijk om überhaupt tot onderhandelingen over de huren te kunnen komen.

De voorzitter:

Ik begrijp het allemaal zeer wel. Ik hoop dat het lukt. De Kamer is baas over haar eigen agenda, zij het dat de vergadertijden nu precies vastliggen, anders dan vóór het kerstreces. Als er een agendapunt wordt toegevoegd, gaat er soms een ander punt af.

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! In NRC Handelsblad van afgelopen donderdag konden wij lezen, dat op dit moment in Servische kampen veel vluchtelingen, met name uit Zepa en Srebrenica, verblijven. Het zijn kampen die volgens hulpverleners kunnen ontaarden in dodenakkers. Uit het kranteartikel bleek ook dat de UNHCR gevraagd heeft om opname van deze vluchtelingen en dat met uitzondering van Ierland de Europese landen dit verzoek hebben afgewezen. Zij deden dit onder verwijzing naar het thans geldende Dayton-akkoord. Voor mijn fractie is dat onbegrijpelijk.

Ik vraag de regering dan ook, op de kortst mogelijke termijn een brief aan de Kamer te zenden waarin ingegaan wordt op het concrete verzoek van de UNHCR en waarin de vraag wordt beantwoord wat het Europese beleid in dezen is en wat het directe Nederlandse beleid is. In de brief moet vooral ook worden aangegeven waarom er geen gehoor gegeven is aan het verzoek om een aantal mensen op te nemen. Wij zien deze brief graag met spoed tegemoet, want als het antwoord echt helemaal negatief is, zal ik ondanks de volle agenda toch vragen of de brief nog op de agenda van de Kamer geplaatst kan worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven