Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Justitie:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 28 oktober 1987 (Stb. 484), houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (24208);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling en invoering van afdeling 7.1.12 (huurkoop onroerende zaken) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (24212);

b. de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het wetsvoorstel Privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP) (24205).

Op verzoek van de fracties van het CDA en de PvdA stel ik voor, de stemmingen over de moties prioriteitennota landbouw te verplaatsen naar donderdag.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van deze week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie) (24221);

hierbij zijn tevens aan de orde:

  • - de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over ontslagbescherming van gedeeltelijk arbeidsongeschikten (22977, nr. 7);

  • - de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het arbeidsongeschiktheidscriterium (22187, nr. 32).

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Graag zou ik over dit laatste voorstel het volgende willen opmerken. De fractie van GroenLinks heeft de grootst mogelijke moeite om aanstaande donderdag het wetsvoorstel met betrekking tot reïntegratie plenair in deze zaal te behandelen. De problemen liggen er in dat wij het wetsvoorstel afgelopen donderdag hebben ontvangen, dat wij om twee uur een inbreng moeten leveren, dat wij morgen een reactie krijgen en dat wij het overmorgen gaan behandelen. Het is een onderwerp dat zo aangelegen is in het hele kader van de behandeling van de WAO, dat ik vind dat het eigenlijk voor de Kamer een soort minachting betekent van maatschappelijke organisaties die dit proces zouden willen beïnvloeden. Voorts vind ik dat het voor de Kamer, door het zo extreem snel te behandelen, zonder dat zij de zekerheid heeft dat de Eerste Kamer ook voor 1 juli de malus afschaft, een beetje een aanfluiting is.

Ik wil die kritische opmerking op z'n minst hier gemaakt hebben en nog eens zien wat de reacties van collega's zijn. Ik vind dat je je als Kamer, gezien het belang van het onderwerp en gezien het feit dat de Kamer nauwelijks meer met organisaties kan spreken, feitelijk ongeloofwaardig maakt door het zo snel af te handelen.

De voorzitter:

Ik wil aan u meedelen dat ik gehandeld heb op gezag van de commissie, waarbij ik ter kennis wil brengen dat ik het bezwaar dat u formuleert, zelf, voordat ik het wetsvoorstel kende, al aan de voorzitter van de commissie had gemeld, maar desalniettemin achtte de commissie het, zo is mij gebleken, verantwoord om aldus te handelen. Ik heb begrepen dat dit – dat was althans mijn indruk – in unanimiteit het geval was. Op zo'n moment treed je terug in je bezwaren als kamervoorzitter.

Wenst iemand naar aanleiding van het impliciete verzoek van de heer Rosenmöller – daar komt het immers op neer – om een ander moment van behandeling te vinden, het woord? Als dat niet het geval is, blijft het voorstel uiteraard zoals het is.

Mij blijkt dat niemand het woord wenst. Welnu, dan hebben wij, zo moet ik vaststellen, van uw opmerking kennis genomen, mijnheer Rosenmöller, en stel ik de Kamer voor, conform mijn voorstel van zoëven te handelen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel de Kamer nog mede, dat in verband met de afwezigheid van alle betrokken ministers de vragen van de heer De Hoop Scheffer nu niet kunnen worden gesteld. Dit betekent dat dàt deel van het vragenuur verplaatst zal worden naar donderdag, na de stemmingen. Ik verwacht dat donderdag de stemmingen na de avondpauze zullen plaatsvinden; daarna zullen de mondelinge vragen plaatsvinden. Het betreft, begrijp ik, vragen van de heer Heerma, maar dat maakt voor wat betreft de verplaatsing op de agenda geen verschil uit.

Het woord is aan mevrouw De Koning.

Mevrouw De Koning (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 zou graag, mede namens de Partij van de Arbeid, een brief vragen aan staatssecretaris Gmelich Meijling, waarin hij een nadere toelichting geeft op de brief die wij recent mochten ontvangen. In deze laatstgenoemde brief kondigt de staatssecretaris aan ten snelste investeringen in Soesterberg te willen plegen ten behoeve van transporthelikopters. Naar ons oordeel staat dit enigszins haaks op de afspraken die tot nu toe gemaakt zijn.

Daarenboven hebben wij begrepen dat de staatssecretaris ook bericht heeft gestuurd aan het provinciale bestuur van Drenthe, waarin hij schrijft dat het Kniphorstbos opnieuw oefenterrein zal worden.

Het is heel wel mogelijk dat de staatssecretaris daar goede argumenten voor heeft, maar in dat geval zouden wij ze graag horen. En als hij die goede argumenten niet heeft, zouden wij het natuurlijk bijzonder waarderen als hij zich zou houden aan de planning en de afspraken die gemaakt zijn in verband met het structuurschema Militaire oefenterreinen en de uitplaatsingsstudie, waarover de Kamer in het geheel nog niet gehoord is. Dan kunnen wij over dat onderwerp spreken als de tijd daarvoor rijp is. Want zo hebben wij het afgesproken.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het verzoek van de fracties van D66 en de PvdA graag ondersteunen en ook nog iets verder preciseren. De Kamer moet nog uitvoerig spreken over het structuurschema Militaire oefenterreinen en een en ander gaat gewoon door. Wij willen daarom het verzoek ondersteunen met die bepaling dat ik hoop dat een brief hierover van de staatssecretaris nog deze week, uiterlijk begin volgende week bij de Kamer binnen kan zijn, in ieder geval voor het reces, zodat wij het eventueel nog kunnen behandelen.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Wij ondersteunen ook graag het verzoek van D66 en de PvdA.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Graag wil ik de Kamer toestemming vragen om deze week de ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te interpelleren over de toelating van bestrijdingsmiddelen. Van alle kanten bereiken ons verontrustende berichten, vanuit milieu-organisaties, waterschappen, waterleidingbedrijven en ook van ambtenaren, die ons meedelen dat het volstrekt niet goed gaat met de toch heel noodzakelijke sanering ter zake van bestrijdingsmiddelen. Ons is ter ore gekomen dat een belangrijk knelpunt de werkwijze van het College toelating bestrijdingsmiddelen is, dat, althans zo lijkt het ons, de regelgeving niet juist uitvoert. Een duidelijk voorbeeld is de toelating van het middel Bentrasin.

Nog een ander probleem is de manier waarop de overgangsregeling voor de verlenging van toelating van bestaande middelen door dit college wordt toegepast. Wij signaleren in ieder geval het probleem dat dit naar ons inzicht niet gebeurt volgens de wet die nu is opgesteld en ook niet volgens de eisen die zijn vastgelegd in het Bestrijdingsmiddelenbesluit.

In ieder geval zouden wij zeer graag op korte termijn hierover met de ministers willen spreken, omdat het wat ons betreft van groot belang is dat de sanering van deze markt, van dit type middelen, wordt voortgezet zoals de bedoeling is.

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! Op zichzelf is het een goede regel om geen bezwaar aan te tekenen tegen een verzoek om een interpellatie te mogen houden. Maar ik wil toch wel inhoudelijk zeggen dat het de fractie van D66 ontgaat waarom dit onderwerp op deze manier zou moeten worden besproken. Het Meerjarenplan gewasbescherming is in uitvoering. Daarover kunnen wij uiteraard een tussentijdse discussie hebben, maar dan eerder, lijkt mij, in de vorm van een algemeen overleg dan in de vorm van een interpellatie.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie wil niet op voorhand bezwaar aantekenen tegen een verzoek om een interpellatie te houden. Maar om dat te doen op basis van een aantal geruchten en kranteberichten, vinden wij iets te smal. Wij zouden mevrouw Vos willen vragen om in overweging te nemen aan de bewindslieden eerst een notitie te vragen en dan alsnog te besluiten of een interpellatie of een algemeen overleg gewenst is.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Een beetje een vergelijkbaar geluid. Ik begrijp de zorg van mevrouw Vos wel en ik deel die ook. Ik vraag mij echter af of het middel van interpellatie voor een zo technisch probleem wel het juiste middel is. Ik zou dan ook willen suggereren om op heel korte termijn een brief te vragen, deze week dus. Dan kunnen wij nog volgende week bezien wat wij met die brief doen: in een algemeen overleg behandelen of plenair aan de orde stellen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil uiteraard ingaan op signalen die ik van de collega's hoor. De reden om dit aan de orde te stellen, is voor de fractie van GroenLinks gelegen in de signalen uit kranten en diverse andere bronnen dat het met de uitvoering van het meerjarenplan en de uitvoering van de wet gewoon niet goed gaat. Wij menen dat het van belang is om nog voor het zomerreces hierover in de Kamer met de minister te spreken. In ieder geval wil de fractie van GroenLinks het signaal afgeven dat het toezicht dat op deze uitvoering gehouden moet worden, strakker zou moeten. Wij moeten er wel degelijk vertrouwen in kunnen hebben dat de uitvoering van de gestelde regels op een goede manier plaatsvindt. Dat vertrouwen heb ik nu niet. Dàt wil ik in het interpellatiedebat aan de orde stellen. Ik vind dat van een zodanig spoedeisend karakter dat ik aan mijn voorstel wil vasthouden.

De heer Blauw (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De VVD-fractie is niet overtuigd van de noodzaak de interpellatie deze week te houden. Wij kunnen best meegaan met het voorstel om de interpellatie volgende week te houden. Dan moeten wij wel zo spoedig mogelijk een verslag of een brief van beide bewindslieden hebben, zodat wij een ordentelijk debat kunnen hebben.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil de VVD-fractie natuurlijk wel tegemoetkomen. Het is voor mijn fractie van groot belang dat de interpellatie op korte termijn wordt gehouden. Als de heer Blauw een brief wil voordat hij in de Kamer een debat voert met de ministers, kan ik mij daarin vinden.

De voorzitter:

Dit betekent dat u bij uw interpellatie blijft, maar daarover nu geen beslissing vraagt?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dit betekent dat wij een brief vragen aan de minister.

De voorzitter:

Precies! Derhalve stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister. Van de andere opmerkingen hebben wij kennis genomen. Wij merken in de plenaire vergadering wel op welke manier dat tot een debat zal leiden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dan vraag ik nog wel uw toestemming om een aantal gerichte vragen te stellen, vragen die wij ook in de interpellatie aan de orde hadden willen stellen. De minister kan er dan in haar brief op ingaan. Dat lijkt mij zinvol voor het debat van volgende week.

De voorzitter:

In beginsel moet iedereen daartoe de gelegenheid krijgen. Maar is het dan niet praktischer dat vanmiddag de vaste kamercommissie bijeenkomt, zodat de vragen netjes kunnen worden geformuleerd en kunnen worden doorgeleid naar de minister?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Akkoord.

De voorzitter:

Ik stel derhalve nogmaals voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister. De commissie zal vanmiddag in een spoedvergadering bijeenkomen om de vragen op te stellen, welke vervolgens naar de minister zullen worden gezonden. Volgende week merken wij wel of dit tot een debat leidt en, zo ja, op welke manier dat gebeurt.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Het lijkt mij goed dat er duidelijkheid komt over de vraag welke minister in het geding is. Mevrouw Vos sprak eerst over de minister van Landbouw. Daarna sprak zij over "de ministers". Er zijn vier ministeries betrokken bij de gewasbeschermingsmiddelen. Dan zouden er vier ministers geïnterpelleerd moeten worden.

De voorzitter:

Maakt u zich geen zorgen. Dat houden wij in de gaten. Het ging allereerst om de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb de ministers van LNV en van VROM genoemd. Ik zou deze beide ministers graag interpelleren.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Blijkens persberichten is er een akkoord bereikt tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de ambtenarenbonden waar het gaat om de CAO voor de sector Rijk. Als het kabinet een standpunt heeft ingenomen, zouden wij graag geïnformeerd worden over het bereikte akkoord. Daaraan wil ik de vragen koppelen, op welke wijze dit akkoord kan worden ingepast en wat de verhouding is met datgene wat over de arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren is overeengekomen in het regeerakkoord.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven